Brief regering : Uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Ceder c.s. over in gesprek gaan met de benodigde partijen om tot een aanpak te komen in de huidige crisissituatie (Kamerstuk 31839-902)
31 839 Jeugdzorg
Nr. 915
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,
               WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2022
Ieder kind moet thuis veilig op kunnen groeien en zich daar goed kunnen ontwikkelen.
                  Wanneer dit in gevaar dreigt te komen, moeten gezinnen tijdig passende hulp en ondersteuning
                  krijgen. De overheid kan als laatste redmiddel ingrijpen in het gezinsleven om het
                  kind veiligheid te bieden. Het gaat ons zeer aan het hart dat die bescherming en zorg
                  op dit moment tekortschieten, ondanks de tomeloze inzet van de hardwerkende professionals.
                  Wij begrijpen het belang en we voelen de urgentie – net als uw Kamer – om hier nú
                  wat aan te doen.
               
Wij hebben in onze brief van 14 september 2022 maatregelen aangekondigd om de druk
                  op de jeugdbeschermingsketen te verlichten.1 Uw Kamer vond deze maatregelen tot onvoldoende verlichting op de korte termijn leiden.
                  Deze brief geeft opvolging aan de gewijzigde motie van het lid Ceder c.s. om met de
                  partijen uit het veld te onderzoeken wat we op korte termijn aanvullend op deze aangekondigde
                  maatregelen en structurele verbeteringen kunnen doen.2
De afgelopen weken hebben wij meerdere bijeenkomsten georganiseerd en intensieve gesprekken
                  gevoerd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Associatie wijkteams, Politie,
                  Veilig Thuis (VT), Gecertificeerde Instellingen (GI’s), de Raad voor de Kinderbescherming
                  (RvdK) en de rechtspraak om te onderzoeken welke aanvullende mogelijkheden er zijn
                  om gezinnen vroegtijdig hulp te bieden en daarmee de instroom naar jeugdbescherming
                  te beperken. Ook hebben we met veel ouders, kinderen en jeugdbeschermers gesproken.
               
De hoofdboodschap van onze gesprekspartners was helder: op veel plekken in het land
                  wordt gewerkt aan structurele verandering; bouw verder op deze beweging en voorkom
                  dat door de maatregelen die nu extra worden genomen, de werkdruk voor professionals
                  in het hele veld nog hoger wordt.
               
Drie belangrijke maatregelen zijn hiervoor noodzakelijk, die ook tijdens de ronde
                  tafel bijeenkomst georganiseerd door uw Kamer op 3 november jl. zijn benoemd:
               
1. Jeugdbeschermers moeten meer tijd krijgen om hun werk goed te doen. De werkdruk moet
                        omlaag. De rust moet terug. Die rust is ook nodig om goed te werken aan de beoogde
                        structurele verbeteringen die uitgewerkt worden in het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming
                        en de Hervormingsagenda Jeugd.
                     
2. Kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel hebben prioriteit bij de verdeling van
                        jeugdhulp, mits de hulpvraag van kinderen zonder kinderbeschermingsmaatregel niet
                        urgenter is. Met deze prioriteitstelling realiseren we dat doelstellingen van een
                        kinderbeschermingsmaatregel eerder worden behaald.
                     
3. We moeten blijven inzetten op het zoveel als mogelijk voorkomen dat kinderen instromen
                        in de jeugdbescherming. Ouders en kinderen moeten zo vroeg mogelijk de juiste ondersteuning
                        krijgen. Recente CBS-cijfers laten zien dat de daling van de instroom in de jeugdbescherming
                        doorzet. Op 30 juni 2022 waren er 7,8% minder kinderen met een maatregel dan aan het
                        begin van het jaar.3 In 2021 was al sprake van een daling van 2,4% ten opzichte van 2020. Het aantal gestarte
                        jeugdbeschermingstrajecten in de eerste helft van 2022 ligt 29,9% lager dan in de
                        eerste helft van 2021. Hoewel geen eenduidig beeld bestaat over de oorzaak van de
                        daling, moet deze beweging voortgezet worden. Daarvoor is het nodig te blijven inzetten
                        op preventieve maatregelen door lokale teams.
                     
Er is een duidelijke roep vanuit de sector om regie vanuit het Rijk om met deze maatregelen
                  aan de slag te gaan. Die regie pakken we. Hieronder lichten we de maatregelen toe.
               
Meer tijd voor jeugdbeschermers
Het is gezien de acute situatie belangrijk op korte termijn de werkdruk bij GI’s te
                  verlagen.4 Zowel de gemeenten als de GI’s zien de noodzaak om toe te werken naar een substantiële
                  workloadverlaging over de gehele linie van de jeugdbescherming en jeugdreclassering.
                  In december van dit jaar zullen het kwaliteitskader en de daarop gebaseerde prestatiebeschrijvingen
                  voor GI’s» beschikbaar zijn. Daarin staat uitgewerkt welke activiteiten en welk tijdsbeslag
                  gemoeid zijn met kinderbeschermings-maatregelen. Daarmee komt een stevige basis beschikbaar
                  voor afspraken over een reële workload. De GI’s en gemeenten hebben aangeven dat de
                  workloadverlaging niet alleen ingevuld zal worden door een lagere caseload voor de
                  jeugdbeschermers maar ook door de inzet van andere professionals die de jeugdbeschermer
                  ondersteunen en taken uit handen nemen, zoals juridisch medewerkers, werkbegeleiders
                  en gedragsdeskundigen. Dit is ook nodig vanwege de toegenomen complexiteit en juridisering
                  van de uitvoering. We spreken dan ook van een (gemiddelde) organisatieworkload.
               
Om spoedig meer tijd voor jeugdbeschermers te creëren zetten we de volgende stappen:
− Gemeenten hebben begin november besloten voor 2023 via het gemeentefonds € 10 mln.
                        beschikbaar te stellen voor de GI´s zodat zij aan de slag kunnen met de verlaging
                        van de workload. Voor de langere termijn willen gemeenten toewerken naar een structurele
                        oplossing in de vorm van een landelijk tarief.
                     
− Deze bijdrage komt bovenop de € 10 mln. per jaar die het Rijk voor de periode 2022–2025
                        als bijdrage beschikbaar heeft gesteld voor de verlaging van de workload.5 De € 10 mln. voor 2022 is reeds per 1 november jl. beschikbaar gesteld aan de GI’s.
                     
− Begin 2023 wordt de stimuleringsregeling zij-instromers gepubliceerd. Hiermee kunnen
                        GI’s een financiële bijdrage ontvangen voor het bieden van opleidings- en arbeidsplekken
                        voor zijinstromers en hen begeleiden bij de inzet van zijinstromers. Dit jaar wordt
                        de landelijke ondersteuning hiervoor al opgezet. In de periode 2022–2024 is in totaal
                        € 10 mln. beschikbaar voor deze regeling.
                     
− Verschillende regio’s hebben de afgelopen periode een impuls gegeven om de workload
                        van de GI´s te verlagen en daarmee de acute situatie in die regio’s aan te pakken.
                        De impuls van de betrokken gemeenten aan Jeugdbescherming Brabant, Jeugdbescherming
                        Overijssel en Samen Veilig Jeugdbescherming zijn daarvan voorbeelden. Dit is nog niet
                        overal het geval of voldoende en vereist dus extra inzet. De eerder benoemde kwaliteitskader
                        en prestatiebeschrijvingen geven gemeenten en GI’s handvatten om op korte termijn
                        tot structurele afspraken te komen over de prestaties van de GI’s met daaraan gekoppeld
                        een aanvaardbare workload.
                     
De komende periode zullen we met alle betrokkenen de bovenstaande maatregelen nader
                  uitwerken. We verkennen daarbij ook de mogelijkheden en consequenties van een landelijk
                  tarief, bijvoorbeeld op basis van een gemiddelde organisatieworkload. Daarbij verkennen
                  we ook of andere vormen van bekostiging passend zouden kunnen zijn voor de GI’s dan
                  de huidige bekostigingsvorm.6 In een aantal regio’s is het denkproces over andere bekostigingsvormen al gestart.
                  Hierbij wordt een relatie gelegd met de huidige financiering op basis van enkel (prijs * aantal),
                  de fluctuaties in de instroom en de transformatie naar het Toekomstscenario Kind-
                  en Gezinsbescherming.
               
Voorrang bij jeugdhulp
Als alles is geprobeerd om een kinderbeschermingsmaatregel te voorkomen en de rechter
                  uiteindelijk toch tot het oordeel komt dat een kinderbeschermingsmaatregel nodig is,
                  dan moet de noodzakelijk geachte jeugdhulp beschikbaar zijn.
               
De volgende stappen zijn gezet:
− Bij de toewijzing van jeugdhulp zal gewerkt worden volgens het volgende principe:
                        Kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel hebben prioriteit bij de verdeling van
                        jeugdhulp, mits de hulpvraag van kinderen zonder kinderbeschermings-maatregel niet
                        urgenter is. Vanuit deze principeafspraak doen we een dringende oproep aan gemeenten
                        en jeugdzorgaanbieders om hier per onmiddellijk invulling aan te geven. Met deze prioriteitstelling
                        realiseren we dat doelstellingen van een kinderbeschermingsmaatregel eerder worden
                        behaald.
                     
− Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) ontwikkelt een afwegingskader voor professionals
                        dat vanaf het tweede kwartaal 2023 helpt met de prioritering van jeugdhulp voor de
                        meest urgente gevallen, omdat we ons realiseren dat dit in de praktijk tot hele moeilijke
                        afwegingen kan leiden.
                     
Verminderen van de instroom
Bij gezinnen waarbij een kinderbeschermingsmaatregel wordt opgelegd spelen meestal
                  onderliggende gezinsproblemen die een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling
                  en veiligheid van kinderen. Denk bijvoorbeeld aan structureel te weinig inkomen of
                  schulden, aan problemen met verslaving of geestelijke gezondheid, aan een licht verstandelijke
                  beperking, aan een moeizaam lopende scheiding of aan problemen met huisvesting. Het
                  is belangrijk dat we er alles voor doen om de kinderen en ouders vroegtijdige, passende
                  hulp te geven, vóórdat een kinderbeschermingsmaatregel wordt overwogen. Daarbij bouwen
                  we voort op de ingezette bewegingen.
               
Om de inzet vóór en ná een kinderbeschermingsonderzoek te versterken en de instroom
                  naar jeugdbescherming te verminderen:
               
− Versterken we veelbelovende ontwikkelingen uit het veld;
− Intensiveren we de aandacht voor bestaanszekerheid;
− Beperken we de instroom van complexe scheidingen naar de jeugdbescherming.
Versterken van veelbelovende ontwikkelingen uit het veld
Er zijn veel mogelijkheden om een gezin te helpen voordat een kinderbeschermings-maatregel
                  wordt ingediend. De afgelopen jaren zijn goede stappen gezet om multidisciplinair
                  met gezinnen waar veiligheidsrisico’s spelen aan de slag te gaan. Denk aan de multidisciplinaire
                  aanpak voor complexe situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling (MDA++)
                  in de 25 Veilig Thuis-regio’s en de 30–35 jeugdbeschermingstafels door het land waarin
                  de betrokken partijen op casusniveau integraal samenwerken. Maar ook aan de vroegtijdige
                  afstemming tussen Veilig Thuis, politie, het Openbaar Ministerie (OM), de reclassering
                  en de RvdK in heel Nederland, ondersteund door de tien regionale «netwerken zorg en
                  straf» en het landelijk netwerk zorg en straf om zowel de veiligheid in gezinnen te
                  herstellen als de onderliggende oorzaken van onveiligheid aan te pakken.
               
Belangrijk is het versterken van de eigen kracht van een gezin en het te ondersteunen
                  om (weer) regie te nemen. Dat betekent ook het benutten van het eigen netwerk om escalatie
                  van problemen te voorkomen, bijvoorbeeld door het maken van een familiegroepsplan
                  of het organiseren van een netwerkberaad. We hebben de betrokken organisaties opgeroepen
                  om lokaal waar mogelijk deze instrumenten vaker in te zetten. De RvdK beoordeelt standaard
                  vóór de start van een kinderbeschermingsonderzoek expliciet of onderliggende problemen
                  voldoende in kaart zijn gebracht en aangepakt.
               
Onderdeel van de Hervormingsagenda Jeugd is het versterken van de wijkteams. Zoals
                  aangekondigd in de brief van september jl. wordt vooruitlopend hierop het Kwaliteitskader
                  Werken aan Veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten aangepast.7 Een groot aantal gemeenten heeft hier in de afgelopen jaren al in geïnvesteerd, onder
                  andere in het kader van het programma Geweld hoort nergens thuis.8 Het geactualiseerde kwaliteitskader is in het voorjaar van 2023 gereed, en wordt
                  aansluitend beproefd in de praktijk. Werken volgens het kwaliteitskader bevordert
                  dat kinderen en gezinnen tijdige en passende hulp en ondersteuning krijgen. Hierdoor
                  vermindert de instroom in de jeugdbeschermingsketen (en daarmee de werkdruk voor jeugdbeschermers).
                  Tot slot is het sneller toewerken naar het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming
                  van groot belang. Vijf nieuwe proeftuinen hebben een susbsidieaanvraag ingediend en
                  starten als de aanvraag goed is afgerond nog dit jaar.
               
Intensiveren van aandacht voor bestaanszekerheid
In december starten de proeftuinen Utrecht/ Utrecht West en Foodvalley met de Doorbraakmethode
                  van het Instituut voor Publieke Waarden dat op lokaal niveau successen heeft behaald.
                  De doorbraakmethode is een beproefde manier van werken waarmee professionals maatwerk
                  kunnen leveren in het sociaal domein. Hiermee worden gezinnen in een vroeg stadium
                  geholpen met bijvoorbeeld huisvesting en schulden om daarmee factoren die van invloed
                  zijn op opvoedstress en onveiligheid te voorkomen. Binnen deze methode wordt bijvoorbeeld
                  ook gekeken naar mogelijkheden om een ouder, in plaats van het kind, elders te huisvesten.
                  De instrumenten van de Doorbraakmethode zijn aanvullend en ondersteunend aan de gezinsgerichte
                  manier van werken die in deze proeftuinen wordt ontwikkeld. Binnen deze proeftuinen
                  worden in 2023 minstens 100 gezinnen extra ondersteund met de Doorbraakmethode. We
                  gaan zorgvuldig monitoren of gezinnen hierdoor effectiever geholpen worden en minder
                  kinderen instromen in de jeugdbescherming. Deze methode kan bij goede ervaringen breder
                  binnen de proeftuinen worden toegepast.
               
Beperken van de instroom van complexe scheidingszaken naar de jeugdbescherming
We willen gezinnen in complexe scheidingssituaties zoveel mogelijk helpen vóórdat
                  de zorgen om een kind zodanig groot worden dat een kinderbeschermingsmaatregel nodig
                  is. Op dit moment zien we echter dat de betrokken hulpverlening hiertoe niet overal
                  in staat is, terwijl er mogelijkheden zijn om een gezin vroegtijdig te helpen. Om
                  te voorkomen dat de situatie in deze gezinnen escaleert doen we, ingepast in bestaande
                  trajecten, het volgende:
               
− We helpen professionals om nu al anders met deze gezinnen om te gaan en te werken
                        volgens de principes uit programma Scheiden zonder Schade. Hiervoor zullen we het
                        komend jaar 25 workshops en 20 lezingen geven door het hele land, waarbij we voortbouwen
                        op de ervaring van afgelopen jaren. Belangrijk element hierin is om professionals
                        te scholen in de technieken vanuit de positieve psychologie, toepasbaar gemaakt op
                        scheidingsproblematiek. De verwachting is dat hiermee de komende tijd 400 professionals
                        worden bereikt. Daarnaast werken we in het experiment «Een goed begin» in regio Haaglanden aan een integrale scheidingsaanpak, waarbij de verwachting is
                        dat deze gezinnen significant minder vaak in de jeugdbescherming terechtkomen.9 De effecten ervan worden langdurig gemonitord door TNO. Ook helpen we professionals
                        op het thema scheiding en ouderschap met concrete vragen in een landelijk, online
                        kanaal op 1sociaaldomein.nl, waarvan op dit moment meer dan 750 professionals lid
                        zijn.
                     
− Aanvullend gaan we per 1 januari 2023 twee proeftuinen uit het Toekomstscenario kind-
                        en gezinsbescherming; Utrecht West en Hart van Brabant, ondersteunen met deskundigen
                        die ervaring hebben met de begeleiding van gezinnen met complexe scheidingen. Doel
                        is het potentieel van de professionals uit de proeftuinen en de scheidingsdeskundigen
                        maximaal in te zetten om complexe scheidingen zoveel mogelijk buiten de jeugdbeschermingsketen
                        op te pakken. Bij de honderden gezinnen die in deze twee proeftuinen worden bereikt
                        zullen naar verwachting het komende jaar ten minste 50 gezinnen waarbij sprake is
                        van een complexe scheiding gerichter en effectiever geholpen worden. Daarnaast zal
                        de regio Hart van Brabant ondersteund worden met de inzet van een gezinsadvocaat en
                        een gedragsdeskundige. Dit duo kan de regie voeren over de gehele route van zorg en
                        recht in een scheidingsprocedure met aanverwante problematiek waarbij kinderen zijn
                        betrokken. Ook dit wordt zorgvuldig gemonitord. De lessen worden meegenomen in de
                        doorontwikkeling van het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming.
                     
− De RvdK zal in de eerste helft van 2023 in afstemming met de Rechtspraak op drie nader
                        te bepalen rechtbanken de adviestaak bij gezag- en omgangszaken intensiveren, om daarmee
                        de noodzaak voor een raadsonderzoek en verdere inzet van jeugdbescherming zoveel mogelijk
                        af te wenden. Bij deze zaken biedt RvdK aan om – zónder dat er een raadsonderzoek
                        is gelast – een extra interventie te plegen en met ouders in gesprek te gaan. De ervaring
                        leert dat deze interventie ertoe kan bijdragen dat ouders hun geschil oplossen en/of
                        hulp accepteren. Het effect van deze interventie volgen we intensief.
                     
− Als laatste vragen we de RvdK om samen met gemeenten met ingang van begin 2023 op
                        of rondom drie Jeugdbeschermingstafels een nieuw triage-instrument te beproeven bij
                        gezinnen waar complexe relatieproblemen spelen. Dit instrument is ontwikkeld om te
                        helpen onderscheiden of de scheidingsfase het primaire probleem is of dat er werkelijk
                        sprake is van een veiligheidsprobleem of ontwikkelingsbedreiging waarvoor een raadsonderzoek
                        nodig is. In het eerste geval is het lokale team en de deskundigen (zoals van het
                        programma Scheiden zonder Schade) aan zet om de gezinnen te helpen. Dit monitoren
                        we actief.
                     
Tot slot
De jeugdbescherming verkeert in zwaar weer. Hiervan zijn niet alleen de meest kwetsbare
                  gezinnen de dupe, maar ook de mensen die hen zo graag willen helpen. Onderliggende
                  maatschappelijke vraagstukken, zoals gebrek aan bestaanszekerheid, tekort aan woonruimte,
                  tekort aan jeugdhulp en krapte op de arbeidsmarkt maken dat er geen eenvoudige oplossingen
                  zijn. Desondanks doen we alles wat mogelijk is binnen deze context om nu al het verschil
                  te maken. Het vergt een langdurige inspanning van alle betrokkenen om uiteindelijk
                  meer lucht te krijgen door verbeterde samenwerking en integrale benadering zoals nu
                  wordt beproefd in het programma Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. We zien
                  daar veelbelovende ontwikkelingen in die ook in de ronde tafel bijeenkomst over jeugdbescherming
                  in uw Kamer de revue zijn gepasseerd. Om nauwlettend in de gaten te houden hoe onder
                  meer de capaciteit, de instroom en de werkdruk zich ontwikkelen starten wij in december
                  van dit jaar met een monitor jeugdbescherming, waaruit u overeenkomstig de gewijzigde
                  motie van het lid Hijink10 periodiek rapportages zult ontvangen. De eerste rapportage kunt u begin 2023, zo
                  snel als mogelijk, verwachten. Op die manier kunnen we samen beoordelen of de talrijke
                  maatregelen die zijn ingezet ook echt effect sorteren voor kinderen en gezinnen. Want
                  daar is het ons immers om te doen.
               
De Minister voor Rechtsbescherming,
                  F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  M. van Ooijen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport