Brief regering : Programmering ESF+ (2021 - 2027)
26 642 Europees Sociaal Fonds (ESF)
Nr. 145 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
Aanleiding
Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is het oudste en belangrijkste EU-fonds om werkgelegenheid
en sociale integratie te bevorderen. In overleg met gemeenten, sociale partners, de
Europese Commissie en andere betrokken partijen heeft Nederland een Programmadocument
opgesteld met de hoofdlijnen voor de nieuwe programmaperiode 2021 tot en met 2027.
Over de uitgangspunten bent u eerder geïnformeerd.1 11 augustus jl. is het programmadocument goedgekeurd door de Europese Commissie.
Met deze goedkeuring kan Nederland aan de slag met de uitvoering van het nieuwe ESF+
programma. Daartoe hebben we, zoals gebruikelijk in eerdere programmaperiodes van
het ESF, een subsidieregeling2 opgesteld.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de programmering
van het ESF+, de uitwerking in nationale regelgeving en de openstelling van tijdvakken
om subsidie uit het ESF+ te kunnen aanvragen. Ook informeer ik uw Kamer over de stand
van zaken met betrekking tot de inzet van aanvullende middelen uit REACT-EU (Recovery
Assistance for Cohesion and the Territories of Europe).
Het Europees Sociaal Fonds Plus
Vanaf de nieuwe programmaperiode 2021 tot en met 2027 heeft het fonds de naam ESF+
gekregen, omdat enkele Europese fondsen die vroeger los stonden van het ESF hieraan
zijn toegevoegd.3 In de periode 2021–2027 wordt in totaal ruim € 413 miljoen beschikbaar gesteld aan
Nederland. Dat is bijna € 100 miljoen minder dan in de vorige programmaperiode. Doordat
wordt uitgegaan van een hogere cofinanciering in te brengen door de begunstigde van
60%4 in plaats van 50% is de totale investering vergelijkbaar aan de eerdere periode.
De overkoepelende beleidsdoelstelling van het ESF+ is bij te dragen aan een beter
presterend en veerkrachtig «sociaal Europa», de uitvoering van de Europese pijler
van sociale rechten en de in het kader van het Europees Semester bekrachtigde sociale
en werkgelegenheidsprioriteiten.
Het Nederlandse ESF+ programma is grotendeels gericht op het ondersteunen van mensen
met een kwetsbare arbeidsmarktpositie, zowel werkenden als niet-werkenden. Daarnaast
zet het programma in op het bevorderen van sociale innovatie, gelijke kansen en non-discriminatie
en het ondersteunen van de doelgroep «meest behoeftigen» met voedselhulp en/of materiële
hulp.
Op basis van de uitgangspunten uit het programmeringsdocument is een nationale subsidieregeling
uitgewerkt voor een verdere concretisering van de subsidiabele activiteiten en mogelijke
aanvragers. De invoering van de verschillende onderdelen vindt gefaseerd plaats omwille
van de uitvoerbaarheid en de beheersbaarheid. Gedurende de looptijd van het ESF+ programma
worden telkens nieuwe tijdvakken voor het aanvragen van ESF-middelen aan de subsidieregeling
toegevoegd.
Nederlandse prioriteiten binnen het ESF+
Op basis van de (economische) ontwikkelingen en hun effect op de arbeidsmarkt, het
standpunt van het vorige kabinet, het nieuwe coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77) en de door de Europese Commissie geïdentificeerde investeringsbehoeften en de landenspecifieke
aanbevelingen, kiest Nederland ervoor om het ESF+ in de komende programmeringsperiode
te focussen op drie prioriteiten.
I. De ondersteuning van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
Van oudsher gaat een belangrijk deel van het totale ESF-budget naar de uitdagingen
op de arbeidsmarkt. Hoewel er op dit moment meer openstaande vacatures zijn dan werkzoekenden,
gaat het niet vanzelf om mensen aan het werk te helpen. Het ESF maakt het mogelijk
hier een extra inspanning op te doen door in samenwerking met verschillende partners
in het veld met specifieke problemen aan de slag te gaan. Activiteiten zijn erop gericht
om mensen met een uitkering aan een baan te helpen, om belemmeringen voor volwaardige
participatie in de maatschappij aan te pakken – ook als deze op andere leefgebieden
dan werk liggen – en voor werkenden om bij te scholen of om te scholen naar een kansrijke
baan of sector. Op deze manier bereiken we een grote groep mensen op de arbeidsmarkt:
zelfstandigen zonder personeel, mensen in de bijstand, jongeren in het voortgezet
speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro), ouderen, gedetineerden, mensen
met een arbeidsbeperking, mensen met een migratieachtergrond en/of mensen die minder
scholing hebben genoten.
Aanvragers voor onderdelen van deze ESF+ subsidieprioriteit zijn:
• Centrumgemeenten namens gemeenten en vso- en pro-scholen in hun arbeidsmarktregio
voor activiteiten voor kwetsbare werkzoekenden en jongeren in het vso en het pro onderwijs.
• Dienst Justitiële Inrichtingen om gedetineerden, forensische patiënten en jeugdigen
voor te bereiden op een terugkeer in de maatschappij en het verkrijgen en het behouden
van werk.
• Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen), brancheorganisaties en samenwerkingsverbanden
van sociale partners voor projecten gericht op de begeleiding en scholing van kwetsbare
werkenden.
Het grootste deel van alle middelen gaat naar deze prioriteit, omdat ik er veel waarde
aan hecht dat iedereen zoveel mogelijk meedoet en kan blijven doen op de arbeidsmarkt.
Dit draagt ook bij aan de strijd tegen armoede. Het totale budget heb ik op ruim € 366
miljoen bepaald. Projecten van dit programma-onderdeel komen op grond van de Europese
verordening in aanmerking voor 40% subsidie uit ESF+. Aanvragers moeten voor de overige
financiering zorgen.
II. Het bevorderen van sociale innovatie
Binnen het ESF+ programma is ook aandacht voor sociale innovatie. Aanvragers worden
gestimuleerd om andere aanpakken en activiteiten uit te proberen. Binnen de projecten
is hierdoor meer aandacht voor kennisontwikkeling en kennisdeling dan wanneer dit
alleen in de reguliere arbeidsmarktgerichte activiteiten wordt meegenomen. Door het
thema «gelijke kansen en non- discriminatie» centraal te stellen in de programmering
van sociale innovatie ontstaat een extra stimulans voor gemeenten, sociale partners
en andere partijen die een goede werking van de arbeidsmarkt voorstaan, om te komen
tot betere en meer efficiënte samenwerking op sector- en arbeidsmarktregio-niveau.
Doel daarvan is uiteindelijk mensen dezelfde kansen op de arbeidsmarkt te kunnen bieden.
Een eerste tijdvak gericht op het bevorderen van gendergelijkheid binnen arbeidsorganisaties
is in de maak. Om gendergelijkheid te stimuleren worden werkgevers en werknemers in
arbeidsorganisaties geholpen om zelf voor hun organisatie specifieke aanpakken te
vinden, die bijvoorbeeld zijn gericht op het bevorderen van een gelijke beloning van
mannen en vrouwen of het beter faciliteren van het combineren van werk en zorgtaken.
Andere tijdvakken om subsidie aan te vragen binnen deze prioriteit worden gedurende
de looptijd van het ESF+ programma ontwikkeld en zullen mede als doel hebben om gelijke
kansen te bevorderen en discriminatie tegen te gaan.
Het totale bedrag dat vanuit de EU beschikbaar wordt gesteld is € 15,8 miljoen. In
afwijking van de hoofdregel geldt voor deze projecten een financieringspercentage
van 95% in plaats van 40%, waardoor slechts de resterende 5% door de partijen zelf
hoeft te worden gefinancierd. Een hogere eigen bijdrage brengt het risico met zich
mee dat partijen afhaken. Door de focus op innovatie is niet zeker of en wat de opbrengst
voor deelnemende partijen is.
III. Het verstrekken van voedselhulp en materiële hulp
Bij de inzet van het ESF+ kiest Nederland er voor het eerst voor om voedselhulp te
verstrekken aan meest behoeftigen.5 Deze keuze is eerder met uw Kamer gedeeld.6 Directe aanleiding was de door Voedselbanken Nederland gesignaleerde ontwikkeling
van oplopende vraag naar ondersteuning vanwege de Covid-19 pandemie en terugloop in
het voedselaanbod. Deze situatie doet zich op dit moment weer voor. Door de inflatie
doen steeds meer mensen een beroep op organisaties en private initiatieven die mensen
van voedsel voorzien. Het kabinet probeert de mensen te ondersteunen die het hardst
worden getroffen. Hierin past de aanvullende inzet van Europese middelen.
De hulp voor de meest behoeftigen bestaat uit de onderdelen voedselhulp, materiële
hulp en begeleidende maatregelen en is gericht op:
• Het via voedselhulp bieden van een verantwoord pakket aan levensmiddelen dat mensen afhankelijk van de
behoeften gericht kunnen aanvullen met eigen aankopen om zo te komen tot een verantwoorde
maaltijd.
• De verstrekking van materiële hulp om te voorzien in goederen die aansluiten bij de eerste levensbehoeften en bijdragen
aan het tegengaan van uitsluiting, zoals persoonlijke verzorgingsproducten.
• Via begeleidende maatregelen mensen beter toe te rusten voor de aanpak van de onderliggende problematiek die bijdraagt
aan hun situatie of ze in staat te stellen beter met de situatie om te gaan. Dat kan
door nieuwe hulpverlening te organiseren of door mensen te verbinden met de bestaande
hulpverlening, veelal bij de gemeente of een gemeentelijke organisatie.
Ik vind het belangrijk dat er binnen deze prioriteit aandacht is voor de problemen
die kinderen in armoede ervaren. Daarom voorzie ik in specifieke ondersteuning van
kinderen om te voorkomen dat voedselgebrek tot slechtere resultaten of schooluitval
gaat leiden. Hierbij is speciale aandacht voor wat kinderen nodig hebben om te kunnen
leren en spelen als alle andere kinderen. Persoonlijke verzorging is hierbij een belangrijk
aspect. We willen voorkomen dat kinderen niet naar school durven of te spelen met
andere kinderen uit schaamte. Het verstrekken van menstruatieproducten of het verzorgen
van een ontbijt op school past hier bijvoorbeeld ook in.
Het budget voor deze prioriteit bedraagt € 15,8 miljoen, waarmee ruim aan het door
de Europese Commissie vereiste minimum van 3% wordt voldaan. € 2,5 miljoen daarvan
is specifiek voor kinderen bestemd. Vanuit het ESF+ worden de activiteiten voor 90%
vergoed en is 10% eigen financiering noodzakelijk.
Middelen
In de navolgende tabel is de budgetverdeling aangegeven op het niveau van de gekozen
prioriteiten. Het totale budget is inclusief uitvoeringskosten, ook wel technische
bijstand genaamd. Door de Europese Commissie is bepaald dat er een vast percentage
geldt voor technische bijstand van 4% van het programmabudget ESF+. Dit budget is
bedoeld om het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in staat te stellen
tijdens de looptijd van ESF+ de subsidieregelingen uit te voeren, evaluaties te (laten)
doen, de verplichte controles van declaraties te doen en de aanvragers te ondersteunen
bij alle administratieve verplichtingen. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
voert al lange tijd het ESF-programma uit in Nederland. De ervaring uit vorige programma’s
is dat dit budget volledig wordt opgemaakt.
Tabel 1: verdeling van het Totale ESF-budget over de onderdelen
Prioriteit
1.
Ondersteuning mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie:
€ 366.237.582
2.
Bevorderen sociale innovatie
€ 15.803.219
3.
Voedselhulp
€ 15.803.219
4.
Uitvoeringskosten
€ 15.913.756
Totaal
€ 413.757.776
Een belangrijk deel van de subsidies voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
loopt via de arbeidsmarktregio’s. De budgetten worden ter beschikking gesteld van
de centrumgemeenten, die op hun beurt het project coördineren binnen de eigen arbeidsmarktregio.
De verdeling van de budgetten over de arbeidsmarktregio’s gebeurt naar rato van het
budget dat een arbeidsmarktregio krijgt voor re-integratie van mensen die tot de gemeentelijke
doelgroep behoren. Dit is een beproefde methodiek die aansluit bij de regionale opgave
om mensen naar werk te begeleiden. Er wordt daarom bij de verdeling van de Nederlandse
ESF-budgetten geen gebruik gemaakt van de Europese indeling die bepaalde regio’s als
overgangsregio aanduidt. Deze kwalificatie kan een regio krijgen op grond van het
BNP per hoofd van de bevolking. Aangezien dit gegeven weinig zegt over de opgave om
mensen aan het werk te krijgen en te houden, heb ik gekozen vast te houden aan de
bestaande methodiek. Op verzoek van de Kamer heb ik een afschrift gestuurd van de
brief aan de samenwerkende noordelijke provincies hierover.7
Subsidieregeling ESF+
Met de publicatie van de subsidieregeling ESF+ van 3 mei 20228 is het eerste subsidieaanvraagtijdvak geopend voor projecten gericht op de begeleiding
en opleiding van leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs
(pro) voor het schooljaar 2022–2023. Met de laatste wijziging van de subsidieregeling,
die op 13 september 2022 is gepubliceerd in de Staatscourant9, zijn er drie hoofdstukken met bijbehorende aanvraagtijdvakken aan toegevoegd. Op
hoofdlijnen houden de vier hoofdstukken van de subsidieregeling het volgende in:
Leerlingen in voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro)
Afgelopen zomer hebben alle centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s een aanvraag
ingediend voor middelen gericht op de ondersteuning van leerlingen bij vso- en pro-scholen
in de regio in schooljaar 2022–2023. De projecten moeten gericht zijn op het vergemakkelijken
van de stap naar de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding. Tijdens de hele looptijd
van het ESF+ (tot en met 2027) is voorzien in de financiering van de projecten voor
leerlingen aan het vso en het pro in opeenvolgende schooljaren. Het eerstvolgende
tijdvak gaat mei 2023 open.
Arbeidsmarktregio’s
Zoals gebruikelijk in eerdere ESF-programma’s is een deel van het budget bestemd voor
gemeenten. Gemeenten kunnen de gemeentelijke doelgroep uit de Participatiewet ondersteunen
bij het duurzaam aan het werk komen. Ook ontheemden uit Oekraïne kunnen worden ondersteund.
Het gaat hierbij om arbeidsmarkttrajecten die deels vanuit het ESF kunnen worden gefinancierd.
Hiervoor komt dit jaar € 42 miljoen beschikbaar. In een later stadium komen ook middelen
beschikbaar voor de ondersteuning van mensen met bredere problematiek dan alleen het
vinden van werk.
Ter ondersteuning van de regionale samenwerking tussen gemeenten en sociale partners
is het mogelijk middelen in te zetten voor werkenden met een kwetsbare positie. Hiervoor
is het vereist dat afstemming met sociale partners plaatsvindt voordat een gemeente
tot het faciliteren van activiteiten overgaat.
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)
Via DJI bereiken we mensen in een gevangenis, een forensisch psychiatrische kliniek
of een justitiële jeugdinrichting die zich proberen voor te bereiden op hun leven
na de vrijlating. Het vinden van werk hoort hier ook toe, maar door stigmatisering
is dat een flinke opgave. Doel is de arbeidsmarktpositie van deze personen zodanig
te verbeteren dat zij naar werk bemiddelbaar zijn of na genoemd verblijf inpasbaar
zijn in een arbeidsmarkt-gerelateerd programma of een regulier opleidingstraject.
Het budget van € 20,6 miljoen voor de gehele programmaperiode ESF+ wordt op aanvraag
volledig beschikbaar gesteld aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Voedselhulp
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, wordt via een open call een uitvoerder gekozen voor
dit onderdeel. Tussen 3 oktober en 18 november kunnen organisaties zonder winstoogmerk
een projectplan indienen voor voedselhulp, materiële hulp en begeleidende maatregelen
in heel Nederland voor het volledige budget van € 15,8 miljoen voor de gehele programmaperiode
ESF+.10 De subsidie zal op basis van een kwalitatieve toets aan één organisatie worden toegekend.
Hiervoor is gekozen om versnippering van de middelen te voorkomen. In de subsidieregeling
is beschreven aan welke voorwaarden het plan moet voldoen.
Aanvullende middelen REACT-EU (2e tranche)
In reactie op de Covid-19 pandemie heeft de Europese Unie een omvangrijk herstelpakket
aangenomen dat de lidstaten van de EU sociaaleconomisch moet helpen herstellen van
deze crisis. Eén van de instrumenten onder dit herstelpakket betreft REACT-EU. Onder
REACT-EU is aanvullend budget beschikbaar gesteld aan het Europees Sociaal Fonds (ESF)
en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor de programmaperiode
2014–2020. In november vorig jaar heeft Nederland van de Europese Commissie een tweede
tranche van ruim € 60 miljoen ontvangen aan aanvullende ESF-middelen uit REACT-EU.
Deze middelen zijn aanvullend op de eerste tranche van € 220 miljoen en moeten binnen
de looptijd van het programma ESF 2014–2020 worden uitgegeven.
Van de middelen uit de tweede tranche is € 50 miljoen toegevoegd aan de lopende projecten
in de 35 arbeidsmarktregio’s en is de looptijd van deze projecten met drie maanden
verlengd. Daarvan kan de gemeentelijke doelgroep uit de Participatiewet worden ondersteund
en ook met terugwerkende kracht ontheemden uit Oekraïne. Eerder is hiervan melding
gemaakt in een voortgangsbrief over de opvang van ontheemden uit Oekraïne.11 De overige middelen zijn bestemd voor jobcoachingstrajecten van het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) ter ondersteuning van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering
die aan het werk gaan en daarbij persoonlijke begeleiding nodig hebben. In het verleden
zijn goede ervaringen opgedaan met gelijksoortige projecten onder het ESF. Ook is
het EU-financieringspercentage, voor projecten gefinancierd uit REACT-EU budget, verhoogd
naar 100%.
De projecten die subsidie ontvangen uit ESF REACT-EU zijn in uitvoering en kennen
een beperkte looptijd vanwege de naderende afsluiting van het programma ESF 2014–2020.
De arbeidsmarktregio’s konden de middelen tot 1 oktober 2022 besteden. Deze datum
sluit aan op de start van een nieuw tijdvak onder ESF+, zoals hiervoor beschreven.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen