Brief regering : Verzamelbrief commissiedebat Maritieme Zaken 8 december 2022
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 372 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2022
Op 8 december 2022 vindt het commissiedebat Maritiem plaats. Hierbij wordt u geïnformeerd
over de stand van zaken van nog openstaande moties en toezeggingen en een aantal relevante
dossiers met betrekking tot maritieme zaken. Daarbij wordt eerst stilgestaan bij algemene
onderwerpen, daarna wordt er ingegaan op onderwerpen binnen het domein van zeehavens,
zeevaart en binnenvaart.
Algemeen
Beleidsdoorlichting
In september 2021 is een Kamerbrief1 gestuurd met de aankondiging van de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel
18 Scheepvaart en havens (periode 2015–2020). Het onderzoek is intussen afgerond en
er wordt een kabinetsreactie voorbereid. Het resultaat van de beleidsdoorlichting,
inclusief een kabinetsreactie en bevindingen van de onafhankelijke deskundige, wordt
uiterlijk begin volgend jaar naar de Kamer gestuurd. Eerder is aangegeven dat de beleidsdoorlichting
aan het eind van het jaar zou worden opgestuurd. Dit is iets vertraagd.
Beleidskader maritieme veiligheid
In de brief van 1 juli 20222, over ongevalscijfers scheepvaart 2021, is toegezegd dat de Kamer eind dit jaar nader
geïnformeerd zou worden over de voortgang van de acties ter verwezenlijking van een
risico gestuurde aanpak uit het Beleidskader maritieme veiligheid van november 2020.
De meeste van deze acties zijn inmiddels in gang gezet, maar vanwege de omvang van
de acties zal het nog enige tijd duren voor alle acties volledig zijn uitgevoerd en
de risico gestuurde aanpak volledig is geïmplementeerd. De Kamer ontvangt voor de
zomer van 2023 een overzicht over de stand van zaken.
Tevens is in het Commissiedebat Maritiem van 5 juli 2022 (Kamerstuk 31 409, nr. 355) toegezegd dat de Kamer in de loop van het najaar een brief zou ontvangen over de
veiligheidsrisico’s op de Noordzee. Hierbij werd tevens de link gelegd met het eerdere
MARIN onderzoek naar de cumulatieve effecten van wind op zee, en de vraag in hoeverre
dit onderzoek voldoende basis biedt voor het bepalen van een veiligheidsstandaard
op de Noordzee. Het antwoord kunnen geven op deze vraag heeft helaas enige vertraging
opgeleverd. De verwachting is echter dat de toegezegde brief in het eerste kwartaal
van 2023 naar de Kamer wordt gestuurd.
Zeehavens
Houtrakpolder
Met de gewijzigde motie van de leden Koerhuis en Van der Molen3 heeft de Kamer opgeroepen om onderzoek te doen naar de voorwaarden waaronder een
extra havenbekken in de Houtrakpolder tot stand kan komen. In het kader van de gebiedsgerichte
aanpak in NOVEX-verband Noordzeekanaalgebied (NZKG) vinden besprekingen plaats. Er
wordt met betrokken partijen van Rijk, regio en haven voor het Noordzeekanaalgebied
een integraal ontwikkelingsperspectief opgesteld. De opgaven en ruimtevraag in dit
gebied op het vlak van water, wonen, (haven)economie en circulaire economie, energietransitie
en landschap worden afgewogen. De Houtrakpolder maakt onderdeel uit van deze afweging.
De ruimtelijke reservering van de Houtrakpolder wordt beschouwd vanuit de bestaande
situatie en de toekomstige ontwikkelingen, in relatie met de omgeving van het NZKG
en met de Amsterdamse havenactiviteiten op het gebied van energietransitie en circulaire
economie. Het nader op te starten onderzoek zal hierop ingaan. De Kamer wordt geïnformeerd
over de uitkomsten in 2023. Dit is conform wat afgesproken is in het Bestuurlijk Overleg
MIRT4.
Walstroom
De uitrol van walstroom in Nederland komt op gang. De eerste tender van de subsidieregeling
walstroom ten behoeve van stikstofreductie heeft zes walstroomprojecten opgeleverd,
waaronder walstroom voor de cruise-terminals van Amsterdam en Rotterdam. Daarnaast
vinden constructieve gesprekken plaats met de Branche Organisatie Zeehavens (BOZ)
om te kunnen voldoen aan de aankomende Europese walstroomverplichtingen per 2030,
die voortvloeien uit de in ontwikkeling zijnde EU AFIR verordening. De afspraken met
de BOZ worden in het voorjaar van 2023 vastgelegd in een intentieverklaring die met
de Kamer gedeeld zal worden. Vervolgens kan, mede met behulp van een nieuwe subsidieregeling,
uitvoering worden gegeven aan de walstroomprojecten die nodig zijn om te voldoen aan
de Europese verplichtingen voor de scheepsvaartsegmenten containerschepen, cruiseschepen
en RO/RO ferryschepen. Naast de ingezette uitrol van walstroom voor de zeevaart wordt
ook werkt gemaakt van de uitrol voor de binnenvaart, op de door Rijkswaterstaat beheerde
ligplaatsen. Hiervoor is € 16 mln. gereserveerd.Een aantal ligplaatsen van RWS is
al voorzien van walstroom. Nu wordt verkend welke en hoeveel ligplaatsen op korte
termijn ook voorzien kunnen gaan worden van walstroom. Tenslotte worden innovatieve
toepassingen van walstroom verkend voor zeeschepen om bijvoorbeeld batterij-elektrisch
de haven uit te kunnen varen.
Evaluatie nieuwe loodsverplichting
Op 19 september 2022 heeft de Kamer het evaluatierapport van het bureau Twynstra Gudde
over het eerste jaar nieuwe loodsplichtregelgeving5 («Loodsplicht nieuwe stijl») ontvangen. Dit komt overeen met wat is gevraag in de
motie Laçin 6. De evaluatie is gebaseerd op data van de zeehavens over het jaar 2021 en op interviews
met de betrokken bevoegde autoriteiten (de havenmeesters), de registerloodsen en redersverenigingen.
In de evaluatie is een lijst van juridische vraagpunten en een lijst van wensen rond
nieuwe experimenten opgenomen. In de aanbiedingsbrief is aangegeven dat de punten
op deze lijsten onderling verschillen in grootte en gevolgen en dat wensen die grote
gevolgen hebben en de basis van het loodsplichtregime raken op dit moment niet aangepast
worden in de regelgeving. De regelgeving moet eerst goed geïmplementeerd en geëffectueerd
worden, voordat over dergelijke grote wijzigingen kan worden besloten.
Aan de bovengenoemde organisaties is gevraagd om een reactie op de in de evaluatie
benoemde punten. Op basis daarvan kunnen eventuele wijzigingen in de loodsplichtregelgeving
doorgevoerd worden. Het gaat in dat geval om kleine wijzigingen, die regionaal aan
het licht zijn gekomen en om het aanbrengen van tekstuele wijzigingen en verduidelijkingen.
Om de uitwerking van de Loodsplichtregelgeving goed te monitoren, zal er vijf jaar
na inwerkingtreding een volgende evaluatie van het loodsplichtregime worden uitgevoerd.
NOVEX-gebied Rotterdamse haven
Binnen de kaders van de Nationale Omgevingsvisie is de Rotterdamse haven een NOVEX-gebied.
In dit NOVEX-gebied werken Rijk, Regio, Havenbedrijf Rotterdam, havenbedrijfsleven
en milieudienst Rijnmond (DCMR) gezamenlijk aan de integrale en complexe opgaven die
in het havengebied samenkomen en gerelateerd zijn aan de leefomgeving. Zowel voldoende
fysieke ruimte als voldoende milieugebruiksruimte zijn noodzakelijk voor de transitie
van de Rotterdamse haven naar een duurzame, circulaire en klimaat neutrale haveneconomie.
Op het gebied van stikstof spannen de NOVEX-partners zich daarom in voor maatregelen
voor stikstofreductie (zoals walstroom voor zeeschepen) en zoeken zij tegelijkertijd
naar manieren om de gestagneerde natuurvergunningverlening weer op gang te krijgen.
Het doel is om klimaatprojecten in de haven van de grond te laten komen met behoud
van robuuste natuur in de nabijgelegen duingebieden. Verder wordt ingezet op het vinden
van een goede balans tussen de geluidruimte van de haven en de leefomgevingskwaliteit
van de stad Rotterdam en haar omgeving. Tot slot willen de NOVEX-partners inspelen
op de mogelijke gevolgen van een nieuw grondstoffen- en brandstoffensysteem, zoals
naar verwachting een toename van duurzame energiedragers zoals waterstof. De milieudienst
Rijnmond brengt casuïstiek van nieuwe ontwikkelingen in, waarbij wordt onderzocht
wat dit betekent voor zaken als externe veiligheid en de benodigde fysieke ruimte
in de haven en op het achterland.
Op basis van deze opgaven wordt met de Provincie Zuid-Holland gewerkt naar uitvoeringsafspraken
binnen NOVEX-gebied de Rotterdamse haven, rekening houdend met de provinciale startpakketten
en ruimtelijke arrangementen. Het streven is om de Kamer medio 2023 nader te informeren
over de uitvoeringafspraken van het NOVEX-gebied binnen de provinciale ruimtelijke
arrangementen. Daarin is ook aandacht voor de samenhangende ruimtelijke keuzes in
combinatie met uitvoering van maatregelen, zodat de uitdagingen toekomstbestendig,
gebiedsgericht en in samenhang opgepakt worden.
Zeevaart
Dierentransport over zee
In het Commissiedebat Maritiem van 5 juli 2022 is aan de Kamer toegezegd schriftelijk
terug te komen op de vragen van het lid Van Raan (PvdD) over de uitkomsten van het
gesprek met de Roemeense Eurocommissaris over dierentransport.
De vragen werden gesteld met betrekking tot het zinken van een Roemeens schip met
14.000 schapen in 2019. Het ongeval is in diverse Europese ambtelijke overleggen aan
de orde is geweest, zoals overleggen over de Europese verordening (EG) nr. 1/2005
(transportverordening). De Europese Commissie heeft sindsdien voorstellen gedaan voor
aangepaste voorschriften voor vervoer van dieren over zee en de keuring van veeschepen
die daarvoor worden ingezet. Deze voorstellen worden nu met de lidstaten besproken.
Daarnaast is de Europese Commissie gestart met een herziening van de transportverordening.
Deze is van toepassing op dierentransport vanuit EU-havens, ongeacht de vlag waaronder
het schip vaart. Nederland heeft samen met Duitsland, Denemarken, België en Zweden
een position paper naar de Europese Commissie gestuurd met de inzet voor deze herziening. Een einde
aan lange afstand transporten over zee is hier een belangrijk onderdeel van. Deze
position paper is afgelopen juli door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
naar de Kamer gestuurd.7
Asbest aan boord van zeeschepen
Op 11 februari 2022 is de Kamer geïnformeerd over de voorgestane «weg voorwaarts»
in dit langlopende dossier.8 Centraal hierin stond het voornemen om in de Internationale Maritieme Organisatie
(IMO) aandacht te vragen voor een meer geharmoniseerde aanpak, in het bijzonder voor
asbest geplaatst tussen 2002 en 2011. Leidend beginsel was en is het zeker stellen
van een gezonde werk- en leefomgeving aan boord, met tegelijkertijd het zo veel mogelijk
borgen van een internationaal level playing field. Hiertoe heeft Nederland samen met
Duitsland in IMO een voorstel ingediend.
Dit voorstel voorziet in een effectieve- en deels risico gestuurde oplossing voor
pakkingen geplaatst tussen 2002 en 2011. Dit werd in de praktijk door de sector ervaren
als de meest problematische toepassing van asbest in zeeschepen. Het voorstel werd
recent tijdens het IMO-veiligheidscomité aangenomen met brede steun van andere IMO-lidstaten
en de internationale werkgevers- en werknemersorganisaties (ICS en ITF).
Het aangenomen voorstel houdt een aanpassing van een IMO Circulaire in, op grond waarvan
reders, als er geen sprake is van tussentijds onderhoud aan het betreffende systeem,
saneringen van asbesthoudende pakkingen kunnen uitstellen tot de sloop van het schip.
Als in goede staat en onaangeroerd, leveren pakkingen, die veelal in besloten ruimtes
zitten, geen gevaar op voor de gezondheid. Periodieke controles en monitoring van
de betreffende ruimtes door de reder en de toezichthoudende klassenbureaus, bewaken
de veilige werkomstandigheden. Omdat door het onaangeroerd laten van het asbesthoudend
materiaal in de besloten ruimtes van zeeschepen de risico’s afnemen en deze procedure
nu internationaal is afgestemd, ontstaat een hoger veiligheidsniveau en een internationaal
gelijker speelveld.
Transparantie besluitvorming IMO
De leden Sjoerdsma en Tjeerd de Groot hebben een motie9 ingediend, waarin zij het kabinet verzoeken om de transparantie van besluitvorming
van de IMO te verbeteren en waarin zij de IMO aanspoorden tot het ambitieuzer en concreter
maken van maatregelen tegen de uitstoot van broeikasgassen. Bij de beantwoording van
vraag 10 van de lijst van vragen bij de vaststelling van de begrotingsstaat van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 202210 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken daarop geantwoord dat vergaderstukken voorafgaand
aan de IMO-vergadering worden gepubliceerd, mits de indienende lidstaat hiertoe toestemming
heeft verleend en dat Nederland zich in de Council van de IMO heeft uitgesproken voor
meer transparantie en het live-streamen van vergaderingen. Sinds de beantwoording
van de vragen in 2021 is men in de Council van IMO overeengekomen dat (delen van)
vergaderingen, in principe, via een livestream open zijn voor het publiek en dat daar
duidelijke criteria en procedures voor ontwikkeld moeten worden. Aangezien niet alle
landen dezelfde mate van transparantie nastreven zal hierover de komende vergaderingen
nog verder gediscussieerd worden. Ten aanzien van de ambitieuzere maatregelen ter
reductie van broeikasgassen is op 22 november 2021 een brief naar de Kamer gezonden11.
Zeemanshuizen
De motie12 van het lid Postma c.s. van 19 november 2020 verzoekt de regering om, in overleg
met SZW, betrokken gemeenten, welzijnsorganisaties en havenbedrijven, te onderzoeken
wat er nodig is om zorg te dragen voor een stabiele financiering van de zeemanshuizen
zodat het voortbestaan wordt geborgd13.
In de brief van 23 november 2021 is aan de Kamer meegedeeld dat hierover overleg is
gevoerd met belanghebbenden, waaronder de Nederlandse Zeevarenden Centrale (NZC) en
sociale partners in de zeevaartsector. Omdat de COVID-19 pandemie heeft geleid tot
een verslechterde financiële situatie is er prioriteit gegeven aan het korte termijn
probleem van de zeemanshuizen en de bijbehorende welzijnsvoorzieningen voor zeevarenden.
Daartoe is vanuit de Ministeries van IenW, SZW en VWS een eenmalige bijdrage van € 180.000,–
beschikbaar gesteld. De sectorpartijen hebben eenzelfde bedrag bijeengebracht. Voor
een meer structurele oplossing wordt samen met betrokken partijen gewerkt aan een
toekomstbestendige visie op de zeemanshuizen en het welzijn van zeevarenden.
De NZC laat momenteel een beknopte studie uitvoeren naar de financieringsbehoefte
van de welzijnsfaciliteiten in Nederlandse havens ten behoeve van zeevarenden. De
verwachting is dat deze studie uiterlijk begin 2023 gereed is en mede als vertrekpunt
kan dienen voor het bepalen van adequate welzijnsfaciliteiten van zeevarenden in Nederland,
inclusief het inrichten van een structurele wijze van financiering.
Doorvaart windparken
Tijdens het Commissiedebat Maritiem van 5 juli jl. zijn door het lid de Groot (D66)
vragen gesteld over de betrokkenheid van de pleziervaartsector in het Noordzeeoverleg
(NZO). In augustus hebben het NZO en het Rijk met vertegenwoordigers van de pleziervaart
gesproken over doorvaart en medegebruik in windenergiegebieden. Zowel de inhoudelijke
zorgen van de pleziervaartsector als de vertegenwoordiging van de sector in het Noordzeeoverleg
zijn daarbij aan de orde geweest.
Tijdens dit gesprek is afgesproken dat het NZO en het Rijk een informatiebijeenkomst
organiseren om het beleid op doorvaart en medegebruik te verduidelijken. Ten aanzien
van de vertegenwoordiging is vanuit het NZO de wens geuit dat de pleziervaartsector
aangehaakt blijft bij de werkgroep medegebruik en gebiedspaspoorten. Hierin komt ook
doorvaart aan de orde. Ook heeft het NZO aangegeven dat er ruimte is om, in overleg
met de vertegenwoordiging van de maritieme sector, aan te sluiten bij het plenaire
Noordzeeoverleg wanneer er agendapunten aan de orde zijn die voor deze groep van cruciaal
belang zijn. Over deze mogelijkheid is ook gesproken in een separaat overleg tussen
de NZO-voorzitter, de pleziervaartsector en de vertegenwoordiging van de maritieme
sector in het NZO.
Dienstverlening scheepsregister
De Kamer is reeds geïnformeerd over de ambitie tot stapsgewijze verbetering van het
scheepsregister en het voornemen om concrete verbeteringen door te voeren binnen de
huidige organisatiestructuur14. Daarbij wordt gericht op het op orde brengen van de basis: vergunningverlening op
orde. Met name de verbetering van het proces van vergunningverlening is een urgente
wens van de sector. Daartoe is binnen de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)
het programma Optimalisatie Vergunningverlening van start gegaan. Het programma maakt
stappen om aanvragen van vergunningen te digitaliseren en gemakkelijker te maken.
De eerste vergunningen scheepvaart zijn al digitaal aan te vragen met een vereenvoudigd
aanvraagformulier. Dit betreft onder meer de nationaliteitsverklaring. Optimalisering
van het vergunningsproces zal leiden tot een verkorting van de doorlooptijden. Medio
2023 moeten alle vergunningen voor scheepvaart digitaal aan te vragen zijn via het
portal MijnILT. De Kamer zal periodiek geïnformeerd worden over de verdere verbetering
van het scheepsregister.
SAR-helikopter
Op 8 september jl. heeft de Kamer een brief ontvangen, waarin een aantal vragen beantwoord
zijn over de aanbesteding van de nieuwe SAR-helikopter door het Ministerie van Defensie15. Op 4 november jl. is het nieuwe SAR-helikoptercontract ingegaan. Vanaf die datum
wordt de SAR-helikopterdienstverlening verzorgd door Bristow Nederland B.V., dat opereert
vanaf de bases Den Helder Airport en Vliegveld Midden Zeeland.
Binnenvaart
Programma Beter Bediend
Het impulsprogramma Beter Bediend bestaat uit een aantal acties om de bediening van
geselecteerde sluizen en bruggen te verbeteren en om de informatievoorziening aan
gebruikers te verbeteren. In de verzamelbrief maritiem van 23 november 202116 is al gemeld dat de uitbreiding van de bedientijden op de vijf trajecten volledig
is gerealiseerd. In de verzamelbrief van 5 juli jl.17 is gemeld dat het nieuwe systeem van bediening op afroep in gebruik is genomen.
Daarmee resteren nog twee aspecten van Beter Bediend, die in de afrondende fase zitten:
– Momenteel wordt de eerste versie getest van de vernieuwde en uitgebreide sluisplanning,
het informatiesysteem over schuttingen en beschikbare wachtplaatsen bij sluizen. In
de komende maanden wordt toegewerkt naar een definitieve versie die in gebruik kan
worden genomen.
– De verbetering van het camerazicht op de sluizen Weurt en Heumen heeft vertraging
opgelopen door leveringsproblemen van de benodigde apparatuur. Hierdoor zal de definitieve
realisatie in 2023 plaatsvinden.
Biobrandstoffen
In de brief van 1 juli 202218 is aangegeven dat met de verschillende stakeholders in de sector afspraken gemaakt
kunnen worden over de soorten hernieuwbare brandstoffen die veilig kunnen worden toegepast
in de binnenvaart en de manier waarop deze brandstoffen daadwerkelijk aan de binnenvaart
geleverd kunnen worden. Met stakeholders worden niet alleen brancheverenigingen in
de binnenvaart bedoeld, maar ook brandstofleveranciers, motorfabrikanten en verzekeraars.
Onderzoeksbureau Panteia heeft de opdracht gekregen om de partijen bij elkaar te brengen
om deze afspraken uit te werken. In de zomerperiode zijn individuele gesprekken gevoerd
en inmiddels heeft ook een bredere sessie plaatsgevonden. De verwachting is dat deze
afspraken in het eerste kwartaal van 2023 nader worden uitgewerkt.
Op ambtelijk niveau hebben er ook diverse gesprekken plaatsgevonden met de Europese
Commissie, België en Duitsland over de implementatie van de nieuwe Richtlijn Hernieuwbare
Energie (REDIII) die in het kader van het Fitfor55-pakket wordt uitgewerkt. Inzet
van Nederland bij de REDIII-implementatie is om alle vervoerssectoren te laten bijdragen
aan het realiseren van de overal CO2-target voor vervoer, op een manier die niet het gelijke speelveld verstoort tussen
Nederland en de ons omringende landen. Die gesprekken verliepen in een constructieve
sfeer en zullen op korte termijn worden vervolgd.
De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen rondom het implementatieproces
van de REDIII.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.