Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de vragen van de rapporteurs over de ontwerpbegroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2023
36 200 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023
Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2022
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de commissie JenV over de ontwerpbegroting
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2023.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Antwoorden op vragen Commissie JenV over de ontwerpbegroting voor het jaar 2023
Vragen over de Justitiële keten
1.
Kunt u nader toelichten hoe de Coalitieakkoord gelden (CA-gelden) gebruikt gaan worden,
zowel structureel als incidenteel, voor het versterken van de justitiële keten?
De middelen uit het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) à € 200 mln. worden volledig ingezet voor de «versterking justitiële keten», met
name voor wat betreft de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Het gaat overigens
om een oplopende reeks van € 50 mln. in 2022 oplopend naar € 200 mln. vanaf 2025.
Deze € 200 mln. is als volgt verdeeld:
Rechtspraak
algemene versterking en kwaliteit
42,5
digitalisering en innovatie
56,5
bedrijfsvoering
10,7
diverse wet- en regelgeving
1,8
Openbaar Ministerie
Informatievoorziening (IV)
35,0
algemene versterking
14,4
specifieke versterking (ZSM, milieu)
6,0
digitaal betekenen
6,0
gerechtskosten
6,0
huisvesting
3,0
diverse wet- en regelgeving (prokuratuur arrest, EOM)
4,6
Overige justitiële keten
verbeteren strafrechtketen, w.o. digitalisering
7,5
Hoge Raad (IV, bijzondere taken)
2,2
NFI (bewaren en vernietigen materiaal)
0,7
slachtofferzorg
3,0
2.
Hoe worden bij de besteding van de CA-gelden de afzonderlijke onderdelen van de keten
toekomstbestendig gemaakt en welke verdeelsleutel wordt er hierbij gehanteerd?
Zoals bij het staatje bij het antwoord onder 1 is toegelicht wordt een groot deel
van de middelen besteed aan innovatie, IV, bedrijfsvoering en algemene versterking
(van bijvoorbeeld capaciteit). Het extra budget is bedoeld om de organisatie toekomstbestendig
te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening,
digitalisering en innovatie.
3.
Hoe worden de CA-gelden ingezet om de samenwerking binnen de keten te versterken?
Een deel van de middelen (€ 7,5 miljoen) wordt ingezet om de samenwerking op het gebied
van de digitalisering duurzaam te maken. Hiervoor wordt door de strafrechtketen het
Duurzaam Digitaal Stelsel ingericht, waarover u onder meer bent geïnformeerd in een
brief van 9 maart 2022 over de halfjaarrapportage digitalisering strafrechtketen1. Met het Duurzaam Digitaal Stelsel wordt de samenwerking structureel georganiseerd,
bemenst en bekostigd. Hiermee wordt het bijvoorbeeld mogelijk om ook in de toekomst
ketenprojecten op het gebied van IV uit te voeren.
Voorts wordt een deel van de middelen benut voor het bekostigen van de ketencoördinatoren
die in de arrondissementen een bijdrage gaan leveren aan de aanpak van de doorlooptijden
van strafzaken.2
4.
Welke indicatoren gebruikt u om de kwaliteit van de samenwerking te meten?
Voor de Rechtspraak geldt dat deze middelen onderdeel zijn van het onlangs gesloten
Prijsakkoord 2023–2025 (zie Kamerstuk 36 200 VI, nr. 5). Deze extra middelen zijn bedoeld voor versterking en kwaliteit van de Rechtspraak
en deels ook ter dekking van verwachte toekomstige kosten in de bedrijfsvoering. De
achterstanden en doorlooptijden blijven een zeer belangrijk aandachtspunt. Met de
forse investering die wordt gedaan is de Raad voor de rechtspraak verzocht de komende
prijsperiode vol in te zetten hierop. In periodieke (bestuurlijke) overleggen en via
het jaarverslag van de Rechtspraak wordt het departement op de hoogte gehouden over
de inspanningen van de Rechtspraak op dit gebied en de concrete resultaten die deze
hebben opgeleverd.
Voor het OM geldt ook dat deze extra middelen zullen leiden tot prestaties in de vorm
van versterking en kwaliteit van het OM en ter dekking van specifieke kostenstijgingen
in de bedrijfsvoering, met name op het terrein van ICT. Enkele specifieke bedragen
zijn bedoeld om ook zaken af te handelen (milieu, EOM). De besteding van de middelen
en de te verwachten resultaten worden vastgelegd in bestedingsplannen. Over de exacte
invulling van de te leveren prestaties, zowel kwalitatief als kwantitatief, wordt
regelmatig met het OM gesproken op basis van onder meer tertaalrapportages en het
jaarplan van het OM.
De extra middelen moeten er uiteindelijk ook toe leiden dat de samenwerking in de
keten verbetert. De voortgang van de verbetering van de samenwerking komt, zoals toegelicht
in het antwoord op vraag 5, terug in de gesprekken die de bewindspersonen jaarlijks
met het Bestuurlijk Ketenberaad voeren. Daarnaast worden de kwantitatieve prestaties
van de keten gemeten met behulp van de Strafrechtketenmonitor3, waarin diverse indicatoren (bijvoorbeeld op het gebied van doorlooptijden) zijn
opgenomen.
5.
Hoe en wanneer gaat u controleren of de samenwerking daadwerkelijk is verbeterd? Hoe
(en hoe vaak) gaat u de Kamer hierover informeren?
De ontwikkeling van de prestaties van de strafrechtketen wordt in kwantitatieve zin
inzichtelijk gemaakt met behulp van de Strafrechtketenmonitor. Ieder jaar omstreeks
de maand juni ontvangt u de factsheet Strafrechtketenmonitor4. Daarnaast spreken de bewindspersonen meerdere keren per jaar met de leden van het
Bestuurlijk Ketenberaad van de strafrechtketen over de voortgang van de ontwikkeling
van de samenwerking. Ieder jaar ontvangt de Tweede Kamer een brief waarin deze voortgang
van de ontwikkeling van de ambitie en prioriteiten van de strafrechtketen worden toegelicht5.
Vragen over het Gevangeniswezen
1.
Wat zijn uw concrete en meetbare doelen voor het gevangeniswezen in 2023, aan de hand
waarvan de Kamer de prestaties bij de behandeling van de slotwet en het jaarverslag
over het jaar 2023 kan toetsen?
DJI stelt jaarlijks een jaarplan op binnen het kader van de begroting van Justitie
en Veiligheid. Het jaarplan bevat de beleids- en bedrijfsvoeringdoelen voor dat jaar.
Over de realisatie van deze beleids- en bedrijfsvoeringdoelen legt DJI verantwoording
af in het jaarverslag.
Het jaarplan 2023 zal openbaar worden gemaakt via de website www.dji.nl zodra dit is vastgesteld. Hetzelfde geldt te zijner tijd voor het jaarverslag 2023.
2.
Wat zijn de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor de financierbaarheid van
DJI voor de begroting voor het jaar 2023?
Met de Voorjaarsnota is een bedrag van 40 mln. in 2023 beschikbaar gemaakt voor het
oplossen van de problematiek bij DJI, aanvullend zijn de voorgestelde maatregelen
aangekondigd. Eveneens wordt rekening gehouden met het absorptievermogen van de organisatie
en de middelen die derhalve niet tot besteding komen. Met de huidige beschikbare middelen,
zoals ook weergegeven in de begroting 2023, komt DJI tot een sluitende begroting.
3.
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen als het bevriezen van de celcapaciteit
en/of het invoeren van een eigen bijdrage voor forensische zorg niet voldoende of
niet haalbaar blijken?
Mocht blijken dat de voorgestelde maatregelen niet afdoende zijn, worden aanvullende
maatregelen in breed verband verkend. Van deze verkenning kunnen door PwC voorgestelde
maatregelen onderdeel uitmaken, voor zover deze passen binnen de door mij eerder aangegeven
uitgangspunten waaronder geen sluitingen of ontslagen bij DJI.
Vragen over het Prognosemodel Justitiële Keten (PMJ):
1.
Welke aannames en gegevens worden gebruikt om de benodigde uitgaven te berekenen?
Het startpunt voor het PMJ zijn ontwikkelingen in de samenleving die geheel of grotendeels
buiten de invloedssfeer van Justitie liggen. Dergelijke ontwikkelingen kunnen gevolgen
hebben voor het ontstaan van criminaliteit en rechtsproblemen en daarmee voor het
beroep op de justitiële ketens. Te denken valt bijvoorbeeld aan de mogelijke gevolgen
van ontwikkelingen in sociale cohesie, maatschappelijke ongelijkheid, botsing van
culturen en welvaart. Op basis van de beschikbare criminologische, rechtssociologische
en economische theorieën zijn de mogelijk relevante maatschappelijke fenomenen benoemd.
Bij deze fenomenen zijn zo veel mogelijk kwantificeerbare achtergrondfactoren gezocht.
De zo in kaart gebrachte ontwikkelingen kunnen grofweg in vier categorieën worden
ingedeeld, namelijk demografische, economische, maatschappelijke en overige ontwikkelingen.
Het PMJ beschrijft de kwantitatieve verbanden tussen deze ontwikkelingen en de criminaliteit
of het beroep op rechtshulp en rechtspraak. Tevens brengt het PMJ de samenhangen tussen
de ontwikkelingen in criminaliteit en het beroep op rechtshulp en rechtspraak en de
ontwikkelingen in de rest van de justitiële ketens in beeld.
De gebruikte demografische achtergrondfactoren zijn: de omvang van de bevolking onderverdeeld
naar leeftijdscategorieën, geslacht en burgerlijke staat, het aantal 12- t/m 17-jarigen
in de vier grote steden, het aantal (kinderen van) migranten onderverdeeld naar verschillende
leeftijdscategorieën en geslacht. De gebruikte maatschappelijke achtergrondfactoren
zijn: het aantal immigranten, de asielinstroom, het aantal alleenstaande minderjarige
vreemdelingen, het aantal paren met minderjarige kinderen waarbij het gezinshoofd
jonger dan 45 jaar is, het aantal huishoudens met kinderen waarbij het gezinshoofd
al dan niet jonger dan 45 jaar is, het aantal éénoudergezinnen waarbij de ouder al
dan niet jonger dan 45 jaar is, het aantal personen dat in een jaar gaat scheiden,
het aantal kinderen betrokken bij een echtscheiding, het aantal echtscheidingen waarbij
de man afkomstig is uit Nederland en de vrouw uit het buitenland of waarbij de man
en de vrouw afkomstig zijn uit hetzelfde buitenland, het aantal spijbelaars, het aantal
kinderen in een laag schooltype, het aantal personen bij de ambulante verslavingszorg
voor opiaatverslaving, de alcoholconsumptie, de kerkelijkheid en het aantal personen
dat minimaal eens in de drie maanden gebruikmaakt van internet.
De economische achtergrondfactoren in het model zijn: de omvang van de (werkzame en
werkloze) beroepsbevolking van 15 t/m 24 of 74 jaar, het aantal zelfstandig ondernemers,
het werkloosheidspercentage onder mensen van 15 t/m 24 of 74 jaar, het aantal werkloosheids-,
bijstands-, en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, de reële bruto toegevoegde waarde,
het reëel besteedbaar jaarinkomen per hoofd van de bevolking, het reëel besteedbaar
gezinsinkomen, de koopkracht, de collectieve lastendruk, de belastingdruk, de gemiddelde
huur, het aantal motorvoertuigen, het aantal brommers, de totale kosten van advocatuur,
en de gemiddelde eigen bijdrage bij gesubsidieerde rechtsbijstand. De economische
ontwikkelingen zijn onder meer ontleend aan de septemberramingen van 2021 van het
Centraal Planbureau.
Overige achtergrondfactoren die in het model zijn opgenomen zijn: de woningvoorraad,
de gemiddelde WOZ-waarde, het aantal politiemedewerkers, het aantal forensische opsporingsmedewerkers
bij de politie, de middelen van de politie en de griffierechten voor verschillende
type zaken.
Combinatie van het geschatte model en de verwachte ontwikkelingen in genoemde achtergrondfactoren
leidt tot de verwachte ontwikkeling van het beroep op de diverse onderdelen van de
justitiële ketens bij gelijkblijvend beleid.
2.
Welke methode wordt gebruikt voor de raming?
Het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) raamt de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte
in de strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke keten. Ook kan met
het PMJ inzichtelijk worden gemaakt wat de te verwachten gevolgen van ontwikkelingen
bij de ene ketenpartner zijn voor de andere ketenpartners in de justitiële keten.
De PMJ-ramingen worden opgesteld in aantallen producten, zoals aantallen rechtszaken,
aantallen toevoegingen voor de rechtsbijstand en de behoefte aan celcapaciteit. Het
PMJ is een ketenmodel op macroniveau, gebaseerd op een analyse van historische reeksen
en exogene factoren. Het model legt geen causale relaties en beschrijft ook geen productieprocessen
en productieomvang.
De PMJ-ramingen bestaan uit twee delen: de beleidsneutrale raming en de gekwantificeerde
beleidsmaatregelen (tezamen de beleidsrijke ramingen).
De beleidsneutrale raming betreft de capaciteitsbehoefte in de ketens bij ongewijzigd
beleid, opgesteld door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)
in samenwerking met de Raad voor de Rechtspraak (Rvdr). Dit gebeurt middels een econometrisch
model, waarbij gebruik gemaakt wordt van gevonden statistische verbanden tussen externe
demografische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen vanuit data van het
CPB en CBS enerzijds, en ontwikkelingen in de verschillende justitieketens anderzijds.
Met andere woorden: er bestaat een correlatie tussen een exogene factor of ontwikkeling
en de capaciteitsbehoefte binnen de ketens.
De parameters van het econometrisch model, dus de mate waarin een exogene factor invloed
heeft, worden door middel van een regressie-analyse geschat. Kwantificeerbaarheid
is een noodzakelijke voorwaarde voor regressie-analyse. Dit impliceert dat alleen
producten en/of diensten die kwantificeerbaar zijn, in het wiskundig model zijn opgenomen.
Van deze producten en/of diensten maakt het PMJ op hoofdlijnen ramingen in termen
van aantallen. Het PMJ-model zoomt meestal niet in op de details (i.v.m. kleine aantallen,
maatwerk en/of discretionaire bevoegdheid van de uitvoerende organisaties) en maakt
ook geen ramingen van personele inzet.
De beleidsneutrale raming gebeurt door alle ketenpartners in afstemming met elkaar
en met het WODC. Het gaat uitdrukkelijk om zaken die invloed hebben op de capaciteitsbehoefte,
oftewel die zorgen dat de behoefte aan een product meer of minder wordt (de kwantiteit
of «Q»). Zie voor gekwantificeerde beleidsmaatregelen (de beleidsrijke kop) ook het
antwoord op vraag 6.
De vertaling van aantallen naar budget (kwantificering van de capaciteitsbehoefte
naar geld) vindt in een later stadium plaats buiten het wiskundig model om als onderdeel
van het begrotingsproces waarbij er door de betrokken ketenpartners naar de personele
en materiële inzet wordt gekeken.
3.
Wanneer zijn de aannames voor het laatst getoetst en herzien en hoe actueel zijn de
gebruikte gegevens?
De data en de verbanden in het econometrisch model worden ieder jaar geactualiseerd
naast de verfijningen of uitbreidingen aan het model. Voor de PMJ-ramingen worden
realisatiegegevens gehanteerd. Bij de berekeningen die in het najaar van 2022 worden
gemaakt, worden de realisaties van 2021 gebruikt en de voorlopige cijfers uit 2022.
Zie verder antwoord 4.
4.
De Minister voor rechtsbescherming gaf bij de behandeling van de slotwet en het jaarverslag
2021 aan dat de voorspelkracht van het PMJ regelmatig geëvalueerd wordt. Kunt u deze
evaluaties delen met de Kamer?
Middels een brief (Kamerstuk 24 587, nr. 753) heb ik uw Kamer in 2019 geïnformeerd over de uitgevoerde evaluaties. In het kort
is het PMJ (en voorlopers) door de volgende organisaties getoetst: SEO (1998), KPMG/BEA
(1998), IVA (2002), Nyfer (2003), SEO(2003), APE (2004), SEO (2006), Regioplan (2009),
WODC (2009), APE (2016), WODC (2018)6, Nobis Policy lab (2020)7.
Uw Kamer wordt conform toezegging jaarlijks per brief geïnformeerd over de PMJ-ramingen.
In deze brief wordt aandacht besteed aan de voortgang van de lange termijn onderzoeksagenda
PMJ.
5.
In hoeverre wordt de stijging vanaf 2024 verklaard vanuit maatschappelijke factoren
en in hoeverre vanuit beleidsambities? Welke maatschappelijke factoren en beleidsambities
wegen het zwaarst?
De stijging vanaf 2024 wordt grotendeels verklaard uit maatschappelijke factoren en
autonome factoren (zoals trend, constant, dummy variabelen, reeds ingezet beleid,
prioriteiten). Voor een uitgebreid overzicht van de bijdrage van de verschillende
maatschappelijk factoren aan diverse onderdelen van de justitiële ketens zie bijlage
5 van het WODC-rapport «Capaciteitsbehoefte Justitiële Ketens t/m 2027».8 Beleidsambities zijn verantwoordelijk voor een zeer klein deel van de toekomstige
capaciteitsbehoefte. De aandelen verschillen per onderdeel en per product.
6.
Zijn alle bekende maatschappelijke factoren en beleidsambities voor de komende jaren
meegenomen in de raming? Zo nee, welke niet?
Er zijn gegevens voor ruim 200 relevante maatschappelijke factoren beschikbaar maar
alleen maatschappelijke factoren waarvoor een statistisch significant verband met
de instroom in de justitiële ketens kan worden aangetoond, worden meegenomen in het
model. Dit geldt voor circa 60 factoren en dat wordt elk jaar opnieuw getoetst. Sinds
2021 is in de ramingen rekening gehouden met het effect van de coronacrisis op de
ketens. Een (tijdelijke) derde element in de PMJ-raming. Dit element betreft de kwantificering
van de effecten van de genomen maatregelen om de opgelopen corona-achterstanden weg
te werken in de gehele justitiële keten.
Alle beleidsmaatregelen en wetgeving die al effect hebben gehad in T-3 zijn (gedeeltelijk
of volledig) in de beleidsneutrale ramingen verwerkt. Beleidsmaatregelen en/of wetgeving
die later dan T-3 is ingegaan, of die reeds voor of in T-3 zijn ingegaan, maar waarvan
verwacht wordt dat deze pas in T-2 en verder (volledig) effect zullen hebben, zijn
dus niet verwerkt in de beleidsneutrale ramingen. Deze maken onderdeel uit van de
beleidsrijke kop.
Voor doorrekening in de beleidsrijke kop komen slechts de maatregelen en ontwikkelingen
in aanmerking die voldoen aan de volgende vier criteria:
• Substantieel: er moet sprake zijn van een substantieel effect. De maatregel of ontwikkeling
moet de totale raming daadwerkelijk beïnvloeden. Als het effect beperkt is/blijkt,
dan wordt de maatregel niet doorgerekend of niet meegenomen in de beleidsrijke raming.
• Inwerkingtreding: de betreffende maatregel of ontwikkeling moet effect hebben in de
jaren waarover geen ervaringscijfers beschikbaar zijn.
• Kwantificeerbaar: de effecten van de maatregel of ontwikkeling moeten cijfermatig
inzichtelijk zijn gemaakt en reeds aan de Tweede Kamer zijn gemeld. Dit houdt in dat
de maatregel al van budgettaire dekking is voorzien. Bij voorkeur worden de reeds
ingeschatte effecten (op het moment dat het beleid werd aangekondigd) uit een (bijgewerkte)
ex-ante-evaluatie overgenomen.
• Onderbouwing, transparant en herleidbaar: de geraamde kwantitatieve effecten dienen
onderbouwd te zijn met een (onderzoeks)rapport, dat gedeeld/afgestemd is met de ketenpartners.
Het moet voor eenieder duidelijk zijn waarom een opgenomen kwantitatieve reeks de
juiste is. Dit betekent dat wanneer een onderbouwing ontbreekt, een maatregel niet
wordt meegenomen in de beleidsrijke kop.
7.
Zijn de PMJ-prognoses in ontwerpbegroting overal volledig gevolgd? Zo niet, op welke
punten en waarom is er in de ontwerpbegroting van de prognoses afgeweken?
Een belangrijke reden om af te wijken van de prognoses is de beschikbare capaciteit
en de haalbaarheid van het opschalen daarvan. Op korte termijn is het niet altijd
mogelijk een hogere behoefte te vertalen in grotere capaciteit. Denk hierbij aan werving
en opleiding nieuw personeel, maar ook aan het beschikbaar hebben van celcapaciteit.
8.
Leiden aanpassingen van beleid tot bijstellingen van de raming?
Naast de beleidsneutrale raming wordt in het Prognosemodel Justiele Ketens (PMJ) ook
rekening gehouden met kwantitatieve effecten van nieuwe wet- en regelgeving evenals
andere voorgestelde (beleids-)maatregelen die naar verwachting invloed hebben op de
capaciteitsbehoefte. Indien beleidsaanpassingen invloed hebben op de capaciteitsbehoefte
zal dit leiden tot bijstellingen van de PMJ-ramingen.
9.
In hoeverre hebben extra investeringen bij de politie effect op de raming?
De beschikbaarheid van politiecapaciteit en de middelen bij politie zijn twee van
de vele exogene factoren die in het model worden gebruikt. Indien er geïnvesteerd
wordt in politiecapaciteit heeft dat ook effecten op de rest van de keten bijvoorbeeld
bij de ZM en OM.
10.
Op welke manier worden PMJ-gelden uit de ontwerpbegroting 2023 ingezet voor de relevante
beleidsartikelen?
De PMJ-gelden worden conform PMJ-ramingen ingezet voor de relevante beleidsartikelen.
Zie onderstaand de uiteenzetting per beleidsartikel van regel «3 Prognosemodel Justitiële
Keten (PMJ)» uit Tabel 1 «Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig
jaar» van de Ontwerpbegroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het
jaar 2023 (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 2, pagina 17). De PMJ-ramingen dienen als onderlegger voor de reguliere begrotingsvoorbereiding
ten behoeve van de Voorjaarsbesluitvorming. De ramingen worden naar budgettaire mutaties
vertaald voor de JenV-begroting. Deze budgettaire mutaties worden meerjarig verwerkt
in de Voorjaarsnota en de daarbij horende eerste suppletoire JenV-begroting.
Tabel. Ontwerpbegroting 2023 Justitie en Veiligheid: PMJ beleidsmatige uitgavenmutaties
per beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
11.
Het PMJ voorspelt geen trendbreuken en is gebaseerd op cijfers uit het verleden. Kunt
u aangeven in welke mate de ramingen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden?
Een model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Er zit altijd een onzekerheidsmarge
in de cijfers. In één van de evaluaties die heeft plaatsgevonden is ook gekeken naar
de voorspelkracht van het model9. De voorspelfouten van PMJ zijn drie tot vier jaar vooruit kleiner of vrijwel gelijk
aan die van alternatieve eenvoudige tijdreeksmodellen. Daarna is het beeld diffuus.
Ook kan er sprake zijn van een «self-denying prophecy»: als de ramingen een ongewenste
ontwikkeling vertonen, kan er beleid worden ingezet om deze ongewenste ontwikkelingen
tegen te gaan. Per definitie zullen de ramingen dan niet worden gerealiseerd (wat
ook de bedoeling was van het ingezette beleid).
Vragen over ondermijnende criminaliteit
1.
Kunt u nader toelichten hoe de CA-gelden voor het bestrijden van ondermijnende criminaliteit
verdeeld gaan worden? En hoe worden zij vervolgens exact besteed?
Het kabinet zet in op een meerjarige structurele aanpak waarmee (het ondermijnende
effect van) de georganiseerde criminaliteit wordt teruggedrongen middels preventie,
repressie en het onderuithalen van het verdienmodel. Voor de aanpak van ondermijning
en de extra versterkende maatregelen die benoemd zijn in het coalitieakkoord «Omzien
naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst», is vanaf 2023 een bedrag beschikbaar
oplopend van € 40 mln. in 2023, tot € 100 mln. structureel vanaf 2025. Hierbij bouwen
we voort op de meerjarige, integrale aanpak die onder het vorige kabinet is ingezet
en waarvoor met Prinsjesdag 2021 structurele middelen ter beschikking zijn gesteld.
Met de middelen die het kabinet beschikbaar stelt wordt invulling gegeven aan de ambities
die zijn geschetst in het coalitieakkoord en die reeds zijn gecommuniceerd in de «Hoofdlijnenbrief
Justitie en Veiligheid»10 en de Kamerbrief over de «Hoofdlijnen van de aanpak georganiseerde criminaliteit»11, namelijk:
• het versterken van opsporing en vervolging, inclusief het verbeteren van de kroongetuigenregeling,
en de lessen die we kunnen trekken uit de Italiaanse maffia-bestrijding waarbinnen
ook de versterking van de landelijke interventieslagkracht wordt betrokken;
• het verstevigen van het internationaal offensief, inclusief het verstevigen van de
aanpak van logistieke knooppunten;
• het intensiveren van de aanpak van criminele geldstromen door inzet op criminele dienstverleners
en de publieke herbestemming van afgepakt crimineel vermogen;
• het tegengaan van voortgezet crimineel handelen tijdens berechting en detentie.
Uw Kamer wordt voorafgaand aan de begrotingsbehandeling geïnformeerd over de verdeling
van de coalitieakkoordgelden en met welke maatregelen dit kabinet de aanpak van georganiseerde
criminaliteit verder zal versterken.
2.
Hoe worden de uitkomsten van de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) en de Kennisagenda
Ondermijning betrokken bij de aanvullende uitgaven? Hoe wordt voorkomen dat eventuele
fouten bij het besteden van de bestaande middelen herhaald en vergroot worden bij
het besteden van extra middelen?
De SEA maakt inzichtelijk welke kennis nodig is en biedt een overzicht en planning
van onderzoeken en evaluaties om die kennis te vergaren. Daarmee kan een betere aansluiting
van onderzoek op de beleidscyclus worden georganiseerd, zodat leerervaringen kunnen
worden benut om het beleid tussentijds bij te sturen als dat nodig blijkt. De Kennisagenda
Ondermijning van JenV heeft als doel de bestrijding van georganiseerde ondermijnende
criminaliteit van een gedegen kennisfundament te voorzien, o.a. door een systematische
analyse van bestaande kennis en nieuw empirisch onderzoek.
De onderzoeken en evaluaties die voortkomen uit de SEA en de Kennisagenda Ondermijning dragen bij aan een lerende aanpak. Lessen worden betrokken bij
de inzet van nieuwe intensiveringen, zodat bijvoorbeeld bewezen effectieve interventies
kunnen worden geborgd en verbreed. Daarbij willen we leren van de successen, maar
ook van de zaken die niet gaan zoals gehoopt of bedoeld. De uitvoering en toepassing
van wetenschappelijk onderzoek, monitoring en leren van elkaar, bijvoorbeeld in de
vorm van learning communities, maken onderdeel uit van deze doorlopende lerende aanpak.
3.
Wat zijn uw beleidsdoelstellingen en prestatie-indicatoren bij het besteden van de
CA-gelden? Hoe en wanneer gaat u controleren of de bestrijding van ondermijnende criminaliteit
met deze extra gelden daadwerkelijk is verbeterd? Hoe (en hoe vaak) gaat u de Kamer
hierover informeren?
De beleidsdoelstellingen die zijn gehanteerd voor de verdeling van de coalitieakkoordgelden
binnen de aanpak van ondermijning zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de geprioriteerde
onderwerpen binnen het coalitieakkoord Rutte IV. Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling
wordt uw Kamer geïnformeerd over de inzet van de coalitieakkoordmiddelen en de beleidsdoelstellingen
die daaraan ten grondslag liggen.
Bij de meerjarige, integrale aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
past een duurzame manier van sturing en verantwoording, die in samenhang inzichtelijk
maakt wat het resultaat en effectiviteit van de brede aanpak is en dat de ondermijningsgelden
doelmatig zijn besteed. Om deze doelmatigheid in het vizier te houden zal ik voor
de zomer van 2023 in mijn volgende halfjaarlijkse brief een geactualiseerd beeld geven,
kwalitatief en kwantitatief, van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid