Brief regering : Gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsconcepten voor verduurzaming van de eigen woning
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 980
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2022
In het beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving (PVGO) wordt uitgewerkt
hoe minimaal 55% CO2-reductie in 2030 behaald kan worden. Onderdeel hiervan is het isoleren van 1,5 miljoen
koopwoningen, waarvan 750.000 door middel van een lokale aanpak via gemeenten en 750.000
op eigen initiatief van woningeigenaren. Om deze ambitie voor de koopsector te kunnen
halen, worden zoveel mogelijk woningeigenaren in staat gesteld hun woning te verduurzamen.
Er zijn verschillende voorzieningen en regelingen die woningeigenaren daarbij ondersteunen,
zoals subsidies, het digitaal platform www.verbeterjehuis.nl, gemeentelijke energieloketten, bewonersinitiatieven, advies en aanbod van bouw-,
isolatie- en installatiebedrijven of collectieve inkoopacties van diverse partijen.
Wie niet met eigen geld kan of wil verduurzamen, kan hiervoor de hypotheek verhogen
of een energiebespaarlening bij het Nationaal Warmtefonds afsluiten. Vanaf 1 november
2022 biedt het Warmtefonds financiering met 0% rente voor woningeigenaren met een
laag inkomen. Ook woningeigenaren zonder leenruimte kunnen terecht bij het Nationaal
Warmtefonds. Zij betalen naar draagkracht en het restschuldrisico wordt gedragen door
het Nationaal Warmtefonds.
Al enige jaren pleiten verschillende spelers in de energietransitie in de gebouwde
omgeving ervoor om naast deze instrumenten een zogenoemde gebouwgebonden financiering
voor het verduurzamen van de eigen woning te ontwikkelen. Zoals in eerdere Kamerbrieven
toegelicht, is het realiseren daarvan steeds weerbarstig gebleken. Het lukte tot op
heden niet om gebouwgebonden financiering zo uit te werken dat het zowel voldoet aan
de eisen van consumentenbescherming als uitvoerbaar is voor kredietverstrekkers en
betaalbaar en aantrekkelijk voor consumenten. Zoals toegezegd in de Commissiedebatten
Klimaatakkoord gebouwde omgeving van 6 oktober 2021 en 13 april 20221 en in antwoorden op Kamervragen van het lid Bontenbal2 en naar aanleiding van de recente oproep van een aantal gemeenten, provincies en
brancheorganisaties om gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsconcepten mogelijk
te maken3, heb ik het vraagstuk in overleg met de Minister van Financiën, de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister voor
Rechtsbescherming opnieuw bekeken. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomst
daarvan. Ik geef hiermee ook invulling aan moties van de leden Boulakjar en Grinwis4 en de leden Boucke en Boulakjar5.
De meerwaarde van gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsconcepten
Het uitgangspunt van gebouwgebonden financiering is dat deze gekoppeld is aan de woning
in plaats van de persoon. Dit betekent ten eerste dat de betalingsverplichtingen bij
verkoop in principe overgaan op de volgende eigenaar. Daarnaast is de gedachte dat
de maandelijkse financieringslast is gekoppeld aan en wordt betaald uit de verwachte
besparing op de energierekening. Woningeigenaren worden zoveel mogelijk ondersteund
bij het maken van keuzes en het regelen van de verduurzamingsmaatregelen en de financiering.
De verwachting is dat gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsconcepten voor bepaalde
groepen woningeigenaren drempels kunnen wegnemen om de woning te verduurzamen, bijvoorbeeld
voor mensen die binnen een paar jaar verwachten te verhuizen, die de terugverdientijd
van de investering in verduurzaming te lang vinden of voor mensen die niet meer willen
investeren wegens hoge leeftijd. Bovendien vinden veel woningeigenaren verduurzamen
ingewikkeld en weten zij niet goed waar te beginnen. Ontzorgende proposities waarbij
de woningeigenaar van A tot Z wordt begeleid, één partij de verduurzaming coördineert
of uitvoert, desgewenst de financiering regelt en de beloofde energieprestatie garandeert,
kunnen woningeigenaren over de streep trekken.6 Een gegarandeerde energieprestatie is een belangrijke voorwaarde voor gebouwgebonden
financierings- én ontzorgingsconcepten: financieren op basis van de verwachte energiebesparing
is alleen verantwoord als die besparing vooraf met gevalideerde methoden wordt berekend
én langjarig wordt gegarandeerd. Dat kan alleen als één of enkele aanbieders de verantwoordelijkheid
nemen om de woning integraal te verduurzamen.
De ondertekenaars van de recente brief geven in hun oproep aan behoefte te hebben
aan gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsconcepten ter ondersteuning van hun
regierol in de energietransitie in de gebouwde omgeving en om planmatig te kunnen
sturen op het verduurzamen van wijken. Veel gemeenten helpen woningeigenaren met laagdrempelig
energieadvies, doorverwijzing naar lokale marktpartijen of het organiseren van collectieve
inkoopacties, maar willen woningeigenaren ook graag volledige ontzorging aanbieden,
door de verduurzaming én de financiering uit handen te nemen. Het mogelijk maken van
gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsconcepten stimuleert naar verwachting
een bepaalde ontwikkeling in de markt: er is nu nog relatief weinig verduurzamingsaanbod
gericht op het in één keer verduurzamen van de woning richting de isolatiestandaard
of aardgasvrij en het halen van integrale prestaties op het vlak van energie, comfort
en gezondheid. Door bij gebouwgebonden financiering gegarandeerde energieprestaties
te eisen, wordt dergelijk marktaanbod actief gestimuleerd.
Oplossingsrichting
Het kabinet heeft het voornemen een wetsvoorstel uit te werken dat een robuuste juridische
basis geeft voor gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsconcepten. De basis voor
het wetsvoorstel is artikel 1:20, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel
toezicht. Dit artikel bepaalt dat de wet niet van toepassing is als een krediet krachtens
een wettelijke bepaling wordt aangeboden aan een beperkt publiek met een doelstelling
van algemeen belang, tegen een lagere rente dan op de markt gebruikelijk of een rente
die niet hoger is dan de marktrente en onder gunstigere voorwaarden. De belangrijkste
uitgangspunten zullen daarbij zijn:
− De financiering mag uitsluitend worden aangeboden aan een beperkt publiek.
− Financiering op basis van een zogenoemde «woonlastenimpacttoets» waarbij de maandlast
is gemaximeerd op de verwachte besparing op de energierekening na verduurzaming van
de woning. Deze toets komt in plaats van de reguliere krediettoets waarbij de inkomsten
en uitgaven van de consument leidend zijn.
− Waarborgen voor consumentenbescherming gelijkwaardig aan reguliere kredietverlening.
Van belang zijn in ieder geval: een gevalideerde berekening van de verwachte energiebesparing,
een langlopende energieprestatiegarantie van een aanbieder, een garantieregeling als
vangnet bij betalingsproblemen en informatieverplichtingen vergelijkbaar met die bij
reguliere kredietverlening.
− De financiering gaat bij verkoop van de woning in principe over op de volgende woningeigenaar.
Gekeken zal worden hoe dat vorm kan krijgen. Verkoper en koper kunnen ook overeenkomen
dat de verkoper de openstaande lening aflost of dat de koper deze lening herfinanciert
middels de hypotheek. Betrokkenheid van de notaris borgt zorgvuldige afhandeling.
Vervolg en de korte termijn
Inzet is met deze route gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsoplossingen mogelijk
te maken en een robuust juridisch kader te verschaffen voor initiatieven die voldoen
aan de genoemde uitgangspunten. Het streven is de wetswijziging in 2025 in werking
te laten treden. In Europese regelgeving ruimte creëren voor dergelijke initiatieven
acht het kabinet niet kansrijk. Ik begrijp ook de wens van een aantal gemeenten, betreffende
initiatieven en belangstellende woningeigenaren om al op korte termijn aan de slag
te gaan, niet in de laatste plaats omdat het instrument een bijdrage kan leveren aan
het voorkomen of aanpakken van energiearmoede. Vooruitlopend op inwerkingtreding van
het wetsvoorstel kunnen gemeenten en andere partijen bezien of zij al voorbereidingen
kunnen treffen voor de uitrol van gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsoplossingen
en of er met onderdelen van die oplossingen al ervaring kan worden opgedaan binnen
de bestaande juridische kaders. Ik zal hen betrekken bij de uitwerking van het wetsvoorstel.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening