Brief regering : Fonds voor klokkenluiders en appreciatie van de aangepaste amendementen van het lid Omtzigt op het wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn (Kamerstuk 35851, nrs. 44 tot en met 47)
35 851 Wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen
Nr. 48
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2022
In deze brief sta ik stil bij de wens van uw Kamer voor een fonds voor klokkenluiders
en geef ik mijn appreciatie van de aangepaste amendementen van het lid Omtzigt op
het wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn (Kamerstuk 35 851, nrs. 44 t/m 47).
Tijdens de plenaire behandeling van het voorliggende wetsvoorstel donderdag 8 december
jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 33, Wijziging van de Wet thuis voor klokkenluiders
en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1973 van het Europees
Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU2019, L 305) en enige andere wijzigen
(Kamerstuk 35 851)) is uitgebreid gesproken over de ondersteuning van klokkenluiders en met name over
de instelling van een fonds. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik samen met uw Kamer
de ondersteuning van klokkenluiders van groot belang vind. Goede en laagdrempelige
ondersteuning van klokkenluiders draagt bij aan het oplossen van misstanden. Als een
potentiële melder weet dat er ondersteuning voor hem beschikbaar is als hij een vermoeden
van een misstand heeft, dan is hij sneller bereid om een melding te doen. Een klokkenluider
meldt iets in het maatschappelijk belang, een klokkenluider mag er daarom niet alleen
voor staan.
Door de leden Leijten en Bushoff en Omtzigt zijn over de instelling van een fonds
twee amendementen ingediend.1 Ik heb in het debat aangegeven dat ik de ondersteuning van klokkenluiders erg belangrijk
vind en daarom ook niet negatief sta tegenover een fonds. Deze amendementen heb ik
echter tijdens de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel ontraden. Een belangrijke
overweging daarvoor is dat het fonds in de amendementen naar mijn mening verdere juridische
uitwerking vergen. Die ontbrekende uitwerking is te fundamenteel om later bij algemene
maatregel van bestuur te regelen. Daarom heb ik aangegeven dat ik het nog te vroeg
vind om een fonds nu bij wet in te stellen.
Daarmee bedoel ik niet dat ik wil wachten voordat klokkenluiders ondersteund gaan
worden. Integendeel, op dit moment al is er ondersteuning voor klokkenluiders beschikbaar.
Dat gebeurt door middel van de pilots. De eerste pilot heeft betrekking op de sector
Rijk, waar ik werkgeversverantwoordelijkheid voor draag. Daarnaast is er een pilot
psychosociale ondersteuning gestart bij Stichting Slachtofferhulp Nederland met ingang
van 1 september jongstleden. Deze pilot is toegankelijk voor alle klokkenluiders na
doorverwijzing door de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders. Tot slot
lopen er op dit moment verkennende gesprekken met de Raad voor rechtsbijstand over
een pilot juridische ondersteuning voor alle klokkenluiders die na definitieve besluitvorming
in het voorjaar van 2023 kan starten. De ondersteuning die ik met deze pilots bied
via Slachtofferhulp Nederland of binnenkort wil gaan bieden via de Raad voor rechtsbijstand,
is bedoeld voor iedere klokkenluider in Nederland. Met uitzondering van de eerstgenoemde
pilot bij de sector Rijk zijn er geen specifieke groepen geselecteerd: de toegang
is dus algemeen en verloopt via het Huis voor klokkenluiders. De financiering gaat
voorlopig via mijn begroting. De term pilot hanteer ik om aan te geven dat het nog
een leertraject is dat ik wil voortzetten. Op dit moment zijn er nog onvoldoende gegevens
voorhanden om definitieve keuzes te maken voor de inrichting van een fonds voor juridische
en psychosociale ondersteuning van klokkenluiders. Dat geldt ook voor een uitwerking
die tegemoetkomt aan de bedoeling van bovengenoemde amendementen. Een belangrijke
randvoorwaarde is dat de ondersteuning van klokkenluiders op een wijze gebeurt die
recht doet aan de doelstellingen van de amendementen, te weten een effectieve en uitvoerbare
juridische en psychosociale ondersteuning van klokkenluiders, waarmee ook een maatschappelijke
meerwaarde wordt geleverd die ik ondersteun. Ook wil ik bij de uitwerking nagaan hoe
de financiering het beste kan worden geregeld. Het gaat mij ook om een voorziening
die uitvoerbaar en daadwerkelijk effectief is en ook de juiste mensen tijdig van de
juiste hulp voorziet. De voorbereiding daarvan kost helaas tijd. Hierbij zijn de ervaringen
met de pilots van belang maar ook de hulp die bestaande instellingen kunnen bieden
en de kennis die we kunnen ontlenen aan ervaringen in andere landen. Ik zal uw Kamer
begin 2023 informeren over mijn plan van aanpak om tot een voorstel voor een fonds
te komen.
De leden Inge van Dijk en Dekker-Abdulaziz hebben met hun motie de regering verzocht
om vooruitlopend op de instelling van een fonds ter ondersteuning van klokkenluiders
en melders, te werken aan en voorstellen te doen voor hoe de financiering van het
fonds eruit komt te zien, waarbij eventuele sancties, verplichte bijdragen en vrijwillige
bijdragen tot de mogelijkheden behoren, en de Kamer hier voor de zomer van 2023 over
te informeren.2 Deze motie benoemt relevante vraagstukken die nader uitgewerkt moeten worden voordat
een fonds kan worden ingesteld. Ik zal hier enkele vraagstukken noemen om uw Kamer
een beeld te geven van op welke punten nader onderzoek nodig is. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan de mogelijke rechtsvormen van een fonds. Een belangrijk vraagstuk is of een fonds
openbaar gezag uitoefent. Bij de optie van een instelling van een zelfstandig bestuursorgaan
(zbo), zal moeten worden gekeken naar de opties die er zijn met betrekking tot een
publiekrechtelijke of privaatrechtelijke zbo. Bij een publiekrechtelijke zbo is dan
nog de keuze of het zbo deel moet uitmaken van de Staat of dat het zbo eigen rechtspersoonlijkheid
moet krijgen. Hierbij wil ik ook nog wijzen op het kabinetsbeleid dat aansluiting
bij een al bestaande zbo de voorkeur heeft. Een ander punt dat onderzocht moet worden
is hoe de wijze van het benoemen van het bestuur van een fonds moet plaatsvinden.
Ook daar zijn verschillende opties denkbaar. Naast deze opties, wil ik ook kijken
of het verstrekken van een subsidie aan een stichting een mogelijkheid is. Dan is
er nog het vraagstuk van de onafhankelijkheid van het fonds. Dat betreft niet alleen
de onafhankelijkheid ten opzichte van het ministerie, maar bijvoorbeeld ook ten opzichte
van het Huis voor klokkenluiders. De heer Van Zutphen heeft (vanwege zijn expertise
in zijn hoedanigheid van Nationale ombudsman) in zijn advies over het functioneren
van het Huis eerder opgemerkt de ondersteuning van de klokkenluider niet onder te
brengen bij het Huis voor klokkenluiders omdat het Huis moet voorkomen dat de schijn
van partijdigheid wordt gewekt bij het doen van onderzoek.3 Een ander belangrijk punt dat nadere uitwerking behoeft, is de wijze waarop het fonds
wordt gefinancierd. Ook daar zullen de opties met betrekking tot de publiekrechtelijke
of privaatrechtelijke financiering nader onderzocht moeten worden. Ook zal gekeken
moeten worden naar de criteria voor de toekenning en de vorm waarin ondersteuning
wordt toegekend, in natura of in geld. Deze opsomming van vraagstukken is bij lange
na nog niet compleet, er zijn ook nog vele uitvoeringstechnische vraagstukken op te
lossen. Het verkennen van deze opties vergt ook overleg met andere ministeries en
andere partijen.
De Kamer in het debat gehoord hebbende over een fonds voor klokkenluiders, kan ik
uw Kamer toezeggen dat ik mij ga inzetten voor de realisatie van een fonds dat ziet
op de juridische en psychosociale ondersteuning van klokkenluiders. Daarbij zal ik
ook op zoek gaan naar de financiële middelen om dit fonds mogelijk te maken. In het
volgende wetsvoorstel naar aanleiding van de evaluatie, waarvan mijn streven is om
dit in het najaar van 2023 in consultatie te brengen, zal ik uw Kamer een concreet
voorstel doen voor de instelling van een fonds voor de juridische en psychosociale
ondersteuning van klokkenluiders en de daarbij behorende randvoorwaarden. Voor de
zomer van 2023 zal ik uw Kamer informeren over de resultaten van het onderzoek naar
de verschillende opties bij de instelling van een fonds en welke keuzes daarbij de
voorkeur genieten (de rechtsvorm, de wijze van financiering en de criteria voor de
toekenning van een uitkering).
Tot slot geef ik u mijn appreciatie van de door het lid Omtzigt op 14 december 2022
ingediende amendementen.
Het amendement van het lid Omtzigt (Kamerstuk 35 851, nr. 44) (ter vervanging van nr. 26) gaat over een aantal toevoegingen in verschillende artikelen,
waarbij er sprake van is dat de Tweede Kamer gaat over het benoemen van bestuursleden.
Eerder is bij het initiatiefwetsvoorstel voor het Huis voor Klokkenluiders er bewust
voor gekozen om dit bij koninklijk besluit te regelen, om op die manier te waarborgen
dat het niet de Minister is, maar de Koning. In 2021 is een nadere verkenning uitgevoerd
naar zelfstandige bestuursorganen en de benoemingsprocedures en naar de precieze werking
hiervan. Naar aanleiding hiervan is gebleken dat er geen aanleiding was om hier wijzigingen
in aan te brengen. Met de bepaling over het koninklijk besluit heeft de Kamer natuurlijk
al een afstand georganiseerd. Ik zou het amendement dus eigenlijk willen ontraden,
omdat een en ander in die zin al op afstand van mij is gezet.
Het amendement van het lid Omtzigt (Kamerstuk 35 851, nr. 45) (ter vervanging van nr. 30) gaat over de verruiming van de definitie van «betrokkenen».
Ik heb eerder toegezegd in mijn brief van 29 juni jl. (Kamerstukken 35 851, 33 258 en 36 079, nr. 11) dat ik eerst onderzoek ga doen naar de noodzaak en de mogelijke reikwijdte van deze
vorm van bescherming. Ik zal de uitkomst daarvan betrekken bij het volgende wetsvoorstel.
Dat is ook de reden waarom ik dit amendement in deze fase ontraad, maar ik ga er wel
verder mee aan de slag.
Het amendement van het lid Omtzigt (Kamerstuk 35 851, nr. 46) (ter vervanging van nr. 26) met de verplichting voor het Huis tot het vaststellen
van een interne meldprocedure, waarop de artikelen 2 tot en met 2b van overeenkomstige
toepassing zijn, verankert wettelijk hetgeen al praktijk is. Het Huis heeft immers
al een interne meldprocedure vastgesteld voor het melden van vermoedens van misstanden
binnen de eigen organisatie, hoewel het Huis hiertoe nu niet verplicht is omdat het
minder dan vijftig werknemers heeft. Ik steun daarom het amendement en laat het oordeel
daarvan aan uw Kamer.
Ditzelfde geldt voor het amendement van het lid Omtzigt (Kamerstuk 35 851, nr. 47) (ter vervanging van nr. 30) om de definitie van «degene die een melder bijstaat»
uit te breiden met rechtspersonen die een melder bijstaan. Door deze uitbreiding wordt
bewerkstelligd dat ook rechtspersonen die een melder bijstaan recht hebben op bescherming
tegen benadeling. Ook dat amendement steun ik en laat het oordeel daarvan aan uw Kamer.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties