Brief regering : Kinderen in de noodopvang
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2999 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2022
Bij de voortzetting van het commissiedebat inzake het vreemdelingen- en asielbeleid
van 6 juli jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2955) heb ik uw Kamer toegezegd u na de zomer een update te sturen over kinderen in de
noodopvang en crisisnoodopvang. Hierbij voldoe ik hieraan. Tevens informeer ik uw
Kamer in deze brief over de opvolging van de motie van het lid Koekkoek inzake een
voorrangspositie van kinderen en hun familie bij overplaatsing van grootschalige locaties
naar stabiele, veilige en kleinschalige asielopvang.1
Update kinderen in de noodopvang en crisisnoodopvang
Ondanks de inspanningen van alle partijen deze hele zomer is het vanwege het aanhoudende
gebrek aan opvangplaatsen helaas nog altijd zo dat kinderen in gezinnen in zowel de
noodopvang als de crisisnoodopvang opgevangen moeten worden. Hierbij speelt het feit
dat sommige gemeenten veelal slechts gezinnen met kinderen en andere kwetsbare personen
willen opvangen in de crisisnoodopvang een rol.
De situatie voor kinderen in de noodopvang verschilt per locatie en is onder andere
afhankelijk van de ervaring van de medewerkers, het soort gebouw waarin de opvang
is geregeld en de duur van het verblijf. Het is hierbij positief dat op sommige noodopvanglocaties
externe partijen zoals Time4You, TeamUp en Stichting de Vrolijkheid aanwezig zijn
of hun aanwezigheid aan het opzetten zijn om te voorzien in kindvriendelijke activiteiten.
Ook heeft deze zomer een Kindervakantiefestival plaatsgevonden op verschillende noodopvanglocaties.
Dit is een aanvullend festival voor kinderen met tal van activiteiten, vermaak en
plezier op gebied van bijvoorbeeld theater, muziek, sport en spel.
Op de meeste noodopvanglocaties is het de gemeenten en scholen gelukt om het onderwijs
voor leerplichtige kinderen binnen de Europese richtlijn van drie maanden te organiseren.
Gezien de huidige capaciteitsdruk in de asielopvang wordt met het toenemen van het
aantal noodopvanglocaties, de inzet van crisisnoodopvang én het lerarentekort het
wel steeds moeilijker om het onderwijs binnen die termijn te organiseren in de noodopvang.
Binnen het nieuwkomersonderwijs is het een grote uitdaging om alle kinderen een plaats
te kunnen geven. Daarnaast heeft het nieuwkomersonderwijs ook te maken met een hoge
instroom van Oekraïense kinderen. OCW, LOWAN (het expertisecentrum voor nieuwkomersonderwijs)
en de onderwijsinspectie monitoren de situatie nauwlettend. Zij ondersteunen gemeenten
en schoolbesturen bij het inrichten van het onderwijs, zowel bij het adviseren op
het inrichtingsvraagstuk als onderwijsinhoudelijk. Er vindt tweewekelijks overleg
plaats tussen het COA, OCW, LOWAN en de onderwijsinspectie om de vinger aan de pols
te houden bij het inrichten van onderwijs op de noodopvanglocaties.
Ten aanzien van zorg geldt dat alle locaties die openen van het COA een informerende
one pager over gezondheidszorg in de opvang ontvangen. Dit geldt ook voor de noodopvang.
In het algemeen is de situatie nu zo dat er op de noodopvanglocaties ook andere zorgpartijen
dan GZA ingeschakeld worden. Er wordt op noodopvanglocaties zorgvuldig gekeken naar
bewoners, waaronder kinderen, die met urgentie om gezondheidsredenen verplaatst moeten
worden naar een reguliere COA locatie.
Voor de crisisnoodopvanglocaties geldt dat er verschillen zijn tussen de locaties.
In de regel is crisisnoodopvang niet bedoeld voor de langere duur. Dit maakt het inherent
ingewikkeld om daar duurzame kindvriendelijke activiteiten te ontplooien. Ter plekke
doen gemeenten, veiligheidsregio’s, vrijwilligers en maatschappelijke organisaties
er alles aan om deze kinderen zo goed mogelijk te begeleiden. Zo zijn er op sommige
locaties sport- en spelactiviteiten aanwezig, al dan niet in samenwerking met lokale
partners, en zijn er locaties bekend waar in samenspraak met de bewoners een goede
dagbesteding is opgesteld. Ten aanzien van zorg geldt dat dit in samenwerking met
lokale partners zo goed mogelijk geregeld wordt.
Hoewel er goede voorbeelden zijn van zowel noodopvang als crisisnoodopvanglocaties,
met in voorkomende gevallen faciliteiten die op z’n minst vergelijkbaar zijn met een
reguliere locatie, acht ik het in algemene zin onwenselijk dat kinderen in gezinnen
in (crisis)noodopvanglocaties worden opgevangen. Er wordt dan ook alles op alles gezet
om zo spoedig mogelijk terug te keren tot een situatie waarin gebruik van (crisis)noodopvanglocaties
niet langer nodig is. Tegen deze achtergrond bezie ik de uitvoering van de motie Koekkoek.
Motie Koekkoek
De motie van het lid Koekkoek verzoekt het kabinet zich uit te spreken voor een voorrangspositie
voor kinderen (en hun familie) bij overplaatsing van grootschalige locaties – zoals
Enschede, Leeuwarden en Schinnen – naar stabiele, veilige en kleinschalige asielopvang.
Door de huidige situatie in de asielopvang en de beperkte opvangcapaciteit is er momenteel
helaas niet de ruimte om voorrang te verlenen aan kinderen en hun gezinsleden. Er
komen onvoldoende opvangplekken vrij in reguliere locaties waar een gezin geplaatst
kan worden. Zoals genoemd acht ik het onwenselijk dat kinderen in (crisis)noodopvanglocaties
verblijven. Ik heb het COA daarom gevraagd om, zodra doorstroom vanuit een (crisis)noodopvanglocatie
naar een reguliere locatie mogelijk is, hierbij waar mogelijk en wenselijk voorrang
te geven aan kinderen en hun gezinsleden. Ook wanneer er doorstroom mogelijk is vanuit
een crisisnoodopvanglocatie naar een noodopvanglocatie heb ik dit gevraagd, wanneer
dit ook in het belang van het kind is. Dit hangt o.a. af van de duur waarop er in
de volgende locatie verbleven kan worden (teneinde verhuisbewegingen te beperken)
en de grootschaligheid en kindvriendelijkheid van de noodopvanglocatie versus de crisisnoodopvanglocatie.
Ik teken daarbij wel aan dat een zekere ruimte voor maatwerk moet blijven, aangezien
zoals hierboven ook toegelicht sommige crisisnoodlocaties beter zijn voor kinderen
dan sommige noodlocaties en er ook verschillen bestaan tussen noodlocaties onderling.
Kinderen en hun gezinsleden zullen echter niet altijd voorrang ten opzichte van andere
bewoners verkrijgen wanneer doorstroom mogelijk is. Er bevinden zich namelijk ook
andere kwetsbare groepen in de asielopvang die zich in dezelfde situatie kunnen bevinden.
Het belang van kinderen weegt zwaar, maar hoeft niet in alle gevallen zwaarder te
wegen dan de positie van andere kwetsbare personen. Bij andere kwetsbare personen
valt te denken aan zwangere vrouwen en personen met medische problematiek.
Ik acht het van belang om ook hier op te merken dat er steeds vaker gemeenten zijn
die verzoeken om alleen bepaalde groepen (vaak gezinnen) op te vangen in de crisisnoodopvang.
Dit is niet in lijn met de motie Koekkoek en het COA is hier waar mogelijk dan ook
terughoudend in. Dit houdt echter ook verband met het voorkomen dat doelgroepen «over»
blijven bij plaatsing omdat geen enkele gemeente ze wil huisvesten. Hierbij is bovendien
relevant dat sommige locaties vanwege de aard van het pand ook beperkingen met zich
meebrengen. Deze beperkingen in combinatie met eventuele beperkingen die gemeenten
opleggen maken het efficiënt opvangen van asielzoekers momenteel al erg lastig. Hier
bovenop specifiek doelgroepenbeleid ten aanzien van plaatsing in de (crisis)noodopvang
hanteren zou dit haast onmogelijk maken.
Ten slotte vraagt de motie om overplaatsing naar stabiele, veilige en kleinschalige
asielopvang. Ik heb het COA gevraagd de voorrang te verlenen zodra doorstroom naar
reguliere locaties mogelijk is. Dit zal niet altijd kleinschalige opvang betekenen,
dit hangt namelijk af van het aantal en type locaties waar het COA gebruik van kan
maken. De inzet is altijd om de veiligheid in opvanglocaties te waarborgen, en zoals
uw Kamer bekend is het de inzet van het kabinet en het COA om verhuisbewegingen te
beperken en stabiliteit te versterken door reguliere locaties te werven voor lange
duur.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid