Brief regering : Fiche: Herziening verordening im-, export en doorvoer vuurwapens
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3571
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Wijziging verordeningen betreffende instant payments in euro (Kamerstuk 22 112, nr. 3569)
Fiche: Herziening Richtlijn stedelijk afvalwater (Kamerstuk 22 112, nr. 3570)
Fiche: Herziening verordening im-, export en doorvoer vuurwapens
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Herziening verordening im-, export en doorvoer vuurwapens
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen voor de
invoer, uitvoer en doorvoer van vuurwapens, hun essentiële onderdelen en munitie,
tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale
vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie,
tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende
georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens) (herschikking)
b) Datum ontvangst Commissiedocument
27 oktober 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 480
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/ALL/?uri=COM:2022:480:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2022) 299, SEC (2022) 330
f) Behandelingstraject Raad
g) Raad Economische en Financiële Zaken
h) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid in nauwe samenwerking met het Ministerie van
Financiën
i) Rechtsbasis
Artikelen 33 en 207 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
j) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
k) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel bouwt met de herziening voort op de huidig geldende verordening (258/2012),
die strekte tot implementatie van artikel 10 van het zogeheten Vuurwapenprotocol van
het Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit van de Verenigde
Naties (UNTOC-verdrag). Deze verordening is door de Europese Commissie (hierna: Commissie)
geëvalueerd. Daarin gesignaleerde tekortkomingen worden met dit voorstel hersteld.
De algemene doelstelling van het voorstel is de harmonisatie van de nationale regels
inzake invoer- en uitvoervergunningen en de doorvoer van vuurwapens, hun onderdelen
en componenten en munitie bij civiele transacties, om de administratieve lasten voor
marktdeelnemers te verminderen en de opsporing van illegale vuurwapens en bestrijding
van de illegale handel in deze voorwerpen te versterken. Hoewel de Commissie stelt
dat er geen causale link is tussen het voorstel en de export van wapens voor militaire
doeleinden in Oekraïne, zal de herziening van de vuurwapenverordening erop toezien
dat de controles op import van vuurwapens in de EU worden versterkt, ook vanuit (post-)conflict
gebieden op het continent.
Om de doelstelling te bereiken bevat het voorstel een groot aantal criteria waaraan
getoetst en voldaan moet worden alvorens de vergunning wordt afgegeven. De voorwerpen
waar het voorstel betrekking op heeft moeten te allen tijde door de autoriteiten te
volgen zijn. Bovendien moet elke aanvraag aan de hand van criteria aan verschillende
EU- en internationale informatiesystemen getoetst worden.
Het voorstel bepaalt dat transacties ten behoeve van de politie en gewapende strijdkrachten
van staten van de verordening uitgezonderd worden. Ook stelt het voorstel dat alleen
gemarkeerde wapens, of onderdelen daarvan, de EU mogen binnenkomen door erkende handelaren.
Verder wordt instrumentarium gecreëerd om meer zicht te krijgen en te houden op de
doorvoer van vuurwapens (de EU in en dan weer uit). Zo moeten deze transacties getoetst
worden aan de criteria van het gemeenschappelijk optreden 2008/944/CFSP1, die reeds van toepassing zijn op transacties tussen staten.
Om de communicatie tussen uitvoeringsdiensten te faciliteren schrijft het voorstel
voor dat lidstaten over digitale systemen moeten beschikken om de gevraagde gegevens
te verwerken en deze ook te bewaren, onder andere voor statistische doeleinden.
Het voorstel schrijft voor dat lidstaten straffen stellen op overtredingen van bepalingen
van de verordening. Ten behoeve van de implementatie en monitoring stelt de Commissie
een werkgroep in waarin de lidstaten vertegenwoordigd zullen zijn en krijgt de Commissie
de bevoegdheid om een aantal gedelegeerde handelingen op te stellen.
b) Impact assessment Commissie
Om de geconstateerde tekortkomingen van de huidige verordening te herstellen heeft
de Commissie de voorkeur gegeven aan een herziening van de verordening, omdat deze
optie de grootste toegevoegde waarde voor de EU als geheel heeft. Met de herziening
wordt de verordening in lijn gebracht met de in 2017 herziene EU-vuurwapenrichtlijn
2021/555, bijvoorbeeld op het punt van vuurwapens met grote magazijnen en alarm-,
signaal- en gedeactiveerde vuurwapens. De richtlijn en verordening hebben beide in
huidige vorm alleen betrekking op zogenaamde vuurwapens in het civiele domein en niet
op vuurwapens van overheidsdiensten (politie, leger).
Tegelijkertijd worden door het toepassingsbereik te verbreden met invoer van vuurwapens,
importeurs en met name erkende wapenhandelaren geconfronteerd met aanvullende administratieve
lasten om de benodigde documentatie uit doorvoer en bestemmingslanden te verkrijgen.
Erkend wordt dat douane- en vergunningverlenende autoriteiten, door het versterkte
toezicht en de geïntensiveerde informatie-uitwisselings- en samenwerkingsvereisten
moeten rekenen met enige lastenverzwaring. De extra lastendruk wordt voor alle partijen
deels gecompenseerd door verdere digitalisering van processen. De Commissie schat
aanpassingen in ICT-systemen in als uitvoerbaar.
Het voorstel heeft als doelstelling om een aanzienlijke positieve impact op de veiligheid
van EU-burgers te hebben, terwijl de vrijstellingen voor sportschutters, jagers en
verzamelaars van vuurwapens het recht op vrij verkeer van burgers respecteert.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland kent een strikt vuurwapenbeleid dat ook tot uitdrukking komt in de onderliggende
wet- en regelgeving2. Een goed stelsel voor legaal wapenbezit, waaronder begrepen vervoersbewegingen met
deze voorwerpen dragen bij aan het tegengaan van het illegale wapenbezit en de beperking
van de gevaarzetting van vuurwapens. Binnen de eengemaakte markt van de EU is van
belang dat vuurwapens traceerbaar zijn en dat er een goede controle-infrastructuur
aanwezig is. Daarvoor is een goede informatie-uitwisseling, in de eerste plaats tussen
nationale handhavende en overheidsdiensten, onontbeerlijk.
Naast inspanningen op het nationale en EU-vlak is Nederland partij bij meerdere internationale
fora die zich mede richten op de regulering van internationale wapenhandel alsmede
de bestrijding van illegale wapenhandel. Zo is het Arms Trade Treaty (ATT) een wereldwijd wapenhandelsverdrag dat is aangenomen in de Verenigde Naties
en dat de internationale wapenhandel reguleert. Daarnaast bestaat er binnen de Verenigde
Naties het Programme of Action to Prevent, Combat and Eradicate the Illicit Trade in Small Arms
and Light Weapons in All Its Aspects (PoA) en het International Tracing Instrument (ITI). Binnen het PoA en het ITI hebben overheden afspraken gemaakt over wetgeving rondom
kleine wapens, import- en exportcontrole, het beheer van wapenvoorraden en over de
registratie van vuurwapens. Daarnaast neemt Nederland deel aan het Wassenaar Arrangement. Dit is een arrangement voor de exportcontrole van dual-use goederen en conventionele
wapens, waaronder vuurwapens.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt de doelstelling van het voorstel: ervoor zorgen dat zicht op legale
wapens gehouden kan worden en, dientengevolge het effectief tegengaan van de illegale
handel in vuurwapens. Het illegale bezit en gebruik van vuurwapens is vaak een wezenlijk
onderdeel van criminele activiteiten (inclusief terrorisme) en vraagt om een effectieve
internationale aanpak. Het voorstel levert aanvullende handvatten om te voorkomen
dat legale vuurwapens in handen van de criminaliteit komen en is in lijn met de inzet
binnen het coalitieakkoord om ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Verdere harmonisatie
en uitbreiding van regels van EU-lidstaten die voor legale vuurwapens gelden en uitvoering
daarvan – met name sinds de meest recente herziening van de EU-vuurwapenrichtlijn
in 2017 – perken veiligheidsrisico’s verder in. Tegelijkertijd wenst het kabinet rekening
te houden met de belangen van personen die gemachtigd zijn om op legale wijze een
vuurwapen onder zich te houden, waaronder erkende wapenhandelaren, beoefenaren van
de schietsport, jagers en wapenverzamelaars.
Hoewel met het voorstel nieuwe vergunningsverplichtingen gecreëerd worden, wordt –
via vrijstellingen en vereenvoudigde procedures – de aanvullende administratieve last
rondom de import en export van vuurwapens beperkt gehouden. Het kabinet vindt het
van groot belang dat regelgeving voor importeurs en exporteurs duidelijk en uitvoerbaar
is en dat er sprake is van een gelijk speelveld op het vlak van vergunningverlening.
Afgemeten aan de beperkte vervoersstromen waar de verordening in de Nederlandse situatie
betrekking op heeft, zijn de investeringen die naar verwachting moeten worden gedaan
om ICT-systemen uitvoering te kunnen laten geven aan de vereisten van de verordening
en de capaciteit die gemoeid gaat met de informatie-uitwisselingsverplichtingen en
versterkte controle, naar verhouding groot. De ICT-kosten zullen naar verwachting
wel grotendeels eenmalig zijn; dat geldt echter niet voor de personele kosten bij
uitvoeringsdiensten, primair de Centrale Dienst In- en Uitvoer (CDIU) van de Douane.
Het kabinet zal inzetten op een implementatie die haalbaar is voor de handhaving en
uitvoering, daarbij ook rekening houdend met eisen ten aanzien van ICT-specificaties,
zowel op nationaal als EU-niveau.
Voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het voorstel is het van belang dat
definities gelijk worden getrokken met die van de EU-Vuurwapenrichtlijn3, of – ten behoeve van de uitvoering – nader gespecificeerd worden. Het kabinet zal
hier tijdens de onderhandelingen op inzetten. Ook zet het kabinet er op in dat, in
lijn met bepalingen uit de huidige verordening, voorkomen wordt dat dubbele vergunningen
aangevraagd en verstrekt moeten worden. Daarnaast zal er nationaal gewerkt gaan worden
aan een samenloopbepaling ten aanzien van de verschillende wapenregimes (Uniewetgeving,
Wet Wapens en Munitie en Besluit Strategische Goederen), om te voorkomen dat er door
de Douane dubbele vergunningen (uit-, door-, of invoervergunning en het reeds in de
Wet en munitie voorgeschreven consent) verstrekt moeten worden.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De posities van andere EU-lidstaten noch van het Europees Parlement zijn op dit moment
nog niet bekend. Binnen de Raad wordt het doel van het tegengaan van illegale wapenhandel,
alsmede van het reguleren van de legale handel in vuurwapens, breed gesteund. Binnen
het Europees Parlement zal het voorstel binnen de Commissie Internationale Handel
behandeld worden, met een adviesrol voor de Commissies Buitenlandse Zaken, Begrotingen,
Interne Markt en Burgerlijke Vrijheden en Binnenlandse Zaken.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd
op artikel 207 en artikel 33 VWEU. Op basis van artikel 207 VWEU is de EU bevoegd
maatregelen vast te stellen die het kader bepalen voor de uitvoering van de gemeenschappelijke
handelspolitiek van de Unie. Op grond van artikel 33 VWEU heeft de EU de bevoegdheid
maatregelen te nemen om de douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen
de lidstaten en de Commissie te versterken. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde
rechtsgrondslag. De gemeenschappelijke handelspolitiek en douane-unie vallen krachtens
artikel 3, lid 1, sub a en e, van het VWEU onder de exclusieve bevoegdheden van de
Unie. Dit is volgens het kabinet de juiste rechtsbasis.
b) Subsidiariteit
Niet van toepassing, gegeven de exclusieve bevoegdheid van de EU ten aanzien van dit
voorstel.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
doel van het voorstel is om de mogelijkheden in te perken die het omzeilen van bestaande
wetgeving inzake invoer, uitvoer en doorvoer van vuurwapens, essentiële onderdelen
en munitie te faciliteren. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling
te bereiken, omdat er niet alleen een vergunning vereist is voor de export van deze
voorwerpen uit de Unie maar ook voor import en doorvoer.
Het kabinet acht de voorgestelde acties in verhouding tot het gestelde doel om het
zicht op met name de in- en doorvoer van vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie
te verbeteren en aan de vastgestelde tekortkomingen van de bestaande verordening tegemoet
te komen. Het voorstel gaat daarom niet verder dan noodzakelijk om de doelstelling
ervan te bereiken.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De totale financiële middelen die nodig zijn om de uitvoering van dit voorstel te
ondersteunen, worden door de Commissie geraamd op 4,654 miljoen EUR voor de periode
2022–2027, waarvan 2,904 miljoen EUR voor administratieve uitgaven ter dekking van
onder meer 4 extra FTE's die nodig zijn voor de totale periode van het meerjarig financieel
kader. Nederland is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de
in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de
ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van
juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal
werknemers.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Er zijn enige (deels eenmalige) gevolgen voor met name enkele uitvoeringsdiensten
van de rijksoverheid te verwachten. Deze zijn op dit moment nog niet precies in te
schatten. Primair betreft het ICT en personeelskosten voor, in elk geval, CDIU van
de Douane. De CDIU is nu reeds verantwoordelijk voor de afgifte van de uitvoervergunningen
op basis van de nu geldende verordening, maar krijgt met dit voorstel aanvullende
taken op de toetsing van vergunningaanvragen voor de in- en doorvoer van vuurwapens
en de controle daarop. Secundair wordt de politie – nu reeds vergunningverlener op
basis van de Wet wapens en munitie en belast met algemene controle- en handhavingstaken
– mogelijk belast met aanvullende controletaken volgend op de afgifte van vergunningen.
De budgettaire gevolgen van het voorstel worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De financiële consequenties voor bedrijfsleven en burger zijn nihil omdat voor het
indienen en verwerken van vergunningsaanvragen op basis van de verordening, ingevolge
de artikelen 9 en 15 geen kosten in rekening mogen worden gebracht. De vergroting
van de lastendruk voor deze partijen is vooral gelegen in de moeite die het gaat kosten
om de vereiste documentatie van uiteindelijke ontvangers van de wapenzending te verkrijgen.
Die verplichting geldt echter ook onder de huidige verordening al voor de exportvergunning.
De onder 3b genoemde samenloopbepaling ten aanzien van de verschillende wapenregimes
(Uniewetgeving, Wet Wapens en Munitie en Besluit Strategische Goederen), zal er ook
voor kunnen zorgen dat de gevolgen voor de regeldruk beperkt blijven. Er hoeven dan
geen dubbele vergunningen (uit-, in-, of doorvoervergunning en het reeds in de Wet
Wapens en Munitie voorgeschreven consent) aangevraagd te worden.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel beoogt een harmonisatie van nationale afspraken rondom in-, uit- en doorvoer,
wat het speelveld binnen de Europese Unie gelijker maakt. Dit is ook voordelig voor
Nederlandse importeurs en exporteurs.
Daarnaast beoogt de verordening de illegale wapenhandel effectiever tegen te gaan
vanuit post-conflict gebieden. Hoewel de Europese Commissie stelt dat er geen verband
is tussen het voorstel en de export van wapens voor militaire doeleinden in Oekraïne,
is de verwachting wel dat voorgestelde regelgeving en harmonisatie in de EU positieve
effecten zal hebben op de controle op vervoersbewegingen van vuurwapens richting de
EU. Door de strengere eisen rondom de markering van vuurwapens zal dit effect mogelijk
verder reiken dan de EU. Wanneer vuurwapens namelijk niet voorzien zijn van een geldige
markering, dient de importeur deze te verzorgen, aangezien de wapens anders in beslag
genomen kunnen worden door de opsporingsautoriteiten. Ook bij de export naar derde
landen dient de exporteur een bewijs van aflevering te presenteren aan de autoriteiten.
Bij afwezigheid van een dergelijk bewijs dient een dergelijk bewijs gevraagd te worden
aan de verantwoordelijke autoriteiten van het importerende land.
Op deze manier kan door de feitelijke toepassing van de verordening een situatie ontstaan
waarin (exporteurs in) derde landen hun vuurwapens van markering zullen voorzien,
aangezien ze anders problemen ondervinden bij export naar de Europese Unie. Daarnaast
wordt meer gevraagd van importeurs (of importerende landen) om de omleiding van vuurwapens
tegen te gaan. De verordening draagt bij aan het versterken van het wereldwijde normstellend
vermogen van de EU. Dit vermogen is een van de belangrijkste troeven om geopolitieke
doelstellingen te realiseren. Cruciale voorwaarde daarbij is dat de EU ambitieuze
eigen regelgeving vormgeeft omtrent in-, uit- en doorvoer van vuurwapens.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft gevolgen voor in elk geval de Wet wapens en munitie, waaronder
mogelijk strafbepalingen in deze wet.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel voorziet in artikel 35 in de bevoegdheid voor de Commissie om gedelegeerde
handelingen met betrekking tot de lijst van vuurwapens en munitie (bijlage I bij het
voorstel), technische voorschriften voor halffabrikaten en het sjabloon voor de bij
de verordening gevoegde formulieren (bijlagen II en III) vast te stellen. Het betreft
een bestaande bevoegdheid, die wordt uitgebreid. Het kabinet acht de toekenning mogelijk,
aangezien het technische onderdelen van de verordening betreft. Het kabinet vindt
het bovendien wenselijk om deze bevoegdheden aan de Commissie toe te kennen om de
wetgevingsprocedure niet te belasten en vanwege de flexibiliteit. Daarnaast kan het
kabinet zich vinden in de keuze voor delegatie, aangezien de gedelegeerde handelingen
zullen leiden tot aanpassing van de bijlagen bij de verordening (zie artikel 290 VWEU).
De bevoegdheid wordt toegekend voor onbepaalde tijd. Nederland zal in plaats daarvan
pleiten voor toekenning voor bepaalde tijd met mogelijkheid tot stilzwijgende verlenging.
De bevoegdheid is inhoudelijk voldoende afgebakend doordat deze alleen betrekking
heeft op bijlagen bij het voorstel.
Het voorstel bevat voorts verschillende grondslagen (artikel 8, lid 4; artikel 9,
lid 8; artikel 14, lid 3; artikel 15, lid 7; artikel 27, lid 3; artikel 28, lid 2;
artikel 29, lid 3) tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen. Deze zien op het
vaststellen van eenvormige formulieren en regelingen van technische aard, waardoor
de keuze voor uitvoering in plaats van delegatie voor de hand ligt. Het kabinet acht
de toekenning van deze bevoegdheden mogelijk want het betreft geen essentieel onderdeel
en het is wenselijk in het belang van de flexibiliteit.
Het kabinet zet vraagtekens bij de toepassing van de raadplegingsprocedure voor de
vaststelling van de uitvoeringshandelingen in artikel 8, lid 4; artikel 9, lid 8;
artikel 14, lid 3; artikel 15, lid 7; artikel 27, lid 3 en artikel 29, lid 3 aangezien
het gebruik van de onderzoeksprocedure o.g.v. art. 2, lid 2, onder a van de Comitologieverordening
(handelingen van algemene strekking) meer voor de hand lijkt te liggen. Het kabinet
zet in op het gebruik van de onderzoeksprocedure voor de uitvoeringshandelingen in
deze artikelen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking
in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het kabinet acht een haalbare inwerkingtredingsdatum
van de verordening van vitaal belang, rekening houdend met de vragen die het nog heeft
over de uitvoerbaarheid en de ICT-vereisten, zowel Europees als nationaal.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Hetzij op verzoek van de Coördinatiegroep die op basis van de verordening wordt ingesteld,
of in elk geval elke tien jaar beoordeelt de Commissie de tenuitvoerlegging van de
verordening en legt zij het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de
toepassing ervan, waarin voorstellen tot wijziging ervan kunnen worden opgenomen.
In het licht van het gegeven dat de bestaande verordening tien jaar bestaat, kan het
kabinet de genoemde termijn en voorgestelde werkwijze ondersteunen.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De eenmalige gevolgen voor de uitvoering zijn naar verwachting aanzienlijk. ICT-systemen
moeten worden aangepast en er zullen aanvullende werkinstructies voor uitvoeringsdiensten
moeten worden opgesteld.
Anders dan bij de huidige verordening waarvoor op jaarbasis enkele tientallen (export)
vergunningen worden afgegeven, is de verwachting dat op basis van een herziene verordening
naast importvergunningen op jaarbasis mogelijk een duizendtal (import) vergunningen
afgegeven zullen moeten worden. De lastendruk kan beperkt worden door een samenloopregeling
tussen deze vergunningen en de reeds bestaande consentverplichting (artikel 14 Wet
wapens en munitie).
Het voorstel voorziet in een EU-ICT-voorziening (een elektronisch licentiesysteem).
Indien deze voorziening niet gereed is op het moment van de inwerkingtreding van de
verordening, zullen nationale ICT-applicaties moeten worden aangepast om vergunningaanvragen
en informatieverstrekkingen te behandelen. Het kabinet acht het van vitaal belang
om de inwerkingtreding van de verordening gelijk te laten lopen met het gereedkomen
van het «elektronisch licentiesysteem» en zal tijdens de gehele onderhandelingen van
het voorstel (met gelijkgestemde lidstaten) stevig erop in blijven zetten. Voor de
afgifte van een vergunning dienen verschillende (Europese) informatiesystemen geraadpleegd
te worden. Deze nieuwe taak levert naar verwachting geen onevenredige belasting op.
Voor met name een aantal aanvullende toezichttaken met betrekking tot bestemmings-
en doorvoerlanden buiten de EU, is op voorhand geen goede inschatting te maken van
de impact die zij op de uitvoering zullen hebben. Het kabinet zet erop in om deze
onduidelijkheden in het onderhandelingstraject zo spoedig mogelijk weg te nemen. Het
is cruciaal dat het uiteindelijke voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Deze verordening stelt eisen aan importeurs en exporteurs van vuurwapens in derde
landen, waaronder ontwikkelingslanden, waarmee de implicaties voor ontwikkelingslanden
op lange termijn positief kunnen zijn.
Het tegengaan van illegale wapenhandel draagt bij aan de duurzame ontwikkelingsdoelen
(SDG’s) van de Verenigde Naties. Zo onderstreept doelstelling 16.4 van de SDG’s de
noodzaak om illegale wapenstromen aanzienlijk te verminderen. Een succesvolle regulering
van wapens is ook van groot belang voor het bereiken van andere doelstellingen, van
gendergelijkheid tot veilige en duurzame steden, van economische groei tot kwalitatief
goed onderwijs. Het voorstel draagt hiermee bij aan de implementatie van een hogere
internationale standaard omtrent import en export van vuurwapens.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken