Brief regering : Voortijdig schoolverlaten en overstap van school naar werk
26 695 Voortijdig school verlaten
Nr. 140
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2022
Als jongere verdien je een duurzame toekomst met perspectief. In Nederland hebben
we ook alle talenten hard nodig. Het is daarvoor essentieel dat je als jongere een
startkwalificatie behaalt en duurzaam aan het werk komt. Dit draagt ook bij aan meer
gelijke kansen. Deze kansengelijkheid is een belangrijk onderdeel van mijn inzet voor
de werkagenda mbo1.
De meeste jongeren halen hun diploma en komen aan het werk. Maar er is nog winst te
behalen. Met jaarlijks ruim 24 duizend nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv’ers2) verlaten te veel jongeren zonder een startkwalificatie hun opleiding3. Ook zijn er te veel jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt. Zo zijn er ongeveer
187 duizend jongeren die geen werk hebben4. De ongelijkheid op de arbeidsmarkt tussen jongeren is toegenomen, waarbij jongeren
zonder startkwalificatie, jongeren met maximaal een mbo-2 opleiding, jongeren met
een niet-westerse migratieachtergrond en jongeren met een gezondheidsbeperking relatief
lagere baankansen hebben5. Ik ben er van overtuigd dat we deze trend moeten en kunnen ombuigen wanneer we een
goed begrip hebben van de oorzaken en de juiste maatregelen nemen.
Het Ministerie van OCW heeft de afgelopen periode geïnvesteerd in een grondige analyse
van de oorzaken van voortijdig schoolverlaten en het oplopen van afstand tot de arbeidsmarkt.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 14 maart jl.6 informeer ik uw Kamer met deze brief over deze analyse, die tot stand is gekomen
op basis van gesprekken die het ministerie met de coördinatoren van alle RMC-regio’s
heeft gevoerd. In deze brief ga ik ook in op de kansen die ik zie voor het versterken
van de bestaande aanpak en hoe ik deze wil uitbouwen tot een integrale aanpak van
school naar werk. In deze aanpak maak ik gebruik van de aanbevelingen uit het Interdepartementaal
Beleidsonderzoek (IBO) Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt7 en het PWC-onderzoek naar de toereikendheid van de bekostiging van het mbo8.
De kern van de aanpak van school naar werk is een pakket aan maatregelen waarmee jongeren
die dit nodig hebben, begeleiding krijgen in de overstap van school naar werk:
− Mbo-instellingen ontvangen structureel € 175 miljoen voor de verhoging van de bekostiging
van mbo niveau 2. Hiermee kunnen zij extra intensieve begeleiding bieden tijdens de
opleiding, de groepsgrootte verkleinen of effectief gebleken corona-maatregelen voortzetten.
Juist op mbo niveau 2 is het aandeel vsv’ers hoog. Met een gerichte en intensieve
aanpak, kunnen scholen de uitval aanzienlijk verminderen. Van de € 175 miljoen is
€ 25 miljoen beschikbaar om studenten voor te bereiden op de overgang naar de arbeidsmarkt
en in het verlengde daarvan nazorg te bieden.
− Gemeenten krijgen een rol om kwetsbare jongeren naar werk te begeleiden, waarvoor
structureel € 15 miljoen beschikbaar is9.
− De RMC-functie wordt opgehoogd van 23 naar 27 jaar, waardoor jongeren niet uit beeld
raken. Hiervoor is structureel € 25 miljoen beschikbaar.
− Het is essentieel dat deze partijen intensief samenwerken, zodat jongeren goede en
doorlopende ondersteuning krijgen.
De doelen zijn ambitieus maar bouwen voort op een stevig fundament in de regio. Het
vraagt betrokkenheid, inzet en creativiteit van alle partijen om met deze investeringen
de uitdagingen van deze tijd aan te pakken zodat je als jongere meer kansen krijgt.
Ik merk dat scholen en gemeenten mijn ambities delen en ik heb er daarom alle vertrouwen
in dat wij gezamenlijk jongeren het perspectief kunnen bieden dat zij verdienen.
In het vervolg van deze brief sta ik stil bij de redenen waarom jongeren stoppen met
hun opleiding, welke kansen ik zie om hen meer perspectief te bieden en hoe ik dit
verwerk in het beleid.
In gesprek met de regio’s: verdiepende inzichten in de oorzaken van voortijdig schoolverlaten
Scholen en gemeenten werken intensief samen om jongeren hun diploma te laten halen.
Zij boeken hiermee de nodige successen. Dit heeft geresulteerd in een jarenlange toename
van het aantal jongeren dat zijn opleiding succesvol afrond. Helaas stoppen afgelopen
jaar meer jongeren vroegtijdig met hun opleiding. Er ligt dan ook een grote maatschappelijke
opgave om de resultaten te verbeteren. In verdiepende gesprekken met scholen en gemeenten
is uitvoerig stilgestaan bij de oorzaken van vsv, de «best practices» om zoveel mogelijk
jongeren aan een diploma te helpen en de extra impulsen die daarvoor nodig zijn. Ik
ga in op de opbrengsten uit deze gesprekken en geef aan hoe ik hiermee aan de slag
ga. Hierin werkt OCW nauw samen met landelijke en regionale partners. In deze analyse
staat de jongere centraal en wordt uw Kamer meegenomen in de schoolloopbaan van de
jongere en de keuzes waar hij voor komt te staan.
Voortijdig schoolverlaten wordt voorkomen door het maken van weloverwogen keuzes door
de jongere zelf;
Als je als aankomende student een studie kiest die bij je past, dan is de kans groter
dat je een opleiding succesvol afrondt. Jongeren geven zelf aan dat de belangrijkste
reden om te stoppen met de opleiding is dat de opleiding niet aansluit op wat de jongere
wil10. Scholen bevestigen dat veel jongeren niet goed op de hoogte zijn van de inhoud van
de opleiding en het toekomstige werkveld. Corona heeft dit versterkt doordat de mogelijkheden
voor gedegen loopbaanoriëntatie beperkt waren en minder begeleiding is geboden voor
het kiezen van een passende studie. Het kabinet wil dat meer jongeren een weloverwogen
keuze maken voor een opleiding richting een kansrijk beroep, passend bij hun interesses,
talenten en capaciteiten. Het kabinet investeert daarom € 33 miljoen in betere loopbaanoriëntatie
en begeleiding (LOB). Hiermee krijgen (aankomende) studenten bijvoorbeeld betere informatie
en begeleiding in hun studiekeuze, kunnen zij meer op oriënterende bedrijfsbezoeken
en krijgen zij betere begeleiding bij het kiezen van een stageplek- en richting. Studenten
die bij de instroom nog onvoldoende weten wat ze willen én voor studenten die gedurende
de mbo-opleiding uitvallen en behoefte hebben aan heroriëntatie, kunnen een oriëntatieprogramma
volgen. Daarom investeer ik € 14 miljoen per jaar in een experiment voor oriëntatieprogramma’s.
In de verbeteragenda passend onderwijs mbo is een goed intake- en begeleidingsproces
een speerpunt11. Met deze extra inzet krijgen (aankomende) studenten betere begeleiding bij het maken
van een studiekeuze en het kiezen van een stage. Hierdoor sluit de opleiding beter
aan op de wensen van de student.
Boeien, binden en begeleiden van jongeren is cruciaal;
Het is zaak om jongeren gedurende hun gehele reis door het mbo te blijven boeien,
binden en begeleiden. Studenten geven aan dat het online onderwijs ervoor zorgde dat
de binding met docenten en medestudenten minder werd. Zij willen juist gehoord en
gezien worden. Sociaal contact, een vast ritme en het opdoen van praktijkervaring
zorgen voor motivatie en zelfvertrouwen12. De contacten die studenten hebben op school met medestudenten, docenten en het stagebedrijf
zijn essentieel voor het succesvol afronden van de opleiding. In persoonlijke gesprekken
durven studenten ook makkelijker hun zorgen of problemen te delen13. Dit geldt voor alle studenten, maar in het bijzonder voor jongeren die om uiteenlopende
redenen extra ondersteuning nodig hebben.
Scholen en gemeenten zetten fors in op het herstellen en versterken van de binding
met jongeren en het bieden van intensieve begeleiding. Zij zoeken de jongere actief
op en werken preventief, gericht op wat de jongere nodig heeft. Dit dient verder geïntensiveerd
te worden, waarbij je als jongere meer moet gaan merken dat de instanties oog hebben
voor jouw specifieke situatie. Scholen en gemeenten geven aan dat het bevorderen van
aanwezigheid belangrijk is, bijvoorbeeld door te zorgen voor een sociaal veilig en
motiverend leerklimaat. Tijdig signaleren van afwezigheid en de student ondersteunen
om de lessen te volgen is effectiever dan achteraf repareren van afwezigheid en uitval14. Hierin zetten scholen en gemeenten al de nodige verbeterstappen. Samen met Ingrado
zullen wij dit proces faciliteren, in afstemming met de MBO Raad.
Toenemende persoonlijke problemen onder jongeren;
Jongeren geven aan dat zij zich vaker somber en eenzaam voelen en ze missen sociaal
contact15. Bijna een kwart van de jongeren die stoppen met de opleiding, geven aan dat psychische-
en/of gezondheidsproblemen hierbij een rol spelen16. Scholen en gemeenten zien een toename van deze problemen en geven aan dat de corona-periode
dit heeft versterkt. In toenemende mate zien zij ook meer armoede door oplopende prijzen
als reden dat jongeren stoppen met hun opleiding. Jongeren voelen zich soms genoodzaakt
te gaan werken. Het beter kunnen combineren van hun baan met de opleiding zou jongeren
kunnen stimuleren hun opleiding af te maken of terug te keren naar het onderwijs17. Scholen en gemeenten helpen jongeren met het vinden van bbl-opleidingen op maat.
Ook proberen zij jongeren te wijzen op bestaande mogelijkheden voor financiële ondersteuning,
zoals het mbo-studentenfonds en mogelijkheden voor een aanvullende studiefinanciering.
Veel mbo-studenten maken namelijk geen gebruik van bestaande regelingen18.
Jongeren met wie het goed gaat, hebben een hogere kans om een diploma te halen. Een
combinatie van problemen verhoogt juist het risico om te stoppen met de opleiding,
blijkt ook uit onderzoek van het CBS19. Door een hogere bekostiging van mbo niveau 2 kan intensievere coaching en begeleiding
geboden worden. Om zo effectief mogelijk jongeren in staat te stellen een diploma
te halen, adviseert PWC deze begeleiding te richten op individuele studenten waarover
zorgen bestaan, zoals studenten met complexe problemen20. Hierbij is samenwerking binnen de keten belangrijk.
In veel regio’s wordt ook al gewerkt aan het uitbouwen van het netwerk van ketenpartners
en een betere aansluiting tussen onderwijs, zorg en het bredere sociaal domein. Tegelijkertijd
proberen scholen ook tijdig mentale problemen te signaleren en werken hierin steeds
preventiever. Ik ondersteun dit van harte omdat het bespreekbaar maken van mentale
gezondheid bijdraagt aan een prettige, veilige en inclusieve school waar elke student
welkom is.
Scholen hebben een belangrijke rol om jongeren met mentale problemen te begeleiden,
maar kunnen dit vaak niet zonder andere professionals zoals medewerkers van sociale
wijkteams en de geestelijke gezondheidszorg. Laagdrempelige en toegankelijke hulp
helpt bij het voorkomen van schooluitval. Hoewel deze samenwerking in veel regio’s
steeds intensiever wordt, is hier nog veel verbetering mogelijk. Vanuit de verbeteragenda
passend onderwijs mbo wordt hard gewerkt aan dit thema.
Het maken van duurzame keuzes wordt bemoeilijkt door een lonkende arbeidsmarkt;
De krappe arbeidsmarkt maakt het aantrekkelijker voor jongeren om aan het werk te
gaan en is daarmee een reden om vroegtijdig te stoppen met de opleiding. Uit de vsv-effectrapportages
en gesprekken blijkt overigens niet dat bedrijven doelbewust en grootschalig ongediplomeerde
uitstroom naar werk aanwakkeren21. Wel nemen in een krappe arbeidsmarkt de prikkels voor zowel jongeren als (stage)bedrijven
toe om versneld tot een dienstverband te komen.
Een relatief een hoog aandeel jongeren zonder startkwalificatie is nu aan het werk22. Het is fijn om werk te hebben, maar jongeren zonder startkwalificatie hebben echter
vaak tijdelijke en flexibele arbeidscontracten en ook na verloop van tijd is hun loopbaan
minder stabiel23. Scholen en gemeenten herkennen dit beeld en waarschuwen dat bij een verslechtering
van de arbeidsmarkt het risico groot is dat zij hun baan verliezen.
Tweederde van de jongeren die gestopt zijn met hun opleiding geeft aan op een later
tijdstip weer een opleiding te willen volgen24. Het is belangrijk dat jongeren hier hulp bij kunnen krijgen. Nu weten zij vaak niet
wie hen hierbij kan helpen of waar ze deze informatie kunnen vinden25. Voor jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie heeft de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie
van de gemeente een belangrijke taak. De RMC-consultenten zoeken contact met jongeren
door bijvoorbeeld op bezoek te gaan, te bellen of te appen. Zij ondersteunen hen bij
de oriëntatie op een nieuwe opleiding en bij het oplossen van belemmeringen die een
succesvolle terugkeer naar school in de weg staan. Als terugkeer naar het onderwijs
niet haalbaar blijkt, bekijkt de RMC-consulent samen met de jongere de mogelijkheden
voor werk of een andere dagelijkse activiteit, zoals een zorgtraject of vrijwilligerswerk.
Binnen 5 jaar keert nu zo’n 40% van de jongeren zonder startkwalificatie terug naar
school26. Om jongeren de begeleiding te bieden die zij nodig hebben, wordt de RMC-functie
uitgebreid naar de leeftijd van 27 jaar. Ook krijgt de afdeling W&I van de gemeente
een rol om ook vsv’ers te begeleiden naar werk. Hierin kan de gemeente, in samenspraak
met scholen, ook kijken naar mogelijkheden voor om- en bijscholing27.
Naar een integrale aanpak van school naar werk
Ik wil jongeren het perspectief bieden dat zij na het succesvol behalen van hun diploma
een zo sterk mogelijk start op de arbeidsmarkt krijgen. Hierbij wil ik gelijke kansen
bevorderen door jongeren die dit nodig hebben hulp te bieden in de overstap van school
naar werk. Daarom werk ik samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en
Pensioenen aan een gezamenlijk wetsvoorstel.
Het belangrijkste voor jongeren is dat zij er niet alleen voor staan. Juist in een
belangrijke en spannende fase van de overgang van school naar werk, kan een zetje
in de rug nodig zijn. In de laatste fase van de opleiding gaan scholen met jongeren
in gesprek over wat nodig is voor een succesvolle overstap naar vervolgonderwijs of
werk. Scholen bereiden jongeren voor op de overstap naar de arbeidsmarkt en bieden
hen informatie, praktische tips en extra begeleiding aan. Sommige jongeren hebben
namelijk behoefte aan iemand die met hen meekijkt tijdens hun zoektocht, wijst op
nieuwe mogelijkheden, hen in contact brengt met relevante mensen en hen mentaal ondersteunt
bij tegenslagen28.
Het goed kunnen helpen van jongeren vraagt om structurele taken en bekostiging voor
de instanties waar zij mee te maken krijgen. Nu is de hulp voor jongeren in de overstap
van school naar werk vaak niet beschikbaar of weten jongeren het aanbod niet te vinden.
In het IBO Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt is een grondige analyse gemaakt
welke structurele verbeterpunten29 moeten worden doorgevoerd om een soepele overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt
te veroorzaken30. Met de Aanpak Jeugdwerkloosheid hebben scholen en gemeenten tijdelijk middelen gekregen
om jongeren te begeleiden in de overstap van school naar werk.
In gesprekken en uit het onderzoek van Regioplan naar de Aanpak Jeugdwerkloosheid31 blijkt dat partijen elkaar steeds beter weten te vinden. Vooruitlopend op de beoogde
wetswijziging blijven voor scholen en gemeenten middelen beschikbaar om jongeren van
school naar werk te begeleiden. OCW en SZW vragen aan scholen en gemeenten, vooruitlopend
op deze wetswijziging, daarom ook te blijven investeren in de regionale aanpak en
in de samenwerking met elkaar.
Om hen hierbij te faciliteren, gaan de Ministeries van OCW en SZW samen met de landelijke
partners in de Aanpak Jeugdwerkloosheid (MBO Raad, Ingrado, SBB en de programmaraad
bestaande uit VNG, Cedris, Divosa en UWV) bijeenkomsten organiseren om kennis te delen
in de regio. Ook zal begin 2023 het tweede deel van het onderzoek naar de Aanpak Jeugdwerkloosheid
door Regioplan worden gepubliceerd waarin een aantal goede voorbeelden uit de regio
worden uitgelicht. Met het onderzoek naar integrale ondersteuning van de Beleidsonderzoekers,
krijgen organisaties aan de hand van praktijkvoorbeelden inzicht in hoe zij de ondersteuning
meer vanuit het perspectief van de jongere kunnen organiseren. De publicatie is in
het eerste kwartaal van 2023 voorzien. Ook doet ECBO nader onderzoek naar de inzet
en werkzame elementen van de Aanpak Jeugdwerkloosheid bij mbo-instellingen.
Als jongere wil je geholpen zijn met de inzet van scholen en gemeenten. Daarvoor is
het belangrijk dat de maatregelen die zij nemen effectief zijn. OCW blijft regio’s
hierbij ondersteunen. Allereerst moeten de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk
worden ingezet door de focus te leggen op waar de uitdagingen het grootst zijn. Daarom
heb ik aan het CBS gevraagd onderzoek te doen naar welke kenmerken de kans op vsv
zo goed mogelijk voorspellen. Zoals eerder aangekondigd32 is het doel hiervan om tot een verdeling van de vsv-middelen te komen die recht doet
aan de opgave waar een regio voor staat. Hierin zijn ook de MBO Raad, VNG, Ingrado
en enkele partijen uit het veld betrokken.
Om jongeren goed te kunnen helpen, wordt ook samen met partners gewerkt aan het vergroten
van de kennisbasis bij scholen en gemeenten. Zo heeft DUO deze zomer een dashboard
gepubliceerd waarmee onderwijsinstellingen gerichte maatregelen kunnen nemen waarmee
studenten hun diploma kunnen halen33. Komend jaar werkt Ingrado samen met OCW aan het verbeteren van de informatievoorziening.
Hiermee zijn regio’s beter toegerust om aanwezigheid te stimuleren en het halen van
een diploma te bevorderen. Ook werken OCW en DUO samen met het CBS om meer inzicht
te krijgen in de in-, door-, en uitstroom van groepen studenten, waaronder jongeren
in een kwetsbare positie34. Met deze en andere acties kunnen middelen van scholen en gemeenten gerichter en
doelmatiger ingezet worden.
Begin 2023 zullen OCW en SZW in gesprek gaan met het veld over het wetsvoorstel van
school naar werk. Dit gesprek is van belang om samen zo scherp mogelijk te maken hoe
de maatregelen in de praktijk zo goed mogelijk gaan uitpakken. Zo krijgen jongeren
de ondersteuning die zij nodig hebben om aan een mooie toekomst te werken. De planning
is om voor de zomer van 2023 het wetsvoorstel gereed te hebben voor internetconsultatie.
Ik zal uw Kamer blijven informeren over de voortgang en de nadere uitwerking.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap