Brief regering : Strategisch Vastgoedplan 2022
36 124 Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa
Nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2022
Defensie maakt zich klaar voor de toekomst in een onzekere tijd waar internationale
spanningen nadrukkelijk onze aandacht vragen. In deze kabinetsperiode wordt fors geïnvesteerd
in de ontwikkeling van onze krijgsmacht, dit betekent dat onze organisatie de komende
jaren zal groeien. Daarbij wordt niet alleen ingezet op het aantrekken van meer personeel
en materieel, er wordt ook geïnvesteerd in het vastgoed van Defensie, zowel in Nederland
als op het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
Ik beschouw het voorbereiden van onze kazernes op de toekomst als randvoorwaardelijk
en vormend voor de ontwikkeling van de Defensieorganisatie. Dit Strategisch Vastgoedplan
2022 (SVP) vormt het kader van de aanpak en dient vier doelen. Het strategisch perspectief
dat in het SVP wordt gehanteerd is de groei van de krijgsmacht richting de NAVO-norm
van 2 procent van het bruto binnenlands product. In de Kamerbrief van mei jl. (Kamerstuk
34 919, nr. 91), waarin de contouren van de aanpak zijn geschetst (de Contourenbrief), heb ik de
vierledige doelstelling van deze opgave reeds uiteengezet:
1) Het aanpakken van ons vastgoed is allereerst noodzakelijk om de komende jaren onze
taak goed uit te voeren. Het actuele dreigingsbeeld vraagt om meer en andere inzet
en voorbereiding van Defensie. Daarom is Defensie vol in transitie richting een moderne
krijgsmacht. Dit leidt tot andere vastgoedbehoeften dan ten tijde van de bouw van
de meeste kazernes.
2) Daarnaast wil ik ons personeel de werkomstandigheden geven die ze verdienen. Het Defensiepersoneel
is het hart van onze organisatie. Door bezuinigingen in het verleden hebben zij soms
lange tijd gewerkt en overnacht in gebouwen die sterk aan onderhoud of vervanging
toe waren. Nu Defensie de komende jaren gaat groeien wil ik het personeel zoveel mogelijk
centraal stellen. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de arbeidsvoorwaarden van de
nieuwe CAO, maar ook in de uitgangspunten van dit SVP. Dat gaat enerzijds over langetermijndenken
en inspelen op trends. Maar ook over kleinere projecten en sneller ingrijpen bij onwenselijke
situaties die relatief eenvoudig kunnen worden opgelost. Een ander belangrijk uitgangspunt
bij het SVP is dat we ons personeel meer de gelegenheid willen geven om langer op
dezelfde plek te blijven werken, zodat overplaatsingen en binnenslapen minder voorkomen
en meer stabiliteit voor de gezinssituatie wordt gecreëerd.
3) Ook is ons Defensievastgoed nu nog onvoldoende duurzaam. Met het klimaatneutraal en
fossielvrij maken van ons vastgoed kan Defensie een belangrijke bijdrage leveren aan
het verminderen van de CO2-footprint van het Rijk.
4) De laatste doelstelling is het op orde brengen van de financiën binnen het vastgoeddomein.
De huidige financiële disbalans tussen het beschikbare budget en de omvang van het
Defensievastgoed is onhoudbaar, zo blijkt ook uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek
(IBO) naar het Defensievastgoed («Toekomstvast-Goedbeheerd» Kamerstuk 34 919, nr. 77). Door de opgelopen achterstanden wordt het onderhoudsbudget vooral ingezet voor
correctief onderhoud. Dit resulteert in een situatie dat de rekening hoger wordt,
terwijl de onderhoudsachterstanden steeds verder toenemen. Daarnaast past de huidige,
verouderde vastgoedportefeuille steeds minder bij de veranderende krijgsmacht. Door
ons vastgoed integraal aan te pakken en gericht te investeren, wordt het huishoudboekje
weer op orde gebracht.
In de eerdere brieven aan uw Kamer over de staat van ons vastgoed is duidelijk de
ernst van de problematiek en de omvang van de opgave geschetst (Kamerstuk 34 919, nr. 77, Kamerstuk 34 919, nr. 79). Deze Kamerbrief is het Strategisch Vastgoedplan 2022, dat naast de kaders voor
de aanpak van het vastgoed ook de kabinetsreactie bevat op de aanbevelingen van het
zojuist genoemde IBO naar het Defensievastgoed uit april 2021. De aanbevelingen van
het IBO zijn een belangrijke aanleiding geweest voor de totstandkoming van het SVP.
De bijlage bij deze brief (Projectenoverzicht uitwerking Strategisch Vastgoedplan
najaar 2022) wordt jaarlijks geactualiseerd, hier wordt ingegaan op de stand van zaken
en de planning van de projecten die voortkomen uit het SVP.
Wat gaan we doen?
Aanpak
De taak om ons vastgoed op een duurzame, toekomstbestendige manier op orde te brengen
is groot en uitdagend. Het IBO naar het Defensievastgoed gaf destijds aan dat het
nodig is om het gehele vastgoedportfolio grondig te herzien om het Defensievastgoed
weer financieel in balans te brengen. Het in een keer vaststellen en uitrollen van
een blauwdrukplan waarin voor alle Defensiegebouwen wordt bepaald of ze worden gesloopt,
herbestemd of gerevitaliseerd, past wat mij betreft niet bij een integrale aanpak
waarbij we plannen in overleg met de omgeving uitwerken en flexibel kunnen inspelen
op toekomstige ontwikkelingen (technologisch, binnen de krijgsmacht of in de samenleving).
Ik werk daarom volgens een gefaseerde aanpak, waarbij de vier doelen in samenhang
met elkaar worden bekeken en per locatie en provincie worden gewogen. De gefaseerde
aanpak start bij het strategische niveau, waarna wordt toegewerkt naar meer detail.
In deze aanpak worden eerst enkele strategisch belangrijke projecten in gang gezet,
die richtinggevend zijn voor de ontwikkeling van onze organisatie en waarmee ruimte
wordt gecreëerd voor concentratie, verduurzaming en vernieuwing van andere delen van
de vastgoedportefeuille.
In de Contourenbrief zijn de volgende projecten met een «bestuurlijk voornemen» aangekondigd:
– De concentratie van de Luchtmobiele Brigade in (de regio) Schaarsbergen.
– De regio Rucphen/Roosendaal, waar een oplossing wordt gezocht voor de ruimtevraag
van het Korps Commandotroepen.
– De concentratie van de eenheden die nu in Assen en Havelte zitten.
– Daarnaast is gemeld dat er onderzoek wordt gedaan naar een nieuwe kazernelocatie in
het midden van het land waar meerdere ondersteunende eenheden kunnen worden geclusterd.
Deze lijst wordt aangevuld met twee nieuwe projecten:
– Het concentreren van logistieke en operationele eenheden in de omgeving van Soesterberg.
– Het concentreren van eenheden op de Nieuwe Haven in Den Helder.
Voor deze twee projecten geldt, net als voor de projecten die in de Contourenbrief
zijn genoemd, dat ik een bestuurlijk voornemen uitspreek om deze ontwikkeling uit
te voeren en nu met de regio in gesprek ga met de intentie om tot een gezamenlijke
aanpak te komen. In het projectenoverzicht in de bijlage staat meer informatie over
de stand van zaken van deze projecten. Beide projecten zijn, net als de eerder genoemde
projecten, grootschalig van aard en vereisen regionale en lokale afstemming en samenwerking.
Met het concreter worden van de plannen die voortkomen uit het SVP, zullen andere
locaties permanent of tijdelijk beschikbaar komen voor een andere bestemming. Defensie
weegt aan de hand van een afwegingskader dat is gefundeerd op de vierledige doelstelling
af, of een locatie tijdelijk of structureel wordt afgestaan. Dit biedt meekoppelkansen
voor andere opgaven in het ruimtelijk domein, bijvoorbeeld voor woningbouw, voor de
energietransitie, voor landbouw, voor natuur of voor een combinatie van functies.
Natuurontwikkeling kan daarbij ook ontlastend werken voor de stikstofproblematiek.
Het zal naar verwachting gaan om enkele tientallen kleine en grotere Defensielocaties.
Voor deze zogenaamde «perspectieflocaties» zoeken Defensie, het Rijksvastgoedbedrijf
(RVB) en andere betrokken ministeries en regionale spelers gezamenlijk naar een nieuwe
bestemming. Het is de ambitie om een invulling te vinden die aansluit bij de maatschappelijke
opgaven en van toegevoegde waarde is voor de regio. In de paragraaf «In overleg met
de regio» wordt dieper ingegaan op dit traject.
Opgave Strategisch Vastgoedplan 2022
In de eerder aangehaalde Contourenbrief zijn de uitgangspunten geformuleerd voor de
vier doelstellingen die centraal staan. In deze brief wordt per aspect een slag dieper
gegaan door te beschrijven hoe we deze doelen, en de uitgangspunten die daarbij horen,
meenemen bij de totstandkoming van de plannen die voortkomen uit het SVP.
1 Goed voorbereid en klaar voor inzet
De kerntaak van Defensie is dat we klaarstaan voor onverwachte situaties, zeker nu
internationaal de spanningen oplopen. Het Defensievastgoed heeft als belangrijkste
functie dat het de grondwettelijke Defensietaken ondersteunt. De meeste kazernes in
ons land zijn gebouwd voor 1970, in een periode dat de krijgsmacht er nog anders uitzag
en voorbereid moest zijn op andere dreigingen. Omdat de vastgoedbehoefte een afgeleide
is van hoe de Defensieorganisatie zich ontwikkelt, vraagt dit om verandering.
Concentreren op strategische locaties
In de Contourenbrief is al genoemd dat het bij elkaar plaatsen van eenheden die elkaar
versterken in hun optreden een van de uitgangspunten van het SVP is. Het concentreren
van deze eenheden biedt voordelen vanuit operationeel opzicht, zo raken eenheden van
verschillende Defensieonderdelen beter op elkaar ingespeeld. Daarnaast voorkomt het
gezamenlijk huisvesten van samenwerkende eenheden onnodige vervoersbewegingen. Een
goed voorbeeld van concentratie is het eerder aangehaalde plan om meerdere logistieke
en operationele eenheden te concentreren op de locatie Soesterberg. Hiermee wordt
Soesterberg een logistiek cluster van waaruit men het hele land bedient. Naast Soesterberg
wordt ook onderzoek gedaan naar andere logistieke complexen, en hoe deze keten het
beste ingericht kan worden met de blik op de toekomst. Hier speelt de afweging tussen
redundantie, doelmatigheid en mobiliteit een belangrijke rol.
In de Contourenbrief is ook aangegeven dat het concentreren van eenheden het beste
is te realiseren op de grotere Defensielocaties waar voldoende ontwikkelruimte is.
Daarbij vind ik het van belang te benadrukken dat Defensie als organisatie verspreid
over het land zit, we concentreren dus met name in de regio’s waar we al zitten.
Spreiding over het land
Defensie wil landelijk zichtbaar aanwezig zijn in de samenleving, niet alleen om personeel
aan te trekken en vast te houden, maar ook omdat dit zorgt voor meer begrip en draagvlak
voor het werk dat Defensie doet. Ook is landelijke spreiding goed voor de regionale
werkgelegenheid, dit past goed bij de doelstelling van het kabinet ten aanzien van
een evenwichtige spreiding van de Rijkswerkgelegenheid. Daarnaast is het van belang
dat Defensie verspreid over het gehele land zit zodat er een solide basis is om overal
waar dat nodig is vanuit de veiligheidsregio’s bijstand te leveren. Dit draagt tevens
bij aan het spreiden van risico’s, de beperking van hinder voor de omgeving en het
beperken van het woon-werkverkeer voor Defensiemedewerkers.
Multidomein-benadering
Het Defensievastgoed is van oudsher sterk opgezet vanuit de losse Defensieonderdelen.
Zo heeft de Koninklijke Marine haar thuisbasis in de haven van Den Helder en opereert
de Koninklijke Luchtmacht met name vanuit de vliegbases. Dit is historisch zo gegroeid
en dit maakt deze objecten logische locaties om onze aanwezigheid meer te concentreren.
Anderzijds zijn de meeste kazernes van Defensie gebouwd in een periode waarin de krijgsmacht
in een andere wereld met andere dreigingen moest opereren. De specifieke vastgoedbehoeften
van bijvoorbeeld het Defensie Cyber Commando passen daar niet altijd goed in. Met
de blik op de toekomst zie ik Defensie als één krijgsmacht waarbij de verschillende
onderdelen elkaar versterken in het multidomein-optreden. Dit komt ook naar voren
in de verdere uitwerking van het SVP. Een voorbeeld hiervan is het clusteren van verschillende
eenheden op een nieuw te realiseren kazerne in het midden van het land.
Strategische reserve voor een wendbare krijgsmacht
De afgelopen periode heeft uitgewezen dat internationale omstandigheden zich snel
kunnen ontwikkelen. Soms brengen onverwachte omstandigheden een ruimtevraag met zich
mee vanuit Defensie. Hier moeten we in ons vastgoed flexibel op kunnen inspelen. Ook
met het oog op toekomstige groei van de organisatie die op termijn gehuisvest moet
worden, heeft Defensie enige manoeuvreerruimte nodig. Het SVP houdt namelijk rekening
met de groei naar de 2 procent NAVO-norm. Daar staat tegenover dat ik niet wil vasthouden
aan locaties die naar verwachting niet nodig zijn, ook vanwege de druk op de ruimte
in Nederland. Het benoemen van enkele locaties als «strategische reserve» zie ik als
een goede tussenvorm in dit vraagstuk. Door sommige locaties die op dit moment niet
meer nodig zijn aan te wijzen als strategische reserve, kan in geval van noodzakelijke
opschaling en uitbreiding relatief snel geschakeld worden. Onderdeel van uitwerking
van het SVP is daarom het aanwijzen van enkele locaties als strategische reserve op
basis van een afwegingskader, waarbij onder meer wordt gekeken naar de geschiktheid
van de locatie voor toekomstig Defensiegebruik.
Aangezien de strategische reserve op korte termijn niet nodig is, kunnen deze locaties
worden aangewend voor andere, tijdelijke functies. Als tijdelijke invulling voor deze
locaties kan gedacht worden aan energieopwekking of recreatie. Het gaat hier om grotendeels
lege terreinen: de bestaande bebouwing aan die het eind van hun levensduur zit wordt
gesloopt om verkrotting tegen te gaan en kosten te sparen.
Kazerne van de toekomst
Om de oorlog van morgen te winnen, moeten we nog meer inzetten op samenwerking met
innovatieve partners en technologieën. Ik zie de functie van de kazerne in de toekomst
verbreden als een plek waar meer samengewerkt wordt met andere partijen, volgens een
campus-benadering. Nu al is te zien dat Defensie ook een aantrekkende werking heeft
op innovatie en andere ontwikkelingen: aan de rand en om kazernes heen verrijzen innovatieve
labs en sportinstellingen. Voor de kazerne van de toekomst zal dit nog sterker het
geval zijn, waarbij de we ondernemingszin en denkkracht van de regio naar binnen willen
halen en versterken. Een goed voorbeeld is MINDbase, een initiatief waar Defensie
samenwerkt met partijen als TNO, NLR, MARIN en diverse startups. MINDbase zit nu al
in Rotterdam, Eindhoven en Enschede.
2 Personeel centraal
Defensie zet met de Defensienota vol in op het versterken van ons werkgeverschap (Kamerstuk
36 124, nr.1). We investeren daarom in goede arbeidsvoorwaarden, modern personeelsbeleid en in
een gezonde bedrijfsvoering en werkomgeving. Met ons personeel staan we dag en nacht
klaar voor Nederland. Ik vind het daarom belangrijk dat we ons huidige personeel de
komende jaren vasthouden en ervoor zorgen dat zij met een gevoel van trots naar hun
werk gaan. Het moderniseren en het wegwerken van achterstanden op onze kazernes is
ook een belangrijke factor om nieuw personeel aan te trekken. Onderdeel van het personeel
centraal stellen bij het SVP is dat we weten welke behoeften bij ons personeel leven.
Het ophalen van kennis en wensen is daarom een doorlopend en iteratief onderdeel van
de uitwerking van het SVP. Dit doen we zowel op kwantitatief als kwalitatief vlak,
door middel van digitale enquêtes en dialogen met het personeel. Ik wil hiermee borgen
dat de behoeften van ons personeel goed landen in de plannen die we maken. Daarnaast
is ook de medezeggenschap actief betrokken bij het uitwerken van de plannen.
De verbetering van de werkomstandigheden van het Defensiepersoneel is een belangrijke
aanleiding voor dit SVP. In het verleden is het meermaals voorgekomen dat locaties
gesloten moesten worden omdat de situatie te slecht of zelfs onveilig was. Vervolgens
zijn tal van maatregelen in gang gezet om een inhaalslag te maken in het achterstallig
onderhoud, maar zeker met oog op de groei van de organisatie in de toekomst is er
meer nodig. In het SVP wordt verder gedacht dan alleen de basis op orde te brengen.
Het doel is om de kazernes van Defensie klaar te maken om het werk van de huidige
en toekomstige generaties Defensiemedewerkers optimaal te ondersteunen.
Minder overplaatsingen voor een stabiele basis voor gezinnen
In de Contourenbrief is uiteengezet dat Defensie ernaar streeft haar personeel gedurende
hun loopbaan minder vaak en minder ver over te plaatsen. Ik wil dat ons personeel
hierin wordt gefaciliteerd, zodat een Defensiecarrière goed te combineren is met een
vaste woonlocatie en het thuisfront een stabiele basis krijgt. Dit komt terug in de
uitwerking van het SVP door werven, opleiden, werken en trainen zoveel mogelijk te
integreren op dezelfde locaties. Naast meer stabiliteit voor het personeel heeft dit
operationele en didactische voordelen. Kazernes zullen steeds meer een multifunctionele
invulling krijgen met een divers aanbod aan faciliteiten. Dit past goed binnen de
eerder aangehaalde campus-benadering voor de kazerne van de toekomst. Zo kan worden
gedacht aan legering en lesfaciliteiten voor initiële leerlingen op dezelfde locaties
als de operationele eenheden waarvoor ze opgeleid worden. Dit maakt het mogelijk voor
medewerkers om een diverse loopbaan bij Defensie op te bouwen zonder veel verplaatsingen.
Daarnaast beperkt dit de noodzaak tot het overnachten op de kazernes vanwege de kortere
woon-werkafstand. Daarnaast speelt de woningcrisis ook bij het Defensiepersoneel.
Met het wetsvoorstel aanpassing Huisvestingswet 2014 kunnen gemeenten voorrang geven
aan woningzoekenden die een vitaal beroep uitoefenen (MvT Kamerstuk 36 190, nr. 3). Mogelijk kunnen militairen hier in bepaalde gemeenten voor in aanmerking komen.
Defensie gaat hierover in gesprek met gemeenten waar deze problematiek speelt.
Regionale benadering
Zoals is uiteengezet in de paragraaf «Goed voorbereid en klaar voor inzet» wil Defensie
meer concentreren op strategische plekken verspreid in het land. Vanuit personeelsopzicht
is van belang dat we dat doen in de regio’s waar we nu al zitten. Gelet op de urgentie
om ook nieuw personeel aan te trekken is het nodig dat Defensie daarnaast voldoende
is vertegenwoordigd daar waar potentieel personeel woont. Daarom wordt ook gekeken
op welke plekken we minder vertegenwoordigd zijn, maar waar relatief gezien veel arbeidspotentieel
aanwezig is. Dit is bijvoorbeeld een van de factoren die wordt meegenomen in de zoektocht
naar een geschikte locatie voor de voorgenomen nieuwe kazerne voor de ondersteunende
eenheden. Defensie houdt er bij een verplaatsing van organisatieonderdelen nadrukkelijk
rekening mee dat de werkgelegenheid zoveel mogelijk behouden blijft in dezelfde provincie.
Eigentijdse normen voor onze gebouwen
Behoeftes van ons personeel veranderen met de tijd. Vernieuwing van ons vastgoed vraagt
om eigentijds beleid voor de inrichting van onze faciliteiten. In het kader van het
SVP wordt in bijzondere mate gekeken naar de faciliteiten kantoren, legering en lesgebouwen
en magazijnen, aangezien deze gebouwtypes ongeveer zestig procent van het totale Defensievastgoed
omvatten. Nieuwe, eigentijdse normen voor deze gebouwen hebben een groot effect op
de verduurzaming van de vastgoedportefeuille en dragen ook bij aan het welzijn van
ons personeel. Voor legering wordt bij nieuwbouw bijvoorbeeld bezien of meer gebruik
kan worden gemaakt van eenpersoonskamers. Daarbij is maatwerk belangrijk: bij bijvoorbeeld
de initiële opleidingen blijft het wel van belang om in het kader van vorming meerdere
personen op een kamer te legeren. Voor lesgebouwen is de ambitie om nog meer samen
te werken met externe partners, waarbij leslocaties van Defensie worden opengesteld
voor externen en Defensie ook gebruikmaakt van externe faciliteiten. Dit stimuleert
de kruisbestuiving in kennis tussen ons personeel en studenten aan andere onderwijsinstellingen.
Op het gebied van kantoren heeft Defensie zich gecommitteerd om hybride werken mogelijk
te blijven maken voor kantoorwerk, waarbij maatwerk wordt geboden voor specifieke
doelgroepen. Dit vergroot de flexibiliteit voor onze medewerkers en draagt daarnaast
bij aan verduurzaming door het verminderen van reisbewegingen.
Voor de onderwerpen kantoren, onderwijsinstellingen, de kazerne van de toekomst (inclusief
legering) en de logistieke inrichting (inclusief magazijnen), worden studies uitgevoerd
naar hoe deze zaken in de toekomst beter kunnen worden ingericht. Hierbij wordt de
koppeling gemaakt met het nieuwe HR-model waar Defensie nu aan werkt (Kamerstuk 35 570 X, nr. 91). Bij het verder uitwerken van de kazerne van de toekomst en de campusgedachte, wordt
ook gedacht aan het faciliteren van andere behoeften van ons personeel. Het accommoderen
van zaken zoals kinderopvang en huisdierenopvang op de kazerne zijn bijvoorbeeld zaken
die leven en waarmee we onze mensen en hun gezinnen meer mogelijkheden kunnen bieden
om werk en gezinsleven te combineren.
Verbinden met de omgeving
Defensie is een organisatie die sterk is geworteld in de regio’s waar we gevestigd
zijn. Dit is een relatie die vaak decennia of zelfs eeuwen teruggaat. Ik besef dat
de verbinding van Defensie met de regio’s waar we zitten waardevol is: onze mensen
en hun gezinnen voelen zich er thuis en maken actief deel uit van de maatschappij.
Daarnaast maken de mensen die er wonen op een directe manier mee wat Defensie doet.
Ik voel deze verbondenheid ook in de gesprekken waar het gaat over locaties waar Defensie
mogelijk vertrekt en ruimte wil maken voor andere functies. Dit besef sterkt mij in
het in de Contourenbrief geformuleerde uitgangspunt dat Defensie breed in het land
vertegenwoordigd moet zijn. Niet alleen vanuit het oogpunt van werving en gereedstelling,
maar ook vanwege de toegevoegde waarde van deze wederzijdse verbondenheid.
Daarnaast is het belangrijk om onze verbinding met de samenleving waar mogelijk te
versterken. Hier wordt gericht naar gekeken bij de uitwerking van het SVP, bijvoorbeeld
door te kijken naar koppelingen met externe onderwijsinstellingen en andere maatschappelijke
organisaties om zo mensen te interesseren voor een loopbaan bij Defensie. Ik wil nog
meer investeren in onze banden met de plekken waar we gevestigd zijn, soms door letterlijk
en figuurlijk de hekken open te zetten voor bezoekers en ideeën van buiten. Het gesprek
aangaan over hoe we ons nog meer als «goede buur» kunnen opstellen hoort daar ook
bij, in het speciaal in situaties waarbij de omgeving hinder ondervindt van de activiteiten
van Defensie.
3 Verduurzaming
Het vastgoed van Defensie bestrijkt zestig procent van de totale vastgoedportefeuille
van het Rijk en heeft te kampen met achterstallig onderhoud. De transitie naar een
klimaatneutrale vastgoedportefeuille is daarmee een grote opgave, maar daarnaast ook
een kans: Het totale energieverbruik van Defensie was in 2021 7.098 terajoule. Dit
is vergelijkbaar met het totale energieverbruik van de stad Delft. 3.047 terajoule
daarvan komt voor rekening van het vastgoed, zowel door gas- als elektriciteitsverbruik.
Dit staat gelijk aan een CO2-emissie van 0,279 megaton. Met het klimaatneutraal maken van ons vastgoed kan Defensie
dus een significante bijdrage leveren aan de verduurzaming van het maatschappelijk
vastgoed. Deze verduurzaming is al ingezet, maar wordt de komende jaren versneld met
de uitwerking van dit SVP, waar verduurzaming een van de vier doelen is.
Doelen en Key Performance Indicators (KPI’s) verduurzaming kazernes
Defensie volgt het Rijksdoel om in 2050 een volledig klimaatneutrale vastgoedportefeuille
te realiseren. Als tussendoel is Rijksbreed vastgesteld dat in 2030 de CO2-uitstoot met 55 procent moet zijn afgenomen ten opzichte van het jaar 1990. Daarnaast
sluit Defensie aan bij de portefeuille-aanpak van BZK (Kamerstuk 32 847 nr. 976). Het SVP richt zich op het doel om in 2050 al het Defensievastgoed klimaatneutraal
te maken en draagt bij aan het Rijksbrede tussendoel voor 2030. De objectgerichte
en gefaseerde aanpak van het SVP ondersteunen de gestelde CO2-doelen: Door de objectgerichte aanpak worden op doelmatige wijze hele kazernes klimaatneutraal
gemaakt. Hierdoor zal Defensie naar verwachting het Rijksbrede CO2-doel van 2050 voor de kazernes die nu al worden aangepakt eerder halen. De afstoting
en sloop van vastgoed helpt om het energieverbruik en de CO2-uitstoot te verminderen. Daarnaast kan door gefaseerd te werk te gaan tijdig worden
ingespeeld op innovaties.
De CO2-footprint van Defensie wordt de komende jaren steeds kleiner. Defensie rapporteert
al jaarlijks over het energieverbruik en de CO2-uitstoot van de krijgsmacht, maar zal dat specifiek voor vastgoed laten terugkomen
in de jaarlijkse kamerbrief waarin ik zal rapporteren over de voortgang van de uitwerking
van het SVP. Hierin zal specifiek worden gerapporteerd over de reductie van het fossiele
energiegebruik per jaar (gasverbruik) en de reductie van het finale energiegebruik
per jaar (CO2-uitstoot) voor vastgoed. Hierbij wordt ook gerapporteerd over de gerealiseerde energieopwekking
via wind en zon op onze terreinen, ongeacht door wie de stroom wordt verbruikt.
Verduurzaming monumentaal erfgoed
Het Defensievastgoed is divers van aard en bevat veel waardevol monumentaal erfgoed.
Dat betekent dat Defensie creatief moet nadenken over de verduurzaming van deze gebouwen.
Vaak zal maatwerk nodig zijn. Bij deze categorie vastgoed moet bij de uitwerking van
het SVP ook de balans worden bewaard met de andere drie doelen van de vastgoedopgave:
wanneer het vanuit operationeel, financieel- of personeelsoogpunt ondoelmatig is een
monumentaal gebouw aan te houden en te verduurzamen, moet ook worden bekeken of Defensie
hier ruimte kan maken voor een andere bestemming, die beter is te verenigen met de
aard van het gebouw. Geslaagde voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de Elias Beeckman-
en Prins Mauritskazernes in Ede, waar de gemeente nu een woonwijk realiseert met behoud
van het monumentale karakter van de kazernes. Als er sprake is van afstoting van monumenten
zullen de werkafspraken en het proces zoals beschreven in de Leidraad Afstoot Monumenten
worden gevolgd.
Klimaatadaptatie, natuur-inclusief bouwen en circulariteit
Klimaatverandering, schaarste van grondstoffen en effecten op natuur en milieu zullen
in de nabije toekomst ook impact hebben op Defensie. Defensie houdt hier rekening
mee bij de vervanging en vernieuwing van vastgoed. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de
gevolgen van hittestress zoveel mogelijk worden beperkt bij realisatie van nieuwbouw
en de inrichting van terreinen. Daarnaast houdt Defensie rekening met overstromingsgevaar,
in het bijzonder waar dit gaat om onderdelen van de vitale infrastructuur. De Nieuwe
Haven in Den Helder vraagt bijvoorbeeld speciale aandacht wat betreft waterveiligheid.
Als uitkomst van een studie naar benodigde maatregelen wordt bekeken of hier waterkeringen
kunnen worden opgetrokken om goed voorbereid te zijn. Vitale processen worden, indien
noodzakelijk, via mitigerende maatregelen veilig gesteld, bijvoorbeeld door realisatie
op hoger gelegen locaties.
We versterken de natuur door tijdens het bouwen natuurinclusief te werken. Zo realiseren
we meer groen en water op onze terreinen en passen we ecologisch vriendelijk onderhoud
toe. Ook wordt de behoefte aan energiezekerheid en zelfvoorzienendheid per object
in relatie met de omgeving bezien. Defensie gaat samen met waterschappen en drinkwaterbedrijven
mogelijkheden onderzoeken om (drink)wateropslag op eigen terreinen te realiseren,
dan wel capaciteit om zelf drinkwater te maken.
4 Financieel in balans
Fors ingrijpen in het huidige vastgoed van Defensie is ook vanuit financieel perspectief
hoognodig: de uitgaven aan achterstallig onderhoud vormen op dit moment een kostenpost
die blijft oplopen. Defensie loopt achter de feiten aan en houdt onvoldoende middelen
over om te investeren in de toekomst van de kazernes. Linksom of rechtsom moet de
portefeuille de komende jaren in balans worden gebracht door investeringsmiddelen
in te zetten voor de (ver)bouw van (nieuwe) moderne kazernes en het afstoten of slopen
van oude kazernes. Op die manier gaan we beschikken over het vastgoed dat we daadwerkelijk
nodig hebben en krijgen we grip op de onderhoudskosten. Als dat niet lukt moeten we
onnodig kosten blijven maken voor onderhoud van vastgoed dat we niet nodig hebben.
Dat is onwenselijk omdat het ten koste gaat van andere investeringen in ons personeel
en materieel.
Bij de start van de verkenningen naar deze opgave is gekeken naar welk type en hoeveel
vastgoed grofweg nodig is voor de krijgsmacht van de toekomst, ook met oog op de groei
van de krijgsmacht naar 2 procent NAVO-norm. Daaruit volgt dat van de ongeveer 6 miljoen
vierkante meters aan bruto vloeroppervlakte die Defensie op dit moment in gebruik
heeft, Defensie met ongeveer één derde van het aantal vierkante meters minder toe
kan, als er strategisch wordt geïnvesteerd in doelmatige nieuwbouw. Door scherp te
kijken naar wat onze organisatie in de toekomst wel en niet nodig heeft, kan Defensie
dus een aanzienlijk aantal gebouwen aanbieden voor herbestemming of slopen. De middelen
die in de oude situatie worden uitgetrokken voor onderhoud, worden in de nieuwe situatie
ingezet voor het plegen van gerichte investeringen in de toekomst. Gezien de aard
en looptijd van grote bouwprojecten, wordt steeds bij het opstellen van de begroting
bezien in hoeverre het ritme van de investeringskosten moet worden aangepast.
Met het geld dat beschikbaar komt door afstoting van overbodig vastgoed en met de
beschikbare investeringsmiddelen uit de begroting en de aanvullende middelen van het
Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) (voor het vastgoed incidenteel € 2,3 miljard en structureel € 165 miljoen), kan
Defensie het SVP de komende 15 jaar verder uitwerken en grondig investeren in het
vastgoed. De beschikbare middelen zijn leidend voor het SVP. Gedurende de uitwerking
van het plan zullen er wijzigingen in de kosten optreden als gevolg van geopolitieke
ontwikkelingen, besluiten die nog worden genomen en onderkende risico’s, bijvoorbeeld
rondom prijsontwikkelingen in de bouw en veranderende regelgeving. Daarom wil ik als
onderdeel van de rapportage over het SVP een realistische, vijfjarige raming van de
kosten van het vastgoed opnemen in de jaarlijkse Kamerbrief, zodat tijdig kan worden
ingegrepen als bijsturing gedurende de looptijd nodig is.
Het grondig investeren in onze kazernes om een moderne, duurzame en structureel betaalbare
vastgoedportefeuille te realiseren is een goed voorbeeld van doelmatigheid. Tegelijkertijd
is dit niet een puur cijfermatige exercitie en gaat het over de toekomst van de krijgsmacht.
Dat betekent dat dit een proces is waarin voortschrijdend inzicht een grote rol zal
spelen en Defensie zich adaptief moet opstellen. Ook door te schakelen tussen langetermijnperspectief
en kortetermijnoplossingen. De situatie op sommige locaties is namelijk zo nijpend,
dat ook op kortere termijn moet worden ingegrepen, ook al ligt een grootscheepse verbouwing
voor die locatie pas later in de planning. Daarbij komt het ook nu al voor dat de
belangen van ons personeel (bijvoorbeeld om niet nog vijftien jaar in een achterstallige
omgeving te werken en slapen) voorgaan op de doelmatigheid van een investering. Zo
is Defensie de afgelopen periode fase 2 van het project Verbetering Legering gestart
(Kamerstuk 34 919, nr. 86). Het dilemma tussen het strategische, langetermijnbeleid en uitdagingen die op korte
termijn actie behoeven, is inherent onderdeel van de uitwerking van het SVP. Het monitoren
van de financiële situatie van de vastgoedportefeuille is onderdeel van de rapportage
die u jaarlijks ontvangt over het SVP.
Hoe gaan we te werk?
In overleg met de regio
Bij besluiten die voortvloeien uit het SVP geeft Defensie rekenschap van de impact
daarvan in de regio. Het gaat daarbij specifiek over locaties waar Defensie gaat concentreren
(en dus haar aanwezigheid uitbreidt), een nieuwe locatie realiseert of over zogenaamde
perspectieflocaties (locaties die Defensie verlaat en daarmee beschikbaar komen voor
een andere bestemming). Bij elk van deze casussen is samenwerking en overleg met de
omgeving een belangrijk onderdeel van de planuitwerking. De insteek is om met de regio
gezamenlijk knelpunten en kansen te identificeren en wederzijdse belangen en opgaven
zo goed mogelijk te dienen. Ik streef ernaar plannen te realiseren met draagvlak in
de omgeving waarbij er winst is voor alle partijen, en waarbij ook aandacht is voor
ruimtelijke kwaliteit. Bij de besluitvorming blijft het Defensiebelang wel doorslaggevend.
Bij projecten waar dit van toegevoegde waarde is trekken Defensie en het RVB gezamenlijk
op met andere ministeries die actief zijn in het ruimtelijk domein.
In de Contourenbrief is uiteengezet dat in fase 2, die volgt op de ambtelijke verkenningsfase,
Defensie samen met het RVB in gesprek gaat met vertegenwoordigers van de regio met
als insteek om te komen tot een gezamenlijk voornemen en bestuurlijke afspraken over
de samenwerking. Bij een concentratielocatie zal dit gesprek worden uitgebreid met
deelname van het waterschap.
Bij een perspectieflocatie wordt samen met de regio gekeken naar de impact en afhankelijk
daarvan worden er verschillende partijen gevraagd om aan te sluiten, in ieder geval
overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld onderwijsorganisaties.
Hierbij wordt toegewerkt naar een perspectiefplan waarin de kansen en knelpunten voor
herbestemming worden onderzocht. Door hier als Rijk met medeoverheden samen te werken,
kan de verbinding worden gemaakt met andere maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken
zoals woningbouw, natuur en de energietransitie. Bij een object dat als strategische
reservelocatie wordt aangewezen volgt hetzelfde traject, waarbij Defensie en het RVB
meedenken over een nieuwe tijdelijke bestemming.
Voor elk van de projecten die genoemd zijn onder «Aanpak» is het overleg met de omgeving
reeds gestart. In de bijlage wordt per project beschreven wat de huidige stand van
zaken is, ook voor het participatietraject met de regio.
Fasering projecten met regionale impact
Vervolgproces
De verdere uitwerking van het SVP is een gefaseerd proces waarbij ik uw Kamer actief
betrek bij de voortgang en de plannen. Om de samenhang van de opgave te bewaren wordt
jaarlijks een voortgangsbrief opgesteld waarin ik inga op de vierledige doelstelling
van het programma en de vorderingen daaromtrent. Voor verduurzaming en de financiële
component wordt concreet ingegaan op de KPI’s die in de voorgaande paragrafen zijn
vastgesteld. Onderdeel van deze brief is het projectenoverzicht, inclusief de stand
van zaken.
In aanvulling daarop wordt het Defensie Materieel Proces gevolgd bij individuele projecten
waarbij het bestuurlijk voornemen heeft geresulteerd in een voorlopig besluit. Zoals
daarbij gebruikelijk is, wordt u met een A-brief geïnformeerd over de start van de
uitvoeringsfase van het project. Afhankelijk van de behandeling hiervan volgt bij
de aanbesteding van het project een D-brief. Defensie en het RVB werken in de uitwerking
van de programma en de individuele projecten nauw samen als strategische partners.
Waar houden we rekening mee in de uitwerking?
Externe ontwikkelingen en risico’s
De krijgsmacht ontwikkelt zich in hoog tempo, dat betekent ook dat Defensie flexibel
moet inspelen op externe factoren bij het realiseren van plannen. De omvang van de
vastgoedopgave vraagt een hoog ambitieniveau, maar tegelijkertijd ben ik realistisch
bij de uitwerking van het SVP. Meerdere externe factoren vormen risico’s die, ondanks
risicobeheersing, van impact kunnen zijn op planning, aanpak en de financiën. Een
voorbeeld is de verkrijgbaarheid en de betaalbaarheid van bouwmaterialen. Defensie
is hierbij net als andere organisaties afhankelijk van de marktontwikkelingen. Ook
is het aantrekken en behouden van voldoende capaciteit en specialistische kennis,
zowel bij uitvoerders, Defensie als bij het RVB een aandachtspunt.
Op juridisch vlak moet rekening worden gehouden met recente ontwikkelingen omtrent
benodigde vergunningen. Voor nieuwe, Rijksbrede wet- en regelgeving geldt dat in het
coalitieakkoord is vastgesteld dat bij de implementatie rekening wordt gehouden met
de bijzondere positie van Defensie. Uiteraard speelt het stikstofvraagstuk ook een
rol bij projecten van Defensie. Defensie moet, net als iedere andere organisatie in
Nederland, zich houden aan de wet- en regelgeving bij het realiseren van vastgoedprojecten.
In het gesprek met de omgeving is het een risico dat door de integrale aanpak en de
focus op het creëren van meerwaarde voor alle partijen, het Defensiebelang en de doelstellingen
van het SVP teveel uit het zicht raken. Dit wil ik voorkomen door de regie duidelijk
bij Defensie te houden.
Kabinetsreactie aanbevelingen Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar het
Defensievastgoed
Zoals aangegeven is het IBO naar het Defensievastgoed, dat op 16 april 2021 met uw
Kamer is gedeeld, een belangrijke aanleiding geweest voor Defensie om integraal naar
ons vastgoed te kijken (Kamerstuk 34 919, nr. 77). Dit IBO heeft geleid tot concrete en uitvoerbare aanbevelingen. Bij de uitwerking
van het SVP worden deze aanbevelingen betrokken. Op 24 juni 2021 is op uw verzoek
al inhoudelijk ingegaan op de aanbevelingen die in het IBO zijn gedaan en op welke
manier Defensie hiermee reeds aan de slag is gegaan (Kamerstuk 34 919, nr. 79). Toen is bijvoorbeeld aangegeven dat Defensie halfjaarlijks zal rapporteren over
de voortgang van de acties om het vastgoedbeheer te verbeteren. Over de opzet van
de halfjaarlijkse rapportage heb ik uw Kamer met de brief van 21 september 2021 geïnformeerd
(Kamerstuk 34 919, nr. 83). Met de brief van 18 mei 2022 (Kamerstuk 34 919, nr. 91) en de brief van 20 september 2022 (Kamerstuk 361 24, nr. 4) heeft uw Kamer de eerste
twee halfjaarlijkse rapportages ontvangen. Hiermee wordt opvolging gegeven aan de
moties van het lid Sneller c.s. (Kamerstuk 35 830, nr. 9) en van het lid Stoffer (Kamerstuk 35 830, nr. 22).
Sinds de totstandkoming van het IBO is de oorlog in Oekraïne uitgebroken. Deze belangrijke
ontwikkeling zet ook de vastgoedopgave van Defensie in een ander licht, zoals ik al
eerder in deze brief heb uiteengezet. Het ambitieniveau en het beschikbare budget
is anders dan ten tijde van de totstandkoming van het IBO. Het SVP houdt hier rekening
mee en gaat uit van de vierledige doelstelling zoals aan het begin van deze brief
vermeld. In het vervolg van deze paragraaf wordt puntsgewijs ingegaan op de drie hoofdaanbevelingen
uit het IBO en op welke manier deze aanbevelingen terugkomen in de uitwerking van
het SVP.
Aanbeveling 1. Zorg voor een structurele invulling van de noodzakelijke randvoorwaarden voor het
vastgoed, structureer bijvoorbeeld de informatie-huishouding en de governance;
Ik onderschrijf het belang van het structureel op orde brengen van de randvoorwaarden
voor het vastgoed. Deze aanbeveling wordt dan ook overgenomen. Als onderdeel van de
acties die Defensie in gang heeft gezet naar aanleiding van het Verantwoordingsonderzoek
van de Algemene Rekenkamer, is Defensie vorig jaar gestart met het halfjaarlijks rapporteren
over de stand van zaken van onder meer de doorontwikkeling van het vastgoedmanagement,
inclusief de informatievoorziening. Ik wil deze rapportage voortaan combineren met
de jaarlijkse voortgangsbrief over de uitwerking van het SVP, zodat u jaarlijks een
integrale vastgoedrapportage ontvangt, waarbij ook wordt ingegaan op het vastgoedmanagement
en gerelateerde zaken. In de meest recente rapportage (Kamerstuk 36 124, nr. 4) worden de laatste ontwikkelingen op het gebied van deze aanbeveling toegelicht.
Zo is het RVB in opdracht van Defensie inmiddels gestart met de implementatie van
een nieuw onderhoudsmanagement systeem (OMS), dat wanneer het volledig operationeel
is, zal zorgen voor eenvoudiger en meer integraal inzicht in de staat van het onderhoud
van het Defensievastgoed. Ook zijn KPI’s toegevoegd in de managementrapportages van
het RVB naar Defensie, waardoor Defensie een beter inzicht krijgt in de staat van
het vastgoed. Bovendien is een TaskForce Normering Vastgoed (TF NoVa) ingesteld die
de effectieve bezetting en gebruik van het Defensievastgoed onderzoekt. De rapporten
van TF NoVa leveren actuele en gevalideerde data voor de volgende fasen in de aanpak
van de vastgoedportefeuille.
2. Zorg dat de bestaande disbalans tussen het beschikbare budget en de vastgoedportefeuille
wordt hersteld door concentratie, verduurzaming en vernieuwing;
Het herstellen van de balans tussen het budget en de vastgoedportefeuille is een van
de vier doelen van het SVP. In de paragraaf «financieel in balans» is uitgebreid ingegaan
op de benodigde investeringen om de balans te herstellen. Bij het monitoren van het
SVP zal in de jaarlijkse Kamerbrief standaard worden gerapporteerd over de financiële
component van het programma.
3. Realiseer een toekomstvast en stabiel stelsel door het vastgoed van Defensie onder
te brengen in een eigen stelsel bij het Rijksvastgoedbedrijf.
In tegenstelling tot de meeste andere onderdelen van de rijksoverheid, heeft Defensie
op dit moment haar vastgoed (gebouwen en terreinen) in eigen bezit. Het Rijksvastgoedbedrijf
(RVB) beheert het vastgoed voor Defensie. Defensie heeft, naar aanleiding van deze
aanbeveling van het IBO, het principebesluit genomen om over te gaan op een nog nieuw
te ontwikkelen stelsel bij het RVB. Hierbij «koopt» of financiert het RVB gefaseerd
het vastgoed van Defensie en betaalt Defensie vervolgens jaarlijks een gebruikersvergoeding
aan het RVB, bestaande uit rente en afschrijving. Het achterliggende doel is dat het
baten/lasten-stelsel waar het RVB mee werkt voor financiële stabiliteit zorgt en toegang
geeft tot een leenfaciliteit waarmee investeringen kunnen worden versneld. Het nieuwe
stelsel zal in de komende periode door Defensie en het RVB worden uitgewerkt. Belangrijke
voorwaarden daarbij zijn:
– Defensie houdt zeggenschap over de beschikbaarheid en het gebruik van het Defensievastgoed.
– De overgang naar het nieuwe stelsel is budgetneutraal.
– De overgang vindt gefaseerd plaats.
Ik hoop dat ik u met deze brief heb kunnen meenemen in mijn visie van de opgave die
voor ons ligt, de aanpak die ik wil volgen en de overwegingen die daarbij spelen.
Ik ga graag met u in gesprek over de verdere uitwerking hiervan.
Om invulling te geven aan artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet ontvangt u hierbij
het CW 3.1 kader (Kamerstuk 31 865, nr. 198).
Beleidskeuzes uitgelegd
Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)
1. Doel(en)
Het Strategisch Vastgoedplan 2022 (SVP) heeft een vierledige doelstelling: ondersteuning
van de operationele gereedstelling, werving en behoud van personeel, verduurzaming
en het herstellen van de financiële balans.
2. Beleids-instrument(en)
Het opzetten van het programma voor het SVP en het onderzoek van de mogelijkheden
om een nieuw vastgoedstelsel op te zetten zijn beleidsinstrumenten die worden gebruikt.
Met het SVP wordt gewerkt volgens een gefaseerde aanpak, waarbij de vier doelen in
samenhang met elkaar worden bekeken en per locatie en provincie worden gewogen. Eerst
worden enkele strategische projecten in gang gezet, die richtinggevend zijn voor de
ontwikkeling van Defensie en waardoor er ruimte gecreëerd wordt voor de concentratie,
verduurzaming en vernieuwing van andere delen van de vastgoedportefeuille. Het slopen,
afstoten, herbestemmen of revitaliseren van Defensiegebouwen wordt aan de hand van
een afwegingskader afgewogen. Tijdelijk of structureel afstaan van locaties biedt
ook meekoppelkansen voor andere opgaven in het ruimtelijk domein.
3. Financiële gevolgen voor het Rijk
De financiële gevolgen voor het Rijk zijn als volgt: met het geld dat beschikbaar
komt door afstoting van overbodig vastgoed en met de beschikbare investeringsmiddelen
uit de begroting en de aanvullende middelen van het Coalitieakkoord (voor het vastgoed
incidenteel € 2,3 miljard en structureel € 165 miljoen), kan Defensie het SVP de komende
15 jaar verder uitwerken en grondig investeren in het vastgoed.
4. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
D Bij een perspectieflocatie wordt met de regio gekeken naar de impact en afhankelijk
daarvan worden verschillende partijen gevraagd om aan te sluiten, in ieder geval overheden,
ondernemers en maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld onderwijsorganisaties.
Hierbij wordt toegewerkt naar een perspectiefplan waarin de kansen en de knelpunten
voor herbestemming worden onderzocht. Door hier als Rijk met medeoverheden samen te
werken, kan de verbinding worden gemaakt met andere maatschappelijke en ruimtelijke
vraagstukken zoals woningbouw, natuur en de energietransitie. Bij een object dat als
strategische reservelocatie wordt aangewezen volgt hetzelfde traject, waarbij Defensie
en het RVB meedenken over een nieuwe tijdelijke bestemming.
5. Nagestreefde doeltreffendheid
WHet hebben van een duurzame, veilige, flexibele en betaalbare vastgoedportefeuille
zorgt voor een optimale ondersteuning van de bedrijfsvoering van Defensie en het verhogen
van de operationele gereedheid. Tevens draagt het bij aan het zijn van een aantrekkelijke
werkgever en daarmee een hoge werktevredenheid.
1. Ondersteuning van de operationele gereedstelling: Het bij elkaar plaatsen van eenheden
die elkaar versterken in hun optreden biedt voordelen in operationeel opzicht en beperkt
onnodige vervoersbewegingen. Ook wil Defensie landelijk zichtbaar aanwezig zijn, vanwege
het aantrekken en behouden van personeel maar ook zorgt dit voor begrip en draagvlak
voor Defensie. Daarnaast is dit van belang dat er een solide basis is om (onverwachte)
risico’s te spreiden.
2. Bijdragen aan werving en behoud van personeel: Met het SVP wordt het personeel
centraal gesteld. Door in te zetten op minder overplaatsen, een regionale benadering
en eigentijdse normen voor gebouwen wordt ingezet op het versterken van het werkgeverschap.
De medezeggenschap is actief betrokken bij het uitwerken van de plannen.
3. Verduurzaming: verduurzaming van het vastgoed van Defensie is reeds ingezet maar
wordt de komende jaren versneld met de uitwerking van het SVP. Zo richt het SVP zich
op het doel om in 2050 al het Defensievastgoed klimaatneutraal te maken en draagt
het bij aan het Rijksbrede tussendoel voor 2030. Ook ondersteunen de objectgerichte
en gefaseerde aanpak van het SVP de gestelde CO2-doelen. De afstoting en sloop van vastgoed helpt om het energieverbruik en de CO2-uitstoot te verminderen en wordt ingespeeld op innovaties. Defensie houdt rekening
met klimaatverandering, schaarste van grondstoffen en effecten op natuur en milieu
bij de vervanging van vernieuwing van vastgoed.
4. Herstellen van de financiële balans: Door scherp te kijken naar wat onze organisatie
in de toekomst wel en niet nodig heeft, kan Defensie dus een aanzienlijk aantal gebouwen
aanbieden voor herbestemming of sloop. De middelen die in de oude situatie worden
uitgetrokken voor onderhoud, worden in de nieuwe situatie ingezet voor het plegen
van gerichte investeringen in de toekomst. Gezien de aard en looptijd van grote bouwprojecten
wordt steeds bij het opstellen van de begroting bezien in hoeverre het ritme van de
investeringskosten moet worden aangepast.
6. Nagestreefde doelmatigheid
Fors ingrijpen in het huidige vastgoed van Defensie is ook vanuit financieel perspectief
en nagestreefde doelmatigheid hoognodig: de uitgaven aan achterstallig onderhoud vormen
op dit moment een kostenpost die blijft oplopen. Defensie loopt achter de feiten aan
en houdt onvoldoende middelen over om te investeren in de toekomst van de kazernes.
Linksom of rechtsom moet de portefeuille de komende jaren in balans worden gebracht
door investeringsmiddelen in te zetten voor de (ver)bouw van (nieuwe) moderne kazernes
en het afstoten of slopen van oude kazernes. Op die manier gaan we beschikken over
het vastgoed dat we daadwerkelijk nodig hebben en krijgen we grip op de onderhoudskosten.
Als dat niet lukt moeten we onnodig kosten blijven maken voor onderhoud van vastgoed
dat we niet nodig hebben. Dat is onwenselijk omdat het ten koste gaat van andere investeringen
in ons personeel en materieel.
7. Evaluatieparagraaf
Bij het monitoren van het SVP zal in een jaarlijkse Kamerbrief standaard worden gerapporteerd
over de voortgang van de uitwerking van het SVP en de vierledige doelstelling van
het programma en de vorderingen daaromtrent. Voor de verduurzaming en de financiële
component wordt concreet ingegaan op de KPI’s. Onderdeel van de kamerbrief is het
projectenoverzicht, inclusief de stand van zaken. Daarnaast geldt het Defensie Materieel
Proces (DMP) voor projecten binnen het SVP waarbij het bestuurlijk voornemen heeft
geresulteerd in een voorlopig besluit.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.