Brief regering : Doorlooptijden in de bestuursrechtspraak
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 754
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2022
Tijdens het wetgevingsoverleg op 22 juni 2022 over het jaarverslag en de slotwet van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid 20211 vroeg Kamerlid Knops (CDA) hoe het komt dat de scores voor het tijdig afdoen van
zaken juist in de sector bestuursrecht zo laag zijn. Hij refereerde daarbij aan de
cijfers in het Jaarverslag rechtspraak over 2021, waaruit bleek dat in de bestuurssector
eerste en tweede aanleg, Centrale Raad van Beroep (CRvB) en College van Beroep voor
het bedrijfsleven (CBb) in 3% en 8% van de gevallen zaken tijdig worden afgedaan.
De heer Knops vroeg ook of er niet een slimmer systeem is te bedenken waarbij zittingen
die op het laatste moment worden afgezegd worden ingevuld, zodat niet onnodig zaken
verloren gaan. Met deze brief beantwoord ik deze vragen.
Voorafgaand aan de beantwoording ga ik kort in op twee belangrijke ontwikkelingen
die in de afgelopen jaren van invloed zijn geweest op de doorlooptijden en achterstanden
in de Rechtspraak: het programma Tijdige rechtspraak en de Covid-19 pandemie.
In 2018 startte de Rechtspraak met het programma Tijdige rechtspraak, dat ziet op
het structureel en over de gehele linie terugdringen van de doorlooptijden. Doorlooptijden
zijn lastig te beïnvloeden omdat daaraan verschillende factoren ten grondslag liggen,
zoals een wisselende instroom van rechters, bezettingsproblemen, een toenemende complexiteit
van zaken en de vertraagde digitalisering. Het terugdringen van de doorlooptijden
is daarom een kwestie van de lange adem. Het programma Tijdige rechtspraak bestaat
uit de onderdelen slimmer roosteren en plannen en het vergroten van voorspelbaarheid
voor rechtzoekenden door betere communicatie. Voorwaarde voor het behalen van de in
2019 vastgestelde normen voor doorlooptijden is dat de achterstanden door de gerechten
(en waar nodig door de Landelijke inloopkamer) worden weggewerkt.
Eind 2023 loopt het programma af. Niet alle deelprojecten zullen op dat moment al
zijn afgerond. Begin 2023 wordt het programma geëvalueerd en wordt nagedacht over
de voortzetting van de nog niet afgeronde deelprojecten en de borging van de behaalde
resultaten.
In 2020 zorgde de uitbraak van Covid-19 voor complicaties bij de behandeling van rechtszaken,
met forse achterstanden als gevolg. Deze achterstanden hebben ook invloed gehad op
de doorlooptijden. Hoewel de grootste achterstanden inmiddels zijn ingelopen, bemoeilijken
deze nog altijd de inzet op het verkorten van de doorlooptijden.
De Rechtspraak krijgt in het nieuwe prijsakkoord 2023–2025 financiële middelen om
meer rechters en overig personeel aan te trekken om zo de tekorten op termijn terug
te dringen.2 Vanwege het hoge aantal rechters dat de komende jaren met pensioen gaat, zal het
echter nog een aantal jaren duren voordat dit resulteert in een significante toename
van het aantal rechters. Daarnaast wordt de mogelijkheid dat rechters na hun zeventigste
levensjaar als rechter-plaatsvervanger doorwerken, tijdelijk verlengd. Een wetsvoorstel
daartoe is in voorbereiding.
Doorlooptijden in het bestuursrecht
De in het Jaarverslag rechtspraak 2021 opgenomen doorlooptijden zijn de doorlooptijden
zoals vastgesteld aan de hand van het rapport «Doorlooptijden in beweging» van oktober
2019.3 Het jaarverslag over 2021 is de eerste keer dat deze doorlooptijden zijn gehanteerd
omdat deze – toen nog maar net vastgestelde – normen nog niet konden worden gebruikt
voor het Jaarverslag 2020.
De normen voor de doorlooptijden uit genoemd rapport zijn op dit moment in de praktijk
nog niet haalbaar omdat aan een aantal randvoorwaarden, die ook in het rapport worden
genoemd, niet wordt voldaan. Deze normen zijn pas realistisch als er geen achterstanden
zijn en er voldoende capaciteit is. Dat is nu niet het geval.
Voor de rechtbanken geldt dat er op dit moment sprake is van een te krappe bezetting
bij bestuursrecht om de bestaande zaaksvoorraden binnen de gestelde normen te kunnen
behandelen. Het rechterstekort is een probleem in alle rechtsgebieden en beperkt zich
dus niet tot de bestuursrechtspraak. De beschikbare capaciteit wordt binnen de gerechten
zo efficiënt en verantwoord mogelijk verdeeld, waarbij de capaciteit ook moet worden
ingezet op zaken die geen uitstel dulden (verplichte zorg, jeugdrecht, strafrecht).
Veel rechtbanken werken op dit moment nog aan de voorraad die is ontstaan als gevolg
van de Covid-19 pandemie. Dat betekent dat bij bepaalde zaaksoorten «op ouderdom»
wordt gepland. Door de oudste zaken eerst af te doen stijgt de doorlooptijd. Om de
voorraad weg te werken zijn verschillende acties ondernomen. In 2021 is de inloopkamer
bestuursrecht van start gegaan waarbij arbeidsongeschiktheidszaken worden behandeld.
Daarnaast zijn vanaf 2021 via onderlinge bijstand bijna 6.000 «oude» zaken (van in
totaal 7.000 zaken) uit het rijksbelastingrecht bij de rechtbanken afgerond. Dit werd
mede mogelijk gemaakt door een tijdelijke ministeriële regeling waardoor onderlinge
bijstand tussen gerechten mogelijk is. Ook gerechtshoven hebben elkaar op basis van
eenzelfde regeling bijstand verleend om belastingzaken af te doen.
Pas na het wegwerken van deze oude zaken kan een daling van de doorlooptijd verwacht
worden. Het verkorten van de doorlooptijden is daarmee een meerjarig traject. Gezien
de huidige ontwikkelingen in de instroom, bijvoorbeeld de beroepen niet tijdig beslissen
in toeslag- en vreemdelingenzaken die nu worden ingesteld, is het niet mogelijk een
meer concrete prognose te geven.
Ook voor de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geldt dat het wegwerken van de oude werkvoorraad
en het verkorten van doorlooptijden, naast het beheersbaar maken van de werkdruk van
raadsheren en juridisch ondersteuners, een meerjarig traject is. Ook bij de CRvB zullen
de doorlooptijden in eerste instantie maar minimaal dalen vanwege het afdoen van oude
zaken. De CRvB streeft ernaar om de gemiddelde doorlooptijd gefaseerd te verkorten
naar uiteindelijk 36 weken (252 dagen) voor nieuw ingestroomde zaken in 2024. Daarbij
wordt onder andere gebruik gemaakt van «versnellers», dat wil zeggen organisatorische
verbeteringen.4 Omdat in 2021 een groot aantal oude zaken is weggewerkt was de gemiddelde doorlooptijd
87 weken (de gemiddelde doorlooptijd van zaken in het project 36 weken was gemiddeld
31 weken). Ultimo december 2021 was ongeveer 55,4% procent van de werkvoorraad gelijk
aan of jonger dan 1 jaar.
In aanvulling op bovenstaande geldt specifiek voor het College van Beroep voor het
bedrijfsleven (CBb) nog dat de instroom van zaken in 2021 en 2022 is verdrievoudigd
als gevolg van de steunmaatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de Covid-19
pandemie. Dit komt omdat het CBb ook zaken in eerste en enige aanleg behandelt. Het
CBb is in dat kader bijvoorbeeld bevoegd voor de tegemoetkoming vaste lasten zaken.
Afzeggingen zittingen op het laatste moment
De heer Knops vroeg ook of er een slimmer systeem is te bedenken waarbij zittingen
die op het laatste moment worden afgezegd worden ingevuld, zodat niet onnodig zaken
verloren gaan.
Ook hier geldt dat de problematiek van intrekkingen op het laatste moment in alle
rechtsgebieden speelt. Zaken kunnen om allerlei redenen op het laatste moment worden
ingetrokken of afgezegd. Voordat een zaak behandeld kan worden moet die worden voorbereid
door de gerechtsjurist en de rechter. Het is dus niet zomaar mogelijk om de ruimte
die is ontstaan als gevolg van een zaak die op het laatste moment is afgezegd, direct
in te vullen met een andere zaak. Daarbij moet immers rekening worden gehouden met
de benodigde voorbereidingstijd. Wel werkt de rechtspraak met zogenaamde «stopzaken».
Dit zijn zaken die op zeer korte termijn kunnen worden gepland om de gaten te vullen.
Dit is meestal niet het grootste probleem bij het opnieuw invullen van op het laatste
moment afgezegde zaken. Intern lukt het de rechtbanken en de rechtscolleges vaak nog
wel om te schuiven en te herschikken, maar het verschuiven van de planning moet ook
schikken voor de partijen. Partijen, waaronder bijvoorbeeld ook de advocaat, kunnen
vaak niet op korte termijn vanwege volle agenda’s, verhinderingen en te weinig voorbereidingstijd.
Het «slimmer plannen» van zaken is overigens opgenomen in het deelprogramma «roosteren
en plannen» onder Tijdige rechtspraak. In dat kader ontwikkelt de Rechtspraak een
landelijk raamwerk voor het rooster- en planproces. Dit plankader wordt ontwikkeld
in twee pilotgerechten (rechtbank Gelderland en Den Haag) en zal daarna worden getoetst
en verder worden vormgegeven bij andere gerechten. Verder wordt gewerkt aan IT ondersteuning
van het rooster- en planproces, zoals bijvoorbeeld een datumprikker en een plantool
dat ziet op het maken van een match tussen planbare zaken en de beschikbare zittingscapaciteit.
Ook doen twee promovendi van de Universiteit Twente onderzoek naar het plannen van
zaken. Onderdeel van het onderzoek is bijvoorbeeld «prototyping», oftewel het experimenteren
met oplossingsrichtingen en modellen in de praktijk in samenwerking met bijvoorbeeld
een specifiek team of rechtsgebied. Daarnaast houdt de Rechtspraak bijeenkomsten met
de advocatuur over spelregels ten aanzien van verhinderdata.
Ik vertrouw er op uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming