Brief regering : Reactie op verzoek commissie over voor- en nadelen verbod kindersekspoppen
36 222 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven)
31 015
Kindermishandeling
Nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2022
Op 5 september jl. heb ik aan uw Kamer de beleidsreactie op de «Quickscan wetgeving
kindersekspoppen» (hierna: onderzoeksrapport) verzonden. Het onderzoeksrapport gaat
in op de wenselijkheid en mogelijkheid van een verbod op kindersekspoppen. In mijn
beleidsreactie1 op het onderzoek heb ik aangegeven dat ik het buitengewoon onwenselijk vind dat kindersekspoppen
door Nederland rouleren. Om die reden heb ik in de beleidsreactie ook een verbod op
kindersekspoppen aangekondigd. Daarmee beoog ik de afzetmarkt voor dergelijke seksattributen
terug te dringen en deze voorwerpen aan het maatschappelijk verkeer te kunnen onttrekken.
Een daartoe strekkende wetswijziging, in de vorm van een conceptnota van wijziging
bij het wetsvoorstel seksuele misdrijven (Kamerstuk 36 222), is op 8 november jl. ter consultatie toegezonden aan de reguliere adviesinstanties.2
In deze Kamerbrief ga ik nader in op de voor- en tegenargumenten inzake een verbod
op kindersekspoppen die in het onderzoeksrapport naar voren komen (1) en ik zal hierbij
het onlangs verschenen artikel van RTL Nieuws betrekken (3), zoals ik heb toegezegd
tijdens de Tweede Kamerbehandeling op 6 september jl.3 en zoals verzocht door de Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid bij brief van
15 september jl. Daarnaast ga ik in deze brief in op argumenten genoemd in een artikel
van het Nederlands Juristenblad (2).
1. Argumenten Quickscan wetgeving kindersekspoppen
De bevindingen in het onderzoeksrapport bieden een waardevol inzicht in dit fenomeen.
Het rapport bevat bijvoorbeeld een grondige analyse van hoe een verbod op kindersekspoppen
is vormgegeven in andere landen. Het staat tegelijkertijd ook stil bij het gegeven
dat op dit moment onvoldoende wetenschappelijk bewijs bestaat om te stellen dat kindersekspoppen
het risico op (online) seksueel kindermisbruik vergroten, noch om te stellen dat van
dergelijke poppen juist een beschermende werking uit kan gaan. In het onderzoeksrapport
worden ook de verschillende argumenten voor en tegen strafbaarstelling van kindersekspoppen
uiteengezet.
Het is bekend dat kindersekspoppen op dit moment verkrijgbaar zijn op de vrije markt
en in Nederland worden aangetroffen. Ook in andere landen, binnen en buiten Europa,
worden dergelijke poppen aangetroffen. Voor landen als Duitsland, Denemarken en Australië
is dit aanleiding geweest voor een expliciete strafbaarstelling ten aanzien van kindersekspoppen.
Ook in landen als Oostenrijk, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk zijn kindersekspoppen
door middel van interpretatie van reeds bestaande wetgeving strafrechtelijk aan banden
gelegd.4 Deze ontwikkelingen laten zien dat het gaat om een internationaal en grensoverschrijdend
fenomeen dat in het buitenland al strafbaar is gesteld.
In de huidige tijd waarin de normen ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag
tegen kinderen wereldwijd zijn verscherpt, vind ik het buitengewoon onwenselijk dat
op kinderen gelijkende seksattributen binnen Nederland rondgaan. Gedragingen zoals
het in bezit hebben, verspreiden of aanbieden van dergelijke seksattributen dragen
bij aan het in stand houden van een markt voor voorwerpen die seksualisering van kinderen
in de hand werken en het creëren en in stand houden van een subcultuur die seks met
kinderen als normaal gedrag afspiegelt.
In het onderzoeksrapport wordt een systematisch overzicht gegeven van voor- en tegenargumenten
inzake de strafbaarstelling van kindersekspoppen. Deze argumenten worden ontleend
aan een literatuurstudie, een rechtsvergelijking en interviews met experts. In het
onderzoeksrapport wordt geen concrete aanbeveling gedaan voor een strafbaarstelling.
In deze brief sluit ik aan bij de toetsingslijn van het rapport en zal ik aan de hand
van de structuur van het rapport in deze brief een reactie geven op de argumenten.
Deze zijn gecategoriseerd naar de criteria voor strafbaarstelling, die in het onderzoeksrapport
als uitgangspunt worden genomen bij de beoordeling van de vraag of en zo ja, welke
argumenten vindbaar zijn voor de strafbaarstelling van kindersekspoppen.
Drempelcriteria: schade, onrechtmatigheid en rechtsgoed
Schadebeginsel
Het schadebeginsel is een beginsel waar veel strafbaarstellingen in het Wetboek van
Strafrecht op gestoeld zijn. In het onderzoeksrapport wordt opgemerkt dat het toepassen
van dit beginsel op kindersekspoppen problematisch is, omdat de directe of indirecte
schade die kindersekspoppen toebrengen niet wetenschappelijk is vastgesteld.
Een (direct) causaal verband tussen een kindersekspop en (online) seksueel kindermisbruik
zie ik echter niet als een absolute voorwaarde om tot een strafrechtelijk verbod op
kindersekspoppen over te gaan. De strafbaarstelling van kindersekspoppen is daarom
niet (hoofdzakelijk) gebaseerd op het schadebeginsel. Poppen die kinderen verbeelden,
zijn doorgaans realistisch gemaakt om seks met een kind te kunnen simuleren. Mijns
inziens draagt dat bij aan een zekere seksualisering van kinderen. Daarnaast hebben
deze seksattributen een negatieve invloed op de algehele beeldvorming inzake seks
met kinderen en doen deze afbreuk aan de norm dat seks met kinderen onacceptabel is.
In zoverre sluit een dergelijk verbod ook aan bij de in 2002 geïntroduceerde strafbaarstelling
van virtuele kinderpornografie. Ook toen is geconcludeerd dat de rechtvaardiging van
die strafbaarstelling niet meer uitsluitend kon zijn gelegen in bescherming van echte
kinderen tegen seksueel misbruik. Die rechtvaardiging kon ook worden gevonden in het
voorkomen dat beeldmateriaal dat seksueel misbruik van kinderen suggereert in omloop
wordt gebracht. Ook dergelijke beelden zijn schadelijk, omdat zij bijdragen aan het
bevorderen van een markt voor kinderpornografie en een subcultuur dat seksueel misbruik
van kinderen als normaal afspiegelt. De strafbaarstelling van virtuele kinderpornografie
is onder andere gericht op het tegengaan van een dergelijke markt.
Onrechtmatigheid
Bij onrechtmatigheid gaat het om de vraag of een handeling ook daadwerkelijk wederrechtelijk
is. In het onderzoeksrapport wordt enerzijds het argument aangedragen dat kindersekspoppen
een therapeutisch effect kunnen hebben op mensen die seksuele gevoelens ervaren voor
kinderen. Anderzijds geeft het onderzoek aan dat op dit moment geen wetenschappelijk
bewijs bestaat om te stellen dat van dergelijke poppen een beschermende werking uit
kan gaan. Daarnaast blijkt uit het onderzoeksrapport dat de twee geïnterviewde behandelaars
niet bekend zijn met een dergelijk therapeutisch gebruik in Nederland. Ook wordt in
het onderzoeksrapport genoemd dat therapeutische alternatieven bestaan voor behandeling.
Rechtsgoed
Bij het rechtsgoedbeginsel, staat de vraag centraal wat je wilt beschermen met de
strafbaarstelling. De argumenten die genoemd worden onder het kopje rechtsgoed, sluiten
aan bij de argumenten genoemd bij het schadebeginsel. De strafbaarstelling van kindersekspoppen
is niet gegrond op het principe dat dergelijke poppen directe schade in de vorm van
(online) seksueel kindermisbruik met zich meebrengen. Het rechtsgoed dat met de voorgenomen
strafbaarstelling beschermd zal worden is het tegengaan van de seksualisering van
kinderen door een afzetmarkt voor dergelijke seksattributen te voorkomen en verstoren.
De strafbaarstelling maakt het mogelijk om kindersekspoppen aan het maatschappelijk
verkeer te kunnen onttrekken.
Rechtvaardiging: prospectieve proportionaliteit, ultima ratio, effectiviteit
Prospectieve proportionaliteit en ultima ratio
Bij het zogeheten beginsel van «prospectieve proportionaliteit» staat het vraagstuk
centraal of het gebruik van het strafrecht in verhouding staat tot het ongewenste
gedrag. Het ultima ratio-beginsel houdt in dat het strafrecht slechts als laatste
redmiddel doemt te worden omgezet, met andere woorden: als geen reële alternatieve
instrumenten voor handen zijn om hetzelfde probleem op te lossen.
Als gezegd bevindt zich op dit moment een voorstel voor een strafrechtelijk verbod
op kindersekspoppen, in de vorm van een conceptnota van wijziging op het wetsvoorstel
seksuele misdrijven, in de consultatiefase. In deze consultatiefase zal, mede op basis
van de ontvangen adviezen, zorgvuldig worden gewogen hoe dit strafrechtelijk verbod
geformuleerd kan worden. Eerder al heb ik bezien of een dergelijk verbod ook in een
andere wet dan in het Wetboek van Strafrecht geregeld kan worden, bijvoorbeeld in
douanewetgeving. Een regeling in de douanewetgeving zou echter het nadeel met zich
meebrengen dat elke aangetroffen, aangeschafte, verhandelde, geproduceerde kindersekspop
anders dan douanerechtelijk niet in beslaggenomen kan worden.5 Om deze poppen op een effectieve manier aan het maatschappelijk verkeer te kunnen
onttrekken, is een strafrechtelijk verbod noodzakelijk.
Effectiviteit
Bij het beginsel van effectiviteit wordt gekeken naar de praktische toepasbaarheid
van de voorgenomen strafbaarstelling. Een tegenargument inzake strafbaarstelling dat
wordt genoemd onder het kopje effectiviteit, gaat over de beperkte opsporingscapaciteit
in de strafrechtketen, dat de mogelijkheid voor actieve opsporing verkleint. Belangrijk
is om daarbij op te merken dat een belangrijk doel van de strafbaarstelling is om
de poppen uit maatschappelijk verkeer te kunnen halen, zowel door de Douane als door
de politie. Een strafbaarstelling zorgt ervoor dat het instrumentarium wordt uitgebreid
om dergelijke poppen in beslag te nemen. De verwachting is dat dit met name zal gebeuren
wanneer deze poppen door de Douane of door de politie, bijvoorbeeld tijdens een douanecontrole
of een lopend opsporingsonderzoek, worden aangetroffen. De extra capaciteit en de
financiële kosten die dit strafrechtelijk verbod met zich meebrengen, zijn naar verwachting
gering.
Verder wordt in het onderzoeksrapport genoemd dat waar het gaat om het voorkomen van
de aanschaf of het bezit van het kindersekspoppen alternatieven, zoals hulpverlening,
mogelijk effectiever kunnen zijn dan een verbod. Daarover merk ik op dat een strafrechtelijk
verbod uiteraard niet op zichzelf staat. Een preventieve aanpak, waaronder hulpverlening,
vormt een belangrijke pijler wanneer het gaat om seksuele misdrijven. Een voorbeeld
daarvan is de jaarlijkse subsidie die het Ministerie van Justitie en Veiligheid geeft
aan het Expertisebureau Online Seksueel Kindermisbruik (EOKM), waaronder het programma
Stop it Now!. Het programma Stop it Now! biedt gratis en anoniem ondersteuning aan
mensen die zich zorgen maken over hun seksuele gevoelens en/of gedrag ten aanzien
van minderjarigen.
Formulering: interne subsidiariteit, legaliteit en retrospectieve proportionaliteit
Interne subsidiariteit
Bij de interne subsidiariteit staat de vraag centraal in hoeverre een verbod op kindersekspoppen
reeds onder de reikwijdte van een bestaande strafbaarstelling valt of daaronder te
brengen is. In de Quickscan wetgeving kindersekspoppen is deze vraag onderzocht. Het onderzoeksrapport laat zien dat bestaande wetgeving
in bepaalde specifieke gevallen van toepassing kan zijn op het bezit, de invoer, de
productie, etc. van kindersekspoppen, maar in het Nederlands recht zijn geen bepalingen
gevonden die expliciet naar kindersekspoppen verwijzen, noch is er Nederlandse jurisprudentie
op dit gebied ontwikkeld. Het bestaande juridisch kader is zeer beperkt van toepassing
op gedragingen rondom kindersekspoppen en daarmee ontoereikend om deze attributen
te kunnen weren.
Legaliteit en retrospectieve proportionaliteit
Bij legaliteit gaat het erom dat strafbare feiten voldoende duidelijk en precies moeten
worden omschreven in een vooraf opgestelde wettelijke strafbepaling. Bij retrospectieve
proportionaliteit gaat het om de vraag of de gekozen straf in verhouding staat tot
het strafbare feit. In het onderzoeksrapport worden verschillende zorgen geuit over
de moeilijkheid van het vormen van een helder afgebakende delictsomschrijving en over
de strafhoogte. Deze zorgen krijgen uiteraard de vereiste aandacht in het lopende
wetgevingsproces.
Overige overwegingen
In het onderzoeksrapport worden ook overige overwegingen meegegeven die relevant kunnen
zijn voor de argumentatie inzake een verbod.
Domino-effect
De eerste overweging luidt dat een verbod op kindersekspoppen mogelijk een domino-effect
heeft naar eventuele andere gedragingen die een negatieve invloed zouden kunnen hebben
op bijvoorbeeld de seksualisering van kinderen. Ik zie daarin geen evenwel aanleiding
die mij op dit moment zou moeten weerhouden van het ondernemen van actie: elk fenomeen
en elke gedraging moeten op hun merites worden beoordeeld.
Waterbed-effect
De tweede overweging gaat in op het risico dat de poppen niet rechtstreeks via een
vliegveld Nederland binnenkomen, maar vaker via de open grenzen met andere EU-landen
Nederland binnenkomen. Deze overweging vormt een belangrijke reden waarom gekozen
is voor een strafrechtelijk verbod, en niet voor een verbod in andere wetgeving (bijvoorbeeld
douanewetgeving). Een strafrechtelijk verbod zorgt ervoor dat ook de politie een aangetroffen
kindersekspop uit de roulatie kan halen. Daarnaast is Europese samenwerking in dit
verband erg belangrijk, zoals ook in het onderzoeksrapport wordt aangegeven. Verschillende
andere landen, binnen en buiten Europa, hebben reeds een strafbaarstelling ten aanzien
van kindersekspoppen of reeds bestaande andere wetgeving waardoor kindersekspoppen
in beslag genomen kunnen worden. Ik ben een groot voorstander van een gezamenlijke
Europese aanpak, ook wanneer het gaat om de bestrijding van de verspreiding van kindersekspoppen.
2. Artikel Nederlands Juristenblad
In een ander wetenschappelijk artikel dat op 5 september jl. in het Nederlands Juristenblad verscheen over onder andere de verwachte strafbaarstelling van kindersekspoppen en kinderseksrobots, wordt deze verwachte strafbaarstelling ook getoetst aan drie van de bovengenoemde criteria voor strafbaarstelling:
het schadebeginsel, het vereiste van effectiviteit en het legaliteitsgebod.6 Een deel van de argumentatie komt overeen met bovenstaande alinea’s, daarom breng
ik alleen het volgende argument naar voren. Zo wordt in dit artikel gesteld dat strafbaarstelling
ertoe zal leiden dat het materiaal via de voor de politie en het openbaar ministerie
ontoegankelijkere wegen van het internet (darkweb) wordt verhandeld. Dit wordt in verband gebracht met het bestaande capaciteitstekort
bij deze organisaties. Dat de verspreiding van kindersekspoppen door strafbaarstelling
naar verwachting «ondergronds» zal gaan, is inderdaad een (reëel) risico. Tegelijkertijd
vormt dit voor mij geen argument om daarom van strafbaarstelling af te zien. De strafbaarstelling
breidt het wettelijk instrumentarium uit en werpt voor individuen die een pop willen
bestellen een barrière op, zowel ondergronds als bovengronds. De strafbaarstelling
ervoor dat de poppen uit de roulatie gehaald kunnen worden, ongeacht via welke weg
deze besteld zijn.
3. Artikel RTL nieuws
In het artikel van RTL nieuws7 dat verscheen over dit onderwerp, wordt aangedragen dat geen bewijs bestaat dat kindersekspoppen
seksueel misbruik van kinderen in de hand werkt. Ook wordt gesteld dat iets pas verboden
moet worden als het gevaarlijk is, niet omdat we het onaangenaam vinden. Verder wordt
in het artikel aangegeven dat een strafbaarstelling van kindersekspoppen een misdrijf
zonder slachtoffers oplevert en dat een kindersekspop geen opstap is naar daadwerkelijk
misbruik of dat het bijdraagt aan het normaliseren tussen seks met kinderen en volwassen.
Ook wordt gesteld dat de Douane de laatste jaren steeds minder kindersekspoppen registreert.
Graag breng ik in reactie op dit artikel het volgende naar voren. Ondanks het ontbreken
van wetenschappelijk bewijs om de directe effecten van kindersekspoppen aan te tonen,
vind ik het bestaan van kindersekspoppen zeer onwenselijk en wel degelijk schadelijk.
Ik wil voorkomen dat op kinderen lijkende seksuele lustobjecten binnen Nederland rondgaan
en ik wil een markt tegengaan voor voorwerpen die seksualisering van kinderen in de
hand werken en een subcultuur creëren die seks met kinderen als normaal gedrag afspiegelt.
Ik ben het dan ook absoluut niet eens met de opvatting dat kindersekspoppen slechts
«onaangenaam» zouden zijn.
Voor wat betreft de hoeveelheid kindersekspoppen die de Douane jaarlijks aantreft,
geldt inderdaad dat de afgelopen jaren een daling te zien is in het aantal bevindingen.
Een mogelijke verklaring hiervoor is dat niet alle bevindingen en vaststellingen worden
vastgelegd, de poppen zijn immers op dit moment niet strafbaar. Enkel die bevindingen
zijn vastgelegd waarbij onregelmatigheden zijn vastgesteld, zoals een onjuiste douanewaarde.
Daarnaast is er sprake van een forse toename in het aantal douaneaangiften. Een strafrechtelijk
verbod zorgt ervoor dat de risicogerichte controles ook op basis van niet-fiscale
risico’s (de overtreding van het verbod op kindersekspoppen) zal plaatsvinden.
Tijdens de implementatiefase van het strafrechtelijk verbod zal mijn ministerie hierover
in gesprek gaan met het Ministerie van Financiën en de Douane, de politie en het openbaar
ministerie. Mede vanwege bovengenoemde werkwijze kunnen geen conclusies worden getrokken
op basis van de aantallen van de Douane.
De conceptnota van wijziging met het strafrechtelijk verbod op kindersekspoppen zal
na de consultatiefase voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State
aanhangig worden gemaakt. Ik streef ernaar deze nota van wijziging, vergezeld van
het advies van de Afdeling en bijbehorend nader rapport, nog voor het voorjaarsreces
bij uw Kamer in te dienen. Alsdan kan de strafbaarstelling als onderdeel van het wetsvoorstel
seksuele misdrijven worden betrokken bij de verdere openbare behandeling van dat wetsvoorstel.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid