Brief regering : Beantwoording vragen, gesteld tijdens de tweede termijn van het wetgevingsoverleg Water van 21 november 2022
36 200 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023
Nr. 105
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2022
Met deze brief worden de vragen beantwoord die door de leden Van Esch (PvdD) en Koekkoek
(Volt) in de tweede termijn van het Wetgevingsoverleg Water van 21 november 2022 zijn
gesteld. Ook wordt met deze brief, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, invulling gegeven aan de toezegging aan het lid Van der Plas (BBB)
om schriftelijk te worden geïnformeerd over wanneer en op welke wijze de gewijzigde
motie van de leden Grinwis en Van der Plas (Kamerstuk 35 756, nr. 17), die verzoekt om een campagne te organiseren tegen het gebruik van chloor en azijn
als onkruidbestrijder, wordt uitgevoerd.
Beantwoording vragen van het lid Van Esch
1. Wat is de stand van zaken van actieplannen voor het halen van de doelen van de
Kaderrichtlijn Water?
Er wordt uitvoering gegeven aan de Stroomgebiedbeheerplannen van de KRW1. De resterende opgave voor waterkwaliteit, waar het de landbouwopgave betreft, is
belegd in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. De plannen van de provincies worden
op 1 juli 2023 verwacht. Voor lozingsvergunningen loopt het actualisatietraject van
Rijkswaterstaat. Hier wordt nader op ingegaan bij de beantwoording van de derde vraag.
2. Als eind 2027 de benodigde maatregelen zijn genomen voor de KRW, maar de waterkwaliteit
nog niet voldoet, is dit dan juridisch houdbaar?
Eind vorig jaar is de Kamer geïnformeerd over de risico’s bij het niet tijdig halen
van de doelen.2 Nederland zal, in de situatie dat doelbereik niet gerealiseerd is, gebruik moeten
maken van de uitzonderingsmogelijkheden die de richtlijn biedt. Zo zal daar waar de
waterkwaliteit nog niet voldoet, aannemelijk moeten worden gemaakt dat alle mogelijke
maatregelen zijn genomen en dat met de getroffen maatregelen op langere termijn de
doelen wel worden gehaald.
Dit vraagt goede dossiervorming. Zoals aangegeven in de brief voorafgaand aan het
Wetgevingsoverleg Water3 en tijdens het plenaire debat over de IenW-begroting op 1 december jl. (Handelingen
II 2022/23, nr. 30, Begroting Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 36 200 XII)), wordt dit opgestart met waterbeheerders. Ik ben me bewust van de grote opgave.
Alle partijen moeten alles op alles zetten om de goede ecologische toestand zo snel
mogelijk te bereiken.
3. Hoe staat het met de herziening van de lozingsvergunningen door Rijkswaterstaat
en wat wordt er herzien?
Naar aanleiding van deze vraag verwijs ik naar de brief van 19 oktober 2022.4 Hierin wordt uiteengezet dat in het kader van de Delta-aanpak waterkwaliteit circa
800 vergunningen worden bezien, met voorrang voor de meest prioritaire vergunningen
(circa 200). Daarbij wordt door Rijkswaterstaat beoordeeld of de vergunningen nog
steeds voldoen aan de geldende eisen, zoals eventuele nieuwe of herziene conclusies
over de beste beschikbare technieken en implementatie van het ZZS (Zeer Zorgwekkende
Stoffen) beleid. De lozingseisen in de vergunningen worden zo nodig daaraan aangepast.
Van de circa 200 prioritaire vergunningen zijn er inmiddels ruim 130 bezien. Daarvan
worden in ieder geval 40 vergunningen aangepast. Voor circa 30 prioritaire vergunningen
is het bezien of aanpassing nodig is, in de afrondende fase. Het bezien van de laatste
40 prioritaire vergunningen wordt binnenkort gestart. Met het bezien van de overige
600 vergunningen is een start gemaakt.
Het proces van het bezien van de lozingsvergunningen zal structureel en cyclisch worden
voortgezet, zodat de vergunningen van de prioritaire bedrijven eens in de vier jaar
worden bezien en voor de overige bedrijven eens in de zes tot acht jaar.
Beantwoording vragen van het lid Koekkoek
1. Kunt u bij de Minister voor VRO en de Minister van EZK doorvragen over een verlaging
van de temperatuur van tapwater, ook bij andere gebouwen dan huizen, bijvoorbeeld
winkelcentra?
Tijdens het WGO Water is aangegeven dat de Minister van VRO bekijkt of binnen het
kader van de Woningwet de temperatuurseis verlaagd kan worden voor alle niet-prioritaire
locaties. Daar vallen ook de winkelcentra onder. Waar nodig wordt ook met de Minister
van EZK overlegd.
2. Kan nader worden bezien of ook voor prioritaire locaties de temperatuur van het
tapwater kan worden verlaagd, mits gelijkwaardige technologie beschikbaar is en het
veilig is in verband met legionella?
De huidige temperatuureis is vooral ingegeven door legionellapreventie. Omdat het
bij prioritaire locaties, zoals ziekenhuizen, gaat om kwetsbare groepen, kan de tapwatertemperatuur
daar niet worden verlaagd. Voor de niet-prioritaire locaties zijn de risico’s lager.
Zoals in het antwoord op de eerste vraag van mevrouw Koekkoek is aangegeven, bekijkt
de Minister voor VRO of binnen het kader van de Woningwet de temperatuureis voor deze
locaties wel kan worden verlaagd.
Uitvoering motie Grinswis/Van der Plas
Het lid Van der Plas (BBB) heeft geïnformeerd wanneer en op welke wijze de gewijzigde
motie van de leden Grinwis en Van der Plas, die verzoekt om een campagne te organiseren
tegen het gebruik van chloor en azijn als onkruidbestrijder, wordt uitgevoerd5.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat maakt afspraken met de betreffende
organisaties. Doel daarvan is het gebruik van producten die niet door het Ctgb voor
onkruidbestrijding zijn toegelaten (zogenoemde «huis- tuin- en keukenmiddelen») actief
te ontmoedigen. Omdat onkruidbestrijding vanaf het voorjaar plaatsvindt, zal de informatiecampagne
vóór die periode plaatsvinden. Met de NVWA zijn afspraken gemaakt om in 2023 toe te
zien op naleving van de wettelijke regels.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat