Brief regering : Beleidsreactie op het rapport Naar een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld? Voor- en tegenargumenten
28 345 Aanpak huiselijk geweld
Nr. 260 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2022
In deze brief geven wij onze beleidsreactie op het onderzoeksrapport Naar een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld? Voor- en tegenargumenten van de Open Universiteit en de Avans Hogeschool. Dit rapport hebben wij op 3 juni
jl. aangeboden aan uw Kamer.1 In deze brief geven wij eerst de onderzoeksvragen en de voornaamste bevindingen van
de onderzoekers weer. Vervolgens reflecteren we op de bevindingen en beschrijven we
hoe het kabinet de (strafrechtelijke) aanpak van psychisch geweld zal versterken,
waarbij we tevens reageren op de aanbevelingen van de onderzoekers. Daarbij zal worden
toegelicht dat het kabinet de komende jaren inzet op versterking van de strafrechtelijke
aanpak van psychisch geweld. Het doel is het verbeteren van de bewijsvoering en het
bevorderen dat strafrechtelijke vervolging kan plaatsvinden. Een aparte strafbaarstelling
van psychisch geweld is daarvoor niet noodzakelijk. Het Wetboek van Strafrecht biedt
al voldoende mogelijkheden.
Onderzoeksvragen
Met de motie van de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul2, na eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3944) en hun ingediende Consultatienota over de aanpak van psychisch geweld en oriëntatie op een strafrechtelijke
bepaling tegen psychisch geweld, heeft uw Kamer de regering verzocht om een onafhankelijk onderzoek uit te laten
voeren dat in gaat op de volgende vragen:
1. In hoeverre vormen internationale afspraken, waaronder het Verdrag van Istanbul, aanleiding
om tot expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld over te gaan?
2. Wat zijn de voor- en nadelen van een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld?
3. In hoeverre kan een strafbaarstelling bijdragen aan een effectievere aanpak van psychisch
geweld?
4. Volstaan de huidige mogelijkheden in het Wetboek van Strafrecht al om tot vervolging
over te gaan bij ernstig psychisch geweld, in het bijzonder bij situaties waarin geen
sprake is van fysiek geweld?
5. Wat zijn in de praktijk beletselen om tot vervolging over te gaan, gegeven het feit
dat er bijzonder weinig jurisprudentie is aangaande psychisch geweld?
6. Wat zijn de gevolgen van psychisch geweld voor slachtoffers?
7. Is het wenselijk om in het Wetboek van Strafrecht naast «lichamelijk letsel» ook «psychisch
letsel» een plaats te geven?
De Open Universiteit en de Avans Hogeschool waren reeds op eigen initiatief gestart
met een onderzoek naar de vragen of een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld
kan worden gerechtvaardigd na weging van alle relevante criteria voor strafbaarstelling
en op welke manier dit slachtoffers al dan niet kan ondersteunen. Op ons verzoek zijn
de specifieke vragen uit bovengenoemde motie meegenomen in dit onderzoek. Daarnaast
heeft dit onderzoek zich op ons verzoek gericht op de vraag hoe ondersteunend bewijs
voor psychisch geweld beter in kaart kan worden gebracht ten behoeve van het strafrechtelijk
onderzoek.
Omdat in het rapport de onderzoeksvragen niet afzonderlijk worden beantwoord, hebben we de onderzoekers gevraagd dit voor de helderheid alsnog
te doen. In de bijlage bij deze brief treft u de beantwoording van de afzonderlijke
onderzoeksvragen aan.
Bevindingen
De onderzoekers constateren dat er geen eenduidige definitie van psychisch geweld
is. In het rapport wordt beschreven dat het onder andere kan bestaan uit belaging,
intimidatie, sociaal isoleren, vernedering, het beheersen en controleren van gedrag
en het beperken van de toegang tot financiële middelen, werk, onderwijs of medische
zorg. Psychisch geweld wordt geregeld onderscheiden van bijvoorbeeld fysiek of seksueel
geweld.3 De onderzoekers beschrijven dat geweld verschillende uitingsvormen en contexten kan
hebben en dat het altijd een psychologische uitwerking heeft op betrokkenen. Het geweld
kan eenzijdig plaatsvinden, waarbij de pleger het slachtoffer dwingt of controleert
(dwingende controle of intieme terreur worden in dit verband genoemd), maar het geweld
kan ook tweezijdig plaatsvinden, dus over en weer.
De hoofdvraag van het onderzoek is: kan een aparte strafbaarstelling van psychisch
geweld worden gerechtvaardigd na weging van alle relevante criteria voor strafbaarstelling
en op welke manier kan dit slachtoffers al dan niet ondersteunen? Op basis van dit
verkennende onderzoek kan deze vraag volgens de onderzoekers niet met een eenvoudig
«ja» of «nee» worden beantwoord.
In het onderzoeksrapport worden verschillende argumenten voor een specifieke strafbaarstelling
genoemd (zie ook de bijlage bij deze brief). Zo kan aparte strafbaarstelling bijdragen
aan de normering en erkenning van psychisch geweld en aan betere bewustwording van
en meer kennis en kunde over psychisch geweld bij politie en hulpverlening. Een aparte
strafbaarstelling kan daarmee een belangrijke rol spelen in het verkrijgen van betere
hulp en bescherming. Ook kan een strafbaarstelling positieve invloed hebben op de
aangiftebereidheid. Daarnaast kan een aparte strafbaarstelling worden ingezet als
stok achter de deur bij hulpverlening, waardoor binnen de hulpverlening de huidige
beperkingen van de vrijwilligheid van slachtoffers en daders om hulp te accepteren
minder spelen.
In het onderzoeksrapport worden ook argumenten naar voren gebracht die duiden op risico’s
van een aparte strafbaarstelling. In de eerste plaats is het de vraag of een aparte
strafbaarstelling een oplossing biedt voor de moeilijke bewijsbaarheid van psychisch
geweld. Hoewel dit volgens de onderzoekers op voorhand geen onoverkomelijke hindernis
hoeft te zijn, kan de bewijsvoering bij vermoedens van psychisch geweld complex zijn.
Bij de beleving van psychisch geweld kan een subjectieve component een rol spelen,
zijn er niet altijd getuigen aanwezig (hetgeen ook kan gelden voor andere vormen van
geweld) en kan het causaal verband tussen geweld en psychisch letsel bij een slachtoffer
moeilijk aan te tonen zijn. Als verdere vervolging ondanks een aparte strafbaarstelling
vanwege bewijsproblemen uitblijft, dan zouden slachtoffers teleurgesteld kunnen raken
in de mogelijkheden van de wet, de politie en de rechterlijke macht. Het gevaar van
symboolwetgeving ligt dan op de loer.
Ook komt uit het rapport naar voren dat het de moeite waard wordt gevonden om beter
gebruik te maken van reeds bestaande mogelijkheden die de wet biedt. Uit de juridische
analyse komt verder het beeld naar voren dat een aparte strafbaarstelling niet noodzakelijk
is op grond van internationale verplichtingen, maar mogelijk wel gewenst om het onderliggende
rechtsgoed (belang) «bescherming van de geestelijke integriteit» te beschermen. Het
risico van overlap met bestaande strafbepalingen en met de inzet van het bestuurlijke
huisverbod is dan aanwezig en zou nader overdacht moeten worden.
In het rapport doen de onderzoekers een aantal aanbevelingen, deze komen aan de orde
in onderstaande beleidsreactie.
Beleidsreactie
Wij zijn de onderzoekers van de Avans Hogeschool en de Open Universiteit zeer erkentelijk
voor het uitvoeren van dit onderzoek. De onderzoekers hebben het vraagstuk rond strafbaarstelling
van psychisch geweld belicht vanuit verschillende perspectieven: een sociaalwetenschappelijk
perspectief, een juridisch perspectief en een perspectief van direct betrokkenen en
professionals. De onderzoekers hebben onder meer gesproken met ervaringsdeskundigen,
advocaten, hulpverleners, het Openbaar Ministerie (OM), de politie, het College voor
de Rechten van de Mens en de rechtspraak.
Uit eerder onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)
en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat vormen van psychisch geweld
in de privéomgeving vaak voorkomen in Nederland. In 2020 gaf ongeveer 8% van de Nederlandse
bevolking van 16 jaar en ouder aan in het voorgaande jaar een of meerdere keren gekleineerd
of vernederd te zijn door iemand uit de huiselijke kring, dus door een gezins- of
familielid of een (ex-)partner. Ongeveer 12% van hen (bijna 140 duizend personen)
gaf aan dat dit structureel (maandelijks, wekelijks of dagelijks) gebeurde. Bijna
5% van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder gaf aan in het voorgaande jaar
dwingende controle te hebben ervaren (ruim 680 duizend personen).4Dwingende controle is een vorm van huiselijk geweld waarbij één persoon de ander (de
partner of een ander gezins- of familielid) sterk domineert, sociaal controleert,
intimideert, bedreigt en/of diens zelfstandigheid wegneemt. Het slachtoffer kan daarbij
bepaalde vrijheden worden ontzegd door de ander, zoals het onderhouden van sociale
contacten of het hebben van eigen geld en zelf te bepalen waaraan dit uit te geven.
Ook kan de pleger dreigen zichzelf, het slachtoffer, of haar of zijn geliefden iets
aan te doen. Alle vormen van dwingende controle hebben een zich herhalend, structureel
karakter. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat 62% van de slachtoffers van dwingende
controle aangaven dat de ervaringen gevolgen voor hen hebben gehad. Dat is net zo
vaak als slachtoffers van expliciet fysiek seksueel geweld en vaker dan slachtoffers
van andere vormen van huiselijk geweld of seksuele intimidatie (tussen de 13% en 56%).
Deze gevolgen betreffen meestal psychische, relationele en familiaire problemen.
Ook aan de hand van getuigenissen van slachtoffers, op basis van ervaring van professionals
en op basis van wetenschappelijke literatuur is bekend dat psychisch geweld (waaronder
dwingende controle), al dan niet in combinatie met vormen van fysiek geweld, seksueel
geweld en/of verwaarlozing, een grote negatieve uitwerking kan hebben op slachtoffers
en hun directe omgeving. Gelet op de omvang en de gevolgen van psychisch geweld is
het wenselijk dat het strafrecht hiertegen adequaat kan worden ingezet.
Strafrechtelijke interventies dienen een volwaardig onderdeel te zijn van een breder
repertoire aan interventies in de aanpak van psychisch geweld. De inzet van het strafrecht
heeft als doel normstelling, het voorkomen dat de pleger opnieuw in de fout gaat,
de bescherming van de samenleving en vergelding. Strafrechtelijke sanctionering kan
ook een genoegdoening vormen voor het leed dat een slachtoffer wordt aangedaan. Deze
doelen van het strafrecht gelden onverkort voor de aanpak van psychisch geweld. Daarbij
is het van belang dat de inzet van het strafrecht, zo nodig in combinatie met andere
interventies, bijdraagt aan de veiligheid van de betrokken personen (doorbreken van
schadelijke gedragspatronen) en aan het herstel van het slachtoffer en de directe
sociale omgeving.5
Het kabinet zet de komende jaren in op versterking van de strafrechtelijke aanpak
van psychisch geweld binnen de mogelijkheden die het Wetboek van Strafrecht reeds
biedt, onder meer door deskundigheidsbevordering en het voortbouwen op de bestaande
vroegtijdige samenwerking tussen o.a. Veilig Thuis, politie, reclassering en OM. Het
doel is het verbeteren van de bewijsvoering en het bevorderen dat strafrechtelijke
vervolging kan plaatsvinden, zodat het strafrecht een volwaardige optie is in het
bredere scala aan interventies dat in geval van (een vermoeden van) psychisch geweld
kan worden ingezet om te werken aan veiligheid en herstel.
Gezien de reeds bestaande wettelijke mogelijkheden voor de strafrechtelijke aanpak
van psychisch geweld, ook voor situaties waarin dit niet gepaard gaat met fysiek geweld,
betwijfelt het kabinet de meerwaarde van een aparte strafbaarstelling van psychisch
geweld. De artikelen 284 (dwang), 285 (bedreiging), 285b (belaging) en 300 (mishandeling)
van het Wetboek van Strafrecht bieden (ten dele) rechtsgronden voor vervolging bij
ernstig psychisch geweld. Door juist in te zetten op de verbetering van de strafrechtelijke
aanpak, wordt naar verwachting bijgedragen aan de gewenste erkenning, normering en
aangiftebereidheid. Ook voor het vergroten van de kennis of bewustwording bij professionals
over de mogelijkheden die het strafrecht biedt in de aanpak van psychisch geweld is
een aparte strafbaarstelling niet noodzakelijk; scholing van professionals kan daartoe
eerder bijdragen. Een belangrijk knelpunt in de huidige aanpak is een goede bewijsvoering
van psychisch geweld. Dat probleem zal zich naar verwachting ook voordoen in het geval
van een aparte strafbaarstelling, zoals ook wordt beschreven in het onderzoeksrapport.
Om deze redenen geeft het kabinet de voorkeur aan versterking van de strafrechtelijke
aanpak van psychisch geweld op basis van het huidige wettelijke kader.
In het vervolg van deze brief gaan wij in op het bestaande strafrechtelijke instrumentarium
en de stappen die wij zetten voor versterking van de strafrechtelijke aanpak van psychisch
geweld. Het onderzoek biedt hiervoor verschillende handvatten. Omdat uitsluitend een
strafrechtelijke aanpak – zoals ook uit het onderzoek naar voren komt – meestal niet
volstaat om een onveilige situatie weer veilig te maken, gaan wij vervolgens in op
de stappen die wij zetten voor verbetering van de hulpverlening bij psychisch geweld.
Verbetering van de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld
Het Wetboek van Strafrecht kent verschillende strafbaarstellingen die strafrechtelijke
vervolging in geval van psychisch geweld mogelijk maken. Ten eerste kan worden gedacht
aan het misdrijf dwang (artikel 284 Sr). Strafbaar is degene die door (bedreiging
met) geweld of een andere feitelijkheid een ander dwingt iets te doen, niet te doen
of te dulden. In deze strafbaarstelling staat het feitelijke (dwingende) gedrag van
de pleger centraal. Deze strafbaarstelling heeft een breed toepassingsbereik en de
kern hiervan is gelegen in het waarborgen van de psychische en fysieke vrijheid van
mensen. Bij de dwangmiddelen kan het gaan om fysieke druk door geweld, maar ook om
psychische druk door bedreiging met geweld. Bij feitelijkheden gaat het om handelingen
die niet onder geweld of bedreiging vallen. Hierbij kan worden gedacht aan meer subtiele
vormen van psychische druk. Ook het misdrijf mishandeling (artikel 300 Sr) biedt aanknopingspunten
voor vervolging van psychisch geweld. Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke
benadeling van de gezondheid. In de lagere rechtspraak zijn verschillende voorbeelden
terug te vinden van gevallen waarin is geoordeeld dat het hierbij naast de fysieke
gezondheid ook om de psychische gezondheid kan gaan (voornamelijk met betrekking tot
mishandeling van kinderen). Zoals de onderzoekers constateren zou een uitspraak van
de Hoge Raad kunnen bijdragen aan juridische duidelijkheid op dit punt, ook ten aanzien
van volwassenen. Andere mogelijkheden voor strafrechtelijk optreden kunnen worden
gevonden in de delicten bedreiging (artikel 285 Sr) en stalking (artikel 285b).
Het is van belang dat kennis over psychisch geweld en over de mogelijkheden die het
strafrecht biedt, onderdeel is van het werkproces van o.a. de politie, de reclassering
en het OM in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze organisaties
onderschrijven dat deskundigheidsbevordering kan bijdragen aan het herkennen van psychisch
geweld en aan het verminderen van handelingsverlegenheid in de strafrechtelijke aanpak
ervan. Dit kan ten goede komen aan normering, aangiftebereidheid, vergelding en veiligheid.
Dergelijke bewustwording en deskundigheidsbevordering is niet afhankelijk van een
aparte strafbaarstelling. Doordat professionals de elementen en patronen van psychisch
geweld herkennen, kunnen zij het gesprek met de betrokkenen goed voeren en hen informeren
over een eventueel strafproces (waaronder de kans op vervolging). Ook kan herkenning
bevorderen dat de politie en het OM bij vermoedens van psychisch geweld vroegtijdig
de expertise benutten van Veilig Thuis en vice versa, waarbij voortgebouwd wordt op
bestaande samenwerkingsafspraken. Deskundigheidsbevordering kan eveneens bijdragen
aan de inzet van niet-strafrechtelijke interventies in gevallen van psychisch geweld,
zoals het tijdelijk huisverbod.
Om de inzet van het huidige strafrechtelijke instrumentarium bij psychisch geweld
te stimuleren, zal allereerst het OM de mogelijkheden die het strafrecht biedt periodiek
onder de aandacht brengen binnen de eigen organisatie, evenals richting de politie,
de reclassering en Veilig Thuis (onder meer in het kader van de samenwerking met deze
partijen bij ZSM-zaken). Daarnaast heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid
de opstellers van het rapport gevraagd om toegankelijk scholingsmateriaal te laten
ontwikkelen voor medewerkers van het OM, de politie, de Raad voor de Kinderbescherming,
de reclassering, Veilig Thuis en de vrouwenopvang. Dit materiaal is gericht op het
verbeteren van kennis over psychisch geweld en op verbetering van de signalering,
de dossiervorming en de bewijsvoering ten behoeve van strafrechtelijke vervolging
door het OM. Het is van belang dat dit scholingsmateriaal onderdeel wordt van de bestaande
trainingsmodules voor medewerkers over huiselijk geweld en kindermishandeling en dat
dit materiaal aansluit op de bestaande samenwerkingsafspraken tussen deze organisaties.6
Het vroegtijdig en adequaat documenteren van de elementen en patronen van psychisch
geweld kan een bijdrage leveren aan de bewijsvoering in strafzaken. Hierbij kan worden
gedacht aan dagboekaantekeningen, het uitlezen van de telefoon of het verzamelen van
digitaal bewijs van o.a. sociale media. In de aanpak van zedendelicten en stalking
wordt dergelijke informatie al door de politie verzameld. In het scholingsmateriaal
wordt uiteengezet welke informatie strafrechtelijk relevant kan zijn bij vermoedens
van psychisch geweld. Ook verkennen we met Veilig Thuis en de vrouwenopvang de wijze
waarop de ervaringen en informatie van betrokkenen en professionals gedocumenteerd
kunnen worden voor de politie en het OM om strafrechtelijke vervolging in geval van
psychisch geweld zo nodig mogelijk te maken. Tevens wordt de wenselijkheid en mogelijkheid
verkend tot (verbetering van) de inzet van (forensisch-) psychologische of psychiatrische
expertise bij verdenking van mishandeling ter bewijsvoering van de benadeling van
de gezondheid van het vermoedelijke slachtoffer.
Bovengenoemde intensivering van de inzet van het huidige strafrechtelijke instrumentarium,
de deskundigheidsbevordering en het verkennen van manieren om de bewijsvoering te
versterken zijn voorwaardelijke stappen die gezet moeten worden om het strafrecht
effectief te kunnen inzetten tegen psychisch geweld. Om de komende jaren te monitoren
wat de aard en omvang is van strafzaken met betrekking tot psychisch geweld (ten aanzien
van zowel kinderen als volwassenen), verkennen wij momenteel met het WODC de mogelijkheden
tot een longitudinaal (jurisprudentie)onderzoek.
Verbetering van de hulpverlening bij psychisch geweld
Zoals de onderzoekers constateren en zoals hierboven al vermeld is het van belang
dat de juiste hulp wordt georganiseerd bij psychisch geweld. Hiervoor is het nodig
dat psychisch geweld wordt gesignaleerd en dat er vervolgens iets met die signalen
wordt gedaan.7 De vertrouwensartsen en gedragsdeskundigen van Veilig Thuis kunnen hierbij een belangrijke
rol spelen. Zij kunnen advies bieden aan direct betrokkenen en burgers of professionals
zodat zij zelf actie kunnen ondernemen om de situatie veilig(er) te maken. Ook kan
Veilig Thuis na een melding van psychisch geweld zelf de nodige stappen zetten om
de situatie te verbeteren: onderzoek doen, veiligheidsvoorwaarden opstellen, een veiligheidsplan
maken, de juiste hulp organiseren in vrijwillig kader (bijvoorbeeld GGZ, maatschappelijke
ondersteuning en/of opvang) en zo nodig vroegtijdig schakelen met partnerorganisaties,
waaronder de politie, het OM, de reclassering of de Raad voor de Kinderbescherming.
Psychisch geweld wordt door Veilig Thuis onderscheiden als een specifieke vorm van
(ex-)partnergeweld, kindermishandeling en ouder(en)mishandeling.
Een bijzondere vorm van psychisch geweld is intieme terreur. Dit is een zware vorm
van dwingende controle waarbij ook daadwerkelijk sprake kan zijn van fysieke mishandeling
of seksueel geweld. Bij intieme terreur is sprake van een machtsverschil tussen partners,
waarbij één partner (meestal de man) dwang en controle uitoefent over zijn partner
door op stelselmatige wijze haar of zijn vrijheid te beperken en degene te isoleren,
vaak door het gebruik van ernstig geweld. In het onderzoek «Kwestie van lange adem»
van het Verwey-Jonker Instituut, komt naar voren dat (wederkerig) partnergeweld dat
uit onmacht of frustratie voortkomt, om een geheel andere aanpak vraagt dan partnergeweld
dat stelselmatig van de ene partner is gericht op de andere partner en bedoeld is
om te controleren, te manipuleren en te isoleren. De veiligheidsrisico’s bij intieme
terreur zijn bijzonder hoog. Dat vraagt om alertheid van professionals.
Naar aanleiding van het van het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut heeft het
programma Geweld hoort nergens thuis, in opdracht van de Staatssecretaris van VWS,
de Minister voor Rechtsbescherming en de VNG, aan de vrouwenopvang-organisaties gevraagd
een screeningsinstrument en een beschermingsarrangement te ontwikkelen voor deze vorm
van geweld. Het screeningsinstrument heeft tot doel plegers en slachtoffers van intieme
terreur te herkennen. Het beschermingsarrangement is gericht op een systemische aanpak
bestaande uit interventies in de huidige hulpverlening die bewezen of verondersteld
effectief zijn bij intieme terreur. Deze producten worden momenteel ontwikkeld en
middels pilots beproefd in de praktijk.
Reactie op de aanbevelingen
Ten slotte gaan we hieronder kort in op de aanbevelingen die de onderzoekers hebben
gedaan.
1. Doe verder onderzoek naar de gevolgen van psychisch geweld.
Wij verkennen de mogelijkheid om in 2023 een onderzoek uit te zetten dat in kaart
brengt wat de gevolgen kunnen zijn voor slachtoffers van psychisch geweld (ook in
relatie tot de gevolgen van fysiek en seksueel geweld). We willen in gesprek met relevante
ketenpartners over de vraag of en hoe dergelijk onderzoek kan bijdragen aan deskundigheidsbevordering
ten aanzien van psychisch geweld, de verbetering van de bewijsvoering in het strafproces
en de verbetering van de hulpverlening aan zowel slachtoffers als plegers.
De onderzoekers beschrijven in het rapport dat psychisch geweld onder andere kan bestaan
uit sociaal isoleren, wat ook een element kan zijn bij het uitsluiten van leden van
een gemeenschap. Naar verwachting kan eind dit jaar worden gestart met het WODC-onderzoek
naar uitsluiting van ex-leden door religieuze gemeenschappen. Met dit onderzoek hopen
we een beter beeld te krijgen van de aard en omvang van het fenomeen bij religieuze
gemeenschappen en zicht te krijgen op de gevolgen voor uitgeslotenen en betrokkenen.8
2. Doe internationaal rechtsvergelijkend onderzoek met betrekking tot aparte strafbaarstelling.
Zoals hierboven beschreven zal worden ingezet op verbetering van de strafrechtelijke
aanpak van psychisch geweld, niet op een aparte strafbaarstelling. Het laten uitvoeren
van een internationaal rechtsvergelijkend onderzoek met betrekking tot aparte strafbaarstelling
biedt hiervoor geen meerwaarde en zal dan ook niet in gang worden gezet.
3. Investeer in deskundigheidsbevordering van professionals.
4. Investeer in voorlichting en hulpverlening aan (potentiële) slachtoffers en hun omgeving.
5. Onderzoek welke mogelijkheden er zijn om in het kader van bewijsvoering gebruik te
maken van forensische deskundigheid ten behoeve van bewijsvoering.
Zoals hierboven beschreven zal dit worden gedaan
• door deskundigheidsbevordering door het OM en met het te ontwikkelen scholingsmateriaal
voor de betrokken organisaties ter stimulering van de strafrechtelijke aanpak,
• door het versterken van de bewijsvoering (door te verkennen op welke wijze relevante
informatie kan worden gedocumenteerd t.b.v. een strafzaak en door het verkennen van
de wenselijkheid en mogelijkheid tot (verbetering van) de inzet van (forensisch-)
psychologische of psychiatrische expertise ter bewijsvoering van de benadeling van
de gezondheid van het vermoedelijke slachtoffer),
• door (het verkennen van de mogelijkheid tot) wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen
van psychisch geweld voor slachtoffers (zie aanbeveling 1) en naar de aard en omvang
van strafzaken met betrekking tot psychisch geweld,
• en door ontwikkeling van een screeningsinstrument en een beschermingsarrangement voor
slachtoffers.
6. Leg aan de Hoge Raad voor of psychisch geweld onder artikel 300 van het Wetboek van
Strafrecht kan vallen.
Net als de onderzoekers vinden wij het van belang dat er juridische duidelijkheid
komt op dit vlak. De advocaat-generaal kan in voorkomende zaken besluiten in belang
der wet in cassatie te gaan. Deze overweging is aan de advocaat-generaal, het kabinet
heeft hierop geen invloed.
7. Denk in geval van aparte strafbaarstelling na over de verhouding tussen verschillende
delicten.
Er zal worden ingezet op verbetering van de strafrechtelijke aanpak van psychisch
geweld, niet op een aparte strafbaarstelling.
8. Onderzoek de mogelijkheden van het bestuursrechtelijke tijdelijk huisverbod bij psychisch
geweld.
Het tijdelijk huisverbod is een bestuursrechtelijk instrument. Deze interventie kan
op korte termijn, met inzet van de juiste hulpverlening, bijdragen aan de veiligheid
als er sprake is of dreiging is van huiselijk geweld of kindermishandeling, waaronder
psychisch geweld. De bovengenoemde inzet op deskundigheidsbevordering ten aanzien
van psychisch geweld binnen o.a. het OM, de politie en Veilig Thuis zal niet alleen
toegespitst zijn op de inzet van het strafrecht, maar ook op de inzet van de juiste
hulpverlening en het tijdelijk huisverbod. Daarnaast onderzoekt de Minister voor Rechtsbescherming
reeds met betrokken partijen of en hoe het tijdelijk huisverbod, als onderdeel van
het bredere pallet aan interventies, kan worden verbeterd.
Over de voortgang en uitkomsten van bovengenoemde acties zullen wij uw Kamer informeren
in de volgende voortgangsbrief over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
in de zomer van 2023.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Medeindiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport