Brief regering : Tweede voortgangsbrief uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag
31 839 Jeugdzorg
31 066 Belastingdienst
Nr. 909 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2022
Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane over
de voortgang van de aanpak voor gedupeerde gezinnen die te maken hebben (gehad) met
uithuisplaatsing.1 Ik zal uw Kamer voortaan halfjaarlijks over de resultaten en vervolgstappen informeren.
In deze brief geef ik ook mijn reactie op het eerste deelonderzoek van de Inspectie
Justitie en Veiligheid (IJenV), dat ik u bij deze aanbied. De IJenV concludeert daarin
dat gedupeerdheid in de toeslagenaffaire de kans op een kinderbeschermingsmaatregel
niet heeft vergroot. In deel III van deze brief (p. 8) ga ik nader in op de bevindingen.
Inleiding
De aanpak beoogt bij te dragen aan erkenning, inzicht en oplossingen voor ouders en
kinderen die gedupeerd zijn in de toeslagenaffaire en te maken kregen met een uithuisplaatsing.
Belangrijk uitgangspunt van de aanpak is dat de regie bij de ouders en kinderen ligt.
Hun vragen en wensen zijn het vertrekpunt en zij bepalen zelf of ze gebruik maken
van het ondersteuningsaanbod. De ervaringen worden benut om de ondersteuning te verfijnen
en de samenwerking tussen de betrokken partijen te verbeteren. Mede daarom spreekt
het kabinet regelmatig met gedupeerde ouders, jongeren en kinderen die een uithuisplaatsing
meemaakten.
Deze gesprekken waren soms samen met de Minister-President en de Staatssecretarissen
van VWS en Financiën – Toeslagen en Douane. Ik spreek ook namens hen als ik zeg dat
deze gesprekken veel indruk maken. Deze gezinnen hebben heel veel meegemaakt en zaten
(of zitten nog steeds) klem tussen instanties. Het onrecht en leed dat zij ervaren
hebben kan ik niet ongedaan maken. Mijn inzet is erop gericht om de best mogelijke
ondersteuning te bieden en bij te dragen aan herstel, in welke vorm dan ook. En dat
lukt ook, zo blijkt. Meer dan 170 ouders worden op dit moment begeleid door het Ondersteuningsteam.
Dat leidt tot erkenning, het versterken van de regie op het eigen leven en/of tot
passende zorg. En in sommige gevallen tot herstel of uitbreiding van contact met de
kinderen of tot terugplaatsing van kinderen bij de ouders. Verderop in deze brief
ga ik nader in op de resultaten van de aanpak.
Om te blijven toetsen of de aanpak aansluit bij de wensen en behoeften van deze gezinnen
zet ik de gesprekken met ouders en met kinderen voort. Deze maand zal een bijeenkomst
plaatsvinden waar ik meer uithuisgeplaatste kinderen en jongeren zal ontmoeten. Deze
bijeenkomst draait om het delen van hun ervaringen en meedenken over de aanpak. Afhankelijk
van de behoefte van de kinderen en jongeren volgen meer ontmoetingen.
Leeswijzer
In het eerste deel van deze brief beschrijf ik de inzet en resultaten per betrokken
organisatie. In het tweede deel van de brief ga ik in op twee ontwikkelingen vanuit
het programma, namelijk het kosteloos maken van juridische procedures en het wetsvoorstel
dat gegevenskoppeling mogelijk maakt. Het derde deel van de brief geeft inzicht in
de voortgang die wordt geboekt als het gaat om onderzoek en reflectie. Hier kunt u
ook mijn reactie op het eerste deelonderzoek van de IJenV lezen. De analyses die het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in dit kader uitvoerde, zijn bijgevoegd.
In het laatste deel van de brief ga ik in op de moties uit het debat van 12 mei jl.
(Handelingen II 2021/22, nr. 79, items 3 en 6) Mijn toezeggingen tijdens dit debat komen aan bod onder de verschillende thema’s.
Over de voortgang op de moties en toezeggingen die de jeugdbescherming in den brede
betreffen, informeer ik uw Kamer begin november.
I. Inzet en resultaten
Bij elk gezin wordt maatwerk geleverd. Dit proces is persoons- en situatieafhankelijk
en heeft geen vastomlijnde uitkomsten. Daar waar het beëindigen van de uithuisplaatsing
geen wens of mogelijkheid is, draagt de ondersteuning bijvoorbeeld bij aan beter contact
tussen ouders en kinderen. Het Ondersteuningsteam, gemeenten, de Vereniging voor Nederlandse
Gemeenten (VNG), Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en de Raad voor de Kinderbescherming
(RvdK) leveren een bijdrage. Hieronder beschrijf ik de belangrijkste inzet en resultaten
tot dusver.
Het Ondersteuningsteam
Sinds 4 april 2022 hebben zich 237 ouders en 8 kinderen aangemeld bij het Ondersteuningsteam.2 Daarmee is het Ondersteuningsteam nu betrokken bij 206 uithuisgeplaatste kinderen.
Ruim 170 personen worden op dit moment ondersteund.3 Ik vind het positief dat veel ouders het Ondersteuningsteam weten te vinden en daar
hun vraag of wens neerleggen. Het Ondersteuningsteam zet verschillende communicatiemiddelen
in om hun bekendheid te vergroten. Er is voldoende capaciteit om alle aanmeldingen
op te pakken. In vrijwel alle gevallen lukt het om binnen enkele dagen contact op
te nemen met de ouder om het traject te starten.
De procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam luisteren allereerst naar het persoonlijke
verhaal. Samen met de ouder of het kind formuleren zij de vragen en wensen, welke
stappen hiervoor nodig zijn en hoeveel tijd daarvoor naar verwachting nodig is. Onderstaande
afbeelding laat zien welke vragen en wensen mensen uiten. In de meeste gevallen vragen
ze de procesbegeleiders te helpen met erkenning, persoonlijk herstel en gezinsherstel.4
Inzet en resultaten5
De procesbegeleider regelt contacten en gesprekken met betrokken professionals en
kan bij gesprekken aanwezig zijn als ouder of kind dit wil. Procesbegeleiders werken
doorlopend samen met instanties zoals gemeenten, jeugdhulp en GGZ. Daarnaast kunnen
zij specialisten inzetten, bijvoorbeeld op gebied van verklarend analyseren (hierover
later meer). Kortom, het Ondersteuningsteam werkt samen met alle partijen die betrokken
zijn of een bijdrage kunnen leveren.
Het Ondersteuningsteam publiceert regelmatig een voortgangsrapportage waarin de resultaten
worden beschreven, zoals de procesbegeleiders dit waarnemen.6 Ik wil hierbij benadrukken dat het vrijwel in alle gevallen gaat om nog lopende trajecten.
De ondersteuning is in deze fase met name gericht op het scheppen van voorwaarden
voor herstel op persoonlijk vlak en voor het ontwikkelen van perspectief in de uithuisplaatsing.
De rapportage van september laat onder andere zien dat de inzet van het Ondersteuningsteam
voor 19 gezinnen heeft geleid tot verbetering in de financiële situatie, bijvoorbeeld
omdat een baan is verkregen of behouden. Voor 54 ouders is passende zorg gevonden,
en ook voor 17 kinderen. De situatie in het gezin is mede door dit soort extra ondersteuning
zodanig verbeterd, dat 6 kinderen weer terug naar huis zijn gegaan. In andere gezinnen
is het contact met de kinderen hersteld (8). Andere resultaten zijn gevoel van erkenning
(81), weer rust/hoop/vertrouwen hebben (65) en versterken van de eigen regie (55).
De resultaten komen tevens overeen met de vaakst benoemde ondersteuningsbehoeftes
van ouders.
Het Ondersteuningsteam bespreekt regelmatig hun aanpak met ouders om feedback over
de werkwijze op te halen. Bij iedere afsluiting van de ondersteuning vraagt het Ondersteuningsteam
naar de tevredenheid. Dit zal in volgende rapportages aan bod komen.
Leerrapportage
Het Ondersteuningsteam presenteerde op 30 september hun eerste leerrapport, dat ik
uw Kamer eerder heb toegestuurd.7 Via zo’n leerrapportage geeft het Ondersteuningsteam voortaan elk half jaar een overzicht
van de inzichten die zijn opgedaan in de uitvoering van hun opdracht. Het Ondersteuningsteam
benoemt in dit eerste rapport drie leerthema’s: traumasensitief werken, verklarend
analyseren en ketensamenwerking. Op deze punten heeft het Ondersteuningsteam samen
met de betrokken ketenpartners concrete voorstellen voor de komende periode uitgewerkt.
Ik waardeer dat het Ondersteuningsteam naast de feitelijke ondersteuning van ouders
en kinderen ook lessen trekt en dat zij daarbij niet alleen oog heeft voor het eigen
handelen maar ook voor de bredere samenwerking in de jeugdbeschermingsketen. Het rapport
geeft mijns inziens een goed kwalitatief beeld van wat procesbegeleiders tegenkomen
in de uitvoering van hun werk en hoe zij hun inzichten willen inzetten voor het vervolg.
Eén van de voorstellen betreft het ketenbreed evalueren van hulpvragen met alle betrokken
partijen. Doel hiervan is het bespreken van de werkwijze, samenwerking en knelpunten
om de gezamenlijke ondersteuning te verbeteren. Deze casusevaluaties gaan in een aantal
gemeenten plaatsvinden. Daarnaast organiseert het Ondersteuningsteam leerwerksessies
voor betrokken professionals. Tijdens deze sessies deelt het Ondersteuningsteam zijn
kennis en ervaring, onder andere op het gebied van traumasensitief werken.
Traumasensitief werken
In de leerrapportage benoemt het Ondersteuningsteam dat zij werkt vanuit de uitgangspunten
van traumasensitief werken. De VNG en het Ondersteuningsteam gaan gemeenten informeren
over traumasensitief werken in de ondersteuning aan ouders binnen de brede hersteloperatie.
Verder wordt bekeken of en hoe de ervaringen van het Ondersteuningsteam verbonden kunnen worden met andere ontwikkelingen, zoals het meerjarige plan
over traumasensitief werken van de bovenregionale expertisenetwerken jeugd en de landelijke
aanpak van traumasensitief werken bij de GI’s.
Verklarende analyse
Het Ondersteuningsteam maakt in specifieke situaties gebruik van een zogenaamde «verklarende
analyse». Het Ondersteuningsteam is hiermee gestart vanuit de vraag en behoefte van
ouders, bijvoorbeeld omdat zij zich niet goed herkennen in de dossiers van de jeugdbescherming.
Een verklarende analyse komt tot stand met hulp van alle betrokkenen (zoals gezin,
persoonlijk netwerk en professionals) en laat op schematische wijze zien hoe factoren
elkaar hebben beïnvloed. Dit geeft inzicht in hoe de situatie is ontstaan waardoor
besloten is tot een uithuisplaatsing en wat ieders rol hierbij was.
Verklarende analyses zijn geen formeel onderzoek of second opinion. Het moet vooral
gezien worden als een instrument om samen met ouders en betrokkenen de situatie systematisch
te ontrafelen. Dat levert primair voor de ouders een herkenbaar en overzichtelijk
verhaal op. De verworven inzichten uit de verklarende analyse kunnen vervolgens bijdragen
aan het gezamenlijk formuleren en in gang zetten van concrete vervolgstappen.
De verklarende analyse wordt nu bij een klein aantal ouders ingezet. Het Ondersteuningsteam
verwacht dit instrument het komende jaar bij een groter aantal gezinnen toe te gaan
passen. Momenteel worden samenwerkingsafspraken gemaakt met de GI’s en de RvdK zodat
de uitvoering van de verklarende analyses goed verloopt. Begin 2023 wordt de toepassing
van verklarende analyses geëvalueerd. Ik zal u daarover in een volgende voortgangsrapportage
informeren.
Doorzettingsmacht
Uw Kamer heeft herhaaldelijk vragen gesteld over het Ondersteuningsteam in relatie
tot de wenselijkheid van doorzettingsmacht of mandaat, zoals in de initiatiefnota
«Recht doen waar Recht ontbreekt.»8 Ik heb tijdens het debat van 12 mei toegezegd dat ik zal bezien of de procesbegeleiders
van het Ondersteuningsteam meer bevoegdheden moeten krijgen.
Centrale vraag is of het Ondersteuningsteam voldoende toegerust is om gedupeerde ouders
en kinderen adequaat te ondersteunen bij hun herstel en het krijgen van inzicht en
oplossingen. De resultaten en het eerste leerrapport van het Ondersteuningsteam geven
tot nu toe geen aanleiding om te concluderen dat doorzettingsmacht inderdaad nodig
of helpend zou zijn. Het Ondersteuningsteam geeft bovendien zelf aan dat een machtspositie
en doorzettingsmacht voor hen onwenselijk is. Dit zou hun onafhankelijke positie naar
ouders en kinderen, maar ook de samenwerking met betrokken partijen kunnen schaden.
Daarnaast benoem ik opnieuw9 dat één van de uitgangspunten van de aanpak is dat bestaande bevoegdheden – van onder
meer de rechterlijke macht, de RvdK en de GI’s – op het gebied van jeugdbescherming
van kracht blijven. Deze bevoegdheden zijn wettelijk verankerd en dat blijft zo.
Voor zover het om het verlenen van voorrang op bijvoorbeeld een woning of zorg gaat,
wordt telkens gekeken naar de urgentie bij individuele gezinnen. Een professionele
afweging bepaalt of in het individuele geval bijvoorbeeld voorrang voor een woning
of zorg aan de orde is. Daarmee bereik je diegenen die dit het meest nodig hebben.10 Dit laat onverlet dat door de procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam en andere
partijen op casusniveau steeds gezocht wordt naar effectieve manieren om oplossingen
te versnellen. Dit gebeurt met een hoge mate van doortastendheid.
Gemeenten en VNG
Alle gedupeerden kunnen in het kader van de hersteloperatie terecht bij het steunpunt
in hun gemeente voor brede ondersteuning op de vijf leefgebieden (financiën, wonen,
zorg, gezin en werk). Door de inzet van maatwerk rond deze bestaanszekerheden kunnen
ouders hun leven weer op de rit krijgen. Soms komt hierbij een uithuisplaatsing ter
sprake. Gemeenten informeren de ouder dan over het ondersteuningsaanbod. Het Ondersteuningsteam
schakelt ook met gemeenten, bijvoorbeeld als het gaat om het aanvragen van een urgentieverklaring
voor een woning of om de leefbaarheid van een woning op orde krijgen. Andere behoeften
van ouders waarbij de gemeente onmisbaar is, zien bijvoorbeeld op psychosociale ondersteuning,
schuldhulpverlening en financiële ondersteuning. Het algemene beeld is dat procesbegeleiders
en gemeenten elkaar weten te vinden en goed samenwerken.
De VNG ondersteunt alle gemeenten bij het vormgeven en uitvoeren van het lokale herstelbeleid.
In oktober jl. heeft de VNG 17 regiobijeenkomsten georganiseerd verspreid over het
hele land. In samenwerking met ouders en de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
(UHT) zijn daar recente ontwikkelingen en nieuwe regelingen in de hersteloperatie
besproken. In deze bijeenkomsten is ook aandacht geschonken aan het Ondersteuningsteam
en de rol voor gemeenten om ouder en kind in het traject van gezinsherstel te ondersteunen.
Gecertificeerde Instellingen en Raad voor de Kinderbescherming
Als een ouder gedupeerd is, betekent dat dat er sprake kan zijn van gewijzigde omstandigheden
die relevant zijn voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdbeschermers
en raadsonderzoekers zijn daarom alert of bij gezinnen waarbij zij betrokken zijn
problemen spelen of speelden met de kinderopvangtoeslag. Bij vermoedens van gedupeerdheid
wordt hier gericht naar gevraagd. Op verzoek van ouders en kinderen wordt hun dossier
opnieuw bekeken. Uit een inventarisatie onder GI’s blijkt dat zij in totaal 98 ouders
kennen die gedupeerd zijn.11 Het betreft ouders die te maken hebben met nog lopende of al afgesloten maatregelen
(voogdij of ondertoezichtstelling). Met de meeste van deze ouders is hun behoefte
aan ondersteuning ten aanzien van de toeslagenaffaire verkend. Hiervoor hebben alle
GI’s een eigen aanpak. Bij 17 van de ouders werd duidelijk dat zij verder geen contact
willen met de GI over de toeslagenaffaire. Het betrof bijvoorbeeld financiële vragen,
waarvoor de ouders verwezen zijn naar het gemeentelijke steunpunt. Zes van de 98 ouders
hebben bij de GI een verzoek ingediend tot herziening van de uithuisplaatsing. Twee
ouders dienden een verzoek in om het gezag terug te krijgen.
Op dit moment zijn GI’s alleen op de hoogte van gedupeerdheid als ouders of kinderen
hier zelf over vertellen, of als een gemeentelijk steunpunt of het Ondersteuningsteam
– met toestemming – de GI informeert. Dat levert een beperkt zicht op. Het aangekondigde
wetsvoorstel12 brengt met zich mee dat de GI’s vollediger zicht krijgen op de uithuisgeplaatste
kinderen waarvan de ouder gedupeerd is in de toeslagenaffaire.
II. Kosteloos maken juridische procedures en wetsvoorstel
Rechtsbijstand en griffierechten
Sinds 1 juni 2022 kunnen gedupeerden kosteloze rechtsbijstand aanvragen voor procedures
die te maken hebben met een uithuisplaatsing of gezagsbeëindiging. Zij kunnen zich
aanmelden bij de Raad voor Rechtsbijstand13 en krijgen daarna een gespecialiseerde advocaat op het terrein van het civiele jeugdrecht
of het personen- en familierecht toegewezen. De subsidieregeling werkt terug tot 1 januari
2022 en loopt tot eind 2024. In deze regeling gelden geen inkomens- en vermogenseisen
en er is geen eigen bijdrage verschuldigd. Tot dusver hebben 29 ouders de kosteloze
gespecialiseerde bijstand aangevraagd.14
Zoals ik tijdens het debat op 12 mei aan uw Kamer heb toegezegd, heb ik daarnaast
gewerkt aan een oplossing voor procedures over uithuisplaatsing waarin nog griffierecht
wordt geheven. Met de regeling Griffierechten burgerlijke zaken was – kort gezegd –
al geregeld dat procedures in verband met een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging
waren vrijgesteld van griffierechten. Wel wordt nog griffierecht geheven in procedures
over herstel van het gezag. Om de drempel om een procedure te starten verder te verlagen,
wordt met een regeling bepaald dat gedupeerde ouders van de problemen met de kinderopvangtoeslag
ook geen griffierechten zijn verschuldigd in procedures over herstel van het gezag.15 De regeling is op 25 oktober 2022 ingegaan en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari
2022. Dit brengt mee dat ouders die al griffierecht hebben betaald en in aanmerking
komen voor de regeling, het betaalde griffierecht teruggestort krijgen. Ouders die
aanspraak willen maken op de regeling, kunnen daarvoor een verzoek indienen bij de
bevoegde rechtbank, met een kopie van de beschikking waaruit blijkt dat de betreffende
ouder als gedupeerde is aangemerkt.
Wetsvoorstel koppeling persoonsgegevens
De overheid wil zich maximaal inspannen om het ondersteuningsaanbod kenbaar te maken
bij de ouders en kinderen voor wie het ontwikkeld is. Op 3 juni16 en 18 juli jl.17 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de juridische en technische aspecten die uitgewerkt
worden om zicht te krijgen op deze gedupeerde ouders en kinderen. Met dit wetsvoorstel
worden verschillende doelen gediend. Allereerst inzicht krijgen in wie deze ouders
en kinderen zijn zodat hen gericht het ondersteuningsaanbod kan worden aangeboden.
De keuze of zij vervolgens ingaan op het hulpaanbod ligt bij hen. Zo blijft uiteindelijk
de regie bij de gedupeerden zelf; een belangrijk uitgangspunt binnen de gehele hersteloperatie.18 Daarnaast stelt het de RvdK, de GI’s en de rechtspraak in staat om op basis van concrete
zaken te reflecteren op hun eigen handelen bij de uithuisplaatsingen van deze kinderen.
Het wetsvoorstel met de juridische grondslag om zicht te krijgen op gedupeerde ouders
die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing van hun kinderen is op 21 oktober
ingediend bij de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS). Het voorbereiden
van het complexe werkproces voor de datakoppeling en (de verwerking van) de adviezen
van de betrokken ketenpartners vergde meer tijd dan vooraf voorzien. Spoedig na ontvangst
van het advies van de RvS zal het wetsvoorstel aan u en vervolgens aan de Eerste Kamer
aangeboden worden. Bij de aanbieding van het wetsvoorstel aan uw Kamer zal ik u informeren
over hoe de datakoppeling en het gericht informeren concreet ingericht wordt. Afhankelijk
van de advisering door de RvS en behandeling door het parlement kan de wet naar verwachting
in het eerste kwartaal van 2023 in werking treden.
In de tussentijd ga ik door met actieve communicatie over het beschikbare ondersteuningsaanbod
via alle betrokken ketenpartners. Uit de cijfers blijkt dat al deze inspanningen samen
met de berichten over goede ervaringen van ouders met het Ondersteuningsteam een positief
effect hebben op het aantal aanmeldingen.
III. Onderzoek en reflectie
Ik vind het belangrijk om feitelijk inzicht te hebben in de samenloop tussen de toeslagenaffaire
en de uithuisplaatsingen én om lessen te trekken voor de toekomst. Hiervoor is inzicht
nodig in de omvang van het vraagstuk en duiding van hetgeen zich heeft afgespeeld.
Daarom hecht ik waarde aan het onderzoek en de reflecties die plaats (gaan) vinden.
Inzicht in de omvang
Het CBS heeft in opdracht van JenV analyses uitgevoerd om te komen tot een inschatting
van de omvang van de uithuisplaatsingen bij gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire.
De laatste analyse met peildatum 1 april 2022 wees op 1.675 uithuisplaatsingen in
het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel, in de periode 2015 tot en met 2021.
Op peildatum 30 december 2021 waren er nog 555 lopende uithuisplaatsingen.19 Ik heb het CBS verzocht om de analyse halfjaarlijks te actualiseren tot en met eind
2024.20 Eind november van dit jaar publiceert het CBS de eerstvolgende update en zal ik uw
Kamer daarover informeren.
Onderzoek Inspectie JenV
Onafhankelijk onderzoek naar de relatie tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag
en de jeugdbescherming is noodzakelijk. Toen in oktober 202121 duidelijk werd dat een deel van de gedupeerde gezinnen te maken kreeg met een uithuisplaatsing,
was dit voor de Inspectie JenV aanleiding om te onderzoeken of en hoe het falen van
de overheid in de kinderopvangtoeslagaffaire heeft doorgewerkt in de jeugdbeschermingsketen.
Dit bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deelonderzoek.
Vandaag publiceerde de IJenV haar rapportbrief, waarin zij de resultaten van het eerste
deelonderzoek presenteert. De vraag die hierin centraal staat is of de groep ouders
ná dupering door de kinderopvangtoeslagaffaire vaker dan andere, niet-gedupeerde ouders
met een kinderbeschermingsmaatregel te maken kregen en welke kenmerken hiermee samenhingen.
Bij een kinderbeschermingsmaatregel gaat het om een ondertoezichtstelling (OTS) – met
of zonder uithuisplaatsing – of een gezagsbeëindigende maatregel. De rapportbrief
van de IJenV over hun bevindingen en de onderliggende CBS analyses zijn als bijlagen
bij deze brief gevoegd. Het volgende deelonderzoek brengt in kaart waarom gedupeerden van de toeslagenaffaire te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen
en welke lessen hieruit te trekken zijn. Dit onderzoek is naar verwachting gereed
in het voorjaar van 2023.
Bevindingen
De Inspectie concludeert dat gedupeerde gezinnen vier keer vaker dan andere gezinnen
die kinderopvangtoeslag ontvingen te maken kregen met een kinderbeschermingsmaatregel,
maar niet vaker dan niet-gedupeerde gezinnen met vergelijkbare achtergrondkenmerken
in vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden. Er is dus geen sprake van directe
doorwerking van de toeslagenaffaire in de jeugdbescherming: gedupeerde ouders kregen
niet vaker dan vergelijkbare gezinnen te maken met een kinderbeschermingsmaatregel.
De Inspectie geeft aan dat met de allereerste cijfers in 2021 over het aantal uithuisplaatsingen22 van gedupeerde kinderen het beeld van een oorzakelijk verband was ontstaan tussen
de kinderopvangtoeslagaffaire en kinderbeschermingsmaatregelen. Dit onderzoek nuanceert
dat beeld. Tegelijk laat het ook kansenongelijkheid zien ten aanzien van kinderbeschermingsmaatregelen
voor groepen mensen in de samenleving. Het onderzoek wijst uit dat bij eenoudergezinnen,
bij gezinnen waarin de aanvrager van kinderopvangtoeslag deze toeslag heeft aangevraagd
voor een niet-juridisch kind23 (zoals bijvoorbeeld het geval is bij samengestelde gezinnen), bij de aanwezigheid
van een verdachte van een misdrijf in het huishouden en bij GGZ-gebruik in het huishouden
de kans op een kinderbeschermingsmaatregel groter is.
De Inspectie concludeert daarnaast dat specifieke groepen gezinnen door de toeslagenaffaire
gedupeerd zijn geraakt. Deze conclusie is in lijn met de eerder gedeelde inzichten
van het CBS.24 Gedupeerde aanvragers van de kinderopvangtoeslag waren meestal vrouwen, vaak jonger
dan 25 jaar bij de geboorte van hun eerste kind. De grote meerderheid van de gedupeerden
heeft een ander land dan Nederland als herkomstland. Andere opvallende kenmerken zijn
dat vaker sprake is van eenoudergezinnen, met een laag of middelbaar opleidingsniveau,
lagere inkomens en al voor dupering bestaande financiële problemen. De kans om door
de kinderopvangtoeslagaffaire gedupeerd te raken werd het meest vergroot door het
herkomstland van de aanvrager: aanvragers van kinderopvangtoeslag met een niet-Nederlandse
herkomst hadden – afhankelijk van het specifieke land van herkomst – tot bijna negen
keer meer kans om gedupeerd te raken dan aanvragers met Nederland als herkomstland.
De Inspectie JenV maakt er verder in hun vooruitblik op het tweede (kwalitatieve)
deelonderzoek melding van dat zij de UHT heeft verzocht een lijst met burgerservicenummers
van gedupeerde gezinnen met haar te delen. De Inspectie heeft deze lijst gekoppeld
met gegevens van de RvdK. Deze koppeling leverde 2.794 matches op. Dit zijn gedupeerde
ouders die tussen 2008 en 2022 met de RvdK te maken hebben gekregen in het kader van
een kinderbeschermingsmaatregel. Deze gegevens zijn door de Inspectie JenV gebruikt
om een steekproef te trekken van dossiers die zij in hun kwalitatieve onderzoek zal
gebruiken. Zoals aangegeven in het briefrapport is hiermee het aantal kinderen dat
een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd kreeg niet vast te stellen. De Inspectie
geeft ten slotte aan dat het tweede deelonderzoek vertraging heeft opgelopen. De Inspectie
verwacht de resultaten hiervan in het voorjaar met uw Kamer te kunnen delen.
Reactie
De Inspectie concludeert dat de toeslagenaffaire de kans om een kinderbeschermingsmaatregel
opgelegd te krijgen niet heeft vergroot. Gezinnen in vergelijkbare sociaaleconomische
omstandigheden kregen even vaak met een OTS of gezagsbeëindiging te maken. Er lijkt
dus op basis van dit onderzoek geen sprake te zijn van directe doorwerking van de
toeslagenaffaire in de jeugdbescherming. Gedupeerden zijn als groep niet anders behandeld
of extra benadeeld door de instanties in de jeugdbescherming. Dit is een belangrijke
nuancering van het beeld dat de uithuisplaatsing van kinderen uit gedupeerde gezinnen
het gevolg zou zijn van de toeslagenaffaire. Het CBS en de Inspectie JenV merken wel
op dat dit een onderzoek op groepsniveau betreft. Het onderzoek sluit niet uit dat
er gedupeerde gezinnen zijn die als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire dermate
in de problemen zijn gekomen dat er een kinderbeschermingsmaatregel ingezet moest
worden.
Het inspectieonderzoek benoemt dat kansenongelijkheid ook tot uitdrukking komt in
het opleggen van kinderbeschermingsmaatregelen. Bepaalde risicofactoren leiden tot
situaties waarin kinderen zich niet veilig kunnen ontwikkelen, waarop kinderbeschermingsmaatregelen
worden ingezet. Ik deel de mening van de Inspectie JenV dat nimmer sprake mag zijn
van systematische benadeling van groepen mensen. Of dit het geval is, is op basis
van dit onderzoek echter niet te zeggen. De oproep van de Inspectie tot bewustwording
hierover neem ik ter harte en zal ik in mijn gesprekken met de GI’s, de RvdK en de
rechtspraak meenemen. Een belangrijke vraag is hoe we kunnen voorkomen dat kwetsbare
gezinnen onnodig met kinderbeschermingsmaatregelen te maken krijgen. Als overheid
moeten we werken aan het versterken van bestaanszekerheid, het tijdig inzetten van
gezinsbrede hulp en het steunen van ouders in kwetsbare situaties. Dit maakt expliciet
onderdeel uit van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en de Hervormingsagenda
Jeugd die onder meer inzetten op het versterken van de lokale teams die dichtbij het
gezin de hulp moeten bieden die nodig is om verdergaande problemen te voorkomen.
De inspectie concludeert daarnaast dat de kans om door de kinderopvangtoeslagaffaire
gedupeerd te zijn niet voor ieder gezin in Nederland dat kinderopvangtoeslag ontving
gelijk was, vanuit meerdere factoren. De Belastingdienst/Toeslagen (Hierna Toeslagen)
heeft reeds aangegeven dat er binnen het intensief toezicht van de Belastingdienst
en Toeslagen sprake is geweest van institutioneel racisme. De onderzoeksresultaten
geven hier een meer concreet en feitelijk beeld bij. Het is van belang om te benadrukken
dat Toeslagen niet beschikt over informatie over etniciteit en afkomst van burgers.
Toeslagen heeft hier dan ook niet actief op geselecteerd. In het Toeslagen Verstrekkingen
Systeem (TVS) was de tweede nationaliteit wel zichtbaar voor behandelaren. Het is
niet zo, en dat is ook niet door de Autoriteit Persoonsgegevens vastgesteld, dat de
behandelaren in dit verband geselecteerd hebben op tweede nationaliteit. Wel is bekend
dat in het verleden in een aantal toeslaggerelateerde CAF-zaken onderzoeken hebben
plaatsgevonden naar gastouderbureaus waarvan de eigenaren en/of klanten een van de
genoemde achtergronden had. Bij het risicoclassificatiemodel van Toeslagen gold dat
onder andere Nederlanders met lage inkomens en alleenstaanden, maar ook mensen met
een andere nationaliteit, relatief vaker geselecteerd werden voor handmatige behandeling.
Ook hierbij was geen sprake van selectie op een specifieke nationaliteit. Er wordt
door Toeslagen hard gewerkt aan het erkennen en herstellen van het leed van alle gedupeerden.
De Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane informeert uw Kamer op structurele
basis over de voortgang hiervan.
Ik wijs ten slotte ook op het tweede deelonderzoek van de IJenV. Dat deelonderzoek
brengt in kaart waarom gedupeerden van de toeslagenaffaire te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen
en welke lessen hieruit te trekken zijn. Ook zal de Inspectie daarin verder onderzoeken
hoe sociaaleconomische omstandigheden en (jeugd)domein overstijgende problematiek
zoals financiële problematiek, bij gedupeerde gezinnen een rol speelden bij het te
maken krijgen met een kinderbeschermingsmaatregel. Dit onderzoek is naar verwachting
gereed in het voorjaar van 2023. Dan zal ook de onderzoekscommissie zijn gestart met
haar (aanvullende) onderzoek waarin zij ook de conclusies van de Inspectie JenV zal
betrekken.
Onderzoekscommissie
Op verzoek van uw Kamer stel ik een onafhankelijke onderzoekscommissie in. Hiervoor
is de volgende concept-opdrachtformulering opgesteld: «De commissie heeft tot taak
het verband tussen de toeslagenaffaire en uithuisplaatsingen te onderzoeken (2004
tot heden). De commissie richt daarbij haar aandacht in ieder geval op:
– inzicht in de opeenvolging en samenhang van factoren die speelden bij gedupeerde gezinnen
die te maken kregen met een uithuisplaating.
– de impact van de samenloop tussen de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsing op het
leven van direct betrokkenen, en in het bijzonder de mate waarin het contact tussen
ouders en kinderen is beïnvloed.
– de rol van de overheid en overige betrokken instanties.
– hoe hiervan geleerd kan worden voor de toekomst (voorkomen van herhaling).
– generieke aanvullende aanbevelingen voor erkenningsmaatregelen en hoe deze uit te
voeren.
De commissie wordt verzocht om de rapportages van het Ondersteuningsteam en uitkomsten
van het inspectieonderzoek te betrekken. De commissie wordt ter overweging meegegeven
een meldpunt in te stellen waar ouders en kinderen hun verhaal kunnen doen en input
kunnen meegeven».
Ik ben verheugd dat ik kenbaar kan maken dat mevrouw drs. Mariëtte Hamer bereid is
gevonden de commissie als voorzitter te leiden. Zij voert momenteel gesprekken met
mogelijke commissieleden, zodat een deskundige en onafhankelijke commissie kan worden
samengesteld. In samenspraak met de beoogd voorzitter zal bovenstaande concept-opdrachtformulering
worden vertaald naar een instellingsbesluit. Dit wordt gepubliceerd zodra de volledige
samenstelling van de commissie rond is. Daarna gaat de commissie zo snel mogelijk
aan de slag met het onderzoek. De commissie bepaalt zelf haar werkwijze en het staat
de commissie vrij om aanvullende vragen te formuleren. De voorzitter heeft aangegeven
dat ze onder andere het lopende inspectieonderzoek met grote interesse zal volgen
om de vraagstelling en werkwijze van de commissie zo goed mogelijk te kunnen bepalen.
Reflectie rechtspraak
Zoals ik aangegeven heb in de beantwoording van recente Kamervragen25 voeren familie- en jeugdrechters op dit moment een breed reflectietraject uit. Op
eigen initiatief reflecteren zij op de taak, rol en aanpak in gezags- en omgangskwesties,
civiele jeugdbeschermingszaken (zoals ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen)
en de dilemma's die daarbij spelen. Het juridisch onderzoek, een literatuurstudie
en jurisprudentieonderzoek zijn afgerond. De reflectiecommissie spreekt nog met verschillende
belanghebbenden, zoals ouders en advocaten. Bij het reflectieprogramma van de familie-
en jeugdrechters zijn behalve rechters, raadsheren en juridisch medewerkers ook vier
externe adviseurs betrokken. Deze adviseurs komen uit de wetenschap, ontwikkelingspsychologie
en advocatuur. Ik heb van de Rechtspraak vernomen dat hun rapportage in januari 2023
zal verschijnen. Informatie over het reflectietraject wordt doorlopend bijgewerkt
op de website van de Raad voor de Rechtspraak.26
Na inwerkingtreding van het eerder genoemde wetsvoorstel zal de rechtspraak ook dossieronderzoek
doen. Ook hier zal een externe begeleidingscommissie zijn waarin (onafhankelijke)
wetenschappers zitting hebben.
Reflectie GI’s en RvdK
Zodra het wetsvoorstel datakoppeling in werking treedt, kunnen GI’s reflecteren op
de betreffende dossiers. De GI's ontwikkelen hier een gezamenlijke aanpak voor zodat
opbrengsten vergeleken en gecombineerd kunnen worden. Het reflecteren wordt breed
benut om van te leren.
De RvdK organiseert in samenwerking met Dialoog & Ethiek (BZK) Moreel Beraad sessies.
De eerste sessie was in juni en de tweede sessie vindt deze maand plaats. Deze sessies
leveren aanbevelingen op over werkwijzen en handelingsperspectieven binnen de jeugdbeschermingsketen.
Naar verwachting worden deze in december 2022 opgeleverd. Ook de RvdK zal nadat volledig
zicht is op wie de gedupeerde ouders zijn intern beleidsonderzoek doen en reflecteren
op het eigen handelen. Ook dit levert een rapportage op met aanbevelingen over werkwijzen
en samenwerking binnen de jeugdbeschermingsketen.
IV. Moties
Met deze brief doe ik tevens de volgende moties af:
Herzieningen
De nader gewijzigde motie van de leden Omtzigt en Marijnissen verzoekt de regering
om herziening mogelijk te maken voor alle lopende uithuisplaatsingen van kinderen
van gedupeerden in de toeslagenaffaire. De motie verzoekt om dit te doen voor ouders
en kinderen die zich nu melden en om deze herziening binnen een half jaar af te ronden,
tenzij ouders zelf aangeven eerst op een andere wijze te willen werken aan verbetering
en herstel.27 In mijn brief van 3 juni jl.28 heb ik toegelicht hoe ik uitvoering geef aan deze motie.
Er zijn tot dusver zes herzieningen in gang gezet. Het gaat om formele verzoeken van
ouders om de uithuisplaatsing te beëindigen of te bekorten wegens gewijzigde omstandigheden.29 Deze verzoeken worden opgepakt zoals dat hoort. Binnen twee weken volgt de schriftelijk
reactie van de GI, waarna ouders zelf kunnen bepalen of zij naar de rechter willen
stappen. Ouders kunnen hierbij aanspraak maken op de regeling kosteloze rechtsbijstand.
Ik heb geen signaal gekregen dat er daarbij wettelijke termijnen niet worden gehaald.
Het aantal herzieningen is mogelijk lager dan uw Kamer verwacht. Hier zijn verschillende
verklaringen voor denkbaar. Allereerst is de herzieningsprocedure niet voor alle situaties
van toepassing (alleen een lopende OTS). Verder is het zo dat machtigingen voor een
uithuisplaatsing van beperkte duur zijn; maximaal een jaar maar in de praktijk vaak
korter. De gebruikelijke momenten om de noodzaak van de uithuisplaatsing te bespreken
maken een formeel herzieningsverzoek dan overbodig. Daarnaast zullen er ouders zijn
die vinden dat hun kind op dit moment op een goede plek verblijft, bijvoorbeeld in
een (netwerk) pleeggezin. Voor ouders die dit zo ervaren is er geen aanleiding om
de uithuisplaatsing te laten beëindigen. Het is ook mogelijk dat het voor sommige
ouders op dit moment niet realistisch is; er is bijvoorbeeld nog geen stabiele thuissituatie
of de ouder wil zich eerst op zijn of haar eigen herstel richten.
In welke mate bovenstaande redenen in individuele gevallen meespelen is nog speculeren.
Ik span mij ervoor in ouders zo goed mogelijk te informeren over de mogelijkheden
en neem ook kennis van persoonlijke verhalen en onderzoeken die hier nadere inkleuring
bij geven. Ik wil verder benadrukken dat een herziening geen papieren exercitie is.
Er zijn gesprekken nodig met alle betrokkenen: ouders, kinderen, pleegouders, professionals.
Vaak is nader onderzoek nodig, praktische hulp of traumabehandeling, vóórdat een herziening
kans van slagen heeft. Dat zijn intensieve processen die tijd kosten. Ik laat heel
bewust de regie bij de ouders, het is niet aan de overheid om zo’n proces af te dwingen.
Indien ouders dit willen kunnen zij ondersteuning vanuit het Ondersteuningsteam krijgen
en/of bijstand van een advocaat.
Voorrang rechtspraak
In reactie op de motie van de leden Ceder en Arib die vraagt om met de rechtspraak
in gesprek gaan over het met voorrang behandelen van zaken van gedupeerde ouders en
kinderen30 het volgende. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld31 ga ik als Minister niet over de planning van zittingen; dat doen de rechtbanken zelf.
De Rechtspraak heeft aangegeven dat verzoeken altijd op urgentie worden beoordeeld
door de rechtbank. Er zijn geen knelpunten in de behandeling van zaken met betrekking
tot OTS, machtigingen uithuisplaatsingen of herzieningsverzoeken.
Inzage voor ouders in redenen en grondslagen uithuisplaatsing
Motie van het lid Arib vraagt om het bewerkstelligen dat gedupeerde ouders op laagdrempelige
wijze alle informatie over hun uit huis geplaatste kind kunnen krijgen.32 De GI’s en andere instanties werken samen met het Ondersteuningsteam. Dat betekent
ook dat zij informatie op aanvraag beschikbaar stellen, zo laagdrempelig mogelijk.
Hierbij worden de wettelijke kaders gevolgd, om de privacy van de kinderen en ex-partners
te beschermen. In de praktijk betekent dit dat het voor ouders die het gezag niet
meer hebben lastig kan zijn om alle informatie op te vragen. Ouders zonder gezag kunnen
altijd het dossier (van het kind) opvragen, de GI beoordeelt deze aanvraag in het
belang van het kind. Als het kind boven de 12 jaar is, moet het kind toestemming geven.
Het Ondersteuningsteam zoekt samen met de jeugdbeschermingsinstanties altijd naar
manieren wat wél kan (bijvoorbeeld een gesprek in plaats van dossierinzage). Hiermee
wordt uitvoering gegeven aan deze motie Arib.
Eigen Kracht Centrale en het familiegroepsplan
De moties van het lid Maeijer en van de leden Peters en Van der Staaij hebben betrekking
op de Eigen Kracht Centrale (EKC) en het familiegroepsplan. Het Ondersteuningsteam
is bekend met de methode van het familiegroepsplan en kan dit desgewenst ook inzetten
als dat aansluit bij de wens van de ouders. Ook bij de VNG is dit instrument goed
in beeld. De Eigen Kracht Centrale (EKC) is één van de organisaties die een familiegroepsplan
aanbiedt. Het is aan de gemeente en het Ondersteuningsteam om in samenspraak met de
ouders een keuze te maken uit de verschillende instrumenten en aanbieders.33 Overigens maakt de werkwijze van EKC ook onderdeel uit van de werkwijze van het Ondersteuningsteam.
Tot op heden is er nog geen aanleiding geweest de EKC in te schakelen.
Lokale aanpak gemeenten
De gewijzigde motie van het lid Van Raan c.s. vraagt om gemeentes meer regelruimte
te geven voor experimenten rond de aanpak van uithuisgeplaatste kinderen.34 Best practices van gemeenten worden gedeeld op de website van de VNG, deze worden
opgenomen in een handreiking en in gezamenlijk overleg aan de orde gesteld. Dit gebeurt
met de insteek om gemeenten van elkaar te laten leren. Een voorbeeld hiervan is de
lokale aanpak van de gemeente Almere waar een gelijkwaardige samenwerking is tussen
ouders en gemeente en ouders daarbij directe invloed hebben op de lokale uitvoering
van de hersteloperatie. Herstelexperts denken en doen volledig mee in het herstelproces
en hebben ook een rol om ouders te ondersteunen met betrekking tot uithuisplaatsingen.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan deze motie.
Data vrijwillige uithuisplaatsingen
In reactie op de motie van het lid Omtzigt over statistieken over vrijwillige uithuisplaatsing35 kan ik het volgende melden. Nader onderzoek naar statistieken over vrijwillige uithuisplaatsing36 heeft geen nieuwe inzichten opgeleverd. Cijfers van het CBS op dit punt zou een diffuse
groep «uithuisplaatsingen» opleveren die niet goed te differentiëren is. Vrijwillige
uithuisplaatsingen vinden immers ook plaats zonder tussenkomst van een professional
uit de jeugdbeschermingsketen, bijvoorbeeld wanneer een kind vanwege psychische problemen
tijdelijk is opgenomen in een instelling. Betekenisvolle gegevens over vrijwillige
uithuisplaatsingen kan het CBS daarom niet leveren.
Ik onderschrijf echter het belang van beter inzicht in deze groep. Er is door VNG,
VWS en JenV een traject gestart om met de betrokken partners de monitoring van de
jeugdzorg structureel te verbeteren37. In dit traject zal ook de wens ten aanzien van gedifferentieerde gegevens over vrijwillige
uithuisplaatsen worden meegenomen.
Tot slot
De urgentie voor deze ouders en kinderen wordt breed gezien en hier wordt gezamenlijk
met de betrokken partijen ook naar gehandeld. Ook in 2023 wordt deze aanpak verder
doorgezet en doorontwikkeld tegen de achtergrond van de wensen en behoeften van deze
ouders en kinderen. Ik zal u over een half jaar opnieuw informeren over de voortgang.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming