Brief regering : Invulling Nationaal Programma Landelijk Gebied door provincies
34 682 Nationale Omgevingsvisie
35 334
Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 109
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij verzocht middels
een brief een overzicht te bieden van de voortgang en invulling van het Nationaal
Programma Landelijk Gebied (NPLG) door provincies, voorafgaand aan het rondetafelgesprek
«invulling NPLG door provincies» dat op 14 december 2022 plaats zal vinden. Ik geef
graag gehoor aan dat verzoek.
In deze brief ga ik in op 1) waar we (het Rijk) nu staan in de samenwerking met provincies
aan het NPLG en het opstellen van gebiedsprogramma’s; 2) wat er de komende maanden
gaat gebeuren en 3) hoe uw Kamer daarin wordt meegenomen.
1. Waar we nu staan
In de Kamerbrief van 25 november bent u geïnformeerd over de voortgang Nationaal Programma
Landelijk Gebied (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 105). Daarin is het proces om te komen tot gebiedsprogramma’s in hoofdlijnen beschreven.
Met de brief van 25 november zijn de uit te werken landelijke doelen en een eerste
concretisering van de structurerende keuzes meegegeven. In de komende periode worden
deze met provincies nader ingevuld, waarbij voor een aantal onderdelen ook de precieze
verdeling nog wordt bepaald, zoals voor een deel van de doelen voor natuur (concretisering
van areaal- en verbeteropgaven voor de Vogel- en Habitatrichtlijn) en klimaat (reductieopgave
broeikasgassen landbouw). Deze nadere uitwerking doen we nadrukkelijk met de provincies
samen.
In verschillende provincies worden al waardevolle stappen gemaakt in de gebiedsprocessen
om te komen tot integrale gebiedsprogramma’s voor juli volgend jaar. Het kabinet wil
de provincies hierin zo veel mogelijk faciliteren. De provincies hebben daarom een
ambtelijk ontwikkeldocument NPLG ontvangen. Dit technische document biedt de basis
voor wat de gebiedsprogramma’s op 1 juli 2023 moeten opleveren. De provincies hebben
drie ambtelijke documenten ontvangen. Het betreft een handreiking voor de gebiedsprogramma’s,
het document Spelregels Meerjarenprogramma Transitie Landelijk Gebied en het ambtelijk
ontwikkeldocument NPLG. Deze documenten zijn benoemd in de Kamerbrief «Voortgang Nationaal
Programma Landelijk Gebied» van 25 november en zijn gepubliceerd op www.aanpakstikstof.nl. Deze documenten schrijven geen definitieve keuzes voor en zijn niet bestuurlijk
vastgesteld. Wel is bij het opstellen ervan samengewerkt met provincies, gemeenten
en waterschappen. De documenten hebben als doel om provincies in deze fase van het
proces zo veel mogelijk te voorzien van input en richtlijnen om met de partners in
de gebieden aan de slag te kunnen en samen tot verdere invulling te komen. Hierna
zijn die documenten kort toegelicht:
1) Ambtelijk ontwikkeldocument NPLG: Dit document biedt de basis voor wat de gebiedsprogramma’s
op 1 juli 2023 moeten opleveren. Het geeft handvatten aan de provincies, gemeenten
en waterschappen om samen met sectoren integraal aan de verschillende opgaven natuur
(inclusief stikstof), water, klimaat te werken in de gebiedsprocessen.
2) Handreiking voor gebiedsprogramma’s: Deze bevat inspiratie en de minimale vereisten
voor de gebiedsprogramma’s. Het is een groeidocument dat komend jaar wordt doorontwikkeld.
3) Spelregels Meerjarenprogramma Transitie Landelijk Gebied: Deze geven inzicht in de
procesgang en de vereisten voor aanvragen voor financiële rijksbijdragen uit onder
meer het Transitiefonds.
Er worden ondertussen samen met provincies en andere partijen ook al stappen gezet.
Voorop staat dat er in veel gebieden al gebiedsprocessen lopen. Waar boeren, natuurorganisaties,
provincies, waterschappen en andere betrokkenen al samen hard bezig zijn met een andere
inrichting van hun werk- en leefomgeving.
In 2020 is met de structurele aanpak stikstof, waarvan het Programma Natuur deel uit
maakt, een belangrijke stap gezet. De stikstof en natuurmaatregelen van deze aanpak
zijn al grotendeels in uitvoering en daar gaan we het komend jaar mee door. Provincies
hebben in juli 2022 ambtelijk de concept gebiedsplannen natuur en stikstof gedeeld
met het Rijk. Een eerste analyse van deze concept plannen laat zien dat er verschillende
snelheden zijn tussen provincies en de mate van detail varieert. Dit is ook verklaarbaar
omdat de opgave per provincie verschilt.
Tegelijkertijd blijkt ook uit deze eerste analyse dat de verbreding van de gebiedsgerichte
aanpak met water en klimaat extra uitdagingen met zich mee brengt. In de concept plannen
wordt de ambitie om te verbreden wel onderschreven maar is deze in de meeste plannen
nog niet uitgewerkt. Dit vergt andere expertise en meer capaciteit bij provincies.
Daarbij betekent een verbreding van de opgave ook dat de gebiedsprocessen zich niet
enkel meer focussen op de gebieden rondom N2000 maar nu voor het landelijk gebied
landsdekkend zijn. De gebiedsprogramma’s zijn dus veel omvangrijker dan de eerder
voorziene gebiedsplannen uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (WSN). Uit
de plannen blijkt dat provincies zo snel mogelijk aan de slag willen, juist ook omdat
het tijd kost om gebiedsprocessen met vertrouwen en draagvlak te kunnen voeren. Dit
heeft ertoe geleid dat er nu al ingezet wordt op een aantal no-regret maatregelen.
Met toekenning van de middelen voor de versnellingsprojecten van provincies, kan er
op een aantal plekken al echt gestart worden met projecten die gericht zijn op de
doelen van het NPLG.
Samen met provincies zijn we hard aan de slag om de nationale doelen verder te vertalen
naar regionale doelen en concrete maatregelen. Ook werken we samen met provincies
de uitvoeringscondities die hiervoor nodig zijn verder uit. In de brief over voortgang
NPLG is dit beschreven. Daarbij trekken provincies en Rijk samen op met betrokkenen
in de praktijk, om al doende te leren. Er worden per lansdsdeel dagen georganiseerd
waar rijk provincies en medeoverheden gezamenlijk thema’s uitdiepen en oppakken. Dit
heeft er onder andere toe geleid dat beleid en uitvoering dichter bij elkaar zijn
gekomen. Samen met de medeoverheden is gekeken naar wat er minimaal zou moeten liggen
én wat er realistisch gezien in dit korte tijdsbestek kan worden opgeleverd zonder
het vertrouwen en draagvlak in de regio te verliezen. Dit heeft geleid tot de minimale
vereisten voor gebiedsprogramma’s zoals meegegeven in het ontwikkeldocument en de
handreiking.
Omgang met intern en extern salderen
Op dit moment zijn nieuwe ontwikkelingen vooral mogelijk volgens het principe van
salderen. In de Kamerbrief «Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging
uitspraak Raad van State over Porthos» van 25 november (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 108) heeft het kabinet stappen aangekondigd om toestemmingverlening mogelijk te houden
en tegelijkertijd minder onzeker te maken. Deze stappen zijn o.a. samen met de provincies
tot stand gekomen.
Ten aanzien van extern salderen zet het kabinet in op meer regie, bijvoorbeeld door
alle vrijkomende en vrijvallende ruimte bij extern salderen te registeren en de interbestuurlijke
afspraken over extern salderen aan te scherpen. Ook werkt het kabinet aan het met
voorrang sturen op het gebruik van emissieruimte en het uitwerken van een recht van
eerste koop van agrarische grond, beide in het kader van gebiedsprogramma’s om te
kunnen sturen in het landelijk gebied.
Voor intern salderen werkt het kabinet aan een vergunningplicht per 1 januari 2024,
mede op verzoek van de provincies. Op dit moment is intern salderen vergunningvrij.
Dat leidt tot knelpunten in de praktijk op het gebied van toestemmingverlening, toezicht
en handhaving. Met de vergunningplicht krijgen bevoegde gezagen de mogelijkheid om
voorwaarden te stellen aan intern salderen.
Tot slot heeft het kabinet een aanpak voor latente ruimte uiteengezet. Door natuurvergunningen
te actualiseren op het moment dat initiatiefnemers een aanpassing aan hun bedrijf
doorvoeren, sluiten vergunningen aan bij wat er op een bedrijf gebeurt. Daarnaast
wil het kabinet samen met bevoegde gezagen de voorwaarden voor salderen aanscherpen,
zodat salderen robuuster wordt.
2. Wat er de komende maanden gaat gebeuren
2023 is jaar waar we de omslag maken van beleid bedenken naar toepassen en «doen».
We gaan de handreiking en de spelregels nu toetsen aan die praktijk. Dat doen we door
concreet het hele proces van het realiseren van een gebiedsprogramma alvast te doorlopen.
De ervaringen vormen input voor het realiseren van de gebiedsprogramma’s. In dit kader
is al het volgende voorzien:
• IJkmoment in januari 2023.
• Pilots voor ontwikkeling gebiedsprogramma door toepassing van de opgestelde handreiking
bij een gebiedsprogramma in wording (december en januari met een gezamenlijk concluderend
leermoment in februari).
• Oefenen met pilots voor concrete maatregelen door toepassen en verbeteren van spelregels.
Hierna volgt per punt een nadere toelichting.
IJkmoment
Een belangrijke stap in het samen leren is het ijkmoment in januari, dat al eerder
is aangekondigd. We bezien samen met overheden en maatschappelijke partners hoe de
voorbereiding van de gebiedsprogramma’s en het NPLG vordert, waar we tegen aan lopen,
waar we nog op moeten bij sturen in het proces en wat er eventueel extra nodig is
om tot een eerste toetsbare versie van de gebiedsprogramma’s op 1 juli en een eerste
ontwerpversie van het NPLG te komen in medio 2023.
Uit dit ijkmoment zal blijken dat de ene provincie verder is op een bepaald onderdeel
dan een ander. Met de lerende aanpak willen we de verbinding zoeken om de sterke punten
van de een, de inspiratie te laten zijn voor de ander. Dat geldt voor provincies,
maar ook voor het Rijk, bijvoorbeeld voor wat betreft het bieden van de juiste uitvoeringscondities
aan provincies om de gebiedsprogramma’s verder op te stellen en vervolgens uit te
voeren.
Door in januari met het ijkmoment de voortgang van provinciale programma’s en het
NPLG in beeld te brengen, krijgt de lerende aanpak concreet vorm en kunnen we tegelijkertijd
sneller bijsturen of beter gezegd bijleren. De periode van februari tot juli kan op
deze manier gebruikt worden om het NPLG en de gebiedsprogramma’s verder vorm te geven.
Daarbij is het zo dat er geen 12 identieke programma’s zullen liggen op 1 juli. En
dat is niet erg, want we hebben immers 12 unieke provincies. Wel liggen er straks
12 programma’s die voldoen aan de minimale vereisten.
Zonder dit ijkmoment is onze leercurve kleiner. Dit ijkmoment wil ik dus nadrukkelijk
niet zien als een tussentijds examen voor provincies, maar als een wederzijds reflectiemoment.
Pilots voor de ontwikkeling gebiedsprogramma’s
Daarnaast wordt er op dit moment bij een gebiedsprogramma in wording, de opgestelde
handreiking toegepast om daarmee ervaring op te doen. Deze pilotsessie wordt met alle
betrokken partners bij het Rijk en de regionale partijen én ook enkele andere provincies
uitgevoerd. We doen daarmee dus ervaring op met de handreiking, maar ook met de manier
van samenwerken, en elkaars rollen hierin. De planning is om begin 2023 nog een aantal
van dit soort sessies te organiseren.
Oefenen met pilots voor concrete maatregelen
Ook met de spelregels die zijn opgesteld voor het proces rond aanvragen van rijksbijdragen,
zal in het voorjaar 2023 geoefend worden. We zullen daarbij aan de slag gaan met concrete
onderdelen van de (concept) gebiedsprogramma’s in wording. Ook hier weer om ervaring
op te doen met de instrumenten die we samen hebben ontwikkeld. Tegelijk proberen we
hiermee ook om, parallel aan het verbeteren van het instrumentarium, projecten waarop
snelle stappen gezet kunnen worden, samen verder uit te werken voor de volgende fase,
waarin we daadwerkelijke projecten kunnen gaan honoreren.
Na 1 juli 2023
Na 1 juli volgt toetsing en bijstelling, waarna provincies gebiedsprogramma’s naar
verwachting eind 2023 kunnen vaststellen.
• Op 1 juli worden de eerste toetsbare versies van de gebiedsprogramma’s ingediend.
• En medio ’23 zal het Ontwerpprogramma van het NPLG beschikbaar komen. Daarna kan terinzagelegging
plaatsvinden, samen met de planMER.
– De gebiedsprogramma’s worden op een aantal punten beoordeeld: In ieder geval moeten
de programma’s volgens de minimale vereisten de strategische keuzes voor de ontwikkelrichting
van de landbouw bevatten en concrete maatregelen voor de urgente doelen, zoals in
beekdalen, veenweiden en rondom stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De gekozen
concrete maatregelen moeten passen binnen de strategische keuzes.
– Er vindt een toets plaats door de Ecologische Autoriteit. In de 1e helft van 2023 heeft de ecologische autoriteit reeds de natuurdoelanalyses getoetst
op wetenschappelijke onderbouwing en daarmee juridische robuustheid. Provincies hebben
vervolgens de getoetste natuurdoelanalyse betrokken bij het opstellen van hun programma.
– Er wordt indien de programma’s voldoende zijn uitgewerkt, een doorrekening gedaan
op doelbereik, én het Rijk zal de gebiedsprogramma integraal beoordelen waarbij naast
de NPLG doelen per provincie ook zal worden gekeken naar het totale beeld over de
12 provincies.
– Daarnaast wordt de analyse van de sociaaleconomische effecten van de voorgenomen maatregelen
beoordeelt en het perspectief voor de landbouw in de betreffende gebieden bezien.
• Tot slot vindt daarna vaststelling van het NPLG door het Rijk plaats en vaststelling van de gebiedsprogramma’s door provincies.
Deze eerste versies van de gebiedsprogramma’s en het NPLG zullen een startpunt zijn
voor een langjarig cyclisch en iteratief proces, waarin Rijk en provincies samen met
gebiedspartijen aan de slag gaan met de uitvoering, van en met elkaar leren, bijstellen
en bijsturen. Een transitie kan je niet op papier doormaken en gebiedsprocessen vereisen
ruimte voor gesprekken met elkaar. Dat betekent dat niet alles in één keer af zal
zijn en dat gebiedsprogramma’s ook na juli 2023 nog verder uitgewerkt zullen worden.
Deze benadering maakt het mogelijk de lopende aanpak uit te breiden met uitvoering
van die maatregelen die al concreet genoeg zijn uitgewerkt. 2023 vormt daarmee het
startpunt voor een Meerjarenprogramma Transitie Landelijk Gebied (MTLG).
Samenhang met NOVEX
De gebiedsprogramma’s van het Nationaal Programma Landelijk Gebied vormen een cruciaal
onderdeel van het NOVEX-provinciale puzzelproces. Binnenkort verstuurt de Minister
voor VRO NOVEX-startpakketten naar de provincies. Daarmee gaat het Rijk met de andere
overheden gezamenlijk stappen zetten richting de ruimtelijke vertaling en samenhang
van de verschillende nationale opgaven. Er zijn drie ijkmomenten voorzien van het
overkoepelende NOVEX-Provinciale Puzzelproces, dat (deels) parallel plaatsvindt. De
uitkomsten van NPLG-ijkmoment worden daar bij betrokken. Deze stappen zullen uiteindelijk
leiden tot het provinciaal ruimtelijk voorstel in het derde kwartaal van 2023. Waarna
het Rijk en provincies afspraken maken over een nieuw ruimtelijk arrangement aan het
eind van 2023. Daarbij zullen de gebiedsprogramma’s van het Nationaal Programma Landelijk
Gebied het komend jaar een hoeksteen vormen.
3. Hoe de Tweede Kamer daarin mee te nemen
Uw Kamer mag het volgende verwachten:
• Binnenkort ligt behandeling voor van de Tijdelijke wet Transitiefonds
• Na afloop van het ijkmoment in januari 2023 zal ik uw Kamer informeren over de bevindingen
die daaruit zijn voortgekomen.
• In juli 2023 informeer ik de Kamer over de voortgang, zoals over het ontwerpNPLG.
• In september 2023 ontvangt u een eerste fondsbegroting en een eerste Meerjarenprogramma
transitie landelijk gebied.
In het Meerjarenprogramma Transitie Landelijk Gebied komen alle maatregelen samen
die, op het gebied van natuur (inclusief stikstof) en bodem, klimaat en landbouw,
invulling geven aan de realisatie van het NPLG. Het werken met een meerjarenprogramma
is een beproefde aanpak bij al bestaande begrotingsfondsen, zoals het Deltafonds en
Mobiliteitsfonds. Daarmee is het Meerjarenprogramma het instrument voor Rijk en de
provincies om de voortgang van de realisatie van maatregelen te monitoren en, zo nodig,
bij te sturen om doelen binnen gestelde termijnen en budgetten te realiseren
• In oktober/november 2023 vindt vervolgens het Bestuurlijk Overleg plaats, waarin ik
met betrokken bewindspersonen en bestuurders uit de regio afspraken wil maken over
de voortgang. Hierover informeer ik u Kamer.
Ik kan mij ook goed voorstellen dat uw Kamer behoefte heeft aan gedetailleerdere toelichting
op de instrumenten die we met provincies aan het ontwikkelen zijn. Ik ben graag bereid
om dit in een technische briefing nader te laten toelichten
Ten slotte
We zetten met de gebiedsprogramma’s en het NPLG een transitie in van het landelijk
gebied. Zo’n transitie krijgt eerste richting in programma’s, maar je bereikt die
niet op papier en niet in kort tijdsbestek. De invulling van de NPLG-opgaven in de
gebieden is een iteratief proces. Dat betekent dat niet alles in één keer af hoeft
te zijn en dat een lerende aanpak passend is. Bij de ontwikkeling van de gebiedsprogramma’s
zullen de regionale doelen en keuzes per gebied steeds verder verfijnd en bijgesteld
worden.
Ik ben blij met de interesse die de vaste commissie toont in de voortgang van het
NPLG en de gebiedsprogramma’s. En ik juich het van harte toe dat u daarover in gesprek
gaat met de provincies die als gebiedsautoriteit samen met het Rijk een belangrijke
rol hebben te vervullen bij de invulling en uitwerking van het NPLG.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof