Brief regering : Reactie op verzoek commissie over 'Inhaalslag kennis menstruatie-en hormoongerelateerde klachten dringend nodig'
36 200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023
Nr. 181
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2022
Hierbij stuur ik u een reactie op het aan uw Kamer aangeboden manifest «Inhaalslag
kennis menstruatie- en hormoongerelateerde klachten dringend nodig».
De ondertekenaars van het manifest doen een pleidooi om te investeren in onderzoek
naar menstruatie- en hormoongerelateerde klachten, hormonale aandoeningen en (uro)gynaecologische
klachten (zoals bijvoorbeeld bekkenbodemklachten). De indieners van het manifest geven
aan dat gebrek aan kennis tot onnodige en langdurige klachten en late diagnoses leidt.
In het manifest doen de partijen een oproep aan het kabinet om te investeren in onderzoek
naar menstruatie-, bekkenbodem- en hormoongerelateerde klachten en om ervoor te zorgen
dat deze kennis in de zorgpraktijk terechtkomt. In deze brief geef ik een reactie
op de belangrijkste punten uit het manifest.
In het manifest worden voorbeelden gegeven van een jarenlange zoektocht in de zorg
en van situaties waar het gebrek aan kennis leidt tot late diagnoses. Zo wordt genoemd
dat de gemiddelde diagnosetijd van aandoeningen als bijvoorbeeld endometriose gemiddeld
7 tot 12 jaar is. Zoals ik bij beantwoording van eerdere Kamervragen1 al aan uw Kamer heb meegedeeld, ontvang ik vanuit de maatschappij meerdere berichten
over hormoongerelateerde klachten bij vrouwen en signalen dat het nog altijd voorkomt
dat deze klachten niet tijdig worden herkend, met daarbij mogelijk onnodig verzuim
tot gevolg. Dat klachten niet worden herkend, kan te maken hebben met gebrek aan kennis
of het niet serieus nemen van cyclus- en hormonale klachten door de zorgverleners
en – breder – de maatschappij. Ook kan het zo zijn dat er onvoldoende voorlichting
is.
Ik heb specifiek over endometriose en de lange diagnosetijd gesproken met de Nederlandse
Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en het Nederlands Huisartsen Genootschap
(NHG).
Daarbij heb ik onder de aandacht gebracht dat het goed is dat dit punt vanuit de wetenschappelijke
vereniging(en) en de NHG wordt opgepakt. Momenteel wordt besproken of er misschien
een aparte richtlijn endometriose voor huisartsen moet komen. Daarnaast is ook gesproken
over de mate waarin endometriose in de opleidingen aan de orde komt en zijn ook de
internationale ontwikkelingen aan de orde geweest.
Ik ben daarnaast in overleg met maatschappelijke organisaties (onder andere WOMEN
Inc., Vuurvrouwen, Voices for Women, patiëntenverenigingen), wetenschappelijke verenigingen
(zoals NVOG), het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (FMS), het
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en ZonMw om te bezien of het mogelijk is om
te komen tot een maatschappelijke agenda op gebied van vrouwspecifieke aandoeningen.
Ik ben verheugd dat met name de NVOG hiertoe initiatief heeft genomen (daarbij ondersteund
door ZonMw). Er wordt ingezet op de ontwikkeling van een onderzoeksagenda, een implementatieagenda
en een maatschappelijke agenda voor vrouwspecifieke aandoeningen, inclusief een prioritering
van acties daarin.
Er is inmiddels een brede werkgroep ingericht die een impactanalyse uitvoert over
dit onderwerp. Ik verwacht de agenda volgend jaar. Een deel van de indieners van het
manifest is betrokken bij de bovengenoemde beweging.
In het manifest wordt tevens aangegeven dat klachten een grote impact kunnen hebben
op deelname aan de samenleving. Ik ben over het thema overgang (mede naar aanleiding
van de moties2 die zijn ingediend) met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek
geweest met diverse partijen (onder andere bedrijfsartsen, de sociale partners, zorgverleners,
patiëntenverenigingen en ervaringsdeskundigen). In het rondetafelgesprek dat georganiseerd
was rond dit thema kwam – net zoals in het manifest – naar voren dat dat de klachten
voor werkende vrouwen kunnen leiden tot ziekteverzuim. Binnenkort ontvangt uw Kamer
een brief over dit thema.
Op het thema van gendersensitieve zorg heb ik aangegeven ambassadeur te willen zijn.
Ik vul dit ambassadeurschap onder meer in door het thema te agenderen, bespreekbaar
te maken en daardoor het thema blijvend onder de aandacht te houden. Ik bespreek dit
thema in overleggen met de koepels van beroepsgroepen en met maatschappelijke organisaties.
Via een Taakopdracht Gender en Onderzoek heb ik ZonMw gevraagd duurzame aandacht voor
en integratie van sekse en gender in onderzoek en onderzoeksprogrammering verder te
stimuleren. Er is bewust gekozen om geen apart onderzoeksprogramma meer te laten plaatsvinden
omdat het onderwerp sekse/gender feitelijk bij elk onderzoek aan de orde kan zijn.
Daarom is aan ZonMw gevraagd om de ontwikkelingen rondom sekse en gender in gezondheidsonderzoek
actief te stimuleren en om de verdere inbedding hiervan in wetenschappelijk onderzoek
te bewerkstelligen.
Ik heb ZonMw verzocht om op basis van de bovenstaande ingezette beweging binnen de
lopende programma’s te bezien of er aantoonbare kennislacunes op thematiek of onderwerpen
zijn waarvoor aandacht moet komen voor man/vrouwverschillen in onderzoek. ZonMw heeft
dit opgepakt door aandacht voor sekse en gender standaard mee te nemen in de opzet
van programma’s, subsidievoorwaarden, monitoring en evaluatie. Ik ga ervan uit dat
deze extra acties resulteren in blijvende aandacht voor sekse/genderverschillen in
toekomstig onderzoek.
In bredere zin wordt vanuit het Ministerie van VWS ingezet op preventie waarbij het
bevorderen van de algemene seksuele gezondheid een speerpunt is. Seksuele gezondheid
hangt sterk samen met de ruimte voor seksuele of genderdiversiteit. Zorgprofessionals
hebben een signalerende rol bij seksuele gezondheidsvragen of problemen die kunnen
voortkomen uit bepaalde aandoeningen of uit nare ervaringen, en bij seksuele gezondheidsproblemen
die bepaalde gezondheidsklachten veroorzaken.
De kwaliteit van zorg voor iedereen is een onderwerp dat constant aandacht moet krijgen.
Daarbij is het uitgangspunt dat iedereen passende zorg ontvangt. Dat wil zeggen: zorg
die bijdraagt aan de kwaliteit van leven en het functioneren van een patiënt. Bij
passende zorg gaat het nadrukkelijk ook om sekse en genderverschillen. Mijn inzet
is dat door rekening te houden met diversiteit (zoals sekse- en genderverschillen)
er voor iedereen optimale kansen op een goede gezondheid bestaan.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport