Brief regering : Resultaten van het onderzoek over betalen met persoonsgegevens en consumentenbescherming
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
27 879
Versterking van de positie van de consument
Nr. 248
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2022
In het afgelopen jaar heeft uw Kamer de Implementatiewet richtlijnen verkoop goederen
en levering digitale inhoud1 en de Implementatiewet richtlijn modernisering consumentenbescherming2 (hierna: Implementatiewetten) behandeld. Tijdens de parlementaire behandeling en
in de memorie van toelichting van de voorstellen voor deze Implementatiewetten heeft
het kabinet toegezegd nader te verkennen of aanvullende maatregelen wenselijk zijn
voor consumenten die hun persoonsgegevens verstrekken in ruil voor het gebruik of
het verkrijgen van digitale inhoud of digitale diensten. Dit onderzoek is uitgevoerd
door twee hoogleraren van de Universiteit Leiden.3 Daarnaast heeft het kabinet toegezegd in Europa aandacht te vragen voor dit onderwerp.
Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, over de uitkomsten
van het onderzoek en mijn vervolgstappen. Het onderzoek is als bijlage bij deze Kamerbrief
gevoegd.
I. Aanleiding en achtergrond van het onderzoek
I.1. Verstrekking van persoonsgegevens als tegenprestatie
Het komt steeds vaker voor dat consumenten hun persoonsgegevens verstrekken bij een
overeenkomst voor toegang tot een digitale dienst, zoals een game-app, of levering
van digitale inhoud, zoals een digitaal muziekbestand. De tegenprestatie van de consument
bestaat dan dus niet uit een betaling met geld, maar uit verstrekking van persoonsgegevens,
zoals een naam, e-mailadres of locatie. Dergelijke persoonsgegevens hebben een economische
waarde voor aanbieders4 van digitale inhoud of diensten. De aanbieder kan de persoonsgegevens doorgeven (verkopen)
aan derden of gebruiken voor reclamedoeleinden. Voordat een consument zijn persoonsgegevens
verstrekt, is een aanbieder op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(hierna: AVG) doorgaans verplicht om toestemming te vragen voor het verwerken van
die gegevens.
Met de eerdergenoemde Implementatiewetten hebben consumenten die hun persoonsgegevens
verstrekken in ruil voor digitale diensten of inhoud extra rechten gekregen. De aanbieder
van digitale diensten of inhoud moet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst
voldoende informatie verstrekken aan de consument over wat die dienst of inhoud precies
behelst en wie de aanbieder is. Na het sluiten van de overeenkomst kan de consument
in een aantal gevallen de overeenkomst ontbinden. Op grond van de AVG is de aanbieder
in deze gevallen verplicht om te stoppen met het verwerken van de persoonsgegevens
van de consument en deze te verwijderen. Daarnaast is de aanbieder verplicht om –
binnen de grenzen van wat redelijkerwijs mogelijk is – de verzamelde gegevens bij
derden weg te halen dan wel te verwijderen.
I.2. Adviezen Autoriteit Persoonsgegevens en Afdeling advisering van de Raad van
State
De Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) heeft in haar reactie op de voorstellen
voor de eerdergenoemde Implementatiewetten een advies uitgebracht.5 De AVG biedt weliswaar een algemeen kader voor de bescherming van persoonsgegevens,
maar de AP vreest dat dit onvoldoende is indien in het Burgerlijk Wetboek niet concreet
wordt gemaakt hoe persoonsgegevens van consumenten mogen worden gebruikt bij overeenkomsten
voor digitale inhoud of diensten.
De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) acht de door de AP
gesignaleerde risico’s reëel en heeft gevraagd om een toelichting over hoe deze problematiek
door het kabinet geadresseerd gaat worden.6 Het vorige kabinet heeft ook aangegeven dat zij de door de AP gesignaleerde problematiek
reëel acht.7
II. Uitkomsten van het onderzoek en vervolgstappen
De onderzoekers analyseren een aantal oplossingsrichtingen die op nationaal of Europees
niveau kunnen worden uitgewerkt om de consument beter te beschermen.
Ik stel bij de bespreking van de verschillende oplossingsrichtingen voorop dat het
mijn voorkeur heeft om eventuele maatregelen op Europees niveau te verkennen. Een
belangrijke reden hiervoor is dat digitale inhoud en diensten vaak grensoverschrijdend
worden aangeboden. Bij een grensoverschrijdende transactie wordt het lastiger voor
een Nederlandse consument om zijn recht te halen op basis van een nationale regeling.
Daarnaast zal het treffen van nationale maatregelen onnodige verschillen veroorzaken
tussen EU-lidstaten. Het doel van de hierboven genoemde richtlijn digitale inhoud
en de richtlijn modernisering consumentenbescherming is juist om verschillen tussen
lidstaten zoveel mogelijk te voorkomen.
De Europese Commissie (hierna: Commissie) start eind 2022 een publieke consultatie
over consumentenbescherming in de online omgeving en gaat onderzoeken of de huidige
regels de consument ook online voldoende beschermen.8 In dit kader zal ik de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek bij de Commissie
onder de aandacht brengen en met de Commissie in gesprek gaan over de wenselijkheid
van een aantal van de oplossingsrichtingen uit het onderzoek.
Hieronder vindt u een overzicht van de oplossingsrichtingen die de onderzoekers hebben
onderzocht en mijn inhoudelijke reactie hierop.
II.1. Begrenzen van bepaalde vormen van toestemming voor digitale inhoud en diensten
De AP adviseert om voor bepaalde vormen van toestemming voor het delen van persoonsgegevens
in het Burgerlijk Wetboek op te nemen dat ze vermoedelijk onaanvaardbaar zijn en op
die grond vernietigbaar. Het gaat dan bijvoorbeeld om het geven van toestemming voor
verwerking van bijzondere persoonsgegevens, zoals gegevens over gezondheid of politieke
voorkeur. De onderzoekers geven aan dat aanvullende bepalingen in het Burgerlijk Wetboek
het voordeel kunnen hebben dat consumenten deze kunnen inroepen tegen handelaren,
wat mogelijk voor aanvullende bescherming zou kunnen zorgen. De consument zou dan
bijvoorbeeld de gehele overeenkomst kunnen vernietigen. Dit kan worden gerechtvaardigd,
indien sprake is van een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken bij totstandkoming
van de overeenkomst. Het gevolg hiervan is dat de gehele overeenkomst komt te vervallen.
De onderzoekers stellen hierbij de vraag of de consument in alle gevallen daarbij
gebaat is. Indien een consument bijv. een sociale mediadienst is gaan gebruiken in
ruil voor persoonsgegevens en daarmee foto’s of video’s heeft gecreëerd, wil hij deze
dienst mogelijk nog wel blijven gebruiken.
Uit de analyse van de onderzoekers blijkt ook dat de vormen van toestemming die de
AP benoemt veelal op basis van de AVG zijn verboden. De onderzoekers geven aan dat
het de vraag is of privaatrechtelijke regulering naast de AVG noodzakelijk en wenselijk
is. Het hanteren van specifieke bepalingen die alleen gelden onder het consumentenrecht
kan bovendien resulteren in moeizame discussies over de juiste toepassing van de AVG
bij andere typen overeenkomsten buiten het consumentenrecht.
In mijn optiek is de AVG een geschikter kader voor de vraag of een vorm van toestemming
voor het verstrekken van gegevens aanvaardbaar is in ruil voor toegang tot een digitale
dienst of inhoud. De wetgeving op het gebied van consumentenbescherming ziet niet
primair op het beschermen van persoonsgegevens, maar op de rechten en plichten van
de consument in relatie tot de handelaar bij het sluiten van een overeenkomst. Ik
zal daarom aan de Commissie aangeven dat het zinvol is om te evalueren of de AVG consumenten
die «betalen» met hun persoonsgegevens op dit moment voldoende beschermt.
II.2. Aanpassing van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken9
De onderzoekers geven aan dat misleidende informatie van handelaren of het weglaten
van essentiële informatie, bij het vragen van toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens
een oneerlijke handelspraktijk kan vormen onder het consumentenrecht. Het is nu niet
altijd duidelijk of in dergelijke gevallen de algemene consumentenregels worden overtreden.
Volgens de onderzoekers zouden consumenten er baat bij kunnen hebben om een aantal
specifiek geformuleerde gevallen, waarin sprake is van misleiding van consumenten,
expliciet te benoemen onder het consumentenrecht. Voor inspiratie verwijzen de onderzoekers
naar hun analyse van de door de AP genoemde problematische vormen van toestemming
voor het verwerken van persoonsgegevens. Het gaat dan bijvoorbeeld over het geven
van toestemming voor verwerking van persoonsgegevens, terwijl dit niet of nauwelijks
in de tijd is begrensd.
Ik heb geen ruimte om de nationale regelgeving op dit punt aan te passen. Dit moet
op Europees niveau gebeuren. Ik zal deze optie bij de Commissie onder de aandacht
brengen.
II.3. Aanpassing van de algemene voorwaarden regeling
Het verlenen van toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens is soms «verstopt»
in de algemene voorwaarden van aanbieders. De onderzoekers geven aan dat gegevensbescherming
in het contractenrecht zou kunnen worden versterkt. Dit zou kunnen door specifieke
bedingen in de algemene voorwaarden die zien op het verwerken van persoonsgegevens
op te nemen op de zwarte of grijze lijst in de algemene voorwaarden regeling. Een
dergelijke maartregel zou kunnen worden gecombineerd met de mogelijkheid om de overeenkomst
te vernietigen bij bepaalde problematische vormen van toestemming voor het verwerken
van persoonsgegevens, zoals het verwerken van persoonsgegevens zonder een duidelijk
doel.
Dergelijke aanpassingen kunnen ervoor zorgen dat de positie van de consument wordt
versterkt. De consument zou een alternatieve juridische route krijgen, naast de AVG,
voor het betwisten van de geldigheid van toestemming en het stoppen van het gebruik
van de persoonsgegevens door de aanbieder.10 Ik zal deze optie daarom bij de Commissie onder de aandacht brengen.
II.4. Aanpassing van de toelichting bij de e-Privacy Richtlijn
De onderzoekers geven aan dat het wenselijk zou zijn dat de samenhang tussen de Richtlijn
digitale inhoud11 en de E-privacy Richtlijn12 wordt verhelderd. Het is nu onduidelijk of sprake is van «betalen» met persoonsgegevens
als een consument toestemming geeft voor het laten plaatsen van cookies die persoonsgegevens
verzamelen die gebruikt kunnen worden voor gerichte advertenties. De regels voor cookies
staan in de e-Privacy Richtlijn. Er wordt op dit moment in de Europese Unie onderhandeld
over een nieuwe e-Privacy Verordening.
Ik ga aan de Commissie vragen om de verhouding tussen de e-Privacy regels, de Richtlijn
digitale inhoud en de Richtlijn modernisering consumentenbescherming te verhelderen.
Dit kan de praktijk helpen bij het beantwoorden van de vraag of het plaatsen van dergelijke
cookies ook moet worden beschouwd als «betalen met persoonsgegevens».
II.5. Introduceren van een aanvullende regeling ten aanzien van de wettelijke bedenktijd
of een opschortingsrecht voor de verwerking van persoonsgegevens
De onderzoekers geven aan dat consumenten overrompeld kunnen worden en te makkelijk
hun gegevens delen om toegang te krijgen tot digitale diensten of inhoud. Deze gegevens
kunnen direct doorverkocht worden aan derden en verder worden verwerkt. Het invoeren
van een opschortingsrecht voor de aanbieder om deze persoonsgegevens te verwerken,
al dan niet gecombineerd met een aanvullende regeling bij de wettelijke bedenktijd13 kan dit risico beperken.
De onderzoekers geven aan dat de keerzijde van een aanvullende regeling bij de wettelijke
bedenktijd is dat aanbieders benadeeld kunnen worden, doordat een consument direct
toegang heeft tot de digitale inhoud, terwijl de consument geen persoonsgegevens verstrekt.
Dit geldt in mijn optiek ook voor het invoeren van een opschortingsrecht. Mede gelet
hierop ben ik er niet van overtuigd dat deze oplossing wenselijk is.
II.6. Een schadevergoeding in geld bij ontbinding als is «betaald» met persoonsgegevens
De onderzoekers geven aan dat bij overeenkomsten waar persoonsgegevens zijn verstrekt
ontbinding een lastige remedie is. De wettelijke ongedaanmakingsverplichtingen14 zijn voor handelaren moeilijk toepasbaar omdat gegevens vaak al zijn verwerkt of
doorverkocht aan derden.
Voor gevallen waar ongedaanmaking door middel van teruggave niet mogelijk is, wordt
in de literatuur een schadevergoeding als alternatief genoemd. De vraag of de consument
die «betaalt» met persoonsgegevens recht heeft op een waardevergoeding bij ontbinding
op grond van het huidig recht moet nog door een rechter worden beantwoord.
II.7. Alternatieven voor wetgeving
De onderzoekers wijzen verder op alternatieven voor wetgeving, zoals het opstellen
van contractuele best practices, gedragscodes of privacy by design. Met dat laatste wordt bedoeld dat vanaf de start van het ontwerpen van digitale inhoud
of een digitale dienst rekening wordt gehouden met privacy. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren
door het aanpassen van de online omgeving zodat consumenten zelf kunnen bepalen welke
gegevens zij delen.
De Tweede Kamer heeft via de motie Moorlag15 aan het kabinet gevraagd om het bedrijfsleven te bewegen tot het opstellen van een
gedragscode in samenwerking met consumentenorganisaties en daarvoor voorwaarden te
creëren. Ter uitvoering hiervan heb ik een werkgroep met marktpartijen geïnitieerd
over online keuzebeïnvloeding door gebruik van consumentendata en algoritmes. Een
notitie (blue paper) met de uitkomst van gesprekken is gepubliceerd.16 Onder leiding van Human & Tech Institutie en Thuiswinkel.org heeft een groep marktpartijen
verder onderzocht op welke wijze en over welke zaken marktpartijen tot werkbare afspraken
kunnen komen over de beïnvloeding van de consument door algoritmes, nudging en dark patterns.17 Zij hebben handvatten opgesteld, zodat bedrijven die aan digitale marketing doen
ethisch verantwoord met online beïnvloedingstechnieken aan de slag kunnen gaan.18 Deze resultaten en ervaringen zal ik bij de Commissie onder de aandacht de brengen.
Het kan wenselijk zijn om een vergelijkbaar traject op Europees niveau uit te voeren
rondom betalen met persoonsgegevens, omdat digitale inhoud en diensten vaak grensoverschrijdend
worden aangeboden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.