Brief regering : Stand van zaken van enkele ontwikkelingen en over de invulling van een aantal moties en toezeggingen op het gebied van water
27 625 Waterbeleid
Nr. 590
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2022
Met deze brief wordt de Kamer voor het Wetgevingsoverleg Water van 21 november aanstaande
geïnformeerd over de stand van zaken van enkele ontwikkelingen en over de invulling
van een aantal moties en toezeggingen. Deze brief gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Droogte
2. Ruimtelijke adaptatie
3. Waterveiligheid
4. Waterkwaliteit
5. Grondwater
6. Drinkwater
7. Noordzee en Grote Wateren
8. Caribisch Nederland
In het commissiedebat Water (Kamerstuk 27 625, nr. 582) is voor de zomer aan de Kamer toegezegd dat er een nadere uitwerking zou komen van
de ambitie om water en bodem sturend te maken bij de ruimtelijke inrichting van Nederland.
De inzet van het kabinet is om de Kamer op korte termijn hierover te informeren, in
samenhang met andere beleidsambities die sturing geven aan de toekomstige inrichting
van ons land. De Minister van LNV zal de Kamer informeren over de planning van de
diverse samenhangende brieven.
We willen nu en in de toekomst kunnen blijven leven in een veilige omgeving, met een
gezonde bodem, voldoende water en water van goede kwaliteit. De verantwoordelijkheid
hiervoor ligt bij het Rijk en medeoverheden, maar het is nodig om ook een beroep te
doen op burgers en bedrijven om veel bewuster om te gaan met het gebruik van water
en bodem.
Droogte en grondwater
Droogteseizoen 2022
Het was in Nederland dit jaar voor de vierde keer in vijf jaar droog, met name op
de hoge zandgronden. Bovendien was er dit jaar, net als in 2018, sprake van een feitelijk
watertekort. Het neerslagtekort liep snel op, tot een niveau dat vergelijkbaar is
met 2018. Ook de rivieraanvoer was laag, voor de Rijn zelfs extreem laag. De gevolgen
waren aanzienlijk. Zo was er sprake van verzilting in het westen van het land en economische
schade in verband met beperkingen voor de scheepvaart. Andere gevolgen waren lagere
gewasopbrengsten in de landbouw, droogteschade in natuurgebieden en droogval van beken.
Vanwege de lage tot zeer lage grondwaterstanden, hebben de waterschappen naast onttrekkingsverboden
voor oppervlaktewater ook onttrekkingsverboden voor grondwater afgekondigd. Het volledig
herstel van de grondwaterstanden zal nog maanden duren.
De regionale verschillen tussen laag Nederland en de hoge zandgronden waren groot.
De gebieden waar water kan worden aangevoerd, zijn deze droogteperiode naar omstandigheden
redelijk goed doorgekomen. Dat geldt in mindere mate voor de hoge zandgronden waar
geen wateraanvoer mogelijk is. Dankzij de expertise, het doorzettingsvermogen van
alle partners en betrokken sectoren, en de bereidheid om elkaar te helpen hebben we
erger weten te voorkomen. De adviezen en aanbevelingen van de Beleidstafel droogte
hebben zich in de afgelopen periode opnieuw bewezen. Zo heeft Slim Watermanagement
goed gewerkt, bleef de verzilting in het hoofdwatersysteem beperkt en kreeg het Groene
Hart water aangevoerd via de Klimaatbestendige Wateraanvoer. De zoetwaterbuffer in
het IJsselmeer bleek afdoende voor de watervoorziening in Noord Nederland. Ook de
Handleiding voor de nationale verdringingsreeks en de regionale uitwerkingen daarvan
hebben hun nut bewezen. Zoals in de brief van 21 september jl. is aangekondigd, wordt
de droogtecrisis van 2022 geëvalueerd.1
Het vaker optreden van droogte en lage rivierafvoeren door klimaatverandering onderstreept
het belang van de structurele maatregelen die in het kader van het Deltaprogramma
en Water en Bodem sturend worden genomen. Dit om te voorkomen dat we in de toekomst
vaker de verdringingsreeks in oppervlaktewater tijdens crisissituaties in werking
moeten laten treden.
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 14 september 2022 gevraagd
om een afwegingskader voor waterverdeling bij droogte, daarbij in aanmerking nemende
dat de kosten stijgen, en in het licht van steeds warmere en langere hittegolven en
de verspilling van water door bijvoorbeeld datacenters.
De verdringingsreeks is dit afwegingskader. Het doel van de reeks (gebaseerd op artikel
2.1 van het Waterbesluit) is om maatschappelijke en economische schade zoveel mogelijk
te beperken. De verdringingsreeks geeft de hoogste prioriteit bij het verdelen van
het nog beschikbare water aan de functies in categorie 1:
– Onder categorie 1 valt het waarborgen van de veiligheid tegen overstroming (de stabiliteit
van waterkeringen) en het voorkomen van onomkeerbare schade in veengebieden en natuurgebieden
(waar wateraanvoer mogelijk is). Deze categorie krijgt prioriteit boven de categorieën
2, 3 en 4.
– Onder categorie 2 valt het waarborgen van de leveringszekerheid van drinkwater en
energie. Deze categorie krijgt de prioriteit boven de categorieën 3 en 4. Binnen categorie
2 heeft het waarborgen van de drinkwatervoorziening een hogere prioriteit dan het
waarborgen van de elektriciteitsvoorziening.
– Onder categorie 3 valt kleinschalig en hoogwaardig watergebruik voor kapitaalintensieve
gewassen en voor industrieel proceswater. Het gaat hierbij om grote sociaaleconomische
gevolgen die met een geringe hoeveelheid water voorkomen kunnen worden. Categorie
3 krijgt prioriteit boven categorie 4.
– Onder categorie 4 valt het watergebruik door alle overige functies, zoals scheepvaart,
industrie, landbouw en natuur (voor zover niet opgenomen in categorieën 2 en 3).
Met het oog op de verwachte bevolkingsgroei, de toenemende vraag naar drinkwater en
de klimaatverandering zal het laagwaardig gebruik van drinkwater, bijvoorbeeld als
koelwater voor datacenters, moeten worden beperkt. Dit zal ook worden gevraagd van
andere grootverbruikers.
NPLG Waterbeschikbaarheid
Via de motie van het lid Tjeerd de Groot heeft de Kamer de regering verzocht de gebiedsprogramma’s
in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) te beoordelen op waterbeschikbaarheid
en deze niet goed te keuren en terug te sturen voor herziening als deze ondermaats
zijn om achteruitgang in diverse watertypes te voorkomen.2 In de in voorbereiding zijnde Kamerbrief Water en Bodem Sturend en in het NPLG zal
worden opgenomen aan welke doelen en structurerende keuzes voor waterbeschikbaarheid
de uitwerking in de provinciale gebiedsprogramma’s moet voldoen. In het NPLG zal ook
opgenomen worden hoe wordt getoetst, onder andere op de elementen uit de motie van
het lid Tjeerd de Groot.
Ruimtelijke adaptatie
Impulsen klimaatadaptatie
Het kabinet ondersteunt zowel decentrale overheden als burgers bij de versnelling
en intensivering van klimaatadaptie. Gemeenten worden geholpen bij het versnellen
en intensiveren van maatregelen tegen wateroverlast, hittestress, droogte en gevolgen
van overstromingen. Op dit moment hebben 39 van de 45 werkregio’s waarin de gemeenten
samenwerken aan ruimtelijke adaptatie, een aanvraag voor de impulsregeling ingediend
of aangekondigd via een concept-aanvraag. De verwachting is daarmee dat vanuit het
van Rijkszijde beschikbare budget (€ 200 miljoen) eind 2022 € 117 miljoen zal zijn
toegekend. Van de zes overblijvende werkregio’s is bekend dat ze binnenkort hun aanvraag
indienen. Aanvragen kunnen worden ingediend tot eind 2023.
De meeste maatregelen dragen bij aan het «ontstenen» en vergroenen van een gebied.
Er worden bijvoorbeeld parkeerplaatsen aangepast door het verwijderen van onnodige
verstening en het aanleggen van waterdoorlatende grastegels om op te parkeren. Zo
veranderen parkeerplaatsen van geasfalteerde hitte-eilanden, waar regen voor overlast
zorgt, naar groene plekken waar regen de grond in kan. Klimaatadaptieve maatregelen
worden ook regelmatig meegenomen bij de herinrichting van een wijk. Bijvoorbeeld door
het vervangen van een gemengd rioolstelsel door een dubbel systeem. Een voorbeeld
hiervan is Putte (gemeente Woensdrecht), waar een dubbel systeem is aangelegd in combinatie
met een infiltratiesysteem en meer groen.3 Zo kan regen worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of via een drainage-infiltratie-transportriolering
lokaal in de grond geïnfiltreerd worden om droogteproblematiek op te vangen. Daarnaast
worden er in veel gemeenten wadi’s (groene greppels in stedelijk gebied) aangelegd.
Water blijft dan niet op straat staan, maar wordt naar deze tijdelijke opvangplek
gevoerd, lokaal vastgehouden en kan langzaam in de bodem infiltreren. De meeste projecten
vinden plaats op object-, straat-, of wijkniveau.
De Impulsregeling wordt gefinancierd vanuit het Deltafonds. Hierdoor is het niet mogelijk
om maatregelen te financieren op particulier terrein, zoals schoolpleinen die eigendom
zijn van een schoolbestuur. Wanneer een schoolterrein openbaar toegankelijk is en
de gemeente de kosten van de maatregel draagt, is het wel mogelijk om dit terrein
te vergroenen.
Ook inwoners kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het klimaatbestendig maken
van steden, door het ontstenen en vergroenen van hun eigen tuin. Ongeveer 60% van
het oppervlak is namelijk in particulier bezit. De 18 organisaties die in 2020 op
initiatief van het Ministerie van IenW de handen ineen hebben geslagen onder de slogan
«een groener Nederland begint in je eigen tuin», hebben in oktober de «maand van het
Vergeten Plantseizoen» georganiseerd. Hierin zijn tips gedeeld over het vergroenen
van de tuin. Deze maand viel samen met de finalemaand van het NK Tegelwippen. Op 8 november
jl. heeft de prijsuitreiking plaatsgevonden. In totaal zijn in 2022 ruim 2,8 miljoen
tegels vervangen door groen (in 2021 waren dat er 1,5 miljoen). In de categorieën
kleine, middelgrote en grote gemeenten hebben respectievelijk Hollands Kroon, Almelo
en Breda de gouden schep gewonnen, op basis van de meeste tegels per inwoner. De gemeente
Den Haag heeft opnieuw in absolute zin de meeste tegels gewipt (306.178) en won daarmee
de gouden tegel. Komend jaar wordt de campagne verder verrijkt met gedragsinzichten
en de adviezen van de beleidstafel wateroverlast en hoogwater ten aanzien van waterbewustzijn.
Reactie op advies Deltacommissaris «Maak werk van klimaatadaptatie»
Op 7 april jl. heeft de Deltacommissaris een ongevraagd advies (Maak werk van klimaatadaptatie)
verstuurd naar de Ministers van IenW, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV),
en de Ministers voor Natuur en Stikstof (NS) en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
(VRO).4 In het advies roept de Deltacommissaris op tot versnelling en het wegnemen van vrijblijvendheid
in de inzet op klimaatadaptatie. In de brief over Water en Bodem Sturend zal deze
oproep worden beantwoord.
In het advies beschrijft de Deltacommissaris de mogelijkheid om op aangewezen «deltalocaties»
tot integrale afwegingen en oplossingen te komen. In verschillende afgeronde trajecten,
zoals de proeve Overijssel, is ervaring opgedaan met het maken van integrale afwegingen.
Verdere ervaring zal ook in de gebiedsprocessen worden opgedaan, in lijn met het voorstel
van de Deltacommissaris. Met de uitwerking van water en bodem in programma’s zoals
de Nationale Aanpak Klimaatadaptatie Gebouwde Omgeving als onderdeel van de Nationale
Adaptatie Strategie, het NPLG en de realisatie van de woningbouwopgave, wordt verdere
invulling gegeven aan de adviezen van Deltacommissaris.
Adaptieve maatregelen gebouwde omgeving
Op 22 november 2021 is de motie van de leden De Hoop en Bromet ingediend over adaptieve
maatregelen in de gebouwde omgeving in gebieden met een relatief hoog risico op hoogwater.5 Deze aangenomen motie verzocht de regering om in te zetten op adaptieve maatregelen
in gebieden met een relatief hoog risico op hoogwater. De motie wordt uitgevoerd met
de ontwikkeling van de landelijke maatlat voor een groene, klimaatadaptieve gebouwde
omgeving. De maatlat zal specificeren waar nieuwbouw aan moet voldoen, maar geeft
ook richting aan hoe een klimaatadaptieve stad er in 2050 uit zou kunnen zien. De
maatlat zal onder andere aangeven in welke risico situaties er gekeken moet worden
naar adaptieve maatregelen. De Kamer wordt begin 2023 geïnformeerd over de maatlat.
Waterveiligheid
Beleidstafel wateroverlast en hoogwater
Naar aanleiding van de ramp in Limburg is vorig jaar de Beleidstafel wateroverlast
en hoogwater ingericht. In maart heeft de beleidstafel haar eerste advies opgeleverd.6 De beleidstafel werkt nu aan een eindadvies, dat zal ingaan op de vraag wat Nederland
moet doen om beter gesteld te staan tegen een periode van extreme neerslag. Na bekrachtiging
door het Bestuurlijk Overleg Water op 19 december a.s. zal het eindadvies aan de Kamer
worden aangeboden. De adviezen van de beleidstafel zijn waar mogelijk meegenomen in
relevante trajecten zoals de totstandkoming van de Kamerbrief over Water en Bodem
Sturend.
Beekdalen Maas
Tijdens het Commissiedebat Water van 7 juni jl. stelde het lid Grinwis een vraag over
de mogelijkheid van het sluiten van een bestuursovereenkomst met Limburgse bestuurders.
Hierover kan worden gemeld dat Rijk, waterschap Limburg en de provincie Limburg op
14 juli jl. de bestuursovereenkomst «Waterveiligheid en Ruimte in Limburg» hebben
getekend. Hierin zijn de eerste afspraken gemaakt om gezamenlijk vanuit ieders eigen
rol en verantwoordelijkheden de beekdalen en het Maassysteem weerbaarder te maken
tegen extreme omstandigheden zodat schade en ontwrichting door overstroming van het
hoofdwatersysteem en regionale watersysteem wordt verminderd en/of voorkomen.
Dubbele doelstelling
In de afgelopen jaren is de Kamer op een aantal momenten geïnformeerd over ruimtelijke
kwaliteit bij het uitvoeren van de water(veiligheids)opgave.7
De Kamer is per brief geïnformeerd over de motie van de leden Tjeerd de Groot en Bromet
(Kamerstuk 35 925 XII, nr. 77).8 Ook zijn aanvullende vragen over de orde van grootte van de benodigde extra middelen
van het Rijk beantwoord.9 De motie verzocht de regering om ten behoeve van de formatie een verkenning te doen
met medeoverheden naar wijzen waarop ruimtelijke kwaliteit nog meer verbonden kan
worden met de wateropgave. Uiteindelijk heeft dit niet geleid tot concrete beleidsuitspraken
of de reservering van extra middelen in het coalitieakkoord.
Naar aanleiding van het WGO Water van 22 november 2021 (Kamerstuk 35 925 XII en 35 925 J, nr. 110) is een motie van het lid Tjeerd de Groot aangenomen die de regering verzoekt om
een onafhankelijke analyse uit te laten voeren naar de mogelijke besparingen, baten
en kosten die een dubbele doelstelling voor ruimtelijke kwaliteit en waterveiligheid
met zich meebrengt. Er is verzocht dit inzichtelijk te maken voor verschillende beleidsterreinen
voor alle overheden, uitgedrukt in monetaire waarde en aan de hand van een aantal
concrete voorbeeldprojecten.10
Dat blijkt in de praktijk een technisch complexe vraag te zijn, waarbij bovendien
verschillende opvattingen heersen onder specialisten over het monetariseren van waarden
zoals natuur. Samen met de koepels en specialisten is de vraag gespecificeerd en een
proces uitgewerkt waarbij enerzijds de onafhankelijkheid van het onderzoek gegarandeerd
is en anderzijds specialisten met verschillende opvattingen betrokken zijn. Het onderzoek
loopt en de verwachting is dat de Kamer medio 2023 over de uitkomst kan worden geïnformeerd.
Naar aanleiding van de vraag van het lid De Groot tijdens het Commissiedebat Water
van 7 juni jl. is toegezegd de Kamer in deze brief te informeren over de toepassing
van de principes van de dubbele doelstelling in de huidige werkwijze.
Projecten uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) worden doorgaans integraal
opgepakt door de verantwoordelijke waterbeheerders in samenwerking met gebiedspartners.
Zo is bij de Prins Hendrikzanddijk op een innovatieve manier versterkt, door gebruik
te maken van een zandige versterking op een locatie waar van nature al zand wordt
afgezet. Hierdoor is landbouwgrond behouden en zijn de natuurwaarde en de landschappelijke
waarde van de locatie versterkt. De extra kosten zijn verdeeld onder het Ministerie
van IenW, Hoogheemraadschap, gemeente en de provincie. Ook is er een subsidie verstrekt
vanuit het Waddenfonds. Bij het project Groene Rivier Well is sprake van een dijkversterking
(HWBP) en rivierverruiming. Het project zit in de planvormingsfase. Provincie en gemeente
dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit.
Om duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit per 2023 beter te borgen in de aanpak van
projecten heeft het HWBP een programmatische aanpak opgesteld. In de verkennings-
en planuitwerkingsfase worden de kansen voor het behouden en vergroten van de ruimtelijke
kwaliteit bekeken en uitgewerkt. Bij projecten met meerdere doelen wordt de waterveiligheidsmaatregel
inclusief de ruimtelijke inpassing hiervan bekostigd vanuit de Dijkrekening (financiering
50% waterschappen en 50% Rijk) en worden extra kosten gefinancierd door de partijen
die de gekoppelde doelen nastreven.
Bij het Programma Integraal Rivier Management (IRM) worden de opgaven voor bevaarbaarheid,
zoetwaterbeschikbaarheid, natuurontwikkeling, waterveiligheid en regionale ontwikkelingen
in samenhang opgepakt. In 2023 worden de beleidskeuzes voor behoud of verruimen van
afvoercapaciteit en rivierbodemligging vastgelegd in een programma onder de Omgevingswet
en gepubliceerd, inclusief een selectie van prioritaire gebieden met urgente opgaven
en een prioritering van urgente systeemmaatregelen. In de prioritaire gebieden wordt
vervolgens gestart met de integrale projecten.
Een voorbeeld van deze werkwijze is het project Ooijen-Wanssum, waar door middel van
een integraal ontwerp diverse opgaven in één keer zijn aangepakt. Vanuit IRM lopen
inmiddels dertien integrale pilotprojecten waarin verschillende opgaven samenkomen.
Deze bevinden zich nog in verschillende planvormingsfases. Hoewel hier sprake is van
een andere aanpak dan de dubbeldoelstelling uit Ruimte voor de Rivier (RvdR), kan
met deze werkwijze tot goede integrale oplossingen worden gekomen. Momenteel wordt
de praktische organisatie van het programma samen met de betrokken partijen nader
uitgewerkt. Hierbij worden de ervaringen vanuit RvdR en HWBP betrokken.11
Waterkwaliteit
Kaderrichtlijn Water
In maart jl. zijn de Stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (SGBP’s)12 voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld en aan de Europese Commissie aangeboden.
Nederland heeft als eerste lidstaat de elektronische rapportage aan de Europese Commissie
afgerond, dankzij de inzet van de waterbeheerders en samenwerking met het Informatiehuis
Water. Zo weten we goed hoe het water ervoor staat. In april dit jaar is de miljardste
meting ingevoerd. Het betreft een meting van een aal van 23 cm lang in de Friese wateren.
Deze zomer zijn de resultaten van de Kennisimpuls Waterkwaliteit opgeleverd. In de
Kennisimpuls Waterkwaliteit hebben Rijk, provincies, waterschappen, drinkwaterbedrijven
en kennisinstituten gezamenlijk gewerkt aan het vergroten van het inzicht in de kwaliteit
van het grond- en oppervlaktewater. In 10 projecten is onderzocht welke factoren deze
kwaliteit beïnvloeden. Alle resultaten zijn te vinden op de website.13
Om de komende cruciale jaren samen verder te werken aan de KRW opgave zijn de volgende
sporen in gang gezet:
– Grip op de uitvoering: Eind 2027 moeten de maatregelen genomen zijn die leiden tot
doelbereik. Het is een stevige opgave om de maatregelen tijdig uitgevoerd te krijgen.
Het gaat dan zowel over de inrichtingsmaatregelen als de beleidsmaatregelen beschreven
in de derde SGBP’s. Daarom is in het Bestuurlijk Overleg Water een afspraak gemaakt
om jaarlijks de voortgang in beeld te brengen. Hierbij worden gezamenlijk de belangrijkste
risico’s in beeld gebracht, waarop acties worden geformuleerd.
– Tussenevaluatie: In 2024 wordt met een evaluatie de balans van het Nederlandse waterkwaliteitsbeleid
opgemaakt. De evaluatie bouwt voort op bestaande studies, zoals de Ex Ante analyse
Waterkwaliteit.14 In de evaluatie worden andere (evaluatie)trajecten en studies zoveel mogelijk benut.
Een belangrijk voorbeeld hiervan zijn de ecologische analyses die voor het NPLG worden
gedaan. De uitkomsten van de evaluatie zullen dienen als basis voor nieuwe besluiten
richting 2027.
– Voorbereiding 2027: De inzet is erop gericht om de doelen te halen. Om ons er zo goed
mogelijk op voor te bereiden indien dat onverhoopt toch niet lukt, wordt gewerkt aan
goede dossiervorming (welke informatie is nodig om te motiveren waarom doelen ondanks
alle inzet niet worden gehaald). Zo mogelijk wordt dit uitgewerkt in concrete handreikingen
voor waterbeheerders voor het toepassen van uitzonderingen). En daarnaast volgen we
de werkwijze/inzet bij andere lidstaten.
In aanvulling op de andere sporen wordt ingezet op het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer
(DAW), een stimulerend en faciliterend programma om boeren en tuinders een bijdrage
te laten leveren aan de wateropgaven in agrarische gebieden. In samenwerking met Waterschappen,
provincies en de agrarische sector wordt een financiële regeling voorbereid ter ondersteuning
van de DAW-gebiedsprocessen. De internetconsultatie is begin 2023 voorzien.
Normering van stoffen in het water
De KRW kent voor verschillende stoffen normen. Voor de categorie «prioritaire stoffen»
gelden normen die in Europees verband zijn vastgesteld en in alle lidstaten van toepassing
zijn. Voor andere stoffen, waaronder nutriënten en de categorie «specifiek verontreinigende
stoffen», kunnen de lidstaten zelf normen vaststellen. Het gevolg is dat deze normen
per land kunnen verschillen. De KRW schrijft voor hoe de lidstaten normen kunnen afleiden
voor deze stoffen met het oog op een goede ecologische toestand. In juni is toegezegd
zorg te dragen voor een vergelijking van de betreffende stofnormen. Daartoe is het
rapport «Vergelijking KRW-normen Nederland en buurlanden» opgesteld. Het rapport brengt
de normen van Nederland en de buurlanden in beeld.
Geconcludeerd wordt dat er verschillen zijn in zowel de te beoordelen stoffen, als
in de hoogte van normen. Meest in het oog lopend is het verschil in nutriëntennormen
tussen Nederland en België. Het rapport is als bijlage bij deze brief meegestuurd.
De stroomgebieden van Nederland maken onderdeel uit van de internationale stroomgebieden
Rijn, Maas, Eems en Schelde. Op grond van de Kaderrichtlijn Water moeten de vereisten
voor het bereiken van de milieudoelstellingen van deze richtlijn, en in het bijzonder
alle maatregelenprogramma's, worden gecoördineerd voor het gehele stroomgebied. In
zowel de internationale riviercommissies als in bilaterale overleggen met de buurlanden
vindt er afstemming plaats met betrekking tot het afwentelen van waterkwaliteitsproblemen
op buurlanden. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot aanvullende afspraken over nutriëntenbelasting
in het Rijn-stroomgebied. Voor de resterende problemen brengen de waterbeheerders
de omvang daarvan in beeld en agenderen dit bij de buurlanden. Indien blijkt dat ondanks
overleg en afstemming resterende knelpunten onvoldoende worden verholpen zal escalatie
plaatsvinden. Uiteindelijk kan daarbij de hulp van de Europese Commissie worden ingeroepen.
Tijdelijke achteruitgang van de waterkwaliteit
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een uitspraak gedaan over de wijze
waarop tijdelijke effecten van projecten op de waterkwaliteit moeten worden beoordeeld.15 Conform toezegging wordt de Kamer daarover geïnformeerd. In de afgelopen periode
is nader onderzocht welke gevolgen dit heeft voor de uitvoeringspraktijk. Eerst heeft
Rijkswaterstaat het arrest nader juridisch en inhoudelijk geduid. Dit is gedeeld met
de Unie van Waterschappen. Dit heeft geresulteerd in een lijst met typen ingrepen
die mogelijk leiden tot een tijdelijke achteruitgang, inclusief de kans daarop. Op
basis hiervan zijn vervolgens de risico’s voor het hoofdwatersysteem geïnventariseerd.
Daaruit blijkt dat het arrest Rijkswaterstaat kan raken als uitvoerder van projecten,
als beheerder en als bevoegd gezag. Dit brengt risico’s met zich mee voor de doorlooptijd
en kosten van projecten, vergunningverlening en onderhoud. Bij projecten van de waterschappen
spelen naar het zich laat aanzien vergelijkbare risico’s. Komende periode start een
Europees traject om te komen tot een aanpassing van een Europees richtsnoer.16 Op basis hiervan zal in Nederland een gewijzigd toetsingskader worden opgesteld.
Inzicht in middelen waterkwaliteit
In reactie op een vraag van het lid Grinwis is toegezegd om integraal inzicht te geven
in de doelen en middelen rond waterkwaliteit. In de begroting van het Deltafonds worden
de middelen voor waterkwaliteit verantwoord. Dit betreft de financiering van de KRW
maatregelen die door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd en middelen voor de Programmatische
Aanpak Grote Wateren (PAGW) en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW).
De kosten en baten van het pakket maatregelen in de SGBP’s17 zijn in november 2021 aan de Kamer gemeld.18 De bestuurlijk vastgestelde maatregelen, inclusief dekking, uit de SGBP’s 2022–2027
bedragen in totaal circa € 1,5 miljard aan overheidsuitgaven. Hiervan investeren de
waterschappen circa € 800 miljoen, provincies en gemeenten samen € 200 miljoen. Het
Rijk investeert vanuit het Deltafonds in het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren.
Hiervoor is in de Deltafondsbegroting 2023 voor de periode 2023 tot en met 2027 in
totaal € 517,9 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de tranches 2 en 3. De maatregelen
van verschillende overheden komen ook ten goede aan andere doelen (andere wateropgaven,
biodiversiteit, beleving, etc.). Andere projecten dragen weer bij aan de doelen van
de KRW (zoetwatervoorziening, natuurherstel, etc.). Voor de eerder genoemde financiële
regeling ter ondersteuning van de DAW-gebiedsprocessen is € 21 miljoen beschikbaar
in het Deltafonds.
In het Transitiefonds landelijk gebied en natuur zijn additionele middelen opgenomen
voor de KRW. Deze worden ingezet voor grootschalig herstel van beekdalen op zandgronden.
Ook maatregelen uit dit fonds die bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van
stikstof en broeikasgassen in het landelijk gebied en maatregelen die de natuur verbeteren,
kunnen positief bijdragen aan KRW doelbereik.
Met de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) werken Rijk (de ministeries van
IenW en LNV) en regio aan toekomstbestendige grote wateren (Waddenzee en Eems-Dollard,
IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta en de grote rivieren), waarin goede ecologische
waterkwaliteit en hoogwaardige natuur samengaan met een krachtige economie. In de
Deltafondsbegroting is voor de uitvoering van PAGW in totaal € 369 miljoen (art. 7.02)
beschikbaar. Daarnaast kent PAGW nog een beleidsreservering (art. 5.04) van € 515
miljoen.
Harde afspraken terugdringen PFAS / plastickorrels Westerschelde
Zowel Vlaanderen als Nederland zien de noodzaak om de PFAS problematiek aan te pakken.
Zowel in de Internationale Scheldecommissie (ISC) als bilateraal zijn er goede contacten
tussen Vlaanderen en Nederland. Hier is ook naar verwezen in de brief die de Kamer
heeft ontvangen voor het commissiedebat PFAS en Gezondheid.19 In het bilaterale contact met Vlaanderen is wederzijds grote bereidheid om kennis
en informatie te delen en de aanpak te vergelijken. Daarnaast ziet Nederland microplastics
als probleem met een grensoverschrijdend karakter. Dit speelt op dit moment minder
in Vlaanderen, maar zij hebben aangegeven open te staan voor samenwerking op dit onderwerp.
Dit is een eerste stap richting het maken van afspraken. Hiermee wordt een eerste
invulling gegeven aan de motie van het lid Van Esch c.s. die oproept tot het maken
van afspraken met de Vlaamse overheid met betrekking tot het terugdringen van de vervuiling
van microplastics en PFAS in de Westerschelde.20 De afspraken worden verder uitgewerkt en in het voorjaar wordt de Kamer ingelicht
over de voortgang.
Ontwikkelingen en kennisopbouw afvangen microplastics
Conform een toezegging aan het lid Stoffer wordt de Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen
en kennisopbouw rondom plastic korrels. Microplastics worden steeds meer aangetroffen
in het milieu. Microplastics zijn deeltjes kleiner dan 5 mm. Grootste bronnen van
microplastics zijn onder andere fragmentatie en degradatie van macroplastic zwerfafval,
autobanden, lekkage van preproductie kunststofpellets en synthetische textielvezels.21 Om te bepalen hoeveel microplastics in de rivieren aanwezig zijn, werkt het Ministerie
van IenW aan een monitoringsmethode. In 2023–2025 volgt validering van de methode
en start het monitoringsprogramma naar de aanwezigheid van microplastics in de Maas
en Rijn.
Herkomst en terugdringen plastic korrels terugdringen Westerschelde
De motie van het lid Hagen verzocht de regering te onderzoeken hoe de aanwezigheid
van plastic korrels in de Westerschelde kan worden teruggedrongen. Tijdens het commissiedebat
Externe veiligheid van 22 juni 2022 en het commissiedebat Leefomgeving van 12 oktober
2022 (Kamerstuk 28 089, nr. 244) is toegezegd dat de Kamer geïnformeerd wordt over de herkomst van plastic korrels
in oppervlaktewater en specifiek de Westerschelde.
In de Westerschelde worden regelmatig plastic korrels, ook wel nurdles genoemd, aangetroffen
die worden gebruikt als halfproducten in de plastic producerende en verwerkende industrie.
Daarnaast worden plastic korrels gevonden die worden gebruikt bij waterzuiveringen.
Dit zijn de zogenaamde biocarriers. Deze korrels worden waarschijnlijk niet gebruikt
in Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het Ministerie van IenW is een onderzoek
gestart om in beeld te brengen bij welke schakels lekkages van plastic korrels op
(kunnen) treden. Hierbij wordt ook in beeld gebracht waar kansen liggen om eisen te
stellen in de toelating en het vergunningsproces. Voor de zomer 2023 wordt de Kamer
geïnformeerd over de voortgang, waarmee verder invulling zal worden gegeven aan de
motie van het lid Hagen.
Er zijn ook veel lokale initiatieven om vervuiling met nurdles en microplastics tegen
te gaan. In opdracht van een aantal Zeeuwse gemeenten en de provincie Zeeland besteden
de RUD Zeeland en DCMR bij inspecties van relevante bedrijven aanvullend aandacht
aan het voorkomen van het lekken van plastic korrels. Vanuit het samenwerkingsverband
Schone Schelde werken ruim 35 partners aan het verminderen van zwerfafval in en rond
de Ooster- en Westerschelde. Bedrijven kijken bijvoorbeeld zelf waar zij lekkage van
plastics kunnen verminderen en wisselen daar onderling kennis over uit.
Alternatieven voor geotextiel in oeverbeschermingsconstructies
Op 20 april 2021 is door het lid Grinwis een motie ingediend om de Kamer te informeren
over mogelijke alternatieven voor geotextiel in oeverbeschermingsconstructies.22 Aanleiding voor de motie was berichtgeving van de Plastic Soup Foundation over milieuvervuiling
door microplastic uit oeverbeschermingsconstructies. Een onafhankelijk onderzoeksbureau
heeft een onderzoek uitgevoerd naar alternatieven voor klassieke geokunststoffen in
oeverbeschermingsconstructies, inclusief de kosten en de milieu-impact. De uitkomst
van het onderzoek, dat is uitgevoerd door ingenieursbureau Witteveen+Bos, is meegestuurd
als bijlage bij deze brief.
Voor het onderzoek zijn drie alternatieven voor geotextiel onderzocht en afgewogen
op kosten en milieu impact (MKI). In de MKI-systematiek wordt er naar 11 milieu-impactcategorieën
gekeken (bijvoorbeeld opwarming van de aarde en toxiciteit) tijdens de hele levensduur
en bij normaal gebruik. Op dit moment is er geen (vergelijkbare) systematiek waarin
microplastics worden meegenomen. Microplastics zijn dus geen onderdeel van de MKI.
In het onderzoek is wel een kwalitatieve beschouwing van vervuiling door microplastics
opgenomen. Uit het onderzoek volgt dat geotextiel de laagste MKI heeft en dat microplastics
niet, tot zeer beperkt, vrijkomen bij normaal gebruik. Er is geen alternatief dat
duidelijk geschikter is dan het geotextiel dat nu wordt toegepast in oeverbeschermingsconstructies.
Innovatie, research en development bij rioolwaterzuiveringsinstallaties
Conform de toezegging aan het lid Goudzwaard wordt de Kamer geïnformeerd over innovatie,
research en development bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s). Waterschappen
innoveren in samenwerking met diverse kennisinstellingen en het bedrijfsleven in RWZI’s.
Ten eerste is de ambitie om rioolwater steeds beter te zuiveren. Binnen het Innovatieprogramma
Microverontreinigingen uit RWZI-afvalwater (IPMV) wordt gewerkt aan veelbelovende
nieuwe technieken en verbeteringen van bestaande technieken om medicijnresten en andere
microverontreinigingen te verwijderen. Het Rijk heeft € 5 miljoen beschikbaar gesteld
voor het IPMV-programma. Daarnaast loopt het traject «Ketenaanpak medicijnresten uit
water». De evaluatie over deze ketenaanpak zal begin 2023 gereed zijn. Er is een bijdrageregeling
van in totaal € 60 miljoen voor waterschappen die een aanvullende zuivering voor medicijnresten
implementeren.
Ten tweede zetten waterschappen in op het energieneutraal maken van RWZI’s. Waterschappen
proberen meer biogas te produceren uit zuiveringsslib. Biogas kan worden opgewerkt
tot aardgaskwaliteit (groen gas). Ook wordt er gewerkt aan een innovatietraject om
nog meer groen gas te kunnen produceren.
Ten derde is het doel een bijdrage te leveren aan de circulaire economie. Op RWZI’s
wordt onderzoek gedaan naar het terugwinnen van verschillende grondstoffen uit afvalwater.
Het platform Energie- en Grondstoffenfabriek bevordert de samenwerking tussen alle
waterschappen. De Energie- en Grondstoffenfabriek wordt geholpen door Aquaminerals
bij de ontwikkeling en vermarkting van nieuwe grondstoffen. Deze organisatie bundelt
de krachten van waterbedrijven en waterschappen. Ze zijn gespecialiseerd in het creëren
van economische- en duurzaamheidswaarde voor huidige, en in de toekomst te verwachten
grondstoffen uit de watercyclus.
Rioolwatermonitoring
Via de motie van de leden Grinwis en Boswijk is verzocht om beschikbare data van RWZI’s
te gebruiken om (gebieds)gerichte maatregelen te nemen teneinde de waterkwaliteit
te verbeteren.23
Waterschappen monitoren intensief de kwaliteit van het afvalwater dat zij verwerken.
In de bestuurlijke afspraken onder de Delta-aanpak waterkwaliteit is afgesproken om
deze monitoringsgegevens te gebruiken om meer grip te krijgen op indirecte lozingen.
Als onderdeel van de Ketenaanpak medicijnresten vindt een uitgebreide monitoring plaats
om onder andere de effectiviteit van aanvullende zuivering te kunnen volgen. Hiermee
kunnen gericht aanvullende maatregelen worden genomen. Zoals bijvoorbeeld de inzet
van plaszakken om röntgencontrastmiddelen terug te dringen, omdat deze vrijwel niet
verwijderd worden in de RWZI. In het voorstel voor de herziening van de richtlijn
stedelijk afvalwater, dat op 26 oktober jl. is verschenen, vraagt de Europese Commissie
meer aandacht voor rioolwateronderzoek naar gezondheidskundige parameters en monitoring
om mogelijke bronnen van vervuiling te identificeren.
Het Ministerie van VWS heeft de motie over het ethisch kader afgedaan in de brief
aan de Kamer van 4 juli 2022 (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 66).24 Het ethisch kader zelf is op de website van het RIVM te vinden.25
Grondwater
Studiegroep Grondwater
Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het advies van de Studiegroep Grondwater.
Het eindadvies van de Studiegroep Grondwater wordt op 14 december a.s. gepresenteerd
in het Bestuurlijk Overleg Water. Zoals toegezegd in het CD Water van 7 juni jl. wordt
het advies vervolgens voor het eind van het jaar aan de Tweede Kamer toegezonden.
Onderzoek grondwateronttrekkingen nabij natuurgebieden
Tijdens het CD Water van 7 juni jl. is in antwoord op vragen van het lid Bromet toegezegd
de Kamer te informeren over een onderzoek naar de uitvoering van het grondwateronttrekkingenbeleid
in relatie tot de verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en
Habitatrichtlijn (VHL). Het onderzoek is als bijlage bij deze brief meegestuurd.
Uit het onderzoek blijkt dat met vergunningverlening van onttrekkingen voldoende getoetst
wordt op effecten op Natura 2000-doelstellingen. Bescherming van natuurgebieden wordt
ook vormgegeven door te werken met beschermingszones rondom natuurgebieden waarin
strengere regels gelden voor nieuwe onttrekkingen. De onderzoekers geven nog enkele
aanbevelingen mee. Deze hebben onder andere betrekking op het in beeld brengen van
cumulatieve effecten van onttrekkingen en op het gezamenlijk uitvoeren van de dubbele
vergunningplicht voor grondwateronttrekkingen door waterschappen en provincies.
Het onderzoek is mede begeleid door LNV, IPO en de Unie van Waterschappen en zal worden
betrokken bij het advies van de Studiegroep Grondwater dat voor het einde van het
jaar aan de Kamer zal worden verzonden. Ook wordt het onderzoek betrokken bij de voorbereiding
van de brief aan de Kamer over Water en Bodem Sturend.
Analyse nitraatrichtlijn
De Kamer is vanaf 2018 meerdere keren geïnformeerd over de uitvoering van de bestuursovereenkomst
«aanvullende aanpak nitraatuitspoeling uit agrarische bedrijfsvoering in specifieke
grondwaterbeschermingsgebieden». Vewin, LTO Nederland, IPO en het Rijk hebben deze
bestuursovereenkomst eind 2017 ondertekend in het kader van het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Tijdens het Commissiedebat Water van 7 juni jl.
is toegezegd dat de Kamer het rapport ontvangt waarin een onafhankelijk bureau effectiviteit
en doelbereik van deze aanpak analyseert. Er vindt momenteel overleg plaats met LTO,
Vewin en het IPO over de voortzetting van de Bestuursovereenkomst nu de Europese Commissie
de derogatie voor grondwaterbeschermingsgebieden per 1 januari a.s. heeft ingetrokken.
De Minister van LNV zal de Kamer hierover nader informeren en ook de door het externe
bureau opgestelde analyse aanbieden.
Drinkwater
Drinkwaterlevering
Door klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen is de beschikbaarheid
van voldoende bronnen voor de bereiding van drinkwater niet langer vanzelfsprekend
en wordt het steeds moeilijker om nieuwe winningen ruimtelijk in te passen.
Er wordt regelmatig overlegd met de drinkwatersector. Conform een toezegging aan het
lid Minhas worden gesprekken gevoerd over de knelpunten in de leveringscapaciteit.
Aan de hand van casuïstiek wordt gericht naar oplossingen gezocht. De provincies worden
hierbij betrokken. Samen met de Minister voor VRO en de drinkwatersector worden de
knelpunten voor geplande nieuwbouw locaties bekeken. Er is met VRO en de drinkwatersector
overleg om te zorgen dat alle nieuwbouwwoningen van drinkwater voorzien worden. Hiermee
wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Tjeerd de Groot.26
Provincies en drinkwaterbedrijven hebben samen onderzoek gedaan naar de (toenemende)
drinkwatervraag en het beschikbare aanbod van bronnen.27 In de Structuurvisie Ondergrond is afgesproken dat provincies Aanvullende Strategische
Voorraden (ASV’s) aanwijzen zodat er tot 2040 voldoende grondwater beschikbaar is
voor het bereiden van drinkwater. Het proces om ASV’s aan te wijzen wordt dit jaar
afgerond.
Daarnaast is er overleg met gemeenten en veiligheidsregio’s over de uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid van gebruiksbeperkingen voor drinkwater in crisissituaties, zoals
langdurige droogte. Wanneer de uitkomsten van dit overleg bekend zijn, wordt de Kamer
geïnformeerd.
De financieringsruimte om te investeren in nieuwe productie-, zuiverings- en distributiecapaciteit
is met de verhoging van de WACC28 voor de komende jaren voldoende. Er is onderzoek gestart naar de borging van de financiële
gezondheid van drinkwaterbedrijven, hierbij zijn de drinkwaterbedrijven en belanghebbenden
betrokken. Het onderzoek wordt eind 2022 opgeleverd. Daarna wordt de Kamer hierover
geïnformeerd.
Doelmatig gebruik en besparing zijn nodig om de toekomstbestendigheid van onze drinkwatervoorziening
te borgen. Dat vergt aanpassing van het gedrag van alle afnemers van drinkwater en
meer focus op circulariteit. Er is een verkenning uitgevoerd naar maatregelen en instrumenten
voor bewust en zuinig drinkwaterverbruik. De Kamer ontvangt de verkenning, met een
beleidsreactie, voor het eind van dit jaar. De brief over Water en Bodem Sturend zal
hier nader op ingaan.
Implementatie en uitvoeringsagenda Drinkwater en Implementatieplan EU Drinkwaterrichtlijn
De Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 is samen met Vewin, VNG, IPO en UvW uitgewerkt
in een gezamenlijke Implementatie en Uitvoeringsagenda Drinkwater, waarin voor alle
opgaven acties zijn geformuleerd. Een van de acties is de implementatie van de EU
Drinkwaterrichtlijn. Hiervoor is een plan van aanpak opgesteld. De Implementatie en
Uitvoeringsagenda Drinkwater is meegestuurd als bijlage bij deze brief.
Stand van zaken rond onderzoek legionella in leidingwater
In mei is de Kamer geïnformeerd dat de herziene Europese Drinkwaterrichtlijn ruimte
biedt om in de Nederlandse regelgeving voor specifieke locaties een normwaarde te
hanteren voor Legionella pneumophila, op een niveau van < 100 kolonievormende eenheden per liter (kve/l).29
Aan het RIVM is gevraagd om te onderzoeken of er analysetechnieken op de markt zijn
(of binnen afzienbare tijd komen) waarmee de aanwezigheid van Legionella pneumophila op een betrouwbare wijze op dit niveau in het drinkwater kan worden gemeten. Dit
onderzoek zal naar verwachting nog dit jaar worden afgerond. Volgend jaar zal het
RIVM een onderzoek uitvoeren naar de werkzaamheid en neveneffecten van de verschillende
beheermethoden voor legionellapreventie in leidingwater.
Verder is de verwachting dat nog dit jaar een onderzoek wordt opgestart naar de effectiviteit
van het in de praktijk toepassen van zogeheten hitteschokken ter preventie van legionellagroei.
De overige uit te voeren onderzoeken zullen naar verwachting in 2023 worden opgestart.
Noordzee en Grote Wateren
Voortgangsrapportage Noordzeeoverleg
Als bijlage bij deze brief ontvangt de Kamer, in lijn met de motie van de leden Remco
Dijkstra en Tjeerd de Groot,30 de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van de voorzitter van het Noordzee Overleg.
Stand van zaken ontmanteling olieplatforms in het Verenigd Koninkrijk
In 201931 en 202132 is de Kamer geïnformeerd over het voornemen van het Verenigd Koninkrijk (VK) om een
vergunning te verlenen om delen van de uit productie genomen olie- en gasplatforms
in het Brentveld en het olieplatform Brae Bravo op het Britse deel van de Noordzee,
te laten staan. Op beide voornemens en op de conceptvergunningen heeft Nederland,
samen met Duitsland, bezwaar geuit. De vergunningen zijn vooralsnog niet afgegeven
door het VK.
In juli 2022 zijn de OSPAR verdragspartijen geïnformeerd over het voornemen van het
VK om een vergunning te verlenen aan Fairfield Betula Limited om de fundamenten van
het olieplatform Dunlin Alpha met verontreinigd materiaal op de bodem van de Noordzee
te laten staan. Nederland heeft het VK gevraagd het voornemen uit te stellen zodat
in de overweging meegenomen kunnen worden:
1. de resultaten van het Joint Industry Project, gericht op ontwikkeling van nieuwe ontmantelingstechnologie.
Dit project is gefinancierd door de olie- en gasindustrie onder leiding van VK overheid;
2. de herziening in 2023 van de binnen OSPAR ontwikkelde beoordelingsmethode. Op basis
van de huidige methode concludeert het VK nu dat het verantwoord is om de installatie
grotendeels te laten staan. Het probleem van deze methode is dat deze te snel tot
de conclusie leidt dat het omwille van milieu en veiligheid beter zou zijn om onderdelen
van platforms te laten staan.
Daarnaast vindt Nederland dat de niet-schadelijkheid van de inhoud van de opslagtanks
onvoldoende is vastgesteld. Nederland vraagt het VK nog dit najaar een raadgevend
OSPAR-overleg in te plannen waarin de verschillende verdragspartijen hun bezwaar kunnen
toelichten.
Nederland blijft in OSPAR het VK actief bevragen over de vervolgstappen en zal zich
zo nodig beraden op politieke of diplomatieke actie, in overleg met andere partijen
die bezwaar hebben gemaakt tegen het voornemen van het Verenigd Koninkrijk.
Wadden
De veertiende trilaterale regeringsconferentie voor de bescherming van de Waddenzee
vindt van 28 november tot 1 december 2022 plaats in Wilhelmshaven (Duitsland). Over
de positie van de Nederlandse regering is de Kamer in de brieven van 6 september en
4 november 2022 apart geïnformeerd.33 Het is de intentie om tijdens de conferentie de «Verklaring van Wilhelmshaven» door
de Minister voor Natuur en Stikstof, namens het Rijk, te laten ondertekenen. Voorafgaand
aan het Commissiedebat Wadden van 18 januari 2023 volgt een aanvullende brief over
de uitkomsten van de trilaterale regeringsconferentie en het Bestuurlijk Overleg Waddengebied
van 8 december 2022.
Getij Grevelingen
Regio en Rijk hebben meermaals met de markt en externe experts onderzocht hoe kansrijk
getijdenenergie binnen het project Getij Grevelingen is. Tijdens het bestuurlijk overleg
van 3 november jl. hebben regio en Rijk samen geconstateerd dat het financieel niet
haalbaar is getijdenenergie hier een plek te geven. Het uiteindelijke besluit is genomen
op basis van de onderzoeken en de al eerder gedeelde bedenkingen bij de technische
haalbaarheid van het project.34 Er is wel afgesproken ruimte te bieden voor ontwerpwensen vanuit de markt binnen
de kaders van het project, zodat opwekking van getijdenenergie in de toekomst mogelijk
blijft. Momenteel wordt gewerkt aan nieuwe ontwerpoplossingen voor een doorlaatmiddel.
Op basis van deze ontwerpoplossingen wordt duidelijk of het project binnen de financiële
randvoorwaarden en met voldoende doelbereik kan worden gerealiseerd. Naar verwachting
volgt besluitvorming over het vervolg van het project medio 2023.
Geohydrologisch onderzoek Sluiskil
Naar aanleiding van vragen van het lid Stoffer tijdens het Commissiedebat Water van
7 juni jl. is toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over het (aanvullend) geohydrologisch
onderzoek bij Sluiskil in het Kanaal Gent-Terneuzen dat in opdracht van Rijkswaterstaat
wordt uitgevoerd. De resultaten daarvan waren in eerste instantie voorzien in het
derde kwartaal van dit jaar. Door de complexe bodemopbouw ter plaatse neemt dat helaas
meer tijd in beslag. De planning is nu dat de resultaten eind dit jaar beschikbaar
komen en vervolgens met de Kamer worden gedeeld.
Rijkswaterstaat heeft over het onderzoek goed en geregeld contact met alle betrokkenen.
Zij ondersteunen de grondigheid van het onderzoek en het feit dat met het oog daarop
het onderzoek een kwartaal later wordt afgerond. Het voornemen is om in januari 2023
een bewonersavond te organiseren, waar de resultaten worden gedeeld.
Caribisch Nederland
Klimaatadaptatie Caribisch Nederland
Ook Caribisch Nederland ontkomt niet aan de gevolgen van klimaatverandering. Het KNMI
Klimaatsignaal»2135 en het KNMI rapport «Past and future sea levels around the BES islands»36 lieten dat al zien. De Kamer is hierover eerder geïnformeerd.37 Recent is het onderzoek door de Vrije Universiteit Amsterdam naar de gevolgen van
opwarming op Bonaire verschenen. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Greenpeace.38
Er zijn zorgen over de mate van bescherming van Caribisch Nederland tegen klimaatverandering.
Als onderdeel van de KNMI Klimaatscenario’s komen er eind 2023 ook klimaatscenario’s
voor Caribisch Nederland. Deze moeten meer inzicht geven in de voor dit gebied specifieke
aspecten van klimaatverandering. Bijvoorbeeld de combinatie van zeespiegelstijging
en storm, en de mate waarin droogte de eilanden zal gaan treffen.
Het is belangrijk dat de openbare lichamen van de BES eilanden de gevolgen van klimaatverandering
voor alle sectoren in beeld brengen, oplossingsrichtingen bespreken met stakeholders
en daarmee komen tot adaptatiestrategieën, net zoals de Europees-Nederlandse gemeenten
dit vanuit hun eigen verantwoordelijkheid doen, of eerder hebben gedaan. Het Ministerie
van IenW is bereid om de BES-gemeenten bij dit proces ondersteuning te geven. Hiermee
komt er meer zicht op de feitelijke uitgangssituatie, de risico’s en mogelijke maatregelen.
Nu al beschikken de BES-gemeenten over wettelijke bevoegdheden om te anticiperen op
toekomstige gevolgen van klimaatverandering. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw
direct aan zee, het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden en het treffen
van ruimtelijke maatregelen om de gevolgen van extreem weer (piekbuien, droogte, storm)
op te vangen. De Kamer is eerder over deze wettelijke bevoegdheden geïnformeerd.39
Drinkwater Caribisch Nederland
In juli 2022 is een vernieuwde Tijdelijke subsidieregeling drinkwater BES en Rioolwaterzuiveringsinstallatie
(RWZI) Bonaire 2018–2024 gepubliceerd.* Als uitwerking van het coalitieakkoord zijn daarin structureel middelen gereserveerd
voor het verlagen van de drinkwatertarieven in Caribisch Nederland op basis van het
eerder aan de Kamer toegezonden KPMG rapport.41 Dat de subsidies nu structureel (in plaats van ad-hoc) vastgelegd en gemaximeerd
zijn, geeft voorspelbaarheid aan de nutsbedrijven en openbare lichamen.
Het Ministerie van IenW draagt ook bij aan investeringen in de drinkwatervoorziening
om de toegankelijkheid daarvan te waarborgen. Op Sint Eustatius loopt het meerjarige
investeringstraject (€ 4,5 miljoen in totaal) op schema. Dit traject is gericht op
het uitbreiden en verbeteren van het drinkwaternet. Aan het Openbaar Lichaam Saba
is € 1 miljoen toegezegd voor het versterken van de waterinlaat (waarmee zeewater
wordt ingelaten voor de productie van reversed osmosis water en drinkwater), het aanleggen
van extra watertransportleidingen en het uitbreiden van de waterproductiecapaciteit.
En op Bonaire, waar de watervraag snel groeit, wordt € 450.000,- bijgedragen aan de
verdere uitbreiding van de drinkwaterproductie.
Afvalwater en marien milieu Caribisch Nederland
De afvalwatervisies voor Bonaire en Sint Eustatius zijn door een beperkte uitvoeringskracht
later in opdrachtverlening gebracht dan gepland. Inmiddels loopt het traject voor
Bonaire en is de verwachting dat Sint Eustatius de opdracht nog dit jaar zal verlenen.
De resultaten worden in het najaar van 2023 verwacht. In de tussentijd heeft ook Saba
zich aangesloten bij het initiatief om een afvalwatervisie te ontwikkelen. De visies
geven richting aan de benodigde afvalwatermanagementprojecten voor de verbetering
van de (mariene) waterkwaliteit. De Kamer zal hierover via de volgende verzamelbrief
water worden geïnformeerd.
De gewijzigde Wet VROM BES ligt voor in de Eerste Kamer en maakt de weg vrij voor
een afvalwaterheffing, die nodig is voor de exploitatie van de RWZI op Bonaire. Het
Bestuurscollege van Bonaire is verantwoordelijk voor het invoeren van de heffing en
is voornemens om de lasten met name bij de restaurants en hotels neer te leggen, die
de grootste vervuilers zijn. Daarnaast is het de bedoelding dat het «vervuiler betaalt»
principe wordt toegepast door de toerist te belasten via een hogere natuur- en toeristenbelasting.
Bovendien is ook dit jaar weer door het Ministerie van IenW subsidie (€ 2 miljoen)
voor de exploitatie verleend.
Ondertussen gaan er op Bonaire meerdere concrete projecten met € 3,47 miljoen budget
van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland (NMBP) van start:
– het uitbreiden van de RWZI zuiveringscapaciteit en het realiseren van een 40-tal extra
aansluitingen op de riolering;
– het opstellen van een (wettelijk verplicht) afvalwaterplan;
– het instellen van een UV-zuivering om hergebruik van RWZI effluent mogelijk te maken;
– de bouw van een havenontvangstinstallatie om afvalwater van jachthaven Harbour Village
in te nemen;
– het opzetten van pilots over decentrale afvalwaterzuivering.
Tot slot is er € 600.000,- toegekend uit het NMBP budget voor het opzetten van programma’s
voor de monitoring van de zeewaterkwaliteit rondom alle drie de eilanden. Deze gaan
helpen om meer inzicht te krijgen in de status van het mariene milieu aldaar. Bovendien
kunnen ze laten zien hoe de staat van het mariene milieu wordt beïnvloed door NMBP-projecten
en andere maatregelen, hetgeen richting kan geven aan verder beleid ter bescherming
van het mariene milieu. Rijkswaterstaat voert de programma’s in samenwerking met de
openbare lichamen uit en werkt daarvoor ook samen met lokale partijen. De programma’s
moeten in 2024 geïmplementeerd zijn, maar de uitvoering begint al in 2022 en 2023.
Ter afsluiting
De lengte van deze brief laat zien: water hoort bij Nederland. Al honderden jaren
staan we internationaal bekend om onze kennis en kunde op het gebied van water. Er
komt nu een belangrijke periode aan. Verandering in het klimaat zorgt ervoor dat we
anders met het water- en bodemsysteem moeten omgaan om onze opgaven op het gebied
van water het hoofd te bieden. Opgaven zoals te weinig water, te veel water en druk
op de kwaliteit van het water. Samen met de decentrale overheden en onze partners
gaan we hiermee keihard aan de slag. Zodat iedereen in Nederland zonder zorgen kan
blijven wonen, werken en ontspannen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat