Brief regering : Mediabegrotingsbrief 2023
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
Nr. 37 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2022
Deze brief bevat de nadere uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (Media) uit
de Begroting 2023 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna:
OCW). Verder wil ik uw Kamer met deze brief informeren over de stand van het mediabeleid
en de plannen voor het komende jaar.
Het belang van vrije media, journalistiek en betrouwbare informatievoorziening blijft
onverminderd groot. Afgelopen juni heb ik u mijn hoofdlijnenbrief media1 gestuurd, waarin dit Kabinet zijn ambities heeft gepresenteerd om een vrije, onafhankelijke
en goede mediasector te houden, publiek en commercieel. Begin juli hebben wij met
elkaar daarover gesproken. In de hoofdlijnenbrief heb ik beschreven hoe het kabinet
de komende jaren wil investeren in de media en welke hoofdtaken het kabinet daarbij
voor zichzelf ziet. Voor een aantal onderwerpen was toen nog niet uitgewerkt hoe dat
zou gebeuren. In deze brief zal ik daar rond de versterking van (onderzoeks)journalistiek
nader op in gaan. Voor wat betreft de versterking van de lokale publieke omroep wordt
u separaat geïnformeerd. Rond de nieuwe toelatings- en verantwoordingscriteria voor
de landelijke publieke omroep heb ik uw Kamer op 19 september per brief2 geïnformeerd over het instellen van het adviescollege dat zal adviseren over toelatings-
en verantwoordingscriteria voor de landelijke publieke omroep en een voorstel zal
doen voor een nieuwe beoordelingssystematiek voor (toekomstige) landelijke omroepen
om de maatschappelijke worteling en kwaliteit van omroepen beter te borgen.
Opzet brief
Het eerste hoofdstuk van deze brief gaat in op de mediabegroting. Vervolgens gaat
de brief in op de stand van zaken van de onderwerpen uit de hoofdlijnenbrief. In hoofdstuk
3 komen naast de landelijke publieke omroep, ook NPO Regio en de beleidsdoorlichting
Media aan bod. Daarna volgt in hoofdstuk 4 de regionale publieke omroep en de brief
wordt afgesloten met een hoofdstuk over overige onderwerpen waaronder NICAM, Mediawijsheid
en een stand van zaken beleidsreactie op het rapport «Prominentie in beeld».
Hoofdstuk 1. Mediabegroting
1.1. Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de actualisatie van de beschikbare middelen en de voorgenomen
uitgaven op de Mediabegroting ten opzichte van artikel 15 van de OCW-begroting 20233. De oorzaak hiervoor is de jaarlijkse actualisatie van de verwachte Ster-inkomsten
die de Ster na het verschijnen van de Ontwerpbegroting afgeeft. Ook wordt de verwachte
stand van de Algemene Mediareserve (hierna: AMr) toegelicht, die wordt bepaald door
het saldo van de beschikbare middelen en de voorgenomen uitgaven.
1.2. Toelichting beschikbare middelen
Artikel 15 van de OCW-begroting gaat over de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten
op de mediabegroting. De mediabegroting wordt gevoed met OCW-middelen en de ontvangsten
vanuit de Ster-reclames op de aanbodkanalen van de landelijke publieke omroep (hierna:
Ster-inkomsten).4
Tabel 1 maakt de aansluiting inzichtelijk tussen de middelen voor de Mediabegroting
zoals gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2023 en het totaal beschikbare budget op
de Mediabegroting voor 2023, aangepast met de geactualiseerde raming van de Ster-inkomsten.
Voor het begrotingsjaar 2023 is hiermee een totaalbedrag van € 1.168,5 miljoen beschikbaar
voor de bekostiging van het mediabeleid.
Tabel 1: Inkomsten van de Mediabegroting en aansluiting met de Rijksbegroting
Bedragen in € 1.000
2023
Totaal beschikbaar budget artikel 15 (Media) van de ontwerpbegroting 2023
1.128.228
Actualisatie raming Ster-inkomsten
40.280
Totaal beschikbaar budget Mediabegroting 2023
1.168.508
OCW-middelen
993.993
Ster-inkomsten
174.515
Raming van de Ster-inkomsten voor de jaren 2022 en 2023
Ramingen van de verwachte Ster-inkomsten zijn gebaseerd op twee parameters, namelijk
de verwachte omvang van de markt voor spotzendtijd en het verwachte aandeel van de
Ster daarin. Dit laatste wordt onder andere bepaald door het zogenoemde kijktijdaandeel
van de publieke omroep.
Voor de erkenningperiode 2022–2026 van de NPO heeft de Ster op verzoek van OCW op
18 maart 2021 een meerjarenraming opgesteld van de jaarlijks verwachte Ster-inkomsten.
Hierin is ook de afgesproken afbouw van de reclame in deze periode verwerkt. Op deze
raming is het minimumbudget voor de landelijke publieke omroep gebaseerd. Deze meerjarenraming
is ook verwerkt in de Ontwerpbegroting 2022.
Omdat de Ster-inkomsten moeilijk ver vooruit zijn te voorspellen geeft de Ster op
basis van de Mediawet jaarlijks vóór 15 september een actualisatie van de raming van
de afdracht van de Ster-inkomsten voor het lopende en het aankomende jaar. Uit de
actualisatie van afgelopen september blijkt dat de verwachte afdracht hoger is dan
eerder geraamd. Voor zowel 2022 als 2023 is het verschil € 40 miljoen. Dit verschil
wordt grotendeels verklaard door een grotere verwachte omvang en gestegen prijzen
in de markt voor televisiereclames. Hogere Ster-inkomsten waar geen extra uitgaven
tegenover staan vloeien in de AMr, zoals zichtbaar is in de tabellen van deze brief
over de AMr.
1.3. Uitgaven
Ten opzichte van de voorgenomen uitgaven uit de Ontwerpbegroting bevat deze brief
één wijziging die nog niet in de Ontwerpbegroting is verwerkt. Het budget van de regionale
publieke omroep wordt in lijn met de wettelijke indexatie van de rijksmediabijdrage
geïndexeerd met de groei in het aantal huishoudens. Tabel 2 bevat de uitgaven en beschikbaar
budget voor 2023. Het saldo van de uitgaven en het beschikbare budget wordt toegevoegd
of onttrokken aan de Algemene Mediareserve (AMr).
Tabel 2. Uitgaven mediabegroting 2023
Totaal uitgaven volgens de rijksbegroting 2023 exclusief de post «Dotatie/onttrekking
Algemene Mediareserve» X € 1.000,–
1.121.088
Mutatie i.v.m. huishoudensindexbedrag 2023 voor de Regionale publieke omroep
848
(A) Totale uitgaven mediabegroting
1.121.936
(B) Totaal beschikbaar budget
1.168.508
(B) – (A) Mutatie Algemene Mediareserve
46.572
1.4. Algemene Mediareserve
De AMr kan op grond van artikel 2.166 van de Mediawet 2008 gebruikt worden voor de
opvang van dalende Ster-inkomsten, voor bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg
van overheidsbesluiten en voor financiering van de door het Commissariaat aan te houden
rekening-courantverhouding voor betalingen aan de instellingen. De AMr vervult hiermee
een belangrijke rol in de bekostigingssystematiek van de mediabegroting. Het saldo
van de beschikbare middelen en voorgenomen uitgaven op de mediabegroting uit tabel
2 en de directe inkomsten en uitgaven uit de AMr bepalen de totale verwachte mutatie
in de AMr. Tabel 3 laat de verwachte ontwikkeling van de AMr zien voor 2022 en 2023.
De verwachte mutaties zijn nader toegelicht in bijlage 1 van deze brief.
Tabel 3. Verwacht liquiditeitssaldo van de Algemene Mediareserve
Bedragen in € 1.000
2022
2023
Beginstand liquiditeitssaldo Algemene Mediareserve (jaar T)
89.417
149.923
Saldo van alle (verwachte) mutaties
60.506
41.446
Liquiditeitssaldo Algemene Mediareserve (ultimo jaar T)
149.923
191.369
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de AMr bij gelijkblijvende uitgaven aan het einde
van 2023 naar verwachting gevuld is met ruim € 191 miljoen. In 2022 en naar verwachting
ook 2023 doet zich het tegenovergestelde voor van de situatie in 2018, toen de AMr
door tegenvallende Ster-inkomsten zelfs leeg dreigde te raken. Door de huidige conjuncturele
situatie en de ontwikkelingen op de markt voor spotzendtijd zijn de Ster-inkomsten
hoger dan oorspronkelijk was ingeschat.
Ik ben hierover met de NPO en de Ster in gesprek. Ik wil enerzijds bewaken dat de
uitgaven aan de landelijke publieke omroep meerjarig gegarandeerd blijven, en tegelijkertijd
borgen dat beschikbaar budget voor mediabeleid doelmatig wordt besteed aan de doelen
waar het voor bestemd is en niet onnodig op de plank blijft liggen. Voorwaarde hierbij
is uiteraard dat eventuele inzet van deze middelen past bij de wettelijke kaders die
gelden voor de AMr en de Ster-inkomsten. Het gaat daarbij in eerste instantie om ruimte
voor incidentele uitgaven. De inschatting van de meerjarige ontwikkeling van de Ster-inkomsten
door de Ster biedt geen ruimte voor structurele verhoging van het budget van de landelijke
publieke omroep.
Hoofdstuk 2. Stand van zaken uitvoering mediabeleid
In de hoofdlijnenbrief heb ik beschreven welke beleidsdoelen het kabinet voor het
mediabeleid voor ogen heeft en waarin het kabinet de komende jaren wil investeren.
2.1. Adviescollege landelijke publieke omroep.
Het adviescollege dat zal adviseren over erkenningscriteria voor de landelijke publieke
omroepen is in september gestart. In december komt het adviescollege met een kadernotitie
die met uw Kamer zal worden gedeeld. In deze notitie wordt onder andere ingegaan op
de uitgangspunten die het college hanteert en op het plan van aanpak richting het
definitieve advies dat in de zomer van 2023 zal verschijnen.
In het tweeminutendebat over de hoofdlijnenbrief media op 6 oktober 2022 is de motie
van de leden Mohandis en Westerveld ingediend5. Over de afdoening van deze motie wordt u in een separate brief geïnformeerd.
2.2. Versterking lokale publieke omroep.
In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) staat de opdracht om de lokale publieke omroepen te versterken. De uitwerking wordt
samen met de sector en andere belanghebbende partijen vormgegeven. Er wordt gewerkt
aan een gedeeld belang: een sterke en onafhankelijke lokale publieke omroep, en daarmee
een versterking van de lokale democratie. Om de sector zo goed mogelijk op de veranderingen
voor te bereiden kunnen publieke omroepen aanspraak maken op financiering om de eigen
organisatie te professionaliseren. Ik bevorder samenwerking zowel tussen lokale omroepen
als tussen de omroeplagen.
Zoals ik uw Kamer heb toegezegd in het debat over de hoofdlijnenbrief media (Handelingen II
2022/23, nr. 9, item 4), ontvangt uw Kamer in december een brief met de stand van zaken. De Kamer heeft
mij ook gevraagd een overzicht te geven van de ingezette stimuleringsmaatregelen en
in te gaan op de concurrentiepositie van met name private lokale online media. Onderstaande
tabel 4 geeft dit overzicht.
Uit onderzoek van het Commissariaat naar lokale nieuws- en informatievoorziening6 blijkt dat mensen die op zoek zijn naar lokaal nieuws nog altijd eerst uitkomen bij
kranten en omroepen. Online is voor de lokale media nog een wereld te winnen, zeker
als het gaat om het bereiken van jongeren. De publieke omroepen hebben een wettelijke
taak om te zorgen voor een goed media-aanbod zonder invloeden van commercie of de
overheid, en worden daarvoor ook gefinancierd. Het is dan ook de bedoeling dat ze
het nieuws via het kanaal brengen waar het publiek het nieuws verwacht.
Ik sta voor een vitaal mediabestel dat ook lokale private media omvat. Daarbij zie
ik dat er voor de plannen van private mediaorganisaties financieringsmogelijkheden
bij lokale overheden, het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en (regionale) mediafondsen
zijn. Vanuit mijn verantwoordelijkheid als Staatssecretaris richt ik mijn beleidsinterventies
en investeringen op de publieke omroep. Daarbij stel ik vast dat de financiering van
de lokale publieke omroep niet in lijn is met die van de andere lagen in het publieke
bestel. Mijn inzet is daarom dat met de investeringen het lokale media-aanbod als
geheel versterkt wordt.
De versterking van de lokale omroeplaag volgt expliciet vanuit het coalitieakkoord.
De in 2022 gestarte regeling «Professionalisering lokale publieke omroepen» biedt
deelnemende omroepen de mogelijkheid zich journalistiek te professionaliseren. Op
welke wijze zij dit doen en welke uitzendkanalen dit betreft, bepalen zij grotendeels
zelf.
Tabel 4. Overzicht regelingen en bedragen lokale omroepen in 2022
Regeling
Bedrag in 2022
Voor wie?
Professionalisering lokale publieke omroepen
€ 6.010.000,–
Lokale publieke omroepen
Stimuleren van innovatie in onderzoeksjournalistiek
€ 710.000,–
Private en publieke nieuwsmedia
Samenwerkingsproject NOS/RPO/NLPO
€ 4.125.000,–
(looptijd juli 2022-juni 2023)
NOS, regionale en lokale publieke omroepen
Trainingen en opleidingen door de NLPO
€ 500.000
Lokale publieke omroepen
Stimuleren van innovatie in lokale journalistiek
€ 460.000,-
Private en publieke lokale nieuwsmedia
2.3. Versterking onderzoeksjournalistiek
Kwalitatief hoogstaande, kritische en onafhankelijke onderzoeksjournalistiek is nodig
om de onderste steen boven te krijgen. Sinds een aantal jaren maakt het kabinet werk
van het ondersteunen van deze vorm van journalistiek. In 2022 ben ik doorgegaan op
de weg die door het vorige kabinet is ingeslagen door het bestaande budget voor onderzoeksjournalistiek
(à € 4,9 miljoen) te verhogen met aanvullend budget vanuit het huidige coalitieakkoord.
Deze aanvullende middelen bedroegen in 2022 € 2,4 miljoen en in 2023 € 3,7 miljoen.
Met dit geld blijven het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (hierna: SvdJ) en
het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (FBJP) inzetten op hun succesvolle activiteiten
die zij in de afgelopen jaren hebben opgezet. Projectsubsidies aan individuele journalisten,
beurzen voor talentontwikkeling van ervaren journalisten en traineeships voor jonge
onderzoeksjournalisten worden voortgezet. Een beginnende onderzoekscultuur op lokale
en regionale redacties wordt aangejaagd en de financiële basis van redacties met onderzoeksjournalistiek
als primaire taak wordt structureel versterkt.
Het geld wordt in 2023 niet alleen ingezet voor het voortzetten en uitbreiden van
bestaande activiteiten. Ik ben samen met het SvdJ, het FBJP en de sector in gesprek
over verschillende plannen voor 2023. Deze plannen dienen een aantal doelen. Zo wordt
er (nog) meer ingezet op het versterken van de onderzoeksjournalistiek op lokaal en
regionaal niveau. Met name daar staat de onderzoeksjournalistiek onder druk als gevolg
van veranderingen in het medialandschap zoals digitalisering, maar ook vanwege de
aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt. Een ander doel is het betrekken van de sector
bij het scherp krijgen van vraagstukken en knelpunten in de onderzoeksjournalistiek.
Op deze manier kunnen gericht nieuwe interventies ingezet worden, bijvoorbeeld een
(nieuwe) subsidieregeling of investeren in begeleiding en onderzoek. Voor het inventariseren
van vraagstukken en knelpunten wordt gewerkt met zogenoemde «calls». Er worden door
teams met deelnemers van SvdJ, FBJP en de sector vragen in de sector uitgezet. Met
de input die wordt opgehaald worden vervolgstappen uitgedacht. Een eerste call wordt
nog voor het WGO Media uitgezet en zal gaan over drempels die men ziet om met onderzoeksjournalistiek
te beginnen, dan wel om door te gaan met onderzoeksjournalistiek. Deze en meer calls
worden in ieder geval tot eind dit jaar en in de eerste helft van 2023 uitgezet.
Veiligheid journalisten
In mijn «Plan van aanpak persvrijheid en persveiligheid» van 29 juni jl.7 heb ik uw Kamer, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid (hierna: JenV),
een overzicht gegeven van zowel lopend beleid als nieuwe maatregelen om de persvrijheid
en persveiligheid in Nederland te versterken. In deze brief heb ik uw Kamer toegezegd
om u voorafgaand aan de begrotingsbehandeling media over de voortgang van het plan
informeren. Hieronder volgen de relevante updates.
Ten aanzien van PersVeilig en het Flexibel Beschermingspakket Freelancers is het ingezette
beleid van de Minister van JenV en mijzelf om beide projecten ook de komende jaren
te blijven steunen kracht bijgezet door de motie van het lid Sjoerdsma c.s. over een
structurele financiering.8 Het komende jaar kijken wij hoe wij deze financiering inzetten. Daarbij betrekken
wij de nog uit te voeren evaluatie van PersVeilig en het Flexibel Beschermingspakket
Freelancers en de gesprekken met werkgevers over hun inzet.
Het Netwerk Mediawijsheid heeft een plan opgeleverd om vanaf 2023 meer te doen aan
bewustwording over de positie van journalisten in de democratie. De invloed van het
eigen gedrag van mensen komt hier nadrukkelijk aan bod, waarbij mensen worden gestimuleerd
om online meer pro-sociaal gedrag te vertonen. Het Netwerk organiseert in 2023 een
burgerraadpleging, met de centrale vraag: hoe kan de actieve en passieve betrokkenheid
van de burger bij de journalistiek vergroot worden en hoe kan daarmee de journalistiek
beter beschermd worden? Deze input wordt gebruikt om de meest effectieve interventies
toe te kunnen passen.
Het kabinet wil, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Digital Services Act
(DSA) in 2024, werk maken van een goed functionerend systeem voor meldingen om online
intimidatie van journalisten tegen te gaan. Het is van belang dat alle betrokken spelers
hier hun verantwoordelijkheid in nemen. Zoals aangegeven in de brief organiseer ik
een rondetafelgesprek met de deelnemers aan PersVeilig en relevante sociale mediaplatforms
om te bespreken welke interventies effectief kunnen zijn om online intimidatie van
journalisten tegen te gaan.
Wat betreft onderzoeken en monitoren ben ik geïnteresseerd in de uitkomsten van het
aangekondigde onderzoek van PersVeilig naar de bedreiging van vrouwelijke journalisten.
Ik zal deze uitkomsten, voorzien voor begin december, bestuderen en bezien wat mogelijke
beleidsacties zijn.
In navolging van het Plan van aanpak heb ik met het Commissariaat voor de Media gesproken
over de opdracht om een monitoringsmodel te ontwikkelen om de pluriformiteit op de
nieuwsmarkt te volgen. Een van de besproken zaken is het betrekken van relevante (sector)partijen
bij het ontwikkelen van een dergelijk model. De opdracht heb ik inmiddels aan het
Commissariaat uitgevraagd. Ik wacht met interesse de uitkomsten af.
2.4. Een sterke, weerbare en creatieve Nederlandse mediasector
Cultureel audiovisueel aanbod
Op 18 juli 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn aanpak voor een sterk en zichtbaar
Nederlands cultureel audiovisueel aanbod (films, series en documentaires).9 Op 18 juli jl. is ook het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband
met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel
audiovisueel product10 aan uw Kamer aangeboden. Op 4 oktober jl. heeft uw Kamer daar verslag over uitgebracht.
Op 8 november 2022 heeft uw Kamer de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen
zodat hopelijk spoedig overgegaan kan worden op behandeling van dit wetsvoorstel in
uw Kamer.
Zoals ik ook in mijn Meerjarenbrief cultuur heb aangegeven blijf ik het speelfilmconvenant
ondersteunen door jaarlijks via het Coproductiefonds Binnenlandse Omroep (CoBo) en
de NPO € 4,9 miljoen beschikbaar te stellen. Deze investering maakt het mogelijk om
in lijn met de afspraak uit de Prestatieovereenkomst 2022–2026 18 Nederlandse speelfilms
eerder en langer te kunnen uitzenden op de kanalen en platforms van de NPO.
Samenwerking Nederlandse mediasector
In het debat over mijn hoofdlijnenbrief Media van afgelopen 6 juli 2022 (Kamerstuk
32 827, nr. 250) heb ik toegezegd uw Kamer over de opzet en voortgang van initiatieven rond publiek-private
samenwerking te zullen informeren. Op 8 september heb ik gesproken met de deelnemers
aan de Samenwerkingsagenda Nederlandse Mediasector. De bijeenkomst en de mediatafels
hebben eraan bijgedragen dat men elkaar inmiddels goed weet te vinden waar het gaat
om het opzetten van samenwerkingsprojecten. Dit blijkt onder andere uit de recent
gepresenteerde innovatieagenda van de mediasector.11 Ik heb met de deelnemers enkele thema’s geïdentificeerd die de sector raken waarover
ik met hen door zal praten omdat gezamenlijk overleg meerwaarde heeft. In dit verband
heeft ook een informatiesessie plaatsgevonden over de EU Media Freedom Act die op
16 september gepubliceerd is.12
Naar aanleiding van de motie van de leden Van Strien en Sjoerdsma13 ben ik in gesprek met de partijen over NLZiet. Ik zal uw Kamer begin 2023 per brief
informeren over de uitkomst van deze gesprekken. In deze brief zal ik u ook informeren
over de uitkomsten van mijn gesprekken met de NPO rond het openstellen van NPO Luister
zoals mij gevraagd is te doen in de motie van het lid Westerveld14.
Beeld & Geluid
Conform de opgave in het regeerakkoord span ik mij in om het «Geheugen van Nederland»
te realiseren door het archiefmateriaal van het Nederlands Instituut voor Beeld en
Geluid (hierna: Beeld & Geluid) af te kopen en zoveel mogelijk rechtenvrij beschikbaar
te stellen. Hierdoor kan Beeld & Geluid nog beter bijdragen aan het «Geheugen van
Nederland», door beelden en verhalen uit digitale collecties van verschillende erfgoedinstellingen
samen te brengen en aan het publiek te presenteren. Ik stel hiervoor een incidenteel
bedrag van € 10 miljoen voor 2023 en 2024 beschikbaar en een structureel bedrag van
€ 1 miljoen vanaf 2025.
Op dit moment ben ik in overleg met Beeld & Geluid over een voorstel hiervoor, waarbij
als eindresultaat wordt voorzien in een online publieksvriendelijke website met een
rijkdom aan iconisch en historisch radio- en beeldmateriaal dat door een ieder thuis
kan worden doorzocht en afgespeeld. Het bouwen van een dergelijke website en het vullen
daarvan met zoveel mogelijk rechtenvrij archiefmateriaal heeft veel voeten in de aarde.
Het gaat hierbij om het selecteren van het materiaal op zodanige wijze dat het publiek
hier ook bij wordt betrokken en het onderzoeken en afkopen van de rechten op dat materiaal.
Daarnaast moet de benodigde architectuur en infrastructuur worden aanbesteed en ontworpen,
voor het online beschikbaar maken van het materiaal op een manier die aansluit bij
de behoeften van de gebruikers en de omvang van de collectie. De website zou daarom
op zijn vroegst in 2025 kunnen worden opgeleverd. Ik verwacht uw kamer in de eerste
helft van 2023 nader te kunnen informeren over dit voorstel en de bijbehorende planning.
Hoofdstuk 3. Landelijke publieke omroep
Dit hoofdstuk gaat eerst in op de financiën rond de landelijke publieke omroep. In
dit hoofdstuk behandel ik verder een aantal inhoudelijke onderwerpen met betrekking
tot de landelijke publieke omroep.
Begin dit jaar is de nieuwe concessieperiode voor de landelijke publieke omroep van
start gegaan. In het concessiebeleidsplan 2022–2026 heeft de NPO zijn plannen en visie
laten zien voor een toekomstgerichte publieke omroep die klaar is voor de uitdagingen
van deze tijd. Voor de nieuwe concessieperiode zijn erkenningen verleend aan de omroepen,
waaronder twee nieuwe aspiranten, en is een nieuwe prestatieovereenkomst met de NPO
afgesloten.
3.1. Budget Landelijke publieke omroep
Op grond van de Mediawet kan de landelijke publieke omroep een beroep doen op het
zogenaamde minimumbudget dat voorafgaand aan het begin van iedere erkenningsperiode
wordt vastgesteld. Aan de landelijke publieke omroep moet minimaal het minimumbudget
worden verstrekt. Het minimumbudget voor 2023 bedraagt € 831,1 miljoen. Tabel 5 laat
het totale budget zien dat aan de landelijke publieke omroep wordt verstrekt. Het
totaal vast te stellen budget aan de landelijke publieke omroep inclusief het budget
aan de Stichting Omroep Muziek (SOM) voor 2023 bedraagt € 884,8 miljoen. Dit bedrag
wordt in het lopende jaar nog bijgesteld met de wettelijk verplichte indexatie met
de consumentenprijsindex 2023. Het totaalbedrag dat aan de landelijke publieke omroep
wordt toegekend is hoger dan het wettelijk verplichte minimumbudget. Het verschil
wordt verklaard doordat in 2022 niet wettelijk verplichte indexatie aan het budget
is toegevoegd en door de toevoeging van middelen uit het coalitieakkoord voor onder
andere de vervroegde en langere beschikbaarheid van speelfilms op de NPO.
Tabel 5. Minimumbudget en vast te stellen budget landelijke publieke omroep.
Bedragen in € 1.000
2023
Budget landelijke publieke omroep inclusief CoBO volgens de Rijksbegroting1
861.504
Productiekosten en voorfinanciering rechtenaankoop grote sportevenementen EK, WK en
OS (dekking vanuit AMr)
5.125
Stichting Omroep Muziek (SOM)
18.187
Totaal vast te stellen budget landelijke publieke omroep inclusief budget SOM en inclusief
incidentele bijdragen vanuit de AMr
884.816
X Noot
1
Aandeel minimumbudget 2023 bedraagt € 831,145 miljoen.
Advies Commissariaat voor de Media over de NPO-begroting
Het Commissariaat heeft conform zijn wettelijke taak de begroting van de NPO voor
de uitvoering van de taakopdracht door de landelijke publieke omroep beoordeeld. De
volledige beoordeling van de begroting is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het
Commissariaat is in zijn beoordeling kritisch op de begroting van de NPO. Samengevat
concludeert het Commissariaat dat in de begroting onvoldoende centraal staat en onderbouwd
wordt welke keuzes worden gemaakt bij de verdeling en inzet van de middelen en waarom
die keuzes worden gemaakt.
Ik neem het commentaar van het Commissariaat serieus en ik ga hierover afspraken maken
met de met de raad van bestuur van de NPO. Omdat er sprake is van een overgangsfase
betrek ik hierbij ook de vraag wat de overstap naar sturing op het niveau van genres
en integraal programmeren betekent voor de huidige wettelijke eisen die aan de begroting
van de NPO worden gesteld. De afspraken zijn gericht op de begroting 2024, zodat die
begroting helder is over de keuzes die bij de uitvoering van de publieke taakopdracht
en de voorgenomen inzet van de middelen worden gemaakt, en de doelen die daarmee worden
beoogd. Dat past ook bij de afspraken die er eerder tussen NPO, Commissariaat en mijn
departement zijn gemaakt over de uitgangspunten die van toepassing zijn op de doelmatigheidssturing
door de NPO.
Ik wil dat ook de omroepen bij dit proces worden betrokken. De begroting die de NPO
indient heeft betrekking op het gehele bestel en is mede de uitkomst van onderlinge
afstemming tussen NPO en omroepen.
3.2. Terugblik 2021 NPO
De terugblik beschrijft wat de NPO en de omroepen het afgelopen jaar hebben gedaan
om de doelstellingen die in de begroting staan, te realiseren. Ook laat de terugblik
zien in hoeverre programma’s voldoen aan publieke waarde als onafhankelijkheid en
betrouwbaarheid. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar de Terugblik NPO
2021 die als bijlage bij deze brief is toegevoegd.
3.3. Naleving Prestatieovereenkomst NPO 2016–2021
Het Commissariaat heeft gerapporteerd over de naleving van de prestatieovereenkomst
in 2021. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar de rapportage van het Commissariaat
die als bijlage bij deze brief is gevoegd. Het is goed om te zien dat de NPO er in
is geslaagd om het overgrote deel (33 van de 34) van de prestatieafspraken te realiseren.
De niet gerealiseerde afspraak (het coproduceren van minimaal zes speelfilms) heeft
als oorzaak het uitgestelde financieringsbesluit. De coproductie van deze speelfilms
zal op een later moment worden ingehaald. Vorig jaar is in de mediabegrotingsbrief
al geconstateerd dat de coronacrisis impact had op de NPO en de mate waarin afspraken
zijn gerealiseerd. In dat kader zal vanuit coulance het niet realiseren van een afspraak
in 2020 of 2021 door mij als niet-toerekenbaar worden aangemerkt, wanneer dit aantoonbaar
het gevolg is van de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis. De NPO is
nog altijd bezig met het inhalen van opgelopen achterstanden waardoor de afspraken
over meerdere jaren alsnog gehaald kunnen worden.
3.4. Evaluatie werkwijze samenwerkingsomroepen
In december 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de afspraken die zijn gemaakt tussen
de NPO en de nieuwe samenwerkingsomroepen MAX-WNL, VPRO-HUMAN en AVROTROS-PowNed.
Die afspraken zien op de toedeling van garantiebudgetten, de reservesystematiek en
wie er vertegenwoordigd is in het video- en audio-overleg. Met alle betrokken partijen
is destijds afgesproken de afspraken na een jaar te evalueren. Op basis van gesprekken
met zowel de omroepen als de NPO kan ik bevestigen dat alle betrokken partijen zich
kunnen vinden in de afspraken uit december 2021 en dat de uitvoering daarvan conform
afspraak plaatsvindt. Dit neemt niet weg dat er nog vragen en zorgen leven. Zoals
eerder aangegeven zal daarom voor de start van een volgende erkenningsperiode het
één en ander in de Mediawet moeten worden gewijzigd om het bestel werkbaar te houden.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de huidige systematiek waarbij slechts zes omroeperkenningen
te vergeven zijn, en aspirant-omroepen die willen doorgroeien naar een voorwaardige
erkenning zich verplicht moeten aansluiten bij een bestaande omroep. Dit zou op termijn
kunnen leiden tot samenwerkingsomroepen bestaande uit drie of meer omroepverenigingen.
Dat komt de beheerbaarheid van het bestel niet ten goede. Omdat het advies van het
adviescollege mogelijk van invloed is op de systematiek rondom samenwerkingsomroepen,
wacht ik dit advies eerst af. In paragraaf 2.1 heb ik de stand van zaken rond het
adviescollege beschreven.
3.5. NPO Regio
Om de kwaliteit op het regionale niveau te versterken is afgelopen jaren gewerkt aan
verdere ontwikkeling van relevant, kwalitatief en onderscheidend media-aanbod met
een regionaal karakter tussen de landelijke en regionale publieke omroep. Dit heeft
geresulteerd in een door een kerngroep van NPO, NOS, RPO, landelijke en regionale
omroepen in 2020 uitgewerkt plan waarna NPO Regio op 4 januari 2021 van start is gegaan.
Binnen de programmering van de NPO is een regionaal blok, het zogenoemde NPO Regio,
geprogrammeerd op werkdagen in de vooravond van 18.00 uur tot 20.00 uur op NPO 2.
Het NPO regioblok bestrijkt circa 2 uur, waarvan circa 50 minuten gevuld wordt met
bijdragen van regionale omroepen. Dit betreft de input vanuit de regionale omroepen
in het NOS Journaal Regio. Aansluitend aan dit journaal vullen de regionale publieke
omroepen het blok Noord-Zuid-Oost-West (hierna: NZOW) met de mooiste documentaires,
achtergrondprogramma's en persoonlijke verhalen van de regionale omroepen. Dit duurde
aanvankelijk 20 minuten, maar is inmiddels verlengd tot ongeveer 40 minuten.
NPO Regio is in april 2022 geëvalueerd. Deze evaluatie is als bijlage bij deze mediabegrotingsbrief
2023 gevoegd.16 Uit deze evaluatie blijkt dat door de betrokken partijen met groot enthousiasme wordt
samengewerkt en dat dit veel moois heeft opgeleverd. Het publiek blijkt het nieuwe
regioblok NPO Regio te waarderen. Het marktaandeel van het tijdvak NPO2 18–20 uur
in 2021 kwam gemiddeld uit op 8,1 procent (2020 7,1 procent). Verder worden programma’s
en onderwerpen met een regionale signatuur geconcentreerd aangeboden en zijn deze
gemakkelijker (terug) te vinden. Daarnaast is volgens de betrokken partijen de kwaliteit
door de krachtenbundeling van NPO, RPO en de regionale omroepen verder toegenomen.
De NPO en RPO zullen zich dan ook blijven inzetten om de samenwerking te verdiepen
en succesvol te vervolgen.
De kosten van het NOS Journaal Regio worden door de NPO gefinancierd, alsook de coördinatie
van NZOW. De regionale omroepen leveren daarvoor fragmenten van reeds op de regionale
zenders uitgezonden materiaal aan. De NPO heeft vanaf april € 600.000 vanuit regulier
budget extra beschikbaar gesteld voor de productie van nieuwe content door regionale
omroepen. Deze middelen stelt de NPO ook in 2023 beschikbaar.
In het recente debat over de hoofdlijnenbrief Media werd er een opmerking gemaakt
over financiering van onder meer regionale programmering vanuit de visiebrief van
het vorige Kabinet. Ter verduidelijking daarvan merk ik op dat destijds € 15 miljoen
is bestemd voor het op peil houden van de programmering bij de landelijke publieke
omroep na het wegvallen van een deel van de reclame-inkomsten. Deze € 15 miljoen kan
door de landelijke publieke omroep ook worden ingezet voor de afspraken uit de visiebrief
over regionale programmering op de landelijke publieke omroep, maar is daar niet voor
geoormerkt. Volgens opgave van de NPO wordt in 2022 ongeveer € 30 miljoen aan programma’s
met een regionaal karakter geprogrammeerd. Omroepen geven bij de intekening aan of
een programmavoorstel een regio element bevat zoals bijvoorbeeld de titels «Op zoek
naar..» en «Koplopers», maar ook uitzendingen over regionale evenementen zoals de
Nijmeegse Vierdaagse.
Ik ben blij met hoe de NPO, RPO en de landelijke en regionale publieke omroepen samen
NPO Regio vorm geven. Ook de geluiden die ik uit de kerngroep hoor zijn positief.
Met de evaluatie en de (financiële) afspraken die de kerngroep heeft gemaakt over
het NPO Regio-blok, vind ik dat er goede invulling gegeven wordt aan de oorspronkelijke
doelstellingen van dit blok. Het is aan de betrokken partijen om dit verder op te
pakken en verder invulling te geven middels passende programmering, ook die met een
regionaal karakter, zoals ook door de motie van het lid Werner17 gevraagd wordt. Daarin kunnen betrokken partijen ook de door de gewijzigde motie
van het lid Van der Plas18 gevraagd regionale programmering en regio-diversiteit worden meegenomen. Ik zal uw
Kamer op de hoogte houden van de stappen die gezet worden met NPO Regio.
3.6. Beleidsdoorlichting artikel 15 Media
Als bijlage bij deze brief treft u aan het resultaat van de beleidsdoorlichting media
zoals ik ook heb toegezegd in het mediadebat van 6 juli 2022, gemaakt door een samenwerkingsverband
van de onderzoeksbureaus Kwink en AEF. Dit onderzoek bestaat uit een terugblik op
de periode 2014–2020 gemaakt door onderzoeksbureau Kwink groep, en een vooruitblik
gemaakt door onderzoeksbureau AEF. De terugblik is een syntheseonderzoek naar doeltreffendheid
en doelmatigheid van het mediabeleid met focus op de publiek omroep, op basis van
de vragen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek19. De vooruitblik is mede gebaseerd op een verzoek van de Eerste Kamer om een onafhankelijk
onderzoek te laten verrichten naar de duurzame versterking van de publieke omroep,
zowel wettelijk als financieel, gelet op het internationale krachtenveld.20
Ik spreek mijn waardering uit voor de gehele beleidsdoorlichting (terugblik en vooruitblik).
De terugblik bevestigt nog eens dat de landelijke publieke omroep er in is geslaagd
de bezuinigingen van de afgelopen jaren te implementeren: «Ondanks de bezuinigingen
blijven de waarderingen voor publieke waarden en kwaliteit van de programmering van
de landelijke publieke omroep op peil, binnen of boven de vastgestelde bandbreedtes»
(Kwink, p 34). Tegelijk geven de onderzoekers aan dat verbeteringen mogelijk zijn
in de manier waarop de samenhang van alle beleidsinstrumenten in het mediabeleid wordt
beschreven, de beschikbaarheid van (evaluatie)onderzoek op onderdelen en de inrichting
van de verantwoordingscyclus. Ik vind dit serieuze aanbevelingen waar ik goed naar
wil kijken.
Ik wil mijn verdere inhoudelijke beleidsreactie op de beleidsdoorlichting (terugblik
en vooruitblik) combineren met mijn beleidsreactie op het advies van het Adviescollege
Landelijke Publieke Omroep dat in de zomer van 2023 zal verschijnen. Ik vind dat zinvol
omdat er overlap bestaat in de onderwerpen van de beleidsdoorlichting (met name de
vooruitblik) en de opdracht van het Adviescollege. Daarnaast gaan enkele opmerkingen
van de onderzoekers in de vooruitblik over het onderwerp «due prominence». Ik zal
deze meenemen in het vervolg op de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek «Prominentie
in Beeld» van Dialogic21 over het afwegen en organiseren van eventuele passende prominentie zoals beschreven
in paragraaf 5.3 van deze brief.
3.7. Bestedingsvrijheid omroepen bij inzet eigen middelen
De motie van het lid Werner22 vraagt om in kaart te brengen hoe omroepen over de vrijheid van besteding van eigen
middelen kunnen beschikken om daarmee online te werken aan hun maatschappelijke worteling.
Het aanbieden van content op de omroepportals van de omroepen valt onder de uitvoering
van de publieke mediaopdracht. Dat geldt ook wanneer aanbod (deels) wordt gefinancierd
met eigen middelen van een omroep. Deze motie raakt daarmee aan de coördinerende taak
van de NPO voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht. Die taak brengt onherroepelijk
met zich mee dat er keuzes worden gemaakt over de inzet van middelen en de plaatsing
en verspreiding van media-aanbod. Hoewel ik begrijp dat die keuzes door omroepen als
beperkend kunnen worden ervaren wil ik geen afbreuk aan doen aan deze taak van de
NPO. Het is aan de omroepen en de NPO om over de keuzes voor inzet van middelen en
verspreiding van content in gesprek te blijven en afspraken te maken, en daarbij de
balans te bewaken tussen enerzijds pluriformiteit en ruimte voor omroepen om zich
te profileren en anderzijds de eenheid, herkenbaarheid, vindbaarheid en doelmatigheid
van het geheel. Hieronder licht ik de huidige werkwijze bij de inzet van eigen middelen
en de plaatsing van content op de eigen portals van de omroepen toe.
De NPO en de omroepen hebben afspraken gemaakt over het profiel van de omroepportal
en de verspreiding en plaatsing van het media-aanbod daarop. Het doel van de omroepportal
is het verduidelijken van het omroepprofiel en het versterken van de binding met het
publiek dat interesse heeft in de programma’s, thema’s, missie en identiteit van de
betreffende omroep, onder andere door het aanbieden van mogelijkheden tot interactie
met het publiek. Concreet betekent dit dat op de omroepportal ruimte is voor:
• verrijking en verdieping bij specifieke titels die via de reguliere intekening zijn
toegekend.
• typerende fragmenten van programmatitels gerealiseerd voor de gezamenlijke aanbodkanalen.
• tijdelijke uitlichting van afleveringen van programma’s uit het omroeparchief.
• speciaal voor de omroepportal gerealiseerde web-only titels.
De NPO stelt jaarlijks, mede vanuit doelmatigheidsoogpunt, een maximum vast voor de
eigen bijdrage die de omroepen kunnen inzetten voor de financiering van bovenstaande
invulling van de omroepportal. Dat maximum verschilt per omroep. Voor 2022 is dat
maximum vastgesteld op € 4,3 miljoen voor alle omroepen samen.
3.8 Cultuur op de publieke omroep
De gewijzigde motie van de leden Kwint en Westerveld23 vroeg mij om in gesprek te gaan met de publieke omroep over een betere borging van
cultuur geproduceerd door Nederlandse makers en dit mee te nemen in het herstelplan
voor de culturele sector. In het herstelplan heb ik € 5 miljoen beschikbaar gesteld
voor een vervolg op het eerdere actieplan cultuur op de publieke omroep. De NPO heeft
voor de uitvoering daarvan een plan van aanpak bij mij ingediend. Het plan van aanpak
bouwt voort op de ervaringen die zijn opgedaan bij de uitvoering van het vorige actieplan,
waarbij de nadruk nu vooral ligt op de gidsfunctie van de programmering zodat de programmering
eraan bijdraagt dat het publiek weer zijn weg vindt naar de verschillende podia, theaters
en musea. Dit doet de publieke omroep samen met de sector, en met een integrale aanpak
tussen tv, radio, online en on demand. De coördinatie ligt bij de genremanager cultuur
van de NPO. De totstandkoming van de programmering is aan de publieke omroep en de
sector maar ik maak wel afspraken over de uitgangspunten bij de uitvoering van het
plan, waaronder afspraken over fair pay en fair share voor makers en rechthebbenden.
Ook los van het herstelplan is cultuur is een niet weg te denken onderdeel van de
programmering op de publieke omroep. Bij de overstap van netmanagement naar genremanagement
binnen de landelijke publieke omroep is cultuur daarom één van de genres waarvoor
een genreteam is ingericht en een genrebeleidsplan is opgesteld, en waar jaarlijks
een genrebudget voor wordt vastgesteld. In het genrebeleidsplan staat naast het publiek
ook de culturele sector centraal. De publieke omroep wil van grote betekenis zijn
voor makers en artiesten in de Nederlandse cultuursector door een uniek podium te
bieden waarmee ze een nieuw of breder publiek kunnen bereiken. In dit kader benoem
ik ook graag dat de NPO eerder dit jaar na overleg met de Ntb/Kunstenbond duidelijkere
afspraken heeft gemaakt over vergoedingen van artiesten en musici die optreden in
programma’s van de publieke omroep.
Hoofdstuk 4. Regionale publieke omroep
Hoofdstuk 4 gaat over de regionale publieke omroep. Eerst komt het beschikbare budget
aan bod, daarna wordt ingegaan op de prestatieovereenkomst RPO.
4.1. Budget 2023 RPO en regionale omroepen
Op basis van artikel 2.170 lid 2 van de Mediawet en artikel 4a van het Mediabesluit
wordt de regionale omroep bekostigd uit de mediabegroting.
In 2023 is voor de RPO en de dertien Regionale Publieke omroepen een bedrag van € 166 miljoen
beschikbaar. In tabel 6 staat hoe dat bedrag is opgebouwd en wordt verdeeld over de
Stichting RPO en de regionale publieke omroepen.
Tabel 6. Vast te stellen budget regionale publieke omroep.
Bedragen in € 1.000
Totaal beschikbaar
Totaal beschikbaar budget volgens de rijksbegroting 2023
162.353
Huishoudensindexbedrag 2023
848
Werk aan Uitvoering (WaU)
2.800
Totaal vast te stellen budget Regionale publieke omroep
166.001
Stg. RPO inclusief WaU-middelen
4.637
Regionale publieke omroepen
161.364
De RPO heeft een sluitende begroting ingediend voor zijn werkzaamheden als stichting
in 2023.
De begroting van de regionale omroepen bestaat naast de bijdrage van OCW van€ 161,4 miljoen
ook uit eigen inkomsten van € 28 miljoen, waarvan de reclame-inkomsten de belangrijkste
zijn. Deze inkomsten blijven stabiel ten opzichte van de begroting 2022.
Advies Commissariaat over de begroting van de RPO en de regionale omroepen
De RPO en alle regionale publieke omroepen hebben hun begroting voor 2023 tijdig ingediend
bij het Commissariaat. Het Commissariaat heeft de begrotingen van de RPO en de dertien
regionale publieke omroepen beoordeeld. De begrotingen voldoen aan het voorgeschreven
model in de Mediaregeling 200824. Het Commissariaat concludeert dat de regionale publieke omroepen een grote stap
hebben gezet in de uitwerking van de gezamenlijke doelstellingen. De RPO heeft in
zijn activiteitenplan voor 2023, net als in 2022, maatregelen opgenomen die de doelmatige
inzet van middelen bij de RPO en de individuele regionale publieke omroepen moet bevorderen.
De RPO heeft echter niet duidelijk in de begroting opgenomen welke maatregelen of
in welke mate deze maatregelen al eerder zijn toepast en ook niet de beoogde resultaten
ervan. Tevens merkt het Commissariaat op, net zoals vorig jaar, dat de toelichting
op de begrote baten en lasten nog steeds onvoldoende inzicht geeft in de koppeling
tussen de activiteitenplannen en de (ingezette) middelen. Ik neem de opmerkingen van
het Commissariaat mee in gesprekken met de RPO. De brief van het Commissariaat is
als bijlage bij deze brief gevoegd.
4.2. Naleving prestatieovereenkomst RPO
Op grond van artikel 2.60n, eerste en tweede lid, van de Mediawet 2008 sluiten de
Minister en de RPO voor de duur van een concessieperiode een prestatieovereenkomst.
Op basis van het concessiebeleidsplan maken zij daarin afspraken over de kwalitatieve
en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en het publieksbereik van de
regionale publieke mediadienst, over maatregelen bij niet naleving en over tussentijdse
wijziging in verband met veranderende inzichten of omstandigheden. De prestatieovereenkomst
mag geen betrekking hebben op de inhoud van het media-aanbod van de regionale publieke
mediadienst.
Aan deze verplichting is gevolg gegeven door de prestatieovereenkomst25 die is gesloten op 17 mei 2021 voor de duur van 2019 tot en met 2025. Afgesproken
is dat deze eerste periode geldt als een leerperiode.
De rol van het Commissariaat is dat hij de door de RPO gerapporteerde prestaties verifieert
aan de hand van het document «Uitvoering prestatieafspraken RPO». Het Commissariaat
concludeert aan welke afspraken wel, ten dele of niet is voldaan. Het Commissariaat
rapporteerde voor de eerste keer over de naleving van de prestatieovereenkomst RPO
2020 bij brief van 24 december 2021 aan de Minister van OCW.26 De verificatie van de door de RPO gerapporteerde prestaties kon op dat moment nog
niet plaatsvinden aan de hand van het document «Uitvoering prestatieafspraken RPO»
omdat dat document toen nog niet gereed was. Er zijn 14 prestatieafspraken opgesteld
in de prestatieovereenkomst. Het Commissariaat en de RPO waren eerder overeengekomen
dat de RPO over 2020 over 7 prestatieafspraken verantwoording zou afleggen en met
ingang van 2021 ook over de 7 resterende prestatieafspraken zal rapporteren. Het Commissariaat
kwam tot de bevinding dat er sprake was van een positief beeld en dat de RPO de prestaties
zeer serieus neemt en zo goed als met beperkte middelen mogelijk over de prestaties
rapporteert.
In april 2022 is het document «Uitvoering prestatieafspraken RPO»27 door de RPO, de regionale omroepen en het Commissariaat voor de Media ondertekend.
Daarmee is de uitvoering, methodiek en wijze van rapporteren per prestatieafspraak
nu ook vastgelegd.
Het Commissariaat rapporteerde over de naleving van de prestatieovereenkomst RPO 2021
bij brief van 30 september 2022.28 Het Commissariaat heeft de gerapporteerde prestaties beoordeeld aan de hand van het
document «Uitvoering prestatieafspraken RPO». Het Commissariaat en de RPO waren eerder
overeengekomen dat de RPO over het jaar 2021 over 12 prestatieafspraken verantwoording
zal afleggen en voor de twee resterende prestatieafspraken in 2022 een pilot zal organiseren.
In 2023 zal de RPO over de pilot rapporteren.
Op grond van de beoordeling van de rapportage en de bevindingen tijdens de mondelinge
bespreking bij de RPO, stelde het Commissariaat vast dat de RPO volgens de afgesproken
manier over de naleving van de prestatieafspraken in 2021 heeft gerapporteerd en dat
aan alle afspraken is voldaan. Het Commissariaat kwam tot de conclusie dat de RPO
de prestatieafspraken serieus neemt en zo goed als mogelijk over de prestaties rapporteert.
Hoofdstuk 5. Overige onderwerpen
In dit hoofdstuk adresseer ik enkele overige onderwerpen op het gebied van media.
Ik noem erin de belangrijkste recente ontwikkelingen en kijk erin vooruit naar komend
jaar.
5.1. Mediawijsheid
In 2023 viert Netwerk Mediawijsheid het 15-jarig bestaan. Het kabinet hecht belang
aan mediawijsheid en aan een mediawijze samenleving. Een mediawijze burger kan meer
dan alleen knoppen bedienen of internet gebruiken, een mediawijze burger kan passief,
actief, interactief en effectief omgaan met media. De uitdagingen op dit thema zijn
veelzijdig. Het gaat om grote thema’s die de hele samenleving aangaan. Denk bijvoorbeeld
aan cybercrime, gezondheid, online bedreigingen, racisme, inclusie, desinformatie
of de impact van sociale media in onze samenleving.
De kracht van het Netwerk, bestaande uit meer dan 1300 netwerkpartners, ligt op kennisdeling
en samenwerking. Zo is er een serious game voor de groepen 7 en 8 in het primair onderwijs,
waar ongeveer de helft van alle basisschoolleerlingen aan meedoet. Ook zijn er diverse
informatieve websites (www.mediawijsheid.nl of www.hoezomediawijs.nl), met jaarlijks zo’n 400.000 bezoeken. Via goed gewaardeerde netwerkevenementen en
inhoudelijke congressen worden netwerkpartners aangemoedigd mee te doen met de missie
van het netwerk: «Iedereen mediawijs».
Kinderen en jongeren zijn van oudsher een belangrijke doelgroep voor het Netwerk.
Nu steeds meer scholen in het funderend onderwijs aandacht voor mediawijsheid opnemen
in hun lesprogramma’s, heeft het Netwerk de horizon verbreed naar een volwassen doelgroep.
In 2023 zal het Netwerk een nieuw meerjarenplan indienen. Dat plan vormt de basis
voor de jaarplannen de komende jaren. Op korte termijn zal ik beginnen met de evaluatie
van het Netwerk, met de bedoeling dat de aanbevelingen en lessen uit de evaluatie
tijdig betrokken kunnen worden bij het meerjarenplan. De evaluatie zal ook naar de
Kamer worden gestuurd.
5.2. Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM)
Het NICAM is het instituut achter het Kijkwijzersysteem. Het NICAM verzorgt de trainingen
voor codeurs en voorziet in informatie over de classificaties van films, tv-programma’s
en sinds korte tijd ook content van video-uploaders.
In 2020 zijn in de Mediawet bepalingen opgenomen voor video-uploaders. Het Commissariaat
heeft daarna gewerkt aan een beleidsregel, waarin onder meer de definitie van video-uploader
is afgebakend. Deze video-uploaders moeten rekening houden met de mogelijke schadelijkheid
van hun content voor minderjarigen.
Het NICAM is bezig met het uitvoeren van een onderzoek naar de beste werking van het
Kijkwijzersysteem op alle platforms. Momenteel verschillen de videoplatformdiensten
in de manier hoe een video wordt geüpload. Dat heeft gevolgen voor de wijze waarop
de classificatie voor de eindgebruiker (minderjarigen en opvoeders) zichtbaar is.
Door nu goed te onderzoeken hoe dat voor de uploader en eindgebruiker zo goed mogelijk
kan worden weergegeven, kan de impact van de Kijkwijzer in het onlinedomein zo groot
mogelijk zijn. OCW heeft projectsubsidie verleend om dit onderzoek mogelijk te maken.
5.3. Stand van zaken beleidsreactie op het rapport «Prominentie in beeld»
Tijdens het mediadebat van 6 juli 2022 heb ik uw Kamer toegezegd een beleidsreactie
te zullen sturen op het rapport van Dialogic «Prominentie in Beeld»29. Dit mede naar aanleiding van een vraag van het lid Werner naar de vindbaarheid van
regionale televisiezenders.
Het begrip prominentie gaat over de mate waarin bepaald media-aanbod opvalt, op basis
van vindbaarheid (het relatieve gemak voor de gebruiker om wanneer de gebruiker zoekt
toegang te krijgen tot media-aanbod) en zichtbaarheid (de mate waarin de gebruiker
het aanbod in beeld krijgt zonder actief te zoeken). In de EU Audiovisuele Mediadiensten
Richtlijn (EU 2018/1808) is opgenomen dat lidstaten maatregelen kunnen nemen om passende
prominentie voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang te waarborgen. De
mogelijkheden hiertoe worden de laatste jaren verkend door verschillende EU-lidstaten,
en zo ook door Nederland.
De studie constateert dat in de huidige marktsituatie de zenders NPO 1, 2 en 3 evenals
NPO Start momenteel de facto prominent zijn in de Elektronische Programma Gids van
een TV/Smart TV (dit als uitkomst van onderhandelingen van de NPO met de distributeurs),
en dat het logisch is om eventuele beleidsinterventies om passende prominentie te
verkennen daar waar knelpunten zijn vastgesteld of in de toekomst worden verwacht.
De studie geeft drie beleidsopties in overweging:
1. Om de mogelijkheid te verkennen om passende prominentie te organiseren voor regionale
publieke omroepzenders en de NPO themakanalen omdat de vindbaarheid minder goed is
dan van NPO 1, 2 en 3;
2. Om in passende prominentie te voorzien voor alle publieke mediadiensten (zenders en
apps), aangevuld met commerciële mediadiensten die zijn aangemerkt als van algemeen
belang. Deze optie wordt opportuun zodra er weinig meer naar televisiekanalen wordt
gekeken (niet-lineair kijken);
3. Tot slot schetst het rapport de optie om passende prominentie te waarborgen voor content
van algemeen belang op diensten en programma niveau. Deze optie is relevant wanneer
het kijkgedrag vooral op programma’s gebaseerd is en niet op televisiekanalen, waar
de eerste ingang voor de kijker vaak een platform is (content-aggregator).
De studie doet de aanbeveling om mede op basis van het onderzoek nader uit te werken
wat de principes en uitgangspunten zouden moeten zijn voor het organiseren van eventuele
passende prominentie voor media-aanbod en media-diensten van algemeen belang. Daarbij
zijn volgens Dialogic de volgende aspecten van belang: de afbakening van wat content
van algemeen belang is, een afweging ten aanzien van de proportionaliteit, juridische
haalbaarheid, praktische uitvoerbaarheid, mate van marktinterventie (zo min mogelijk
marktverstorend), afdwingbaarheid en keuzevrijheid voor de consument. En op basis
daarvan keuzes te maken over de vorm van passende prominentie (kanaal-, app-, programma-
of item-gebaseerd). Een aandachtspunt hierbij is dat prominentiemaatregelen voor bepaalde
content van algemeen belang ten koste gaan van de zichtbaarheid/vindbaarheid van overige
content. Het moet daarom voor zowel marktpartijen als de consument helder zijn waarom
eventueel voor prominente zichtbaarheid/vindbaarheid van bepaalde content van algemeen
belang wordt gekozen.
Dialogic concludeerde dat de vindbaarheid van het media-aanbod van de landelijke publieke
omroep (TV en online) nu ruim voldoende is. Ook tussen verschillende leeftijdscategorieën
is hier weinig verschil in. Het gemak waarmee media-aanbod van de regionale publieke
omroep wordt gevonden (vanwege de lagere zenderpositie) is minder groot, maar beoordeel
ik wel als voldoende. Tussen de 45–80% van de ondervraagden kan het aanbod van de
NPO namelijk heel gemakkelijk of gemakkelijk vinden en tussen de 30–60% van de ondervraagden
voor de RPO afhankelijk van het apparaat van eerste ingang, waarbij de televisie de
hoogste scores oplevert en de smartphone/tablet de laagste)30.
Op basis van de conclusies van dit onderzoek vind ik het niet opportuun om op korte
termijn prominentie maatregelen te overwegen die gericht zijn op het vergroten van
de vindbaarheid van de NPO en de RPO in de lineaire en online omgeving, temeer omdat
de vindbaarheid en zichtbaarheid het aanbod van de regionale omroepen met de start
van NPO Regio per 2021 en de intensivering van de samenwerking tussen NOS en regionale
omroep reeds is versterkt.31
In antwoord op de vraag van het lid Werner om afspraken te maken over kanaalnummers
van regionale publieke omroepen is in een eerder rapport van Dialogic32 gesteld dat als de regionale omroep verplicht een lage zenderpositie zou moeten krijgen,
dat dit dan economische consequenties heeft.33 De conclusie van mijn ambtsvoorganger was in reactie op dit rapport al, dat de totale
kosten niet opwegen tegen de baten en dat het een zeer forse investering vereist in
een distributiewijze die niet de distributiewijze van de toekomst is (lineaire televisie).
Daarnaast is er weinig tot geen draagvlak bij de distributeurs voor een aanpassing.
Ik zie daarom geen aanleiding om hier een andere conclusie aan te verbinden.
Het ontbreekt mij wel aan inzicht in de online zichtbaarheid van verschillende typen
media-aanbod voor de consument, waaronder ook het aanbod van de landelijke en regionale
publieke omroep. Daarom ben ik van plan om een aanvullend onderzoek uit te laten voeren
naar hoe de zogenaamde customer journey online en in een lineaire omgeving verloopt.
Dit onderzoek en de resultaten en aanbevelingen uit het rapport Prominentie in Beeld
betrek ik bij mijn verdere denkproces naar de toekomst.
5.4. Aankondiging evaluatie evenementenlijst
Voor evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving is een lijst opgesteld
van evenementen die áls zij worden uitgezonden in ieder geval uitgezonden moeten worden
op een zogenoemd «open televisieprogrammakanaal». Deze lijst is als bijlage bij het
Mediabesluit 2008 opgenomen.34 Naar aanleiding van een wijziging van het Mediabesluit 2008, in werking getreden
met ingang van 1 januari 2016, is toegezegd dat binnen acht jaar na de inwerkingtreding
van dit besluit een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de evenementenlijst
in de praktijk volgt.35 Ik ben in dat kader voornemens in 2023 een evaluatie naar de lijst uit te voeren.
Tot slot
Met deze brief heb ik uw kamer geïnformeerd over de uitwerking van- en aanvulling
op artikel 15 uit de OCW-begroting 2023 en de stand van het mediabeleid. Ik kijk uit
naar de bespreking ervan met uw Kamer.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap