Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het kabinetsreactie op de afsprakenlijst van het Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) van 27 - 30 september 2022
33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg
AJ/ Nr. 48
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2022
De vaste commissies voor Koninkrijksrelaties van de Eerste en Tweede Kamer hebben
mij op 6 oktober 2022 verzocht om, namens het kabinet, de beide Kamers te voorzien
van een reactie op de afsprakenlijst van het Interparlementair Koninkrijksoverleg
(IPKO) dat plaatsvond van 27 tot en met 30 september jl. in Den Haag. Hierbij doe
ik u een appreciatie toekomen op de afsprakenlijst.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Kabinetsreactie op de afsprakenlijst IPKO september 2022
Zoals ik onlangs tijdens het debat van de begrotingsbehandeling ook heb aangegeven,
delen Nederland en de eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk een toekomst,
waarin we de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten willen steunen bij de diverse opgaven
in hun landen.
We kunnen echter alleen concrete resultaten voor mensen bereiken als we ons beter
tot elkaar verhouden en onderling intensiever samenwerken. De autonomie van de landen
en daarmee de eigen verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen in hun land staat
daarbij voorop. Het kabinet werkt daarnaast graag mee aan het streven van de landen
om uit te groeien tot veerkrachtige en inclusieve samenwerkingen.
In het verlengde daarvan staat onderling contact hoog op de agenda van het kabinet.
Ik hecht dan ook veel waarde aan de ontmoeting tussen de leden van de parlementen
van het Koninkrijk tijdens het IPKO. Het is van belang dat we elkaars perspectieven,
prioriteiten en culturen leren begrijpen. Ook om te werken aan een betere verstandhouding
tussen Nederland en de Caribische Koninkrijksdelen. Ik heb tijdens mijn werkbezoeken
de enorme potentie en rijkdom aan kansen op de eilanden gezien. Daarbij heb ik optimisme
ervaren bij de mensen die ik sprak. Om de aanwezige kansen te benutten, moeten we
nauw samenwerken. Dit vraagt om toewijding van beide kanten.
Ongevraagd advies Raad van State van het Koninkrijk over het Koninkrijk, verdragen
en het Unierecht
De delegaties hebben tijdens het IPKO een presentatie ontvangen van twee staatsraden
over het ongevraagd advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk over het Koninkrijk, verdragen en het Unierecht. Op 19 september, kort
voordat het IPKO van start ging, heeft de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
mij, een nader rapport op dit advies aan de Tweede Kamer aangeboden.1 In het nader rapport wordt ingegaan op de verschillende aanbevelingen die door de
Afdeling zijn gedaan om de verdragspraktijk in het Koninkrijk te verbeteren. In de
Rijksministerraad is besloten deze aanbevelingen zoveel mogelijk op te volgen. Zo
worden de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Draaiboek voor de regelgeving aangepast,
teneinde bij de verschillende vakdepartementen meer bewustzijn te creëren voor het
zo vroeg mogelijk betrekken van de Caribische landen bij het onderhandelen en goedkeuren
van verdragen. Ook is bijvoorbeeld afgesproken dat in het proces van verdragsonderhandeling
en -goedkeuring voortaan meer acht wordt geslagen op de relatie met de waarborgfunctie
van het Koninkrijk. Voor een volledig overzicht van alle aanpassingen aan de verdragspraktijk
als gevolg van het ongevraagd advies verwijs ik naar het bovengenoemde nader rapport.
Consensusrijkswetten
Naar aanleiding van de recente ervaringen bij de totstandkoming van het (consensus)rijkswetsvoorstel
COHO is tijdens het IPKO in brede zin gesproken over het proces van consensusrijkswetgeving.
Het IPKO trekt een drietal conclusies uit deze gesprekken, die hieronder kort van
een reactie worden voorzien:
Conclusie 1
«De regeringen van de Caribische landen zouden met inachtneming van het dualisme vooraf
en in het hele vervolgproces moeten nagaan of er voldoende steun in hun parlementen
bestaat om te komen tot een consensusrijkswet. Over de aan- of afwezigheid van voldoende
steun zouden Nederlandse parlementariërs en Statenleden elkaar in iedere fase van
het totale wetgevingsproces actief kunnen informeren.»
Het is bij het opstarten van een wetgevingsproces altijd goed om na te gaan in hoeverre
er draagvlak voor een wetsvoorstel bestaat, in het parlement en daarbuiten. Dat geldt
zeker ook voor consensusrijkswetgeving, waarvoor de instemming en het draagvlak van
meerdere betrokken parlementen benodigd is. Zo’n draagvlakanalyse mag naar mijn mening
echter niet het karakter krijgen van een formele raadpleging van de betrokken parlementen.
Dat zou ingaan tegen de constitutionele voorschriften ter zake van het wetgevingsproces,
die bij wetgevingsinitiatieven van regeringswege verlangen dat de regering – en ingeval
van consensusrijkswetgeving de regeringen – een eigenstandige afweging omtrent een
voorstel maakt. Het belang van een dergelijke eigenstandige afweging wordt ook door
het IPKO zelf erkend, getuige de zinsnede dat «met inachtneming van het dualisme»
tussen de regeringen en de parlementen naar steun voor een voorstel dient te worden
geïnformeerd.
Conclusie 2
«Een preciezere en vollediger procesbeschrijving voor de totstandkoming van consensusrijkwetgeving
moet aan alle betrokkenen duidelijkheid verschaffen over hun rol en bevoegdheden.
Deze procesbeschrijving adresseert de zes hierboven genoemde aandachtspunten. Aldus
moet duidelijk worden wie wat doet op welk moment en aan wie welke – eventueel gedeelde
– bevoegdheid toekomt.»
Het Statuut bevat geen bepalingen die specifiek betrekking hebben op de totstandkoming
van consensusrijkswetgeving. Zoals het IPKO terecht constateert, kan dat tot onduidelijkheid
leiden over de precieze bevoegdheden en rollen van de verschillende actoren in het
proces van consensusrijkswetgeving. Zo is niet geheel duidelijk op welke manier de
Staten van een Caribisch land de consensus ten aanzien van een wetsvoorstel kunnen
verbreken. Dit is onwenselijk. Ik ben dan ook graag bereid mee te denken over een
procesbeschrijving die, met inachtneming van de bepalingen over rijkswetgeving in
Statuut en Grondwet, handvatten ter zake aanreikt. Zulke handvatten kunnen uiteindelijk
worden opgenomen in het Draaiboek voor de regelgeving, dat op dit moment ook nog veel
procedurele zaken aangaande consensusrijkswetgeving onbesproken laat.
Conclusie 3
«Eerlijke en open onderhandelingen, alsmede transparantie, dialoog en continuïteit
in de informatievoorziening zijn belangrijk gedurende het hele proces, in het bijzonder
wanneer een mogelijk beroep op de waarborgfunctie ex artikel 43, lid 2, Statuut aan
de orde zou kunnen komen.»
Ik ben het met het IPKO eens dat het belangrijk is gedurende het gehele proces zoveel
mogelijk transparantie te betrachten en respectvol en eerlijk met elkaar om te gaan.
Zo kan het beste worden verzekerd dat consensus over de hele breedte wordt bereikt,
uiteraard als gezegd met inachtneming van de bestaande dualistische verhoudingen tussen
de regeringen en de parlementen. Het is raadzaam om in dit verband lessen te trekken
uit het verleden.
Samenwerking en democratisch deficit
Tijdens het IPKO hebben de delegaties van de parlementen, tegen de achtergrond van
een presentatie verzorgd door prof. dr. G.J. Oostindie en dr. W.P. Veenendaal, van
gedachten gewisseld over het vraagstuk van het democratisch tekort in het Koninkrijk.
Bij de regeringen van de landen wordt er door de parlementen op aangedrongen om te
komen tot een mogelijke oplossing van dit democratisch tekort. Zoals eerder aan de
Tweede Kamer bericht, heeft het opheffen van het democratisch tekort voor mij prioriteit.2 Inhoudelijke bespreking van het onderwerp is voorzien tijdens het eerstvolgende bestuurlijke
overleg dat tussen mij en de minister-presidenten van de Caribische landen zal plaatsvinden.
Het is helaas niet gelukt dat overleg nog in 2022 te plannen. Er wordt nu toegewerkt
naar een bijeenkomst in januari. Over de uitkomsten van dit overleg zullen beide Kamers
te zijner tijd zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.
Kolonialisme en slavernijverleden
Het (institutioneel) racisme van vandaag de dag is niet los te zien van eeuwen slavernij
en kolonialisme. Het kabinet is dan ook van mening dat de doorwerking van de gevolgen
integraal en systemisch aangepakt moeten worden en moedigt toekomstige dialogen tussen
de vier landen dan ook aan. Voor het einde van dit jaar komt het kabinet met een reactie
op het rapport «Ketenen van het verleden» van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden.
Want zoals de Minister voor Rechtsbescherming tijdens zijn speech op 1 juli 2022 heeft
aangegeven, is het van belang dat er erkenning en herkenning komt voor het slavernijverleden.
Om zelf het belang en de betekenis van het slavernijverleden voor het Caribisch deel
van het Koninkrijk te horen, zien en ervaren heb ik samen met de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in september van dit jaar een bezoek gebracht aan de
Caribische delen van het Koninkrijk. De ervaringen van deze reis vormen een belangrijk
onderdeel van de kabinetsreactie, waarin het kabinet verder in gaat op de wijze waarop
zij om wil gaan met ons gedeelde verleden, richting een gezamenlijke toekomst.
Werkbezoeken landbouw, natuur en speciaal sargassum
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de werkbezoeken die de delegaties van
het IPKO met betrekking tot bovengenoemde onderwerpen hebben afgelegd.
Natuurbehoud en duurzaamheid in Caribisch Nederland zijn belangrijke thema´s voor
het kabinet. Daarom is in 2021 het Natuur en milieubeleidsplan 2020–2030 (NMBP) opgesteld
voor Caribisch Nederland. Dit plan heeft als doel om de rijke natuur van Caribisch
Nederland te behouden, te beschermen en duurzamer te benutten. Het kabinet zet de
komende jaren in op bestrijding van erosie, koraalrifherstel, duurzame kustontwikkeling,
effectief afval- en afvalwaterbeheer, educatie en communicatie, landbouwontwikkeling,
ruimtelijke ordening en handhaving. Belangrijk onderdeel van het NMBP is de aanpak
van sargassum. Dit betreft een wereldwijd probleem dat ook de autonome landen raakt.
Op Curaçao wordt het aangespoelde sargassum tot nu toe door een aannemer verzameld
en op terreinen van landbouwers opgeslagen. Door het ziltige karakter is dit niet
ideaal. Ik heb vernomen dat in nauwe samenwerking met TNO en de Universiteit van Wageningen,
en met ondersteuning van het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur van Curaçao,
literatuur- en veldonderzoek plaatsvindt om te bezien hoe beste met het aangespoelde
sargassum kan worden omgegaan. Dit onderzoek wordt onder andere gefinancierd door
de RVO. De bedoeling is om het sargassum in de toekomst op het terrein van de Refineria
di Korsou tot biofuel te verwerken. Het openbaar lichaam Bonaire heeft in het kader
van het NMBP al een Sargassum Response Plan vastgesteld, waarin is besloten dat de
aanpak van sargassum onder de beheertaken van het mariene natuurpark valt. Ook is
in het NMBP een koraalherstelplan opgenomen. Dit heeft als doel de afname van koraal
te stoppen en bestaande koraalriffen te herstellen en weerbaar te maken voor klimaatverandering.
Het kabinet heeft voor de periode 2022–2024 35 mln. euro beschikbaar gesteld voor
de eerste fase van het NMBP. Samen met de openbare lichamen is gestart met de uitvoering
hiervan. Daarnaast is in het kader van het NMBP het traject gestart om te komen tot
een Ruimtelijke ontwikkelingsprogramma (ROP). Dit ROP zal in 2023 gereed zijn.
Onder andere vanuit het NMBP wordt bovendien op verschillende manieren ingezet op
vergroting van de zelfredzaamheid. Via landbouwprojecten, zoals hydroponics op Saba
en verduurzaming van de veehouderijen op Bonaire, wordt gewerkt aan het vergroten
van de lokale voedselproductie. Ik heb daarnaast vernomen dat op Aruba wordt gesproken
over kleinschalige landbouwprojecten die gedeeltelijke importsubstitutie tot doel
hebben. Ook zijn voor Caribisch Nederland middelen beschikbaar gesteld om toe te werken
naar gemiddeld 80% duurzame elektriciteitsproductie. Het gaat in totaal om 33,6 mln.
euro. Deze verduurzaming is niet alleen belangrijk voor natuur en milieu, maar ook
vanuit een kosteninvalshoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties