Brief regering : Beantwoording resterende vragen van het lid Koekkoek gesteld tijdens commissiedebat Landbouw, Klimaat en Voedsel van 20 oktober 2022
36 200 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023
Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2022
In het commissiedebat Landbouw, Klimaat en Voedsel d.d. 20 oktober 2022 (Kamerstukken
28 625, 32 813 en 31 532, nr. 346) heb ik toegezegd om de resterende vragen van het lid Koekkoek (Volt) schriftelijk
te beantwoorden. Bij deze stuur ik de Tweede Kamer, mede namens de Minister voor Natuur
en Stikstof, de beantwoording van de betreffende vragen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Beantwoording resterende vragen van het lid Koekkoek (Volt) uit het commissiedebat
Landbouw, Klimaat en Voedsel d.d. 20 oktober 2022
Ik begrijp niet waarom dit kabinet geen natuurgebieden buiten de beschermde Natura
2000-gebieden wil beschermen tegen achteruitgang. Ik hoor graag een reactie van de
Minister op dit punt.
Volgens de voorgestelde natuurherstelverordening moeten voor, buiten Natura 2000-gebieden
voorkomende, op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermde soorten en habitattypen
in specifiek geselecteerde gebieden herstelmaatregelen worden genomen. Toekomstige
projecten met gevolgen voor herstelde gebieden moeten van geval tot geval op hun mogelijke
gevolgen voor de daarin voorkomende Europese soorten en habitattypen worden beoordeeld.
Toestemmingverlening is enkel onder zeer beperkte voorwaarden (zoals klimaatverandering,
overmacht of een dwingend groot belang) mogelijk. Het kabinet denkt dat voor de bescherming
van buiten Natura 2000-gebieden voorkomende beschermde Europese soorten en habitattypen
een nieuw vergunningstelsel in de Wet natuurbescherming moet worden opgesteld dat
is afgestemd op de uit dit voorstel voortkomende vereisten.
Ook al onder de Wet natuurbescherming wordt er bij een project met mogelijke gevolgen
voor beschermde Europese soorten buiten Natura 2000-gebieden getoetst door bevoegd
gezag of er een lokale of regionale verslechtering van die soort of soorten optreedt.
Zo ja, dan wordt toestemming geweigerd of met mitigerende voorschriften verleend.
Dit betreft vaak het laatste. Dat blijft ook zo. De Wet natuurbescherming biedt dus
voldoende waarborgen om achteruitgang te voorkomen.
We lezen in de reactie van het kabinet dat het kabinet eerst alle natuur in Nederland
in kaart wil brengen en dat het kennis omtrent habitattypen en soorten mist. Kan de
Minister toezeggen dat dit overzicht meegenomen wordt in de nieuwe rol van de ecologische
autoriteit?
De Ecologische Autoriteit zal de natuurdoelanalyses en gebiedsprogramma’s gaan toetsen.
Daarbij zullen zij ook kijken naar de juistheid en volledigheid van de natuurinformatie
over habitattypen en soorten, ook buiten Natura 2000-gebieden. Wanneer informatie
ontbreekt, dan zal zij willen zien wat er gedaan wordt om die informatie wel te verkrijgen.
Het verzamelen van de natuurinformatie zelf is geen rol van de Ecologische Autoriteit.
Dit gaat via verschillende kanalen, o.a. via het Netwerk Ecologisch Monitoring (NEM)
en de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF), waar de soortenorganisaties een belangrijke
rol in spelen.
Het kabinet laat weten dat het verslechteringsverbod in de natuurherstelverordening
een spanningsveld gaat opleveren in de energietransitie, ten opzichte van vergunningen
voor omliggende woningbouw, infrastructuur en projecten. Ik vraag de Minister waar
we het dan precies over hebben. Wat zijn de problemen die dit gaat opleveren en kunnen
we niet omdenken? Waarom zijn onze vergunningen niet in balans met de natuur? Zou
dat niet juist het uitgangspunt moeten zijn? Volt vindt van wel. Ik hoor hierop graag
een reactie van de Minister.
Buiten Natura 2000-gebieden komen in het gehele land beschermde Europese soorten en
habitattypen voor. Alleen al zijn alle Europese vogelsoorten beschermd op grond van
de Vogelrichtlijn. De komende jaren wacht Nederland een ingrijpende transitie van
het platteland, waar meerdere maatschappelijke opgaven (zoals op het gebied van woningbouw
en energietransitie) moeten worden gecombineerd. Dit wordt uitgewerkt in het Nationaal
Programma Landelijk Gebied (NPLG). In de ruimtelijke uitwerking en bij de toetsing
van concrete projecten zal er geregeld een spanningsveld ontstaan tussen de bescherming
van natuur en de realisatie van maatschappelijke opgaven. Het is belangrijk om hier
een goede balans te vinden, maar het vinden van die balans is niet gebaat bij een
vergaande juridificering die het kabinet verwacht als gevolg van voorgestelde onderdelen
in de natuurherstelverordening. Een van de kerndoelen van het NPLG is dat binnen en
buiten Natura 2000-gebieden aan een landelijk gunstige staat van instandhouding van
Europees beschermde soorten en habitattypen zal worden gewerkt. De inzet van het kabinet
is om hier met alle betrokken medeoverheden en stakeholders op een zorgvuldige manier
uitvoering aan te geven en daarbij juridificering zo veel mogelijk te vermijden.
We lazen dat FrieslandCampina op dit moment intensivering aanjaagt, terwijl er juist
meer moet gebeuren om duurzaamheid echt te belonen. Het bedrijf Arla pakt dat beter
aan en beloont bredere doelen. Ik mis de regie vanuit het kabinet. Kunnen we bedrijven
niet meer sturen op wat wél werkt en op hoe je toekomstgericht te werk kan gaan?
Partijen in de keten spelen een belangrijke rol in de verduurzaming van het voedselsysteem.
Er zijn verschillende partijen die al goede stappen zetten, bijvoorbeeld door het
bieden van een meerprijs voor verduurzamingsinspanningen. Deze initiatieven verdienen
steun. Om deze bijdrage te versterken en te versnellen en ook andere partijen te bewegen,
wil ik met ketenpartijen niet-vrijblijvende afspraken maken over hun bijdrage aan
de transitie. In het Landbouwakkoord wil ik deze afspraken vastleggen.
Volt zou graag een dashboard verbinden aan een afrekenbare stoffenbalans, waarin de
boer zelf keuzes kan maken om te voldoen aan de doelen voor zijn gebied. Hij krijgt
dan meer inzicht in wat er op zijn eigen erf gebeurt, wat erop komt en wat eraf gaat.
We kunnen het dan ook breder trekken dan wat nu wordt voorgesteld in de afrekenbare
stoffenbalans. Ik hoor graag hoe de Minister hierover denkt.
Het idee om op bedrijfsniveau inzichtelijk te maken of doelen worden bereikt en door
welke aanpassingen aan de bedrijfsvoering resultaten kunnen worden verbeterd, sluit
aan bij de «bredere» kpi-systematiek die in opdracht van LNV wordt ontwikkeld. In
de brief «Perspectieven voor agrarische ondernemers» (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 28) heeft mijn voorganger toegelicht hoe door de toepassing van een brede set kpi’s,
verduurzaming op bedrijfsniveau integraal kan worden gestimuleerd en beloond. Dit
kan alleen werken als een boer inzicht heeft in «hoe zijn/haar bedrijf ervoor staat».
Dit geldt evenzeer voor het werken met een stoffenbalans, die de aanvoer en afvoer
van nutriënten registreert en inzichtelijk maakt wat mogelijk is om inputs te beperken
en verliezen/emissies te vermijden. Hiervoor moet hij over relevante data beschikken,
dus daar wordt ook op ingezet. Het werken met een stoffenballans of -breder- sturing
op kritische prestatie-indicatoren en een vorm van een dashboard, waarvoor in de vraag
wordt gepleit, gaan dus heel goed samen.
Kan de Minister aangeven hoe de zeven mogelijkheden van landbouw die in het landbouwakkoord
staan, zich verhouden tot en passen bij de zones die in het rapport-Remkes staan?
Ik zie net als de Sociaal-Economische Raad (SER), en overigens ook de heer Remkes,
verschillende transitiepaden waarlangs een boer zich kan ontwikkelen. Welk transitiepad
past, is afhankelijk van de situatie van de boer, maar ook van de omstandigheden in
het gebied. In het landbouwakkoord wil ik bespreken wat er per transitiepad voor afspraken
nodig zijn. In de gebiedsgerichte aanpak wordt dat verder uitgewerkt. Of zonering
behulpzaam is bij het realiseren
Ziet de Minister ook perspectief voor het creëren van meer mogelijkheden om duurzame
werklunches gratis of goedkoper aan te bieden?
Duurzame lunches, zowel op scholen, thuis als op werk kunnen een belangrijke rol vervullen
in de transitie naar een duurzamer voedselsysteem. Het is hierbij belangrijk dat deze
betaalbaar zijn. Gratis of gesubsidieerde werklunches voorzien vraagt een ingewikkeld
instrument en kan niet zomaar ingeregeld worden. Ik zal onderzoeken welke mogelijkheden
er zijn om dit te bevorderen, in samenwerking met de Ministeries van Financiën en
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarnaast ga ik nu al voortvarend aan de slag met
een duurzamer aanbod en duurzamere consumptie op scholen, werkplekken, out of home
en thuis. Uiteraard zal ik hierbij oog hebben voor de gevolgen die dit heeft voor
de betaalbaarheid van duurzaam voedsel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit