Brief regering : Resultaten onderzoek naar verschil in zorgkosten tussen zorg met en zonder verblijf in de Wlz
31 765 Kwaliteit van zorg
34 104
Langdurige zorg
Nr. 699
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2022
In 2017 is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestart met een pilot
Lerend Evalueren.1 Met deze pilot wil het ministerie meer inzicht krijgen in de kwaliteit van het beleid
en de impact daarvan op de samenleving. Onderdeel van deze pilot is de evaluatie Langer thuis waarbij gekeken wordt naar mogelijkheden om ouderen langer thuis te laten wonen.2 In 2019 is uw Kamer geïnformeerd over een vooronderzoek naar de haalbaarheid van
de evaluatie.3 Tot de eerste resultaten van deze evaluatie behoort een onderzoek naar de determinanten
van de ervaren kwaliteit van leven van thuiswonende ouderen.4
Mijn ambtsvoorganger heeft als reactie op het vooronderzoek naar de haalbaarheid van
de evaluatie Langer thuis reeds toegezegd te onderzoeken hoe de zorgkosten van verschillende groepen ouderen
van elkaar verschillen (na een ingrijpende gebeurtenis).5 Het rapport dat ik u middels deze brief doe toekomen, geeft invulling aan die toezegging
en is het tweede product van de evaluatie Langer thuis. Het onderzoek bestudeert de verschillen in zorgkosten tussen zorg met en zonder
verblijf in de Wet Langdurige Zorg (Wlz) voor ouderen met een ingrijpende gebeurtenis.
De resultaten van het onderzoek werpen licht op de kostenverschillen die tussen intramurale
en extramurale Wlz-zorg kunnen bestaan en de mogelijke financiële besparingen die
met het scheiden van wonen en zorg gepaard kunnen gaan. Het onderzoek is daarom eveneens
relevant voor het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO).6 Het WOZO-programma hanteert de norm: zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal
als het kan. Onderdeel van het WOZO-programma is ook het geleidelijk scheiden van
wonen en zorg in de Wlz.
Bevindingen rapport
De betaalbaarheid van de ouderenzorg staat onder druk. Door de vergrijzing zijn de
uitgaven aan de ouderenzorg de afgelopen jaren sterk gestegen en de verwachting is
dat deze uitgaven de komende decennia niet alleen verder zullen stijgen, maar ook
sneller stijgen dan de economische groei.
Deze studie onderzoekt in hoeverre de publiek-gefinancierde zorguitgaven (binnen de
Zorgverzekeringswet en Wet Langdurige Zorg) van elkaar verschillen tussen ouderen
die zorg met of zonder verblijf in de Wlz ontvangen. Ouderen zonder verblijf in de
Wlz ontvangen zorg middels een Volledig Pakket Thuis (VPT), Modulair Pakket Thuis
(MPT) of Persoonsgebonden Budget (PGB). Ouderen met verblijf in de Wlz ontvangen zorg
in een verpleeghuis.
Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een rijke dataset van het CBS waarin de
totale zorgkosten (Zvw en Wlz) van ouderen (70-plussers) in de periode 2017–2019 bestudeerd
worden. Het onderzoek richt zich op ruim 19 duizend ouderen die een ingrijpende gebeurtenis
– een plotseling en impactvol moment waarop de gezondheidssituatie sterk verslechtert
– hebben meegemaakt. Een deel van deze ouderen wordt na deze ingrijpende gebeurtenis
opgenomen in een verpleeghuis, een ander deel ontvangt zorg thuis. Het voordeel van
deze aanpak is dat voor deze groep ouderen de publiek gefinancierde zorgkosten met
en zonder verblijf op betrouwbare wijze met elkaar kunnen worden vergeleken. Het nadeel
is dat deze groep geen representatieve steekproef van alle ouderen in Nederland is,
zodat de kostenverschillen niet zonder meer voor alle ouderen met intensieve zorgbehoefte
gelden. De resultaten kunnen dan ook niet direct vertaald worden naar mogelijke financiële
besparingen op macroniveau voor ouderen met langdurige zorg.
De resultaten wijzen op een significant en substantieel verschil in zorgkosten tussen
ouderen die intramuraal en extramuraal Wlz-zorg ontvangen. De totale zorgkosten (Zvw
en Wlz) van een oudere met intramurale Wlz-zorg liggen in het eerste jaar € 27.329 hoger
dan voor een oudere met vergelijkbare zorgbehoefte met extramurale Wlz-zorg. Het kostenverschil
is sterk afhankelijk van de leveringsvorm en is het kleinst voor VPT en het grootst
voor MPT. Het onderzoek wijst uit dat ouderen met intramurale Wlz-zorg per saldo meer
zorgkosten hebben dan ouderen met extramurale Wlz-zorg, maar dat ouderen met intramurale
Wlz-zorg minder zorgkosten binnen de Zvw maken. Een deel van de curatieve zorgbehoefte
wordt in het verpleeghuis vervuld. Verder valt op dat het bestudeerde kostenverschil
in het tweede jaar afneemt. Mogelijk lopen de kostenverschillen tussen ouderen met
intramurale en extramurale Wlz-zorg over tijd terug.
Slot
De bevindingen van het onderzoek suggereren dat beleid gericht op het langer thuis
wonen van ouderen de publieke uitgaven aan ouderenzorg mogelijk kan terugdringen.
Het is belangrijk dat het langer thuis blijven wonen ook aansluit bij de behoeftes
die ouderen hebben, zoals ik ook benadruk in het WOZO-programma. Voor een belangrijk
deel van de Nederlandse ouderen lijkt dat het geval te zijn. Zo geeft ruim de helft
van de 55-plussers en bijna drie kwart van de 75-plussers aan niet naar een verpleeghuis
te willen verhuizen, tenzij dat niet anders kan.7
Punt van aandacht bij dit onderzoek is dat dit onderzoek alleen naar de publieke kostenverschillen
kijkt en geen aandacht besteedt aan mogelijke verschillen in de kwaliteit van de geleverde
zorg, in de werkdruk voor zorgpersoneel en de private uitgaven aan zorg, ondersteuning
en wonen. Ook is het verschil in het beroep dat ouderen na een ingrijpende gebeurtenis
doen op mantelzorgers niet in het onderzoek meegenomen. Het is belangrijk om in beleid
ook rekening te houden met dergelijke aspecten van zorg.
De bevindingen van dit onderzoek geven belangrijke inzichten in de publiek gefinancierde
zorguitgaven voor ouderen met en zonder verblijf in de Wlz en de mogelijke besparingen
die gepaard gaan met beleid gericht op het langer thuis blijven wonen van ouderen.
Zoals ik ook in het WOZO-programma benadruk, is het essentieel om te kijken welke
zorg aansluit bij de behoeftes en wensen van ouderen. De oudere staat hierin centraal.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport