Brief regering : Verslag Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 november 2022 en toezeggingen uit Commissiedebatten Eurogroep/Ecofinraad
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1906
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2022
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 november 2022
te Brussel.
In het verslag wordt tevens ingegaan op de toezegging uit het Commissiedebat marco-economische
ontwikkelingen in Europees perspectief (incl. Eurogroep/Ecofinraad) van 8 september
jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1895) om na te denken over de vraag hoe het beleid van de ECB duidelijker gezien en ervaren
kan worden als passend binnen het mandaat. Daarnaast gaat het verslag in op twee toezeggingen
uit het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. Dit betreffen de toezegging
om beschikbare informatie openbare informatie over het Transmission Protection Instrument (TPI) na te sturen en een schriftelijke reactie op het nieuwsbericht inzake de ING
aandeleninkoop.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 7 en 8 november 2022 en enkele toezeggingen uit Commissiedebatten
Eurogroep/Ecofinraad
Eurogroep
Reguliere samenstelling
Economische ontwikkelingen en vooruitzichten voor de eurozone, update over ontwerpbegrotingsprocessen
en budgettaire maatregelen om hoge energieprijzen te mitigeren
De drie separaat geagendeerde items: (1) economische ontwikkelingen en vooruitzichten
voor de eurozone, (2) begrotingsbeleid in de eurozone: update over ontwerpbegrotingsproces,
en (3) budgettaire maatregelen om hoge energieprijzen te mitigeren: update van de
Commissie, zijn door de Eurogroepvoorzitter gecombineerd tot één gedachtewisseling.
De Ministers hebben van gedachten gewisseld over de huidige macro-economische situatie
en de genomen maatregelen om de hoge energieprijzen te mitigeren. De Europese Commissie
(de Commissie) gaf aan dat op 11 november jl. de herfstraming gepubliceerd zou worden.
De Commissie lichtte toe dat het beeld over de economische ontwikkelingen minder positief
zal zijn, waarbij er een minder hoge groei wordt verwacht dan eerder geraamd en een
hogere inflatie. Positief aspect is de arbeidsmarkt, aangezien er relatief weinig
werkloosheid is. Dit blijkt ook uit de uiteindelijke herfstraming van 11 november
jl., waarin de Commissie in 2022 een economische groei verwacht van 3,3% gemiddeld
in de EU.1 Dat is een hogere groei dan in de zomer werd verwacht, maar voor 2023 wordt nog slechts
een economische groei verwacht van gemiddeld 0,3% in de EU. Verder komt de verwachte
inflatie in de eurozone voor 2022 op 8,5% uit, voor 2023 en 2024 daalt dit naar respectievelijk
6,8 en 2,6%. De verwachting is dus dat inflatie zal dalen, maar ook volgend jaar hoog
zal blijven.
Daarnaast gaf de Commissie aan dat de energieprijzen iets zijn gedaald door onder
andere milde temperaturen, maar dat er grote onzekerheid blijft over de prijzen in
de toekomst. Lidstaten hebben in 2022 gezamenlijk ongeveer 1,25% van het Europese
Bruto Binnenlandse Product (BBP) uitgegeven aan steun om de hoge energieprijzen te
mitigeren (zo’n 200 miljard). De voorzitter van de Eurogroep gaf aan dat in december
een verklaring over de ontwerpbegrotingen zal volgen.
Door meerdere lidstaten werd in de gedachtewisseling het belang genoemd om de juiste
balans te vinden tussen het terugdringen van de hoge inflatie en het beschermen van
bedrijven en burgers benoemd. Daarnaast is door veel lidstaten, waaronder Nederland,
het belang van de coördinatie van maatregelen en het uitwisselen van best-practices genoemd.
Terugkoppeling G20 vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale
banken en de IMF-jaarvergadering
De voorzitter van de Eurogroep, de Commissie, het voorzitterschap van de G7 (Duitsland)
en het voorzitterschap van de International Monetary and Financial Committee (IMFC, Spanje) hebben een terugkoppeling gegeven van de G20-bijeenkomst voor Ministers
van Financiën en presidenten van centrale banken, en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen
die plaatsvonden in de week van 12 tot 14 oktober jl. in Washington D.C. De vergaderingen
stonden in het teken van de wereldwijde (financieel-economische) uitdagingen, waaronder
de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne, hoge inflatie, schuldenproblematiek
en klimaatverandering. Centraal stond de wisselwerking tussen monetair en budgettair
beleid: hoe kan de inflatie worden bestreden en tegelijkertijd steun worden geboden
aan kwetsbare groepen? In de discussies werd het belang benadrukt van tijdelijke steun,
gericht op de meest kwetsbare groepen, zodat budgettair en monetair beleid elkaar
niet tegenwerken.
Op 14 oktober jl. kwam het IMFC bijeen. Het IMF presenteerde een neerwaartse bijstelling
van de groeiverwachtingen voor de mondiale economie, veroorzaakt door de oorlog in
Oekraïne, de hoger dan verwachte inflatie en de langzamere groei in China. Om kwetsbare
landen die geraakt worden door de stijgende voedselprijzen te ondersteunen heeft het
IMF daarom het bestaande instrumentarium voor noodliquiditeit uitgebreid met het Food Shock Window. Tijdens de jaarvergadering werd ook officieel besloten de Resilience and Sustainability Trust te operationaliseren om structurele uitdagingen van lidstaten te adresseren, zoals
de gevolgen van klimaatverandering en pandemieën.
Op 12-13 oktober jl. vond de vierde G20-vergadering van Ministers van Financiën en
presidenten van centrale banken onder het Indonesische voorzitterschap van de G20
plaats. G20-leden waren het met elkaar eens dat inflatiebestrijding een prioriteit
moet zijn. Voor lage-inkomenslanden die te maken krijgen met schuldproblematiek benadrukten
G20-leden het belang van spoedige, gecoördineerde schuldverlichting onder het Common Framework, dat hiervoor door de G20 en de Club van Parijs is opgericht. Met de goedkeuring
van het Sustainable Finance Report benadrukten G20-leden het belang van duurzame financiering en de adequate betrokkenheid
van de private sector daarbij.
Overig – beleidsprioriteiten Italië en verkiezing nieuwe voorzitter Eurogroep
De nieuwe Minister van Financiën van Italië, Giancarlo Giorgetti, heeft de beleidsprioriteiten
van de nieuwe regering in Italië gepresenteerd. Dit gebeurt standaard in de Eurogroep
bij het aantreden van nieuwe regeringen. Tevens verwelkomde de Eurogroep de nieuwe
Minister van Financiën van Estland.
Daarnaast heeft de voorzitter van de Eurogroep aangekondigd dat tijdens de volgende
Eurogroep (op 5 december a.s.) de verkiezing voor Eurogroepvoorzitter zal plaatsvinden.
De (eerste) termijn van de huidige voorzitter loopt in januari 2023 af. De huidige
voorzitter heeft kenbaar gemaakt zichzelf verkiesbaar te stellen. Ook nodigde de voorzitter
van de Eurogroep de lidstaten uit om een kandidaat voor de positie van directeur van
het ESM aan te dragen.
Samenstelling in Bankenunie-format (met Bulgarije en Kroatië)
Rapportage over de operationele aspecten van de Bankenunie door voorzitters van het
Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad
Op grond van een memorandum van overeenstemming tussen de Ecofinraad en de Europese
Centrale Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme
(SSM) twee keer per jaar deel aan de Eurogroep om van gedachten te wisselen. Tijdens
de Eurogroep van november 2016 is afgesproken dat ook de voorzitter van de Gemeenschappelijke
Afwikkelingsraad (SRB) elk halfjaar een toelichting geeft over de werkzaamheden van
de SRB, waaronder de resolutieplanning en de opbouw van het gemeenschappelijk resolutiefonds
(SRF).
De voorzitter van het SSM, Andrea Enria, gaf in de Eurogroep aan dat banken er op
dit moment goed voor staan; zowel de kapitaal- als liquiditeitsbuffers zijn op orde
en ook met de winstgevendheid van banken is het goed gesteld. Wel gaf Enria aan dat
het belangrijk is voor de banken en toezichthouders om de situatie goed te blijven
monitoren aangezien er wel risico’s zijn, zoals het risico dat de macro-economische
verwachtingen negatiever worden dan nu voorspeld.
De voorzitter van de SRB, Elke König, gaf aan dat verdere voortgang is geboekt in
de afwikkelbaarheid van banken. In 2022 is bijna 14 miljard euro bijgedragen aan het
SRF. Daarmee komt het totaal op 66 miljard euro. 2023 is het laatste opbouwjaar voor
het SRF. Naar verwachting zal er dan 80 miljard euro in het SRF zitten. Daarnaast
ging König in op de geleerde lessen uit de resolutie van Sberbank en reflecteerde ze op de afwijzing van het beroep tegen de resolutie van Banco Popular door het Europese Hof, dat laat zien dat het besluit voor resolutie juridisch stand
houdt. König noemde daarnaast wel het belang van gerichte aanpassingen in het crisisraamwerk,
die door de Commissie wordt herzien (verwachting Q1 2023). Enkele partijen benadrukten
het belang van ratificatie van het ESM verdrag door alle landen.
EFTA-bijeenkomst
Op 8 november jl. vond de jaarlijkse bijeenkomst plaats met de Ministers van Financiën
van de EFTA (European Free Trade Association). Bij deze bespreking waren de Ministers van Financiën van Noorwegen, Liechtenstein,
IJsland en Zwitserland uitgenodigd om in gesprek te gaan met de Ecofinraad. Het thema
dat deze keer centraal stond was de huidige geopolitieke situatie, energieprijzen
en inflatie. De Ministers van Financiën van de EFTA-landen hebben een toelichting
gegeven op de economische ontwikkelingen in hun land en daarbij aangegeven vergelijkbare
uitdagingen te hebben als de Europese Unie.
Ecofinraad
Ecofinraad-ontbijt
Tijdens het Ecofinraad-ontbijt heeft de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling
gegeven van de Eurogroep. Tevens heeft de Europese Commissie een update gegeven over
de economische situatie (zie ook het eerste agendapunt van de Eurogroep). De Commissie
wees op een verschil tussen wat landen in internationaal verband zeggen en wat ze
doen: veel steunmaatregelen zijn ongericht. 65% van de energie-steunmaatregelen zijn
ongerichte maatregelen die de prijsvorming verstoren en daarmee de prikkels tot energiebesparing
verminderen.
Daarnaast is de Commissie kort ingegaan op de Inflation Reducation Act (IRA) van de Verenigde Staten (VS). De IRA bevat onder meer een investeringspakket
van ruim USD 350 miljard voor de verduurzaming van de Amerikaanse economie en infrastructuur.
De Commissie gaf aan de klimaatambitie van de VS te verwelkomen. Daarbij gaf de Commissie
aan dat wel een aantal elementen in de wetgeving is opgenomen dat op gespannen voet
staat met het WTO-principe van non-discriminatie. Een EU-VS taskforce is opgericht
om met de VS hierover te spreken.
A-punt – Vernieuwd mandaat en transparantie van de Gedragscodegroep
Tijdens de Ecofinraad is het nieuwe mandaat van de Gedragscodegroep en de begeleidende
Raadsconclusies over dit mandaat als hamerpunt aangenomen. Het herziene mandaat wordt
per 1 januari 2024 toegepast, waarbij gekeken zal worden naar potentiële schadelijke
wetswijzigingen die in 2023 zijn ingevoerd.
Belangrijke reden voor de modernisering van het mandaat, is omdat het huidige mandaat
van de Gedragscodegroep nu alleen ziet op specifieke fiscale regimes, die erop gericht
zijn om bepaalde activiteiten of diensten fiscaal te stimuleren. Voorgesteld wordt
om het bestaande mandaat uit te breiden met het toetsen van potentieel schadelijke
generieke fiscale regimes. Deze uitbreiding is ingegeven doordat derde landen in het
kader van de lijst van niet-coöperatieve jurisdicties hun nationale heffingsgrondslag
zodanig inperkten dat ontvangen rente-inkomsten uit een ander land niet meer belast
konden worden. Het huidige mandaat bleek te beperkt en daarom is de uitbreiding van
het mandaat om dit soort generieke fiscale maatregelen ook op potentiële schadelijkheid
te kunnen toetsen.
Verder is afgesproken dat de Gedragscodegroep verdere stappen op het gebied van verbetering
van transparantie zal verkennen, met als doel om uiterlijk juni 2023 de uitkomsten
hiervan te rapporteren. Het kabinet zal de komende periode zich onverkort blijven
inzetten voor de verdere uitwerking van de te nemen maatregelen om de transparantie
van de Gedragscodegroep te verbeteren.
Wijzigingsvoorstel Eurovignetrichtlijn
Het voorzitterschap heeft het voorstel uiteindelijk niet ter besluitvorming voorgelegd
aan de Ecofinraad. In plaats daarvan heeft het voorzitterschap lidstaten tijdens de
Ecofinraad de mogelijkheid geboden om eventuele zorgen met betrekking tot het voorstel
toe te lichten, zodat naar een eventuele compromis kan worden toegewerkt.
Op 31 mei 2017 heeft de Commissie in het kader van het eerste Mobiliteitspakket twee
wijzigingen van de Eurovignetrichtlijn voorgesteld.2 De eerste wijziging zag op het kader voor wegbeprijzing.3 Dit betrof onder meer een uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn van vrachtvoertuigen
naar alle voertuigen en een overgang in de tariefstructuur voor vrachtvoertuigen van
euro-emissieklassen naar CO2-emissieklassen. Dit voorstel is op 24 maart 2022 al in werking getreden.4
De tweede (fiscale) wijziging betrof een verlaging naar € 0 van de minimumtarieven
in de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor zware vrachtwagens boven de 12 ton.5 Dit voorstel biedt lidstaten de flexibiliteit om desgewenst de mrb op deze voertuigen
naar € 0 te verlagen. Het blijft lidstaten echter vrijstaan om hogere tarieven dan
de minimumtarieven te hanteren. De mogelijkheid tot het naar € 0 verlagen van de minimumtarieven
van de mrb op vrachtwagens werd door de Commissie gezien als facilitering en stimulans
voor lidstaten die graag een afstand gebaseerde heffing voor vrachtwagens willen invoeren.
Deze tweede wijziging is na 2017 echter niet meer besproken in Europees verband, de
focus lag na 2018 op het verder brengen van het eerste voorstel. Het Tsjechische voorzitterschap
heeft aangegeven het tweede (fiscale) voorstel te willen agenderen omdat 1) meer lidstaten
de voorkeur hebben voor een tol- of gebruiksheffing en het niet effectief is om zowel
een tol- of gebruiksheffing en mrb te heffen, 2) een tolheffing beter past bij het
«vervuiler-betaalt-principe», 3) de minimumtarieven in de mrb voor lidstaten een belemmering
kunnen zijn om te kiezen voor een tol- of gebruiksheffing, 4) de budgettaire opbrengst
bij het hanteren van de minimumtarieven beperkt is, en 5) de flexibiliteit om de mrb
voor deze vrachtwagens (tijdelijk) naar € 0 te verlagen kan bijdragen aan het mitigeren
van de gevolgen van de huidige energiecrisis.
Het voorzitterschap heeft recent drie wijzigingen geïntroduceerd ten opzichte van
het richtlijnvoorstel uit 2017. Zo is de uiterste implementatiedatum mede op verzoek
van Nederland aangepast naar 25 maart 2025 (i.p.v. 1 januari 2024). Daarnaast is een
evaluatiebepaling toegevoegd waarin is opgenomen dat de Commissie in 2030 met een
impact assessment komt van de gevolgen van het voorstel op het functioneren van de
interne markt. Tot slot worden de minimumtarieven in één keer verlaagd, in plaats
van stapsgewijs over vijf jaar.
Tijdens de gedachtewisseling bleek dat meerdere lidstaten niet konden instemmen met
de compromistekst. Zo gaven verschillende lidstaten aan dat ze zorgen hebben dat het
voorstel leidt tot een risico op een race naar de bodem waardoor concurrentieverstoring
en ongelijkheid tussen lidstaten kan ontstaan. Ook werd door een aantal lidstaten
de vrees voor het verlies aan overheidsinkomsten genoemd. Het voorzitterschap gaf
aan dat op technisch niveau verder gewerkt zal worden aan dit voorstel en zal zich
op basis daarvan beraden op het vervolg van dit voorstel.
Wijziging verordening en richtlijn kapitaalvereisten («Finale bazel 3 standaarden»)
De Ecofinraad heeft een akkoord bereikt over de herziening van de verordening en de
richtlijn kapitaalvereisten.6 Op 27 oktober 2021 heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor deze herziening
in een pakket gepresenteerd. Het eerste onderdeel van dit pakket is een aanpassing
van de verordening kapitaalvereisten voor de implementatie van de finale Bazel 3-standaarden.
Het tweede onderdeel is een aanpassing van de richtlijn kapitaalvereisten ten behoeve
van de integratie van duurzaamheidsrisico’s en verdere harmonisering van bevoegdheden
en instrumenten van toezichthouders. Het pakket bevatte ook een voorstel voor aanpassing
van de verordening kapitaalvereisten en de richtlijn herstel en afwikkeling van banken
en beleggingsondernemingen. Over dit onderdeel is al in juni 2022 een akkoord tussen
de Raad en het Europees Parlement (EP) bereikt.7
De inzet van het kabinet is erop gericht dat de prudentiële regels voor banken voldoende
risicogebaseerd zijn en dat banken goed gekapitaliseerd zijn. Een sterke kapitalisatie
van banken is van belang om de financiële stabiliteit binnen de EU te waarborgen.
Hierdoor zijn banken in staat hun maatschappelijke rol als financier van burgers en
bedrijven te blijven vervullen, ook als het economisch tegenzit. Hiervoor is het van
belang dat de finale Bazel 3-standaarden van het Bazels comité voor bankentoezicht
zo veel als mogelijk worden gevolgd. Het Raadsakkoord komt in belangrijke mate tegemoet
aan de Nederlandse inzet, zoals geformuleerd in het BNC-fiche.8 Zo worden afwijkingen het Bazelraamwerk zo veel als mogelijk beperkt. Ook is er voldoende
aandacht voor de financiering van de agrarische sector en aan duurzaamheid gerelateerde
financiële risico’s.
De kapitaalvloer speelt in de finale Bazel 3-standaarden een centrale rol. De kapitaalvloer
beperkt de variabiliteit van de kapitaalvereisten die volgen uit intern berekende
risicogewichten, door een ondergrens vast te stellen voor de uitkomsten van interne
modellen. In haar voorstel koos de Europese Commissie voor een zogenaamde single stack benadering die aansloot bij de vormgeving van de kapitaalvloer in het Bazel-akkoord.
Het kabinet is tevreden dat is vastgehouden aan het voorstel dat de kapitaalvloer
gebruikt dient te worden voor de berekening van de Bazel én Europese kapitaalvereisten.9 In het Commissievoorstel zou de kapitaalvloer enkel gelden voor de moederbank en
niet voor alle dochterondernemingen. Het kabinet vindt het echter van belang dat ook
dochterondernemingen voldoende gekapitaliseerd zijn. Daarom steunt het kabinet de
aanpassing in het Raadsakkoord, waaruit volgt dat de kapitaalvloeren ook op het niveau
van een dochteronderneming dient te worden toegepast. Dit is conform de Nederlandse
inzet.
Op bepaalde vlakken is met dit Raadsakkoord het voorstel meer in lijn gebracht met
de Bazel standaarden, bijvoorbeeld door het verwijderen van de lagere risicoweging
voor hoge kwaliteit objectfinanciering. Ook wordt de mogelijkheid voor de Commissie
om de parameters voor de introductie van de herziening van het handelsboek aan te
passen in tijd beperkt tot drie jaar. Tegelijkertijd bevat ook het Raadsakkoord bepaalde
uitzonderingen op de finale Bazel 3-standaarden. Deze uitzonderingen zijn met name
van tijdelijke aard. Nederland heeft zich ervoor ingezet deze tijdelijke aard te behouden.
Ten aanzien van laag risicohypotheken, blijft het door de Commissie voorgestelde transitiepad
en de lidstaatoptie onder de kapitaalvloer in het Raadsakkoord behouden. Hierdoor
worden de Bazelstandaarden geleidelijk ingevoerd. Het kabinet heeft zich ingezet voor
een aanscherping van dit transitiepad en voor behoud van het gelijk speelveld door
een discretie bij de toezichthouder te plaatsen, maar dit leidde tot veel tegenstand
in de Raad. Ook staat de tekst toe dat onderpand wordt geherwaardeerd op basis van
gemiddelde marktwaardes. Hier kan het kabinet zich in vinden.
Het kabinet is tevreden dat in het Raadsakkoord is opgenomen dat de Europese Commissie
een wetgevend voorstel dient in te dienen, als de resultaten van het EBA-onderzoek
naar de opname van duurzaamheidsrisico’s in het generieke deel van het kapitaaleisenraamwerk
daar aanleiding toe geven. Hierdoor kunnen de conclusies van dit rapport, dat medio
2023 wordt verwacht, snel opgevolgd worden en hoeft er niet op nieuwe herziening van
de verordening en richtlijn kapitaalvereisten gewacht te worden. Daarnaast komt in
het Raadsakkoord tot uitdrukking dat banken een strategie dienen te ontwikkelen om
duurzaamheidsrisico’s te beheersen die ontstaan als het bedrijfsmodel niet in lijn
is met de duurzame doelstellingen van de EU en de lidstaten.
Tijdens de Ecofinraad hebben verschillende landen expliciet hun steun voor het compromisvoorstel
uitgesproken. Daarnaast grepen meerdere landen de gelegenheid aan om een aantal aandachtspunten
voor bij de trilogen (onderhandelingen met het Europees Parlement, de Commissie en
de Raad) te benoemen. Daarbij hebben sommige landen erop gewezen dat het belangrijk
is om verdere afwijkingen van de Bazel-standaarden te voorkomen, terwijl andere landen
voorkeur hebben voor het permanent maken van sommige uitzonderingen. Nederland heeft
aangegeven dat het belangrijk is dat er in de trioloogfase geen verdere afwijkingen
van de Bazel standaarden worden geïntroduceerd.
Het Europees Parlement werkt op dit moment, onder leiding van dhr. José Manuel Fernandes,
aan een eigen compromisvoorstel. De triloogonderhandelingen zullen starten nadat het
Europees Parlement plenair heeft gestemd over een eigen tekst. De verwachting is dat
het Europees Parlement medio december een akkoord zal bereiken.
Stand van de uitvoering van wetgeving inzake financiële diensten
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.10
Economische en financiële impact van de Russische agressie jegens Oekraïne
De Ecofinraad heeft gesproken over de economische en financiële aspecten van de Russische
inval in Oekraïne. De Europese Commissie heeft de Ministers voorzien in een update
van de situatie in de Oekraïne, de door Europa ingestelde sancties en de (financieel-economische)
ontwikkelingen in de EU.
De Commissie gaf aan dat Oekraïne te kampen heeft met hoge inflatie en grote tekorten
dit jaar. Daarom is het belangrijk om door te gaan met liquiditeitssteun aan Oekraïne.
De Commissie schetste de contouren van het voorstel over financiële steun aan Oekraïne
dat op 9 november jl. gepubliceerd zou worden. Zo gaf de Commissie aan dat het gaat
over een pakket aan 18 miljard euro macro-financiële bijstand via concessionele leningen
aan Oekraïne, garantstelling voor deze leningen via de marge tussen het plafond uit
het Eigenmiddelenbesluit en het MFK-plafond (de zogeheten headroom) en rentesubsidies via bilaterale bijdragen van lidstaten aan de EU-begroting. Ondertussen
is het voorstel gepubliceerd.11 Uw Kamer wordt hier binnenkort nader over geïnformeerd. Onderdeel van dit voorstel
is ook dat de steun aan Oekraïne gepaard gaat met het naleven van de rechtsstatelijkheid,
goed bestuur, anti-fraude en anti-corruptie.
Onder de lidstaten was brede steun voor de benadering van de Commissie om financiële
steun te verlenen aan Oekraïne in 2023. Een groot deel van de lidstaten gaf aan achter
het gebruik van de headroom te staan en snel over te willen gaan tot besluitvorming. Alleen Hongarije gaf aan
deze aanpak niet te kunnen steunen. Nederland heeft aangegeven een snelle aanname
van het voorstel te steunen. Hierbij heeft Nederland wel om meer inzicht gevraagd
in de bijdrages van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies.
Economisch herstel: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Tijdens de Ecofinraad hebben de Ministers stilgestaan bij de stand van zaken ten aanzien
van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility; RRF).
De Commissie gaf aan dat de Ecofinraad reeds heeft ingestemd met 26 uitvoeringsbesluiten.
De analyse van het Hongaarse herstel- en veerkrachtplan loopt nog. Naar verwachting
wordt het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringsbesluit van de Raad voor de
goedkeuring van het Hongaarse herstelplan voor het einde van het jaar gepubliceerd.
Daarnaast zijn tot op heden 18 betalingsverzoeken bij de Commissie ingediend. De Commissie
ging in de update ook kort in op het rapport van de Europese Rekenkamer over de beoordeling
van de herstelplannen door de Commissie.12
Jaarrapport 2022 van de Europese Begrotingsraad
De Ecofinraad heeft stilgestaan bij het jaarlijkse rapport van de Europese Begrotingsraad
(European Fiscal Board; EFB) over de evaluatie van de toepassing van het Stabiliteits-en Groeipact (SGP)
en de rol van nationale onafhankelijke begrotingsautoriteiten (Indendent Fiscal Institutions; IFIs).
De voorzitter van de EFB, Niels Thygesen, gaf een presentatie over het rapport. Hij
gaf onder andere aan dat het begrotingsbeleid in de eurozone in 2021 met de kennis
van nu te expansief is geweest. Het aggregeren van de nationale begrotingen kwam neer
op een expansieve begrotingsimpuls in de eurozone van ongeveer 0,5% bbp. Dit kwam
bovenop de reeds zeer ondersteunende begrotingskoers die werd overgenomen van het
voorgaande jaar en accommoderend monetair beleid. De RRF droeg hieraan bij met een
additionele impuls van ongeveer 0,33% bbp. Gezien het sterke economische herstel is
de waargenomen expansieve impuls aan de hoge kant. Dat heeft bijgedragen aan opwaartse
inflatie in 2021 en het verergeren van knelpunten aan aanbodzijde. Daarnaast riep
Thygesen op tot een snelle herziening van het begrotingskader van de EU. Ook benadrukte
hij de noodzaak om zo snel mogelijk terug te keren naar een op regels gebaseerde aanpak.
Een aantal lidstaten gaf aan dat de begrotingsimpuls van de lidstaten in 2021 juist
heeft bijgedragen aan het snelle herstel uit de coronacrisis. Meerdere lidstaten noemden
dat het voeren van begrotingsbeleid in 2021 onderhevig was aan grote onzekerheid.
Daarnaast werd door een aantal lidstaten de discussie aangegrepen om in te gaan op
hun standpunt ten aanzien van de herziening van het SGP. Sommige lidstaten benadrukten
daarbij het belang van gedifferentieerde schuldafbouwpaden. Andere lidstaten uitten
hun twijfels over een grotere rol voor nationale onafhankelijke begrotingscomités.
Raadsconclusies over EU-statistieken
De Ecofinraad heeft Raadsconclusies over EU-statistieken aangenomen.13
De Raad heeft dit keer vooral gekeken naar het antwoord vanuit de statistiek op de
coronapandemie en de oorlog in de Oekraïne. Zo hebben Eurostat en de lidstaten richtsnoeren
ontwikkeld over de statistische verwerking van nieuwe beleidsmaatregelen ter bestrijding
van de pandemie. De oorlog in Oekraïne vergt nieuwe en tijdigere statistieken over
onder meer migratie, arbeidsmarkt en energie. In de conclusies verwelkomt de Raad
deze acties van Eurostat en de lidstaten.
Verder heeft de Raad aandacht voor de vooruitgang bij informatievereisten bij de statistieken
over macro-economische onevenwichtigheden, statistieken voor het Stabiliteits- en
Groeipact, statistieken over de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) en de
Europese Green
Deal, de meting van woonlasten in de inflatie en bevolkings-en sociale statistieken. De
Raad verwelkomt deze vooruitgang.
Een vast onderdeel van het autumn statistical package is het jaarlijkse rapport over de stand van zaken over de informatievereisten (op
statistisch gebied) in de Economische en Monetaire Unie. Dit rapport geeft de stand
van zaken weer als het gaat om beschikbaarheid en tijdigheid van economische indicatoren
over onder meer bbp, arbeidsmarkt en internationale handel. De kern van het voortgangsrapport
omvat ontwikkelingen bij de belangrijkste Europese economische indicatoren (Principal European Economic indicators; PEEIs). Aan de orde komen het monitoren van vooruitgang met de PEEIs en het beschrijven
van plannen voor verdere kwaliteitsverbetering ervan. Het rapport laat verbeteringen
zien bij de beschikbaarheid bij de PEEIs over landendekking bij de indicatoren over
de verkoop van woningen. Voorts zijn de PEEI’s uitgebreid met indicatoren op maandbasis
over omzet en productie van diensten en met indicatoren op kwartaalbasis over de arbeidsmarkt.
Terugkoppeling G20 vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale
banken en de IMF-jaarvergadering
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben een terugkoppeling gegeven
van de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken,
en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die plaatsvonden in de week van 12 tot
14 oktober jl. in Washington D.C. De vergaderingen stonden in het teken van de wereldwijde
(financieel-economische) uitdagingen, waaronder de gevolgen van de Russische oorlog
in Oekraïne, hoge inflatie, schuldenproblematiek en klimaatverandering. Centraal stond
de wisselwerking tussen monetair en budgettair beleid: hoe kan de inflatie worden
bestreden en tegelijkertijd steun worden geboden aan kwetsbare groepen? In de discussies
werd het belang benadrukt van tijdelijke steun, gericht op de meest kwetsbare groepen,
zodat budgettair en monetair beleid elkaar niet tegenwerken.
Op 14 oktober jl. kwam het International Monetary and Financial Committee (IMFC) bijeen. Het IMF presenteerde een neerwaartse bijstelling van de groeiverwachtingen
voor de mondiale economie, veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, de hoger dan verwachte
inflatie en de langzamere groei in China. Om kwetsbare landen die geraakt worden door
de stijgende voedselprijzen te ondersteunen heeft het IMF daarom het bestaande instrumentarium
voor noodliquiditeit uitgebreid met het Food Shock Window. Tijdens de jaarvergadering werd ook officieel besloten de Resilience and Sustainability Trust te operationaliseren om structurele uitdagingen van lidstaten te adresseren, zoals
de gevolgen van klimaatverandering en pandemieën.
Op 12-13 oktober jl. vond de vierde G20-vergadering van Ministers van Financiën en
presidenten van centrale banken onder het Indonesische voorzitterschap van de G20
plaats. G20-leden waren het met elkaar eens dat inflatiebestrijding een prioriteit
moet zijn. Voor lage-inkomenslanden die te maken krijgen met schuldproblematiek benadrukten
G20-leden het belang van spoedige, gecoördineerde schuldverlichting onder het Common Framework, dat hiervoor door de G20 en de Club van Parijs is opgericht. Met de goedkeuring
van het Sustainable Finance Report benadrukten G20-leden het belang van duurzame financiering en de adequate betrokkenheid
van de private sector daarbij.
Overig
Toezegging Commissiedebat macro-economische ontwikkelingen in Europees perspectief
(incl. Eurogroep/Ecofinraad) van 8 september jl. m.b.t. de vraag hoe het beleid van
de ECB duidelijker gezien en ervaren wordt als passend binnen het mandaat
Tijdens het Commissiedebat Macro-economische ontwikkelingen in Europees perspectief
(incl. Eurogroep/Ecofinraad) van 8 september jl. heb ik toegezegd na te zullen denken
over wat gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat het beleid van de Europese Centrale
Bank (ECB) duidelijker gezien en ervaren wordt als passend binnen het mandaat. In
de gedachtewisseling die tot deze toezegging leidde noemde het lid Alkaya eveneens
dat hij graag meer inzicht krijgt in wat regeringen wel en niet over het monetaire
beleid van de ECB kunnen zeggen. Daarom gaat deze bijdrage ook in op manieren waarop
regeringen zich kunnen uitlaten over het ECB-beleid.14
De ECB is onafhankelijk in het bepalen van het monetaire beleid in de eurozone. Dit
betekent volgens artikel 130 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie (VWEU, in de rest van dit stuk ook «het Verdrag» genoemd) dat het noch de ECB,
noch een nationale centrale bank, noch enig lid van hun besluitvormende organen is
toegestaan om bij de uitoefening van bevoegdheden en taken instructies te vragen dan
wel te aanvaarden van instellingen, organen of instanties van de EU, van regeringen
van lidstaten of van enig ander orgaan; en dat andere instanties van de Unie en de
regeringen van de lidstaten niet trachten de leden van de besluitvormende organen
van de ECB of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te
beïnvloeden. De ECB is hierbij gehouden aan haar primaire mandaat van prijsstabiliteit
en het verbod op monetaire financiering.
Het kabinet hecht grote waarde aan de primaire doelstelling van prijsstabiliteit,
het verbod op monetaire financiering en de onafhankelijkheid van de ECB. Onafhankelijkheid
voorkomt dat veranderlijke politieke voorkeuren het ECB-beleid beïnvloeden. Dit draagt
bij aan stabiliteit. Desalniettemin kan de regering wel uitspraken over het monetaire
beleid doen zonder daarbij de onafhankelijkheid van de ECB te ondermijnen.
Uitspraken over gevolgen van het ECB-beleid
Regeringen hebben allereerst ruimte om openlijk te spreken over de effecten van specifiek
monetair beleid op de economie en het beleid van de lidstaten, ook wanneer dit in
potentie negatieve effecten zijn. Dit kan echter alleen als regeringen zich daarbij
niet expliciet over de wenselijkheid van het beleid zelf uitspreken. Te sterke uitspraken
over de wenselijkheid kunnen immers gezien worden als een poging tot beïnvloeding
van de ECB bij de uitvoering van haar taken. Er dient altijd afgewogen te worden in
hoeverre publieke uitlatingen over het ECB-beleid afbreuk kunnen doen aan de in het
Verdrag opgenomen en de door Nederland voorgestane onafhankelijkheid van de ECB. Hoe
meer uitspraken van een regering opgevat kunnen worden als poging om beleid te beïnvloeden,
des te terughoudender zij moet zijn.
Dialoog met ECB-bestuurders
Daarnaast staat het regeringen vrij om een dialoog te voeren met ECB-bestuursleden.
In deze dialoog kunnen vragen worden gesteld over (voorgenomen) beleid en kan worden
gewezen op de gevolgen van het gevoerde monetaire beleid, zolang de strekking van
de dialoog geen poging tot beïnvloeding van het ECB-beleid behelst. Het Verdrag en
de procedureregels van het Europees Parlement geven op verschillende manieren ruimte
voor een dialoog. Zo is de president van de ECB geregeld te gast in de Eurogroep.15 Daarnaast kan de president van de ECB op uitnodiging deelnemen aan vergaderingen
van de Raad wanneer deze aangelegenheden bespreekt met betrekking tot de doelstellingen
en taken van de ECB.16 Ook kunnen de voorzitter van de Raad van de Europese Unie (de Raad) en een lid van
de Europese Commissie (de Commissie) zonder stemrecht deelnemen aan vergaderingen
van de Raad van bestuur van de ECB en staat het de voorzitter van de Raad vrij om
aan de Raad van bestuur van de ECB een motie ter bespreking voor te leggen.17
De president van de ECB en de overige leden van de directie kunnen bovendien op verzoek
van het Europees Parlement of op eigen initiatief door de bevoegde commissies van
het Europees Parlement worden gehoord.18 Leden van het Europees Parlement hebben ook de mogelijkheid om schriftelijke vragen
aan de ECB te stellen die binnen zes weken moeten worden beantwoord.19 Vanwege de onafhankelijkheid van de ECB kan het Europees Parlement echter geen oproep
doen om het ECB-beleid aan te passen. Tot slot hebben ook nationale parlementen de
mogelijkheid om de bestuursleden van de ECB uit te nodigen voor een monetaire dialoog.20 In het verlengde hiervan kan het Nederlandse parlement de president van De Nederlandsche
Bank (DNB) horen over de taken en werkzaamheden van de DNB ter uitvoering van het
monetair beleid.21
Nietigheidsberoep bij het Hof van Justitie van de EU
Ten derde is het voor een lidstaat mogelijk om – op basis van artikel 263 VWEU – een
nietigheidsberoep aan te spannen bij het Hof van Justitie van de EU (het Hof) indien
een ECB-besluit niet verenigbaar wordt geacht met EU-recht.22 Het gaat hierbij voornamelijk om de vraag of ECB-beleid strijdig is met bepalingen
uit de EU-verdragen. Om de onafhankelijkheid van de ECB te waarborgen zou een lidstaat
dit alleen moeten doen bij een evidente overschrijding van de grenzen van de EU-verdragen.
Door een juridische procedure aan te spannen poogt de regering immers het handelen
van de ECB via een rechtszaak aan te passen, wat al snel het effect heeft van een
poging tot beïnvloeding van de ECB bij de uitvoering van haar taken.
Het Hof heeft zich in het verleden gebogen over het mandaat van de ECB en het verbod
op monetaire financiering.23 Daarin wordt uitgebreid geanalyseerd hoe het mandaat en het verbod op monetaire financiering
geïnterpreteerd moeten worden. Hierbij kijkt het Hof niet alleen naar de letterlijke
tekst van het Verdrag maar ook naar handelen dat equivalent kan zijn aan de in het
Verdrag opgenomen geboden en verboden en naar de politieke context waarin het Verdrag
tot stand is gekomen.24 De jurisprudentie van het Hof schetst op die manier een nadere duiding en invulling
van de betekenis van de verdragsbepalingen. Deze nadere duiding en invulling is relevant
bij de vraag of sprake is van evidente overschrijding van de grenzen van de EU-verdragen.
Wijzigen van het verdrag en de ECB-statuten
Tot slot bestaat de mogelijkheid om de juridische kaders van het ECB-beleid aan te
passen. Het ECB-mandaat en het verbod op monetaire financiering zijn opgenomen in
de EU-verdragen. De lidstaten gaan als verdragspartijen over het Verdrag en wijzigingen
daarvan. Het staat hen dus in principe vrij om tot een andere institutionele opzet
voor de ECB te komen, het mandaat van de ECB aan te passen of delen van de verdragen
aan te passen. Een verdragswijziging is echter een zeer vergaand middel waar instemming
van alle lidstaten voor nodig is. Dit vergt een complex proces waar regeringen niet
lichtzinnig toe kunnen besluiten. Daarnaast bestaat er een aantal artikelen over het
ECB-beleid in de statuten van de ECB die aangepast kunnen worden zonder gebruik van
de (gewone) verdragswijzigingsprocedure uit artikel 48 van het Verdrag betreffende
de Europese Unie (VEU).25 Op deze manier is het mogelijk om het instrumentarium van de ECB nader te specificeren
en in te perken. Een dergelijke wijziging vindt plaats op voorstel van de Commissie
of na aanbeveling van de ECB, waarna deze moet worden aangenomen door een meerderheid
van het Europees Parlement en een gekwalificeerde meerderheid in de Raad.
Uitspraken van regeringen over een wens tot aanpassing van de verdragsbepalingen of
statuten zijn, gezien de positie van lidstaten als verdragspartij en ook (via de Raad)
als medewetgever, in principe verenigbaar met de onafhankelijkheid van de ECB. Zulke
uitspraken kunnen echter ook gezien worden als een poging tot beïnvloeding van het
beleid doordat het signaal wordt afgegeven dat het beleid van de ECB in de ogen van
de regering, hoewel verenigbaar met de verdragen, ongewenst is. Daarom is terughoudendheid
geboden en worden deze uitspraken bij voorkeur alleen gedaan in zeer zwaarwegende
gevallen of in de context van concrete gesprekken over de wijziging van het Verdrag
of de statuten.
Verantwoording en communicatie vanuit de ECB
De manieren waarop de ECB verantwoording aflegt en communiceert over haar beleid helpen
ervoor te zorgen dat het beleid van de ECB duidelijker gezien en ervaren wordt als
passend binnen het mandaat en de overige verdragsbepalingen.
Zo is de ECB op basis van artikel 284 lid 3 VWEU verplicht om een jaarlijks rapport
over haar werkzaamheden en het monetaire beleid van het voorgaande en lopende jaar
op te stellen. Dit rapport wordt geadresseerd aan het Europees Parlement, de Commissie,
de Raad en de Europese Raad. De president van de ECB legt dit verslag voor aan de
Raad en aan het Europees Parlement, dat op basis daarvan een algemeen debat kan houden.
Bovendien is de ECB onderworpen aan controle door de Europese Rekenkamer, de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming, de Europese Ombudsman en het Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF).26 Hierboven is reeds ingegaan op de mogelijkheden van regeringen, de Raad, het Europees
Parlement en nationale parlementen tot een dialoog met de bestuurders van de ECB.
Ook is hierboven reeds gewezen op de rol van het Hof bij het toetsen van het beleid
van de ECB aan het mandaat en het verbod op monetaire financiering.
Daarnaast publiceert de ECB op eigen initiatief regelmatig informatie over haar beleid.27 Zo hebben zowel de ECB als de DNB bij de introductie van het Transmission Protection Instrument (TPI) toegelicht hoe het instrument werkt en hoe het instrument nodig is om invulling
te geven aan het primaire mandaat van prijsstabiliteit en welke waarborgen in het
instrument opgenomen zijn.28 Dergelijke waarborgen speelden een belangrijke rol in de toetsing van het Hof van
de Outright Monetary Transactions (OMT) en Public Sector Purchasing Programme (PSPP) programma’s.29 In de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer heeft het kabinet gebruik gemaakt
van deze toelichting van de ECB en DNB.30 Ook heeft de ECB als onderdeel van haar strategieherziening in 2020 luistersessies
georganiseerd om met burgers en maatschappelijke organisaties over het monetaire beleid
te bespreken, waarbij de ECB ook bevraagd kon worden over hoe het ECB-beleid past
binnen haar mandaat. Nationale centrale banken zoals de DNB hebben dit ook gedaan.
De ECB heeft aangegeven voornemens te zijn dergelijke sessies ook in de toekomst plaats
te zullen laten vinden. Verder heeft de ECB bij de strategieherziening in 2020 besloten
om de proportionaliteit van maatregelen explicieter te bespreken, bijvoorbeeld in
de openbare notulen van ECB-vergaderingen.
Ter afsluiting
Het voorgaande laat zien dat regeringen verschillende mogelijkheden hebben om zich
over de effecten van het monetaire beleid uit te spreken en om in dialoog met de ECB
te treden. Daarnaast legt de ECB op verschillende manieren verantwoording af en communiceren
zowel de DNB als de ECB regelmatig over het monetaire beleid. Het kabinet neemt deze
toelichting ook mee in haar correspondentie richting het parlement.
Hoewel het kenbaar maken van de wens tot aanpassing van de EU-verdragen of de ECB-statuten
en een nietigheidprocedure bij het Hof ook tot de mogelijkheden behoren voor een regering
om zich uit te laten over het ECB-beleid moet worden opgemerkt dat deze maatregelen
ultima remedia zijn. Het zijn ingrijpende maatregelen die al gauw in het gedrang met de onafhankelijkheid
van de ECB komen. Ook lijkt de haalbaarheid hiervan gezien de zware procedures en
het krachtenveld klein en regeringen dienen dus terughoudend met deze opties om te
gaan.
Het kabinet heeft, nadat de ECB een nieuw instrument had aangekondigd om monetaire
transmissie te waarborgen, gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot een dialoog door
in de Eurogroep aandacht te vestigen op het belang van het primaire mandaat van prijsstabiliteit
en het verbod op monetaire financiering.31 In antwoorden op vragen van de Tweede Kamer en in de brief over de toekomst van de
Europese en Monetaire Unie (EMU) heeft het kabinet bovendien toelichting gegeven op
de uitleg die de ECB en DNB hebben gegeven over hoe het beleid en het instrumentarium
van de ECB passen binnen het mandaat en zich verhouden tot het verbod op monetaire
financiering, ook in het licht van de jurisprudentie van het Hof.32 Het kabinet ziet naar aanleiding van het gevoerde monetaire beleid en de bestaande
en aangekondigde instrumenten om monetaire transmissie te waarborgen geen aanleiding
om in het verweer te komen tegen het beleid van de ECB of aan te sturen op een wijziging
van de relevante Verdragsbepalingen en de statuten van de ECB.33
Toezegging Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. om meer beschikbare
openbare informatie over het Transmission Protection Instrument (TPI) na sturen aan
de Tweede Kamer
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. heb ik toegezegd
om de Tweede Kamer beschikbare openbare informatie na te sturen over het Transmission Protection Instrument (TPI) van de ECB.
Allereerst verschaft het persbericht van de ECB waarin het TPI wordt aangekondigd
informatie over het instrument.34 Daarnaast wordt door DNB ook de noodzaak en vormgeving van het instrument beschreven.35 Hieronder volgt een bondige samenvatting van de belangrijkste elementen van deze
publicaties.
De ECB geeft expliciet aan dat het TPI niet bedoeld is om renteverschillen te drukken
als gevolg van structurele verschillen tussen landen, zoals overheidsschulden. Wanneer
renteverschillen echter verder oplopen dan verklaard kan worden door structurele factoren,
dan kan dit volgens de ECB de gelijke doorwerking van het monetaire beleid schaden.
En daarmee het vermogen om de doelstelling van prijsstabiliteit effectief na te streven.
De ECB heeft aangekondigd het nieuwe TPI-instrument alleen in te zetten bij wanordelijke
en zelfversterkende rentestijgingen. De ECB geeft hierbij aan de inzet van het TPI
te laten afhangen van een bredere set van markt- en transmissie-indicatoren, inclusief
een aantal toegangscriteria. De ECB heeft niet nader gespecificeerd naar welke indicatoren
wordt gekeken en welke drempelwaardes daarbij worden gehanteerd. Volgens de ECB is
het de bedoeling dat eventuele interventies tijdelijk van aard zijn en eindigen wanneer
markten gekalmeerd zijn, óf als de ECB van mening is dat er fundamentele factoren
ten grondslag liggen aan het aanhouden van de onrust.
De toegangscriteria zijn erop gericht om te voorkomen dat de ECB reageert op fundamentele
rentebewegingen. Zo mogen lidstaten niet in een buitensporigtekortprocedure zitten
óf moeten lidstaten voldoen aan de aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie
(de Raad) om het buitensporige tekort terug te dringen, en de staatsschuld moet houdbaar
zijn. Daarnaast mogen landen niet in een procedure bij buitensporige macro-economische
onevenwichtigheden zitten of moeten zij voldoen aan aanbevelingen van de Raad om deze
onevenwichtigheden te adresseren binnen deze procedure. Tot slot moeten ze voortgang
blijven boeken op de mijlpalen en doelen zoals vastgelegd in hun herstel- en veerkrachtplannen,
en moeten ze voldoen aan de landspecifieke aanbevelingen van de Raad op gebied van
het begrotingsbeleid.
Toezegging Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. voor een schriftelijke
reactie op het nieuwsbericht inzake de ING aandeleninkoop
ING heeft op 3 november jl. aangekondigd een aandeleninkoopprogramma op te starten.
Hierbij is de bank voornemens om voor maximaal EUR 1,5 mld. aan aandelen terug te
kopen. De kernkapitaalratio van ING groep bedroeg 14,7% aan het eind van het derde
kwartaal van 2022. ING verwacht dat het terugkoopprogramma een impact van om en nabij
44 basispunten zal hebben op de kernkapitaalratio van de bank. Ook na de aandeleninkoop
blijft ING-groep zich comfortabel verhouden tot de kernkapitaalratio’s van haar Europese
peers en voldoen aan de geldende kapitaalvereisten.
De Europese Centrale Bank (ECB) houdt toezicht op ruim 110 grote banken van Europa,
waaronder ING. Voor deze banken geldt op grond van Europese wetgeving een vastgestelde
procedure voor de terugkoop van aandelen die bij de ECB doorlopen moet worden. Dit
houdt in dat elke bank, waaronder ING, ruim van tevoren een aanvraag bij de ECB moet
doen voor een dergelijke transactie. Vervolgens beziet de ECB in haar rol als toezichthouder
of een individuele bank weerbaar genoeg is om na de transactie een (mogelijke) toename
in kredietverliezen op te vangen. De toezichthouder gaat dus na of een mogelijke aandeleninkoop
verantwoord is.
Een combinatie van lagere economische groei, hogere rente en een verdere stijging
van de energiekosten kan tot betalingsproblemen bij bedrijven leiden. Dit kan op termijn
een toename veroorzaken in de hoeveelheid kredietverliezen van banken. Het is daarom
van belang dat banken een gezonde kapitaalpositie aanhouden om deze verliezen op te
vangen. DNB doet in het licht van deze risico’s in het recent gepubliceerde Overzicht
Financiële Stabiliteit een oproep aan banken om prudent te zijn voor wat betreft dividenduitbetalingen
en aandeleninkopen om rekening te houden met bovengenoemde risico’s.36
Tegelijkertijd benadrukt DNB ook een voorkeur te hebben voor een zorgvuldige maatwerk
benadering als het gaat om dividenduitkeringen en aandeleninkopen.37 Er dient hierbij rekening gehouden te worden met verschillen in kwetsbaarheid van
een individuele bank voor mogelijke neerwaartse risico’s.
Aangezien de relevante stappen en procedures bij de ECB zijn ingezet, lijkt de bank
in kwestie na de aandeleninkoop weerbaar genoeg om gegeven de huidige uitdagende omstandigheden
nog steeds ruim aan de gestelde kapitaaleisen te voldoen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën