Brief regering : Fiche: Verordening interne-marktnoodinstrument en bijbehorende aanpassings-regelgeving
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3541 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2022
Fiche: Raadsaanbeveling betreffende toereikende minimuminkomens die actieve inclusie
borgen (Kamerstuk 22 112, nr. 3538)
Fiche: Herziening richtlijn bescherming van werknemers tegen blootstelling aan asbest
(Kamerstuk 22 112, nr. 3539)
Fiche: Raadsaanbeveling EU-aanpak van Kankerscreening (Kamerstuk 22 112, nr. 3540)
Fiche: Verordening interne-marktnoodinstrument en bijbehorende aanpassings-regelgeving
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening interne-marktnoodinstrument en bijbehorende aanpassings-regelgeving
Leeswijzer
Het fiche betreft drie ondergenoemde voorstellen. Elk onderdeel van het fiche gaat
ten eerste in op de verordening interne-marktnoodinstrument en ten tweede op de bij
het noodinstrument behorende aanpassingsregelgeving, meer specifiek de verordening
en de richtlijn over noodprocedures voor de conformiteitsbeoordeling, voor gezamenlijke
specificaties en voor markttoezicht in geval van een interne-marktnoodsituatie.
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing
a Single Market emergency instrument and repealing Council Regulation No (EC) 2679/98
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulations
(EU) 2016/424, (EU) 2016/425, (EU) 2016/426, (EU) 2019/1009 and (EU) No 305/2011 as
regards emergency procedures for the conformity assessment, adoption of common specifications
and market surveillance due to a Single Market emergency
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Directives
2000/14/EC, 2006/42/EC, 2010/35/EU, 2013/29/EU, 2014/28/EU, 2014/29/EU, 2014/30/EU,
2014/31/EU, 2014/32/EU, 2014/33/EU, 2014/34/EU, 2014/35/EU, 2014/53/EU and 2014/68/EU
as regard emergency procedures for the conformity assessment, adoption of common specifications
and market surveillance due to a Single Market emergency
b) Datum ontvangst Commissiedocument
19 september 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 459
COM(2022) 461
COM(2022) 462
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52022PC0459 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
EUR-Lex – 52022PC0461 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
EUR-Lex – 52022PC0462 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2022) 289
SEC(2022) 323
f) Behandelingstraject Raad
Raad van Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Het eerste voorstel is gebaseerd op artikelen 21, 45 en 114 VWEU.
Het tweede voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU.
Het derde voorstel is gebaseerd op artikelen 91 en 114 VWEU.
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De interne markt en het functioneren daarvan zijn van groot belang voor de Europese
welvaart. Een crisis zoals de coronapandemie laat zien dat de interne markt kwetsbaar
is. Bijvoorbeeld door onvoorziene verstoringen van toeleveringsketens en lidstaten
die op nationaal niveau crisismaatregelen nemen. Dit kan leiden tot een tekort aan
crisisrelevante goederen en diensten, maar ook tot belemmeringen van het vrij verkeer
van goederen, personen en diensten. De verordening interne-marktnoodinstrument en
de bijbehorende aanpassingsregelgeving heeft tot doel het functioneren van het vrij
verkeer op de interne markt te waarborgen en verstoringen van strategische toeleveringsketens
te voorkomen of beperken.
Verordening interne-marktnoodinstrument
Het voorstel bestaat uit vier elementen, namelijk een adviesgroep en drie kaders voor
contingency planning, de waakzaamheidsfase en de noodfase. Hieronder worden deze elementen beschreven.
Geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, andere zogeheten medische tegenmaatregelen,
halfgeleiders, energieproducten, elektriciteit en financiële diensten zijn uitgezonderd
van de toepassing van de verordening interne-marktnoodinstrument. Voor deze producten
en diensten is sectorale crisiswetgeving op EU-niveau aanwezig of in onderhandeling.1
Het eerste element betreft een adviesgroep die via deze verordening wordt ingesteld.
De taak van deze groep is het adviseren van de Europese Commissie (hierna: Commissie)
over het nemen van de geschikte maatregelen om de impact van een crisis op de interne
markt te voorkomen of aan te pakken. De adviesgroep kan betrokken worden bij het activeren
van de waakzaamheidsfase en de noodfase en bij het analyseren van informatie die vrijwillig
of verplicht is verstrekt door bedrijven. Elke lidstaat heeft recht op een vertegenwoordiger
in de adviesgroep.
Het tweede element betreft het kader voor de contingency planning. Het voorstel voorziet in een aantal maatregelen om beter voorbereid te zijn op toekomstige
crises. Dit kader bestaat uit afspraken voor crisiscommunicatie, crisisprotocollen,
trainingen en crisissimulaties voor lidstaten en de Commissie. Daarnaast regelt dit
kader ook ad hoc-waarschuwingen («early warning system») voor gebeurtenissen die mogelijk het functioneren van vrij verkeer op de interne markt
en toeleveringsketens verstoren of kunnen verstoren in de toekomst.
Het derde element betreft het kader voor de waakzaamheidsfase. Dit kader heeft tot
doel het reguleren van verstorende effecten van vrij verkeer op de interne markt waar
nog geen sprake is van een interne-marktnoodsituatie. Deze fase wordt geactiveerd
als de Commissie vindt dat er sprake is van een significante verstoring van de toelevering
van strategische goederen en diensten2 en dat dit mogelijk leidt tot een interne-marktnoodsituatie binnen zes maanden. Dit
gebeurt via een uitvoeringshandeling van de Commissie met gebruik van de onderzoeksprocedure.
Een eerste maatregel die de Commissie na activering van deze fase kan nemen is het
monitoren van toeleveringsketens van strategische goederen en diensten via vrijwillige
informatieverzoeken aan lidstaten. Informatie die de Commissie kan verzoeken betreft
gegevens over productiecapaciteit, voorraden, leveringsbeperkingen, vervangingsmogelijkheden
en andere knelpunten in de toeleveringsketens.
Een tweede maatregel die de Commissie kan nemen, via een uitvoeringshandeling, is
het opzetten van individuele en niet-bindende doelstellingen voor strategische voorraden
die lidstaten moeten aanhouden. De Commissie mag, in uitzonderlijke gevallen op haar
eigen initiatief of op aanvraag van ten minste 14 lidstaten, beoordelen of het nodig
is om meer maatregelen te nemen om strategische voorraden op te bouwen. Na deze beoordeling
mag de Commissie via een uitvoeringshandeling individuele doelstellingen aan één of
meer lidstaten opleggen.
Een laatste maatregel is het aanbesteden van strategische goederen en diensten door
de Commissie namens lidstaten op hun verzoek of gezamenlijk door de Commissie en lidstaten.
Het vierde onderdeel van het hoofdvoorstel betreft het kader voor de noodfase. Zodra
deze fase wordt geactiveerd via een uitvoeringshandeling van de Raad worden de volgende
noodmaatregelen van toepassing. Lidstaten zijn verplicht om voorgenomen crisisrelevante
noodmaatregelen en de redenen daarvoor te notificeren die het vrij verkeer van goederen,
diensten en personen beperken. Een lijst met nadere voorwaarden voor het beperken
van het vrij verkeer en verboden beperkingen is tijdens deze fase van kracht. Lidstaten
mogen geen intra-EU-exportverbod introduceren voor crisisrelevante goederen en diensten
en geen andere exportbeperkingen van goederen en diensten die het vrij verkeer hinderen,
toeleveringsketens verstoren en tekorten creëren of vergroten.
Ook in deze fase kan de Commissie crisisrelevante goederen namens lidstaten aanbesteden
op hun verzoek. Daarnaast mag de Commissie de lidstaten aanbevelen om de strategische
voorraden die zij tijdens de waakzaamheidsfase hebben aangelegd te verdelen onder
lidstaten.
Ook mag de Commissie een aantal uitzonderlijke noodmaatregelen nemen via een extra
uitvoeringshandeling. Deze uitzonderlijke maatregelen betreffen informatieverzoeken
aan bedrijven en zogenaamde priority rated orders waarbij de Commissie bedrijven vraagt om bestellingen te prioriteren voor de productie
of toelevering van crisisrelevante goederen. Als bedrijven niet meewerken aan deze
verzoeken kunnen zij bestraft worden met een boete, tenzij bedrijven met legitieme
argumenten komen waarom ze niet aan het verzoek kunnen voldoen («comply or explain»).
Tenslotte kan de Commissie bepaalde noodprocedures met betrekking tot goederenregelgeving
activeren. Deze noodprocedures zien op het wijzigen van de procedure tot conformiteitsbeoordeling
van geharmoniseerde goederen, het aannemen van gemeenschappelijke specificaties die
het vermoeden van conformiteit toekennen en het prioriteren van markttoezicht op crisisrelevante
geharmoniseerde goederen.
Verordening en richtlijn over noodprocedures voor conformiteitsbeoordeling, gemeenschappelijke
specificaties en markttoezicht in geval van interne-marktcrisis
De verordening en richtlijn passen bestaande verordeningen en richtlijnen3 aan van drie categorieën over 1) conformiteitsbeoordeling, 2) technische specificaties
en 3) markttoezicht met als doel het snel op de markt brengen van crisisrelevante
goederen. De voorgestelde aanpassing van wetgeving voorziet in verschillende noodprocedures
die de Commissie op basis van het interne-marktnoodinstrument kan activeren.
De eerste categorie regelt dat aangemelde instanties («notified bodies») de conformiteitsbeoordeling van crisisrelevante producten moeten prioriteren. Daarnaast
krijgen de nationale bevoegde autoriteiten de mogelijkheid om tijdelijke autorisaties
van crisisrelevante goederen te verlenen, die niet de standaard conformiteitsbeoordelingsprocedures
door aangemelde instanties hebben doorlopen.
De tweede categorie voorziet in de mogelijkheid voor fabrikanten om, in afwezigheid
van geharmoniseerde normen, uit te gaan van nationale of internationale normen. Tevens
regelt de voorgestelde aanpassing van wetgeving dat de Commissie via gedelegeerde
handelingen vrijwillige of verplichte gemeenschappelijke technische specificaties
voor crisisrelevante goederen op kan stellen.
De derde categorie van het voorstel maakt prioritering van markttoezichtactiviteiten
door lidstaten (op aansturing van de Commissie) in het kader van crisisrelevante goederen
mogelijk. Ook stuurt de Commissie aan op versterkte wederzijdse bijstand tussen lidstaten
voor crisisrelevante goederen.
b) Impact assessment Commissie
Op basis van de vier elementen van de conceptverordening interne-marktnoodinstrument
en de bijbehorende aanpassingsregelgeving heeft de Commissie acht bouwstenen met ieder
drie beleidsopties geïdentificeerd, van niet-wetgevende maatregelen tot een hybride
aanpak en een integraal wetgevend kader. De drie beleidsopties reflecteren verschillende
niveaus van politieke ambities die de Commissie als volgt omschrijft: 1) transparantie,
2) samenwerking, 3) solidariteit. De eerste bouwsteen gaat over bestuur, coördinatie
en samenwerking. De tweede bouwsteen betreft crisis contingency planning. De derde bouwsteen bestaat uit interne-marktwaakzaamheid. De vierde bouwsteen bestaat
uit basis principes en maatregelen voor het faciliteren van vrij verkeer tijdens een
noodsituatie. De vijfde bouwsteen gaat over transparantie en administratieve ondersteuning
tijdens een noodsituatie. De zesde bouwsteen betreft het versnellen van het op de
markt brengen van crisisrelevante goederen. De zevende bouwsteen gaat over aanbesteden
tijdens een noodsituatie. De laatste bouwsteen gaat over maatregelen die een effect
hebben op crisisrelevante toeleveringsketens tijdens de noodfase.
De voordelen en kosten van de drie beleidsopties zijn als volgt. Ten aanzien van de
eerste beleidsoptie, transparantie, verwacht de Commissie meer economische voordelen
voor bedrijven tijdens de noodfase door beter crisismanagement op Europees niveau.
Dit leidt tot minder vrij verkeer belemmeringen en betere beschikbaarheid van crisisrelevante
goederen. Deze beleidsoptie bezorgt bedrijven, waaronder het midden- en kleinbedrijf
(MKB), geen kosten gezien de vrijwillige aard van de maatregelen. Er zijn directe
administratieve kosten voor de Commissie en lidstaten gelinkt aan het organiseren
en beheren van de adviesgroep, evenals nalevingskosten gelinkt aan notificaties (onder
andere).
De tweede beleidsoptie, samenwerking, levert volgens de Commissie meer economische
voordelen op vergeleken met de eerste beleidsoptie door bindende maatregelen die de
Commissie neemt om de impact op crisisrelevante toeleveringsketens tijdens de noodfase
te beperken. Deze beleidsoptie kan bedrijven en lidstaten kosten opleveren die zijn
verbonden aan informatieverzoeken en vergroting of vervanging van de productiecapaciteit.
Voor het MKB levert dit juist voordelen op. De Commissie en lidstaten maken kosten
gerelateerd aan trainingen en crisissimulaties.
De derde beleidsoptie, solidariteit, levert naar verwachting nog meer economische
voordelen op tijdens een noodsituatie vergeleken met beleidsoptie twee. De Commissie
stelt in het impact assessment dat een geharmoniseerd EU-breed instrument voorkomt
dat lidstaten individuele maatregelen nemen wat resulteert in een gefragmenteerde
interne markt. Deze beleidsoptie kan bedrijven kosten opleveren die zijn verbonden
aan de zogeheten priority rated orders. Volgens de Commissie levert dit het MKB juist voordelen op. Lidstaten kunnen op
kosten rekenen gerelateerd aan het coördineren van het opbouwen en behouden van strategische
voorraden.
Volgens de Commissie zijn de voorgestelde acties gericht op de doelstellingen van
haar initiatief en gaan deze niet verder dan nodig is om de veerkracht en werking
van de interne markt in tijden van crisis te versterken. De Commissie heeft geen voorkeursvariant
uit de bovengenoemde opties gekozen.
Stakeholders en lidstaten uitten twijfels over de proportionaliteit van de maatregelen
die de impact op crisisrelevante toeleveringsketens dienen te beperken. Daarnaast
heeft de Raad van Regelgevingstoetsing in eerste instantie het impact assessment van
de Commissie negatief beoordeeld. Na aanpassingen van de Commissie heeft de Raad van
Regelgevingstoetsing het impact assessment positief beoordeeld. Dit wordt nader toegelicht
in de beoordeling van het impact assessment in onderdeel 3b.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet zet zich in voor een sterke, duurzame en eerlijke interne markt. De interne
markt is van groot belang voor onze mondiale concurrentiepositie en voor een aantrekkelijk
vestigings- en ondernemingsklimaat in Nederland. Een groot aantal Nederlandse ondernemers
doet zaken over de grens en benut de vele kansen en voordelen die de interne markt
biedt. In zijn brief van 17 juni 2022 heeft het kabinet zijn inzet op het terrein
van de interne markt en specifiek een interne-marktactieagenda aan de Tweede Kamer
gestuurd.4 Onderdeel van deze inzet is het wegnemen van belemmeringen van het vrij verkeer maar
ook het werken aan een meer weerbare interne markt. De inzet van het kabinet is om
de interne markt gereed te maken voor toekomstige crises in de breedste zin van het
woord. Dit houdt in dat het vrij verkeer ook in tijden van crises niet ongerechtvaardigd
mag worden belemmerd. Voorts ontmoedigt het kabinet exportbeperkingen door derde landen
in tijden van crises en spreekt het zich in multilateraal verband regelmatig tegen
exportbeperkingen uit. Dergelijke maatregelen ondermijnen de weerbaarheid van mondiale
leveringsketens.
Ten aanzien van Europees crisismanagement vindt het kabinet dat de primaire bevoegdheid
en verantwoordelijkheid bij de lidstaten ligt. De Unie als geheel is sterker als zij
is opgebouwd uit 27 sterke (en in het geval van crisis: goed voorbereide) lidstaten.
Daarnaast vindt het kabinet dat politieke sturing bij crises bij de Raad vandaan moet
komen. Grondwettelijke regelingen in de lidstaten vereisen van democratisch gekozen
regeringen dat zij verantwoordelijkheid en rekenschap afleggen jegens hun kiezers
en parlementen bij het waarborgen van de veiligheid van hun burgers. In het geval
van een overweldigende, sector-overstijgende crisis die bestaande Europese (overleg)structuren
overstijgt, is de geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (IPCR) wat het kabinet
betreft het juiste forum om de politieke sturing binnen de Raad te coördineren. De
IPCR heeft zich tijdens de coronapandemie bewezen. Het kabinet blijft daarnaast terughoudend
tegenover de proliferatie van crisisinstrumenten in de EU en alert op eventuele samenloop
en overlap van die instrumenten.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De coronapandemie toonde dat het toenmalige crisisinstrumentarium in de EU in bepaalde
opzichten tekort schoot en aanvulling behoefde. In bepaalde gevallen waren maatregelen
noodzakelijk die voorheen niet hadden kunnen worden voorzien. Met deze maatregelen
werd ook in de economie ingegrepen, omdat de markt op dat moment geen oplossing bood
en niet in bestaande behoeften voorzag. Ten slotte heeft de pandemie laten zien dat
de interne markt ernstig gehinderd kan worden door nationale beperkende maatregelen.
Het kabinet steunt daarom het doel van de voorgestelde wetgeving, namelijk 1) het
waarborgen van het vrij verkeer op de interne markt in tijden van crisis en 2) het
voorkomen of beperken van de verstoring van toeleveringsketens.
Tegelijk heeft het kabinet wel een aantal zorgen over het voorliggende voorstel, omdat
onderdelen daarvan verder lijken te gaan dan noodzakelijk. Een te ruime definitie
van het begrip crisis, open geformuleerde en daarmee onduidelijke verplichtingen,
tekortschietende politieke zeggenschap over specifieke crisisfasen en -maatregelen
en gebrek aan nadere voorwaarden hiervoor maken dat het voorstel nu in feite een blanco cheque geeft aan de Europese Commissie. Politieke betrokkenheid van de Raad is onvoldoende
geborgd en lidstaten en bedrijven weten niet waar ze aan toe zijn. Daarnaast zijn
toeleveringsketens zeer complex en zijn bedrijven in een markteconomie zelf primair
verantwoordelijk voor hun toeleveringsketens. Het kabinet wil oog blijven houden voor
de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Het kabinet wil het voorstel
daarom op een aantal punten meer inkaderen en in balans brengen. Doel van het kabinet
is een duidelijk handelingsperspectief in tijden van crisis, zonder dat maatregelen
verder gaan dan nodig is. Verder zet het kabinet in op zorgvuldige besluitvorming
met politieke betrokkenheid van de Raad.
Gelet hierop onderschrijft het kabinet de noodzaak van de voorgestelde wetgeving om
vrij verkeer op de interne markt in crisistijd te waarborgen. Het kabinet is echter
nog niet overtuigd van de noodzaak van de voorgestelde maatregelen om verstoring van
toeleveringsketens te voorkomen of beperken. Daarom is een meer gedegen impact assessment
van de Commissie nodig. Het kabinet heeft gelet op het voorgaande diverse aandachtspunten
bij de voorgestelde wetgeving. Dit onderdeel gaat eerst in op brede aandachtspunten
en daarna op specifieke aandachtspunten.
Ten algemene zou het noodinstrument slechts als maatregel in laatste instantie moeten
worden ingezet en dan op proportionele wijze en slechts in specifieke, goed onderbouwde
situaties. Ook zou het noodinstrument niet gebruikt moeten kunnen worden om handelspolitiek
te bedrijven met de facto exportrestricties, waarover meer onder het kopje «Voorwaarden
activering en proportionaliteit (nood)maatregelen».
Definities en verplichtingen
Het huidige voorstel is op diverse onderdelen niet duidelijk, waardoor lidstaten en
ondernemers niet weten waar zij aan toe zijn. Duidelijke verplichtingen zijn noodzakelijk
ten behoeve van de rechtszekerheid temeer omdat bepaalde voorziene maatregelen diep
in het productieproces kunnen ingrijpen. Volgens het kabinet zijn de definities van
een crisis, interne-marktnoodsituatie, strategische en crisisrelevante goederen en
diensten ook niet duidelijk. Het kabinet zal tijdens het onderhandelingsproces pleiten
voor duidelijkere definities. Ook zal het kabinet pleiten voor duidelijkere verplichtingen.
Eigen verantwoordelijkheid bedrijfsleven
Het huidige voorstel legt met name verplichtingen op aan bedrijven en heeft te weinig
oog voor de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om voorbereid te zijn
op toekomstige crisissituaties. Aan deze eigen verantwoordelijkheid wil het kabinet
alleen afbreuk doen als het niet anders kan. Het bedrijfsleven zelf vervult juist
een sleutelrol in het werken aan een weerbare EU en interne markt. Het kabinet wil
het werken aan weerbaarheid door het bedrijfsleven juist aanmoedigen en ondersteunen
en deze verantwoordelijkheid niet overnemen. Tot het activeren van de waakzaamheidsfase
en de noodfase en de inzet van maatregelen moet steeds in nauwe afstemming met het
bedrijfsleven worden besloten.
Verhouding tot andere crisismechanismen
De Commissie presenteert het noodinstrument als een vangnet en een aanvullend instrument
ten opzichte van meer specifieke crisisinstrumenten zoals het Union Civil Protection
Mechanism (UCPM), Crossborder Health Threat Regulation, Health Emergency Preparedness
and Response (HERA)5, de Data Act6 en het voorstel voor de Chips Act7 waarover nog wordt onderhandeld. De verhouding tussen deze voorstellen en het voorliggende
voorstel is onduidelijk. Een duidelijke afbakening van een crisissituatie ontbreekt
en hoe crisismechanismen met hun eigen governancestructuur zich tot elkaar verhouden
en welk effect ze op elkaar hebben ten tijde van verschillende crises is ook onduidelijk.
Bepaalde eindproducten waar deze instrumenten op zien, zijn expliciet uitgezonderd
in het voorliggende voorstel. Zo zijn medicijnen en halfgeleiders bijvoorbeeld expliciet
uitgezonderd, maar grondstoffen en halffabricaten die zijn benodigd voor de productie
van deze eindproducten niet. Ook de crises waar deze instrumenten op zien, zijn echter
niet uitgezonderd, zodat het erop lijkt dat de maatregelen uit het voorliggende voorstel
ingezet kunnen worden bovenop de maatregelen uit genoemde instrumenten als het gaat
om niet-uitgezonderde goederen. Daarnaast komt het voor dat andere instrumenten een
crisismechanisme bevatten ten aanzien van een goed dat ook onder het voorliggende
voorstel valt. Zo regelt bijvoorbeeld het voorstel voor een verordening van de Raad
over waarborging van levering van crisisrelevante medische tegenmaatregelen8 het bestaan van een Health Crisis Board met verstrekkende bevoegdheden ook op het
terrein van grondstoffen, infrastructuur en in te zetten noodmaatregelen en budgetten.
Medische tegenmaatregelen omvatten in diezelfde regeling ook persoonlijke beschermende
materialen die ook in het nieuwe voorstel worden genoemd. Het kabinet zal de Commissie
verzoeken om in kaart te brengen (mapping) hoe de verschillende crisisinstrumenten
en structuren zich tot elkaar (gaan) verhouden.
Bepaalde maatregelen voorzien in het noodinstrument, waaronder de priority rated orders, bevatten verdergaande verplichtingen dan vergelijkbare maatregelen in bijvoorbeeld
de Chips Act. Wat het kabinet betreft zouden maatregelen voorzien in het noodinstrument
zonder duidelijke onderbouwing van de noodzaak niet verder mogen gaan dan vergelijkbare
(sectorspecifieke) maatregelen voorzien in specifieke crisisinstrumenten. Gaten en
overlap met bestaande instrumenten moeten daarnaast voorkomen worden. In specifieke,
sectorale wetgeving stelt de Commissie regelmatig een crisismechanisme voor.9 Het kabinet ziet een voordeel in een dergelijke specifieke aanpak, waarmee gerichte
maatregelen worden genomen en een duidelijke afbakening gebruikt wordt. Het kabinet
zal de Commissie verzoeken om de noodzaak van een generiek crisisinstrument ten opzichte
van deze specifieke crisisinstrumenten toe te lichten.
Besluitvormingsprocedures en zeggenschap lidstaten
Het kabinet vindt dat de lidstaten en de Raad in het voorstel onvoldoende zeggenschap
hebben in het activeren van verregaande (nood)maatregelen in de waakzaamheidsfase
en de toepassing van maatregelen in de noodfase. Dit komt met name doordat deze maatregelen
via uitvoeringshandeling van de Commissie worden geactiveerd. Naast de uitvoeringshandelingen
heeft de Commissie ook de bevoegdheid om in een enkel geval gedelegeerde handelingen
aan te nemen. Het kabinet zet zich in voor een zo groot mogelijke politieke betrokkenheid
van de Raad bij het activeren van de diverse fases en de inzet van maatregelen. Idealiter
zou in alle gevallen dezelfde besluitvormingsprocedure van toepassing moeten zijn
die genoemde zeggenschap van lidstaten waarborgt. Omdat de maatregelen die genomen
kunnen worden, verregaande effecten hebben op de productie en bedrijfsvoering van
bedrijven, is meer politieke betrokkenheid absoluut noodzakelijk. Het kabinet is van
mening dat de juiste mate van politieke betrokkenheid bereikt wordt, indien de verregaande
maatregelen genomen worden via een uitvoeringshandeling van de Raad. Bovendien beargumenteert
de Commissie dat, vanwege de exceptionele aard en mogelijk verregaande gevolgen van
een interne-marktnoodsituatie voor de fundamentele werking van de interne markt, een
uitvoerings-handeling van de Raad op zijn plaats is voor het activeren van de noodfase
(waarin een deel van de verregaande maatregelen genomen worden). Wat het kabinet betreft
geldt dit ook voor het activeren van de waakzaamheidsfase. U leest meer over dit aandachtspunt
en de inhoud van het voorstel bij het onderdeel juridische implicaties.
Voorwaarden activering en proportionaliteit (nood)maatregelen
Diverse maatregelen in het voorstel kunnen leiden tot verregaande verplichtingen voor
ondernemers en tot ingrijpen in het productieproces. Dit geldt met name voor informatieverzoeken
aan bedrijven, het aanleggen en verdelen van strategische voorraden door lidstaten
en voor priority rated orders. Het kabinet is nog niet overtuigd van de noodzaak van deze maatregelen in dit noodinstrument.
Aandachtspunten zijn ook de administratieve lasten bij informatieverzoeken, de mogelijke
effecten van het bekend worden van dergelijke informatieverzoeken op de markt zelf
en de mogelijke gevolgen van priority rated orders voor ondernemers. Dergelijke maatregelen kunnen leiden tot schade, onder meer voor
de reputatie van bedrijven en hun betrouwbaarheid tegenover handelspartners binnen
en buiten de Europese Unie. Ook leidt dit tot verstoring van de concurrentie. Het
kabinet zal dan ook scherp zijn op mogelijke gevolgen van de maatregel op het Nederlandse
en Europese ondernemingsklimaat. In het licht hiervan zal het kabinet kritisch beoordelen
of de uitsluiting van aansprakelijkheid van bedrijven ingeval zij een priority rated order krijgen in de praktijk ook werkbaar is. In tijden van crises en daarmee schaarste
kunnen priority rated orders uitwerken als exportrestricties naar derde landen en de weerbaarheid van mondiale
leveringsketens ondermijnen. Het kabinet vindt dat de EU terughoudend moet zijn bij
het nemen van maatregelen die kunnen leiden tot exportrestricties.
Het kabinet is zich ervan bewust dat wanneer de Commissie individuele lidstaten kan
opdragen bepaalde strategische voorraden aan te leggen, dat kan leiden tot het op
Europees niveau gemene zaak maken van bepaalde voorraden. Dat betekent dat de regels
voor verdeling van die op Europees niveau «gepoolde» voorraden robuust genoeg moeten
zijn om zeker te stellen dat lidstaten gelijke toegang hebben tot die voorraden.
Het kabinet is dan ook scherp op de administratieve lasten en uitvoeringslasten voor
het Europese en Nederlandse bedrijfsleven en voor lidstaten en staat terughoudend
tegenover een toename van deze lasten. Ook is het kabinet er scherp op dat het nemen
van specifieke maatregelen niet juist tot een crisissituatie leidt als gevolg van
bepaald marktgedrag in reactie op genoemde specifieke maatregelen.
Beperkende maatregelen vrij verkeer
Het kabinet is positief over het stellen van grenzen aan maatregelen die lidstaten
kunnen nemen ter beperking van het vrij verkeer, in het bijzonder het vrij verkeer
van personen en werknemers. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat deze grenzen
niet alleen in de noodfase maar ook in de waakzaamheidsfase gelden. Daarbij acht het
kabinet het van belang dat het recht op vrij verkeer van grenswerkers en seizoenswerkers
in vitale sectoren zoveel mogelijk doorgang kan vinden onder fatsoenlijke omstandigheden
en zonder directe of indirecte discriminatie op basis van nationaliteit.
Stakingsrecht
Het kabinet zet zich er voor in dat in het voorstel wordt opgenomen dat het stakingsrecht
van werknemers op geen enkele wijze beschouwd mag worden als een crisis in het kader
van het noodinstrument en geen reden vormt om het noodinstrument in gang te zetten.
Het stakingsrecht wordt gewaarborgd in het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie en behoort tot de bevoegdheid van de lidstaten ingevolge artikel 153, vijfde
lid van het VWEU.
Aanbesteden namens lidstaten
Het kabinet is positief over de mogelijkheid dat de Commissie namens twee of meer
lidstaten een aanbesteding in de markt zet als er onzekerheid bestaat over de haalbaarheid
van het aanbesteden van strategische en crisisrelevante goederen en diensten. Wel
heeft het kabinet enkele vragen over de uitwerking van deze mogelijkheid. Als de Commissie
namelijk geen geschikte partij vindt, kunnen deze lidstaten op basis van de voorgestelde
wetgeving zelf niet meer een aanbesteding in de markt zetten; het kabinet zal zich
ervoor inzetten hier een ontsnappingsmogelijkheid aan te verbinden. Ten tweede vindt
het kabinet het van belang dat de Commissie de adviesgroep of lidstaten informeert
wanneer zij besluit om aan te besteden namens lidstaten, omdat dit besluit effect
kan hebben op de markt voor andere aanbestedende diensten (waaronder lidstaten die
zich niet aangesloten hebben bij de Commissie). Dit staat niet in het huidige voorstel
en het kabinet zal zich tijdens het onderhandelingsproces inzetten voor deze toevoeging.
Aanpassingen geharmoniseerde goederenregelgeving
1. Noodprocedures voor conformiteitsbeoordelingen
Het kabinet vindt de mogelijkheden van prioritering van conformiteitsbeoordelingen
door aangemelde instanties («notified bodies») en het passeren van deze beoordeling
voor crisisrelevante goederen problematisch. In Nederland zijn aangemelde instanties
commerciële bedrijven die maar een klein deel van hun omzet uit keuringsactiviteiten
halen. Ingrijpen in de werkzaamheden van deze instanties kan daarom nadelige gevolgen
hebben voor het aanbod van aangemelde instanties in Nederland. De instanties kunnen
bijvoorbeeld hun activiteiten in dit kader staken. De Nederlandse overheid beschikt
in het algemeen niet over de kennis of faciliteiten om zelf de conformiteit van producten
te beoordelen. Het autoriseren van producten zonder kennis van zaken levert veiligheidsrisico’s
op, alsmede vragen over aansprakelijkheid als die risico’s materialiseren.
2. Noodprocedures met betrekking tot technische specificaties
Het kabinet kan zich in beginsel vinden in het mogelijk maken van de aanname van (al
dan niet verplichte) technische specificaties, mits de situaties waarin dit mogelijk
is ingekaderd worden. In de ogen van het kabinet zou dit alleen mogelijk moeten zijn
als Europese normalisatie-instellingen niet in staat zijn om, al dan niet via versnelde
procedures, voorstellen voor geharmoniseerde standaarden op te leveren. Ook zouden
technische specificaties ingetrokken moeten worden zodra deze instellingen erin geslaagd
zijn alsnog het normalisatieproces te doorlopen. Dit is met name belangrijk vanwege
de inspraakmogelijkheden en expertise van nationale normalisatie-instellingen in dat
proces.
3. Noodprocedures met betrekking tot markttoezicht
Het kabinet is kritisch op het verplichten tot prioritering van markttoezichtactiviteiten
door lidstaten, op aanwijzing van de Commissie, in het kader van crisisrelevante goederen.
Gezien de beperkte capaciteit van de toezichthouders zal deze prioritering ten koste
gaan van de kwaliteit en/of kwantiteit van toezicht op de overige terreinen. Dit kan
leiden tot onveilige situaties met betrekking tot niet crisisrelevante productcategorieën.
Tevens is de verplichte prioritering in strijd met de onafhankelijkheid van markttoezichtautoriteiten.
Indien het voorstel voor deze prioritering niet wordt geschrapt, is het cruciaal dat
er een afwegingskader wordt opgezet. Via dit afwegingskader dienen de veiligheidsrisico’s
van non-conforme niet crisisrelevante goederen zorgvuldig worden afgewogen tegen de
veiligheidsrisico’s van non-conforme crisisrelevante goederen.
Impact assessment Commissie
Het kabinet vindt het impact assessment van de Commissie niet uitgebreid genoeg en
heeft twijfels bij de juistheid en volledigheid van de afwegingen die de Commissie
maakt. De periode waarin reacties konden worden gegeven was vier weken. Deze periode
acht het kabinet te kort om voldoende reacties te ontvangen en op basis daarvan een
representatieve impactsbeoordeling op te stellen. De Commissie schetst het pakket
maatregelen in de beoordeling bovendien als één geheel, zonder uitvoerig te motiveren
waarom zij tot dit pakket maatregelen is gekomen en alternatieven niet voldoen. Daarnaast
geeft de Commissie niet duidelijk aan in haar impact assessment welke van de drie
beleidsopties het meest proportioneel en effectief zijn om de beoogde doelstellingen
te behalen. Ook heeft het kabinet twijfels over de economische voordelen voor bedrijven
die de Commissie voorziet in haar impact assessment. Verder is het onduidelijk welke
aanpassingen de Commissie in het impact assessment heeft gedaan om na een negatieve
beoordeling van de Raad van Regelgevingstoetsing een positieve beoordeling te verkrijgen.
Het kabinet zal de Commissie vragen om nader kenbaar te maken welke aanpassingen de
Commissie heeft gedaan om na de negatieve beoordeling een positieve beoordeling te
bemachtigen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Diverse lidstaten delen aandachtspunten en zorgen van het kabinet. Zo is er een bredere
roep om een duidelijke definitie van crisis. Daarnaast zijn er zorgen over de proportionaliteit
van de voorgestelde maatregelen. De in het voorstel voorgestelde waakzaamheids- en
noodfase moeten volgens meer lidstaten niet langer duren dan strikt noodzakelijk.
Ook vindt een groot aantal lidstaten dat het doel van de voorgestelde wetgeving alleen
het waarborgen van vrij verkeer op de interne markt moet zijn.
Ten algemene leven er in het Europees Parlement nog vragen over de reikwijdte van
het noodinstrument. De Commissie interne markt en consumentenbescherming zal de voorgestelde
wetgeving behandelen. Er is nog geen rapporteur aangewezen.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel voor het noodinstrument is gebaseerd
op artikelen 21, 45, en 114 VWEU. De voorstellen voor de aanpassingswetgeving zijn
respectievelijk op de artikelen 114, en 91 en 114 gebaseerd. Op grond van artikel 21,
lid 1, VWEU heeft iedere Unieburger het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten
te reizen en te verblijven. Op grond van artikel 21, lid 2, VWEU, is de EU bevoegd
bepalingen vast te stellen die de uitoefening van genoemd recht vergemakkelijken.
Artikel 45 VWEU waarborgt het vrij verkeer van werknemers. Op grond van artikel 91
VWEU is de EU onder meer bevoegd gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer
vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of
meer lidstaten vast te stellen. Artikel 114 is de EU bevoegd maatregelen vast te stellen
inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Op
het terrein van de interne markt en vervoer is sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten (zie artikel 4, tweede lid, onder a en g, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet is positief. Doelstelling van de voorstellen is het waarborgen
van het vrij verkeer en functioneren van toeleveringsketens in tijden van crisis.
Gezien het grensoverschrijdende karakter van het handelsverkeer en mogelijke economische
belemmeringen, kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal
niveau worden verwezenlijkt. De COVID-cisis heeft dit laten zien. Daarom is bij toekomstige
crises een EU-aanpak voor het behalen van de doelstelling nodig. Door optreden op
EU-niveau, worden belemmeringen op de interne markt ten tijden van crisis inzake het
vrij verkeer van diensten, goederen en personen, weggenomen. Om die redenen is optreden
op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet is positief met kanttekening. De (hoofd)verordening en
de richtlijn en verordening met aanpassingsregelgeving, hebben tot doel het waarborgen
van het vrij verkeer en functioneren van toeleveringsketens in tijden van crisis.
Aangezien de richtlijn en verordening ten aanzien van aanpassingsregelgeving inhoudelijk
geen maatregelen opleggen, zal de beoordeling ten aanzien van de proportionaliteit
zich focussen op de hoofdverordening.
Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken. Een verordening
is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat op deze manier zo min mogelijk
beleidsruimte blijft bestaan voor de lidstaten. Een richtlijn of lagere, nationale
regelgeving biedt onvoldoende garantie voor een coherent beleid, waardoor het risico
zou blijven bestaan dat lidstaten zelf uiteenlopende maatregelen nemen en Europese
regels verschillend interpreteren met als gevolg mogelijke nieuwe beperkingen aan
het vrij verkeer in crisistijd. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling
te bereiken, omdat er beperkingen worden opgelegd aan het belemmeren van het vrije
verkeer van goederen, diensten en personen. Met het opleggen van deze beperkingen
wordt ervoor gezorgd dat beter kan worden gewaarborgd dat lidstaten het vrij verkeer
onnodig belemmeren in tijden van crises. Bovendien gaat het grootste deel van het
voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat tijdens de COVID 19-pandemie
is gebleken dat dergelijke specifieke beperkingen ten aanzien van belemmeringen van
het vrij verkeer die lidstaten mogen oprichten nodig zijn om dit doel te bereiken.
Zonder specifieke maatregelen die zien op hoe, wanneer en voor hoe lang dergelijke
belemmeringen mogen worden opgeworpen, gaan alle lidstaten een eigen koers varen als
gevolg waarvan de doelstelling van het voorgestelde optreden niet kan worden behaald.
De kanttekening die het kabinet stelt bij de proportionaliteit, ziet op artikel 12
over het aanleggen van strategische voorraden, artikel 24 over het uitvragen van informatie
aan bedrijven, en artikel 27 over de priority rated orders. Met betrekking tot artikel 12
en 24 heeft het kabinet twijfels over de geschiktheid en de noodzaak van de wijze
waarop en wanneer lidstaten strategische voorraden moeten aanleggen en over informatieverzoeken
aan bedrijven omdat beide maatregelen niet duidelijk en niet specifiek genoeg zijn.
Zo bepaalt het voorgestelde artikel 12 dat de Commissie de lidstaten kan opleggen
strategische voorraden van strategische goederen en diensten op te bouwen en aan te
houden om voor te bereiden op een interne-marktnoodsituatie. De definitie van de term
«interne-marktnoodsituatie» is bijvoorbeeld onduidelijk en niet voldoende afgebakend.
Artikel 24 beschrijft bijvoorbeeld geen doel waarvoor informatie wordt ingewonnen
en hoe deze gebruikt zal worden. Ook wordt er geen verband gelegd tussen het inwinnen
van informatie en andere specifieke maatregelen zoals priority rated orders.
De verplichting op grond van artikel 27 vindt het kabinet niet geschikt om het vrij
verkeer en functioneren van toeleveringsketens in tijden van crisis te waarborgen.
In tijden van crisis kunnen priority rated orders dezelfde werking hebben als exportrestricties
naar derde landen en de weerbaarheid van mondiale leveringsketens ondermijnen. De
maatregel gaat ook verder dan noodzakelijk. Reden hiervoor is dat de voorgestelde
maatregel diep ingrijpt in de bedrijfsvoering en het productieproces van ondernemingen.
De maatregel kan leiden tot schade, onder meer voor de reputatie van bedrijven en
hun betrouwbaarheid tegenover handelspartners binnen en buiten de Europese Unie. Gelet
op al deze mogelijke effecten gaat de voorgestelde maatregel verder dan noodzakelijk
is om genoemd doel te bereiken. Een minder verregaande maatregel zou bijvoorbeeld
kunnen zijn dat bedrijven een bepaald percentage van de productiecapaciteit moeten
reserveren, zodat ze in tijden van crisis snel kunnen reageren.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De drie voorstellen hebben geen consequenties voor de EU-begroting. In het geval van
een crisis zullen kosten die de Europese Commissie hierdoor moet maken vallen onder
de huidige EU-begroting. Waar nodig zal er een herverdeling plaatsvinden van de bestaande
EU-begroting. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen
te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden
Na inwerkingtreding van de drie voorstellen zullen er administratieve en nalevingskosten
zijn voor een reeks maatregelen die genomen worden tijdens contingency planning, in de waakzaamheidsfase en in de noodfase voor de Rijksoverheid. Deze zijn gelinkt
aan het opstellen van crisisprotocollen (onder andere), de monitoring van strategische
toeleveringsketens en de aanleg van strategische voorraden. (Eventuele) budgettaire
gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en),
conform de regels van de budgetdiscipline. De voorgestelde wetgeving levert echter
geen structurele financiële consequenties op, gezien de tijdelijke aard van de toepassing
van het instrument. Naar verwachting kan de benodigde (personele) inzet binnen de
bestaande capaciteit vrijgemaakt worden zodra de waakzaamheidsfase of noodfase actief
is.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De voorgestelde wetgeving zal naar verwachting, als de waakzaamheidsfase of noodfase
actief is, incidentele (geen structurele) regeldruk opleveren voor het bedrijfsleven.
Dit komt voort uit specifieke noodmaatregelen die de Commissie kan nemen tijdens deze
fases. De aanleg en het beheren van strategische voorraden, de monitoring van toeleveringsketens,
informatieverplichtingen en het accepteren van zogeheten priority rated orders zullen administratieve lasten, toezichtlasten en inhoudelijke nalevingskosten veroorzaken
voor alle betrokken bedrijven. Deze financiële consequenties zijn een inschatting
omdat de Commissie deze kosten in het impact assessment niet heeft berekend. Tijdens
de consultatiefase hebben bedrijven overigens kritische opmerkingen over de proportionaliteit
van deze verplichtingen gemaakt.
Volgens de voorgestelde wetgeving worden bedrijven beboet door de Commissie indien
zij niet voldoen aan de verplichte informatieverzoeken wanneer de noodfase actief
is.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De voorgestelde wetgeving heeft mogelijk een inperkende impact op het concurrentievermogen
van de EU en negatieve gevolgen voor het ondernemingsklimaat. Verplichtingen voor
bedrijfsleven kunnen leiden tot administratieve en uitvoeringslasten die concurrentiepositie
van EU bedrijfsleven kan verslechteren.
De Commissie verwijst in haar motivering bij het voorstel naar geopolitieke ontwikkelingen
die maken dat de vaststelling ervan voor de hand ligt, nu China, de VS en Japan al
soortgelijke instrumenten hebben. Het voorstel helpt volgens de Commissie om de EU
weerbaarder te maken in toekomstige crises, op geopolitieke ontwikkelingen in te spelen
en zo geopolitiek sterker staat.
Toepassing van onderdelen van het voorstel, met name de priority rated orders, kunnen zoals gesteld wel handelspolitieke en daarmee geopolitieke gevolgen hebben.
Er bestaat een risico dat derde landen export restrictieve maatregelen treffen in
reactie op priority rated orders door de EU. De leveringszekerheid van een aantal crisisrelevante goederen, die vaak
geproduceerd worden in mondiale waardeketens, kan daarmee verder onder druk komen
te staan. Priority rated orders kunnen daarom averechts werken en de leveringszekerheid ondermijnen doordat deze
waardeketens verstoord kunnen worden.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De voorgestelde wetgeving leidt hoogstwaarschijnlijk tot wijzigingen van de verantwoordelijkheden
en taken van de Rijksoverheid. Het Rijk zal (waarschijnlijk) verantwoordelijk zijn
voor het aanleggen van strategische voorraden. Dit is een eerste inschatting van de
consequenties.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het interne-markt-noodinstrument voorstel bevat twee bevoegdheden van de Raad om uitvoeringshandelingen
te nemen, namelijk:
(1) De bevoegdheid om de noodfase te activeren (artikel 14, lid 3); en
(2) De bevoegdheid om deze fase te verlengen (artikel 15, lid 1).
Het toekennen van deze bevoegdheden aan de Raad is mogelijk op grond van artikel 291,
lid 2, VWEU. De Commissie motiveert dit naar behoren in overweging 16 van het interne-marktnoodinstrument
voorstel, namelijk dat vanwege de exceptionele aard en mogelijk verregaande gevolgen
van een interne-marktnoodsituatie voor de fundamentele werking van de interne markt,
een uitvoeringshandeling van de Raad op zijn plaats is voor het activeren van de noodfase.
Het kabinet acht het wenselijk dat deze bevoegdheden aan de Raad zijn toegekend, omdat
de lidstaten zo direct invloed kunnen uitoefenen op het activeren van de noodfase,
waar grote beperkingen mee gepaard kunnen gaan. De keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie
ligt hier voor de hand omdat het gaat om de uitvoering van de verordening volgens
eenvormige voorwaarden.
Het interne-markt-noodinstrument voorstel bevat daarnaast verschillende bevoegdheden
voor de Commissie om uitvoeringshandelingen te nemen, namelijk:
(1) de bevoegdheid om de waakzaamheidsfase te activeren (artikel 9);
(2) de bevoegdheid om regels te stellen over het aanleggen van strategische voorraden
door lidstaten (artikel 12);
(3) de bevoegdheid om – indien de Raad de noodfase heeft geactiveerd – crisis-relevante
goederen aan te wijzen (artikel 14, lid 5);
(4) de bevoegdheid om ondersteunende maatregelen te nemen voor het vrij verkeer van personen
(artikel 18);
(5) de bevoegdheid om bindende maatregelen te nemen inzake informatieverzoeken bij bedrijven
(artikel 24);
(6) de bevoegdheid om – in het geval van tekorten van crisis-relevante goederen – de noodprocedures
in andere interne markt regelgeving te activeren (artikel 26);
(7) de bevoegdheid om van bedrijven – in uitzonderlijke omstandigheden – te eisen dat
zij de priority rated orders accepteren en prioriteit geven (artikel 27);
(8) de bevoegdheid om de technische aspecten van digitale hulpmiddelen en infrastructuren
vast te stellen (artikel 41).
Ten eerste is het toekennen van deze bevoegdheden aan de Commissie mogelijk, omdat
het niet-essentiële onderdelen van de regelgeving betreft. Ten tweede vindt het kabinet
het toekennen van de bevoegdheden tot het vaststellen van nadere regelgeving in artikelen 9,
12, 24, 26 en 27 aan de Commissie echter niet wenselijk. Omdat de maatregelen die
genomen kunnen worden in de hiervoor genoemde uitvoeringshandelingen van de Commissie
verregaande effecten hebben op de productie en bedrijfsvoering van bedrijven, is meer
politieke betrokkenheid absoluut noodzakelijk. Het kabinet is van mening dat de juiste
mate van politieke betrokkenheid bereikt wordt, indien de verregaande maatregelen
genomen worden via een uitvoeringshandeling van de Raad. De Commissie beargumenteert
namelijk dat, vanwege de exceptionele aard en mogelijk verregaande gevolgen van een
interne-marktnoodsituatie voor de fundamentele werking van de interne markt, een uitvoeringshandeling
van de Raad op zijn plaats is voor het activeren van de noodfase. Het kabinet is van
mening dat dezelfde argumentatie geldt voor het activeren van de waakzaamheidsfase
(artikel 9) en het opbouwen van strategische voorraden (artikel 12) en de andere verregaande
maatregelen (artikelen 24, 26 en 27) die in de noodfase worden genomen omdat deze
van exceptionele aard zijn en mogelijk verregaande gevolgen hebben voor de fundamentele
werking van de interne markt.
Ten derde ligt een bevoegdheid voor uitvoering (i.p.v. delegatie) voor de maatregelen
die genomen worden voor de hand, omdat de maatregelen zich ofwel tegen lidstaten ofwel
tegen bedrijven richten en omdat het doel van de bevoegdheden uitvoering van de handeling
volgens eenvormige voorwaarden is.
De uitvoeringshandelingen van de Commissie worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure
als bedoeld in artikel 4 van verordening 182/2011. Ten vierde is de onderzoeksprocedure
volgens het kabinet op zijn plaats, omdat het bijvoorbeeld gaat om uitvoeringshandelingen
van algemene strekking (artikel 2, lid 2, onder a) verordening 182/2011). Door toepassing
van de onderzoeksprocedure hebben de lidstaten de mogelijkheid om tijdens de comitologie-fase
invloed uit te oefenen op de te nemen uitvoeringshandelingen. Dit is nodig aangezien
de uitvoeringshandelingen verregaande gevolgen hebben voor de fundamentele werking
van de interne markt en de productie en bedrijfsvoering van bedrijven.
Ten vijfde worden de Comitologieverordening en het Interinstitutioneel Akkoord Beter
Wetgeven goed nageleefd.
Met betrekking tot de uitvoerende bevoegdheden die zijn uitgeschreven onder de artikelen 14,
vijfde lid, 18 en 41 is toekenning aan de Commissie mogelijk, omdat het niet-essentiële
onderdelen van de verordening betreft. Ten tweede vindt het kabinet het toekennen
van deze bevoegdheden ook wenselijk, omdat het van belang is dat dergelijke maatregelen
snel genomen worden en niet het wetgevingsproces belasten. Ten derde ligt de keuze
voor uitvoering i.p.v. delegatie hier voor de hand, omdat het gaat om eenvormige uitvoering
van de verordening. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure
als bedoeld in artikel 4 van verordening 182/2011. Ten vierde is de onderzoeksprocedure
volgens het kabinet op zijn plaats, omdat het bijvoorbeeld gaat om uitvoeringshandelingen
van algemene strekking (artikel 2, lid 2, onder a) verordening 182/2011). Door toepassing
van de onderzoeksprocedure hebben de lidstaten de mogelijkheid om tijdens de comitologie-fase
invloed uit te oefenen op de te nemen uitvoeringshandelingen. Ten vijfde worden de
Comitologie-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord Beter Wetgeven goed nageleefd
door de Commissie.
Daarnaast kan de Commissie voor de uitvoeringshandelingen die worden genomen op grond
van artikelen 14, 18, 24, 26 en 27, indien sprake is van «duly justified imperative
grounds of urgency relating to the impacts of the crisis on the Single Market», de
spoedprocedure worden toegepast. [zie artikel 42(3)]. Het kabinet acht dat de gronden
voor toepassing van de spoedprocedure niet voldoende zijn afgebakend en zet zich daarom
in voor een verdere afbakening hiervan.
Het interne-markt-noodinstrument voorstel bevat de bevoegdheid voor de Commissie om
een gedelegeerde handeling te nemen, namelijk:
(1) de bevoegdheid om crisisprotocollen op te stellen inzake de samenwerking, het uitwisselen
van informatie en de communicatie ten tijde van crisis.
Ten eerste is het toekennen van deze bevoegdheid aan de Commissie mogelijk, omdat
het niet-essentiële onderdelen van de regelgeving betreft. Ten tweede is het kabinet
van mening dat een gedelegeerde bevoegdheid wenselijk is omdat deze nadere regelgeving
niet op dit moment in de verordening geregeld kan worden. Een crisisprotocol kan namelijk
pas nadat een crisis ontstaat vastgesteld worden. Om dan snel te kunnen handelen is
het wenselijk om dit via gedelegeerde handelen vast te kunnen stellen. Ten derde ligt
delegatie voor de hand, omdat het een aanvulling van de wetgevingshandeling betreft.
Ten vierde acht het kabinet deze bevoegdheid niet voldoende afgebakend, omdat de inhoud
en strekking niet duidelijk is. Het kabinet zet daarom in op verdere afbakening van
de bevoegdheid. Er is geen mogelijkheid tot gebruik van de spoedprocedure opgenomen,
wat het kabinet wenselijk acht. Ten vijfde wordt het Interinstitutioneel Akkoord Beter
Wetgeven goed nageleefd door de Commissie.
De twee voorstellen tot aanpassingsregelgeving bevatten geen bevoegdheden tot het
nemen van uitvoerings- dan wel delegatiehandelingen.
De twee voorstellen tot aanpassingsregelgeving bevatten geen bevoegdheden tot het
nemen van uitvoerings- dan wel delegatiehandelingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening interne-marktnoodinstrument en de d zullen na inwerkingtreding direct
van toepassing zijn. De implementatietermijn van de richtlijn noodprocedures conformiteitsbeoordeling,
gemeenschappelijke specificaties en markttoezicht in geval van een interne-marktnoodsituatie
zal zes maanden na inwerkingtreding zijn. Het kabinet acht dit haalbaar. Het is nog
niet duidelijk of dit procedureel kan als een uitvoeringswet die door zowel de Tweede
als de Eerste Kamer moet gaan.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het kabinet acht het zeer wenselijk dat de voorgestelde wetgeving vijf jaar na inwerkingtreding
wordt geëvalueerd en iedere vijf jaar daaropvolgend. Dit is opgenomen in de voorgestelde
wetgeving.
e) Constitutionele toets
Het kabinet heeft nog vraagtekens over de verhouding van de voorgestelde wetgeving
met Europese en Nederlands constitutionele bepalingen als het gaat om bescherming
van persoonsgegevens en het eigendomsrecht.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De monitoring van toeleveringsketens en het bijhouden van strategische voorraden zullen
naar verwachting uitvoeringslasten opleveren. Dit geldt ook voor eventuele gegevensverwerking
die hier uit voort vloeit. Het is nog niet duidelijk of handhaving en/of toezicht
nodig is. Mogelijk ligt hierin een rol voor de ACM, het CBS en de KvK in de toekomst.
De voorgestelde aanpassingswetgeving heeft een grote impact op de uitvoering van markttoezicht.
Het door de overheid laten autoriseren van crisisrelevante goederen zonder conformiteitsbeoordeling
door aangemelde instanties zal zeer waarschijnlijk leiden tot een hoger aantal non-conforme
goederen op de markt. De handhaving van crisisrelevante goederen vergt daarmee extra
capaciteit van de markttoezichtautoriteiten. Ook zal de verplichte prioritering van
markttoezichtactiviteiten in dit kader leiden tot verminderd markttoezicht op de niet
crisisrelevante goederen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Bij een priority rated order moet een bedrijf EU-orders prioriteren, terwijl er sprake is van schaarste op de
wereldmarkt. Dit kan betekenen dat een bedrijf (een deel van) productie die normaliter
bestemd zou zijn voor export naar derde landen, nu moet aanwenden om te voldoen aan
de priority rated order. In dat geval heeft de priority rated order
de facto een soortgelijke werking als een exportrestrictie, en zodoende mogelijk ook implicaties
voor ontwikkelingslanden.
Dit kan leiden tot reacties van derde landen en mogelijk tekorten in ontwikkelingslanden,
wat tot verdere verstoring van de waardeketen kan leiden. Deze verstoringen in de
waardeketen kunnen grotere tekorten veroorzaken. Als gevolg stijgen de prijzen wat
in het bijzonder voor ontwikkelingslanden problematisch is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken