Brief regering : Geannoteerde Agenda Energieraad 19 december 2022
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 996
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2022
Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda voor de formele Energieraad van 19 december
2022 in Brussel. Het kabinet zal hieraan deelnemen.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Geannoteerde agenda Energieraad 19 december 2022
De agenda van de Energieraad van 19 december is op moment van schrijven nog niet definitief.
Naar verwachting zal worden gesproken over de voortgang van de onderhandelingen omtrent
het decarbonisatiepakket. Daarnaast streeft het voorzitterschap ernaar om op het voorstel
voor de methaanverordening een algemene oriëntatie te bereiken. Mogelijk wil het voorzitterschap
ook een algemene oriëntatie bereiken op het REPowerEU-voorstel voor versnelde vergunningverleningsprocedures
voor hernieuwbare energie. Onder diverse punten staan er allereerst twee updates over
de onderhandelingen met het Europees Parlement omtrent de hernieuwbare energierichtlijn
(RED) en de energie-efficiëntierichtlijn (EED) geagendeerd. Voor deze punten is geen
discussie voorzien. Daarnaast zal de Europese Commissie de Raad informeren over ontwikkelingen
op het terrein van externe energiebetrekkingen.1 Tot slot zal de Zweedse delegatie de Energieraad informeren over het werkprogramma
voor haar aankomend voorzitterschap. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van energie
in de Europese Unie is een wijziging van de agenda nog mogelijk. Ook zijn op het moment
van schrijven nog geen discussiestukken door het voorzitterschap rondgestuurd.
Decarbonisatiepakket
Het decarbonisatiepakket wordt momenteel besproken in de Raadswerkgroep. Het pakket
richt zich op waterstofinfrastructuur en -markten, op de toegang tot bestaande (aard)gasinfrastructuur
en markten voor hernieuwbare en koolstofarme gassen en leveringszekerheid, op netwerkplanning
en op de bescherming van en participatie door eindgebruikers. Tijdens de Energieraad
van 25 oktober jl. is voor het eerst op politiek niveau gesproken over het voorstel.
Hierover is uw Kamer geïnformeerd in het verslag van de Raad2 van 7 november jl. Centraal stonden de volgende thema’s: verticale ontvlechting van
waterstofnetbeheerders, intra-EU tarieven voor grensoverschrijdende waterstofnetwerken,
kortingen voor duurzame gassen bij invoeding en transport in het bestaande aardgasnet,
en bijmengen van waterstof in het aardgasnet.
Tijdens de Energieraad van 19 december a.s. zal een voortgangsrapportage van het voorzitterschap
op de agenda staan. De hierboven genoemde thema’s staan daarin naar verwachting wederom
centraal. Mogelijk zal er daarnaast ook gesproken worden over een recente suggestie
van het Tsjechische voorzitterschap om koolstofarme waterstof en brandstoffen mee
te laten tellen voor het behalen van de doelen voor renewable fuels of non-biological origin (RFNBO’s) onder de richtlijn hernieuwbare energie (RED). In de algemene oriëntatie
van de Raad bereikt in de Energieraad van 27 juni jl. over de herziening van de RED
is hier niet toe besloten.3 Het kabinet acht het thans niet opportuun om de bereikte Raadspositie open te breken
en de onderhandelingen op dit onderdeel opnieuw te voeren. Dit zou de afronding van
de herziening en de implementatie van de RED vertragen, waardoor de onzekerheid over
EU-kaders voor waterstofprojecten langer duurt.
De verwachting is dat een algemene oriëntatie van de Raad in 2023 bereikt kan worden.
Methaanverordening
Het Tsjechische voorzitterschap streeft ernaar om tijdens de Energieraad van 19 december
een algemene oriëntatie te bereiken op de methaanverordening voor de energiesector.
Het kabinet is voor een ambitieuze aanpak om methaanemissies in de hele EU terug te
dringen. Daarbij is het van belang dat landen die op dit moment onvoldoende doen om
methaanemissies uit industriële emissies terug te dringen, worden verplicht om dit
goed op te pakken.
Op een aantal onderwerpen is nog geen overeenstemming bereikt tussen de lidstaten.
Het grootste discussiepunt richt zich op de meetfrequentie van methaanemissies in
de energiesector. In het Commissievoorstel en het huidige compromis is voorzien in
een differentiatie in de meetfrequentie voor de verschillende productielocaties en
de gebruikte materialen. Veel lidstaten zien dit als een risicogestuurde aanpak, omdat
de meetfrequentie per productielocatie verschilt. Het kabinet is voorstander van de
differentiatie, maar beschouwt de differentiatie niet als een risicogestuurde aanpak.
Het kabinet zet in op een risicogestuurde aanpak waarbij de bedrijven waarbij geen
tot weinig lekkages worden gedetecteerd, minder hoeven te meten dan bedrijven waarbij
veel lekkages worden gedetecteerd. Het kabinet heeft hiervoor een voorstel ingediend
bij de Commissie dat bestaat uit een risicogestuurde aanpak voor het monitoren van
plekken waar mogelijk methaanemissies optreden. Bepaalde omstandigheden geven een
lagere kans op uitstoot van methaan, zoals minder complexe of nieuwere installaties
en op de juiste manier uitgevoerd onderhoud. Wel moeten steekproefsgewijs alle componenten
van alle installaties periodiek blijven worden gemonitord. Indien blijkt dat het aantal
lekkages in de loop van de tijd toeneemt, moet de monitoringsfrequentie worden opgeschroefd.
Het krachtenveld is verdeeld. Een aantal andere lidstaten is voorstander van (meer)
klimaatambitie onder de methaanverordening. In tegenstelling tot de risicogestuurde
benadering waar het kabinet voorstander van is, leggen deze lidstaten de nadruk juist
op een vaste en hogere meetfrequentie, ook voor omstandigheden waarbij er een lagere
kans is op uitstoot van methaan. Andere lidstaten lijken zich juist meer uit te spreken
voor afzwakking van de meetfrequentie op een manier die – in de ogen van het kabinet
– de klimaatambitie niet afdoende borgt. Nederland staat een klimaatambitieuze risicogebaseerde
aanpak voor, die uitgaat van afnemende meetfrequentie bij goede prestaties door het
bedrijfsleven, met het doel bedrijven te motiveren tot verbeterde prestaties en tegelijkertijd
grote administratieve lasten zoveel mogelijk te voorkomen. De offshore olie- en gassector
in Nederland heeft een methaanemissiereductie gerealiseerd van inmiddels circa 70%
ten op zichtte van 2017.4
De overige openstaande discussiepunten richten zich op distributienetwerken van gas,
afblazen en monitoring van gesloten mijnen. In het huidige compromisvoorstel is het
verplicht om alle lekken in distributienetwerken, hoe klein ook, onmiddellijk te repareren.
Het kabinet acht dit onrealistisch. Deze reparaties moeten soms in de bebouwde omgeving
plaatsvinden. De maatschappelijke impact kan heel groot zijn. Hiervoor moet een realistische
ondergrens voor de uitstroomsnelheid van de lekkages worden toegepast en voldoende
tijd gegeven worden om een reparatie te kunnen realiseren. Daarnaast vindt het kabinet
de monitoringsfrequentie voor een aantal materialen die gebruikt worden voor distributienetwerken
te hoog. Deze materialen hebben een heel klein risico op methaanlekkages.
Om veiligheidsredenen is het nodig om in systemen op platforms overdruk toe te passen
om daarmee een explosief mengsel van zuurstof en gas te voorkomen. Vanwege vogelmigratie
is in de jaren 90 in Nederland het merendeel van de offshore fakkels verwijderd. Het
lijkt erop dat het afblazen zoals dat in Nederland nu is toegepast, zal worden toegestaan
onder de methaanverordening.
Tot slot wordt in het huidige compromisvoorstel de monitoring van methaanemissies
van mijnen die 50 jaar of minder gesloten zijn verplicht. Dit is problematisch vanwege
de sluiting van de Nassaumijn 48 jaar geleden. Deze mijn is onder water gezet en bevindt
zich nu in stedelijk gebied. Het kabinet streeft naar een uitzondering voor de monitoring
van deze mijn, waarvan in het verleden gebleken is dat er geen methaanemissies uit
vrijkomen.
REPowerEU Permitting
Na de voorlopige besluitvorming over de noodverordening vergunningverlening op de
extra Energieraad van 24 november jl., streeft het voorzitterschap ernaar om op de
Energieraad op 19 december een algemene oriëntatie te bereiken op het REPowerEU-voorstel
voor versnelde vergunningverleningsprocedures voor hernieuwbare energie. De Commissie
heeft hiervoor aanpassingen voorgesteld aan de hernieuwbare energierichtlijn (RED),
waarover nu onderhandelingen plaatsvinden met het Europees Parlement. Dit voorstel
is op 18 mei 2022 door de Europese Commissie gepubliceerd, met als doel de afhankelijkheid
van Russische fossiele energiebronnen zo snel mogelijk af te bouwen door de transitie
naar schone energie te versnellen. Op 17 juni jl. heeft het kabinet de appreciatie
hiervan naar de Tweede Kamer gestuurd.5
Met het oog op de hoge urgentie van de energietransitie stelt de Commissie aanpassingen
aan de RED voor om de procedure voor vergunningverlening voor nieuwe hernieuwbare
energie-installaties in EU-lidstaten te versoepelen en te versnellen. De Commissie
doet daarom voorstellen tot versnelling van de besluitvorming, met behoud van de bescherming
van natuur en milieu. Dit betreft met name bepalingen over het aanwijzen van bepaalde
gebieden voor hernieuwbare energieprojecten (renewables go-to areas), waarin vergunningverlening voor energieprojecten gestroomlijnd en versneld wordt.
Daarnaast worden energietransitieprojecten nadrukkelijk aangemerkt als van overstijgend
publiek belang (overriding public interest). De nadruk bij renewable go-to-areas ligt op het verlichten van procedure-druk op projectniveau, en op het doen van meer
voorbereiding op planniveau. Dit is te vergelijken met de huidige aanpak van wind
op zee in Nederland. Hierbij worden wijzigingen voorgesteld over de toetsingswijze
van ecologische impact bij projecten in het kader van de energietransitie buiten Natura
2000-gebieden, mits significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten.
De nadruk van de Commissie ligt op het behoud van staande natuur en naleving van bestaande
milieuwetgeving, terwijl deze wetgeving op korte en op langere termijn de versnelde
uitrol van energietransitieprojecten belemmert. Het kabinet steunt voorstellen van
verschillende lidstaten om het REPowerEU-voorstel ambitieuzer te laten zijn en zo
daadwerkelijk tot versnelling te kunnen komen. Het is momenteel nog onduidelijk of
het voorstel op deze wijze verbeterd kan worden in coalitie met andere lidstaten om
tot een verbeterd voorstel te komen op de Raad van 19 december a.s. Indien het niet
mogelijk is om tot een ambitieuzer voorstel te komen, geeft het kabinet de voorkeur
aan instemmen met het huidige compromisvoorstel voor algemene oriëntatie in plaats
van tegen het huidige compromisvoorstel stemmen.
Diversenpunten
Hernieuwbare energierichtlijn (RED)
Het voorstel voor herziening van de hernieuwbare energierichtlijn (RED) bevindt zich
momenteel in de triloogfase. Het Tsjechische voorzitterschap heeft de ambitie uitgesproken
om voor het einde van het jaar een politiek akkoord te bereiken. Op het moment van
schrijven is onduidelijk of dit nog haalbaar is. Er hebben tot nu toe enkele technische
besprekingen met het Europees Parlement plaatsgevonden, evenals een triloog op 15 november
jl. De volgende triloog staat gepland voor 15 december a.s.
De lidstaten zijn verdeeld over de ophoging van het overkoepelende EU-doel naar 45%
hernieuwbare energie, zoals voorgesteld door de Commissie in het kader van het REPowerEU-plan
en zoals gesteund door het Europees Parlement. Op het moment van schrijven bestaat
in de Raad een tweespalt met aan beide zijden een forse blokkerende minderheid. Het
krachtenveld is echter nog in beweging. Het kabinet heeft nog geen positie ingenomen
ten aanzien van een eventuele ophoging van het overkoepelende hernieuwbare energiedoel,
maar heeft een studievoorbehoud met positieve grondhouding.
Het EP heeft voorgesteld de sectordoelen voor de industrie te verhogen. Een brede
groep lidstaten is tegen deze ophoging, met name tegen de ophoging van het doel voor
de inzet van groene waterstof en afgeleide hernieuwbare brandstoffen (RFNBO’s) in
de industrie. Het kabinet zet zich in voor een ambitieus onderhandelingsresultaat
en blijft ook oog houden voor de uitvoerbaarheid.
Energie-efficiëntierichtlijn (EED)
Op dit moment bevindt het voorstel voor herziening van de energie-efficiëntierichtlijn
zich in de triloogfase. Op 6 oktober jl. was de eerste triloog waar alle partijen
hun standpunten op tafel hebben gelegd. Op 22 november jl. heeft de tweede triloog
voor de EED plaatsgevonden. Op 14–15 december a.s. staat de derde triloog gepland.
Tot nu toe is op een beperkt aantal onderwerpen een conceptakkoord bereikt, maar veel
politieke onderwerpen zijn nog niet besproken of daar is nog geen overeenstemming
over. De laatste onderhandeling ging over het hoofddoel in de EED en over de nationale
energiebesparingsverplichting. Het voorzitterschap gaf aan dat de posities van de
Raad en het Parlement nog ver uit elkaar liggen, er zijn nog geen compromisvoorstellen
gedaan. Voor wat betreft het hoofddoel stellen het originele Commissievoorstel en
de algemene oriëntatie van de Raad een doel van 9% reductie van het energieverbruik
in 2030 voor. In REPowerEU pleit de Commissie voor een ophoging van dit doel van 9%
naar 13%. Het Parlement stelt in haar positie een doel van ongeveer 14,5% voor. Veel
lidstaten zijn kritisch over ophoging van het hoofddoel en willen vasthouden aan de
Raadspositie. Het krachtenveld is echter nog in beweging.
Ook is er nog geen overeenstemming over de vraag in hoeverre de doelen bindend moeten
zijn. Het Commissievoorstel stelt bindende EU-doelen voor met indicatieve nationale
bijdrages. De algemene oriëntatie stelt alleen een bindend EU-doel voor finaal verbruik
voor en een indicatief EU-doel voor primair verbruik. Het Parlement pleit voor bindende
doelen op EU-niveau en nationaal niveau.
Ook voor de subdoelen voor de publieke sector, de auditverplichting en de definitie
van efficiënte warmtenetten is nog geen compromisvoorstel gedaan.
Het kabinet zet zich in voor een ambitieus onderhandelingsresultaat maar blijft ook
oog houden voor de uitvoerbaarheid van de verschillende subdoelen. Het kabinet heeft
een studievoorbehoud vanwege het TNO-onderzoek naar de EED en nationale energiebesparingsdoelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.