Brief regering : Reactie op de amendementen ingediend bij de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023
36 200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023
Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR LANGDURIGE ZORG
EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2022
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen gesteld tijdens de eerste termijn van
het debat over de ontwerpbegroting VWS 2023 op 18 oktober 2022 (Noot bij Handelingen II
2022/23, nr. 15, begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
Tijdens de eerste termijn hebben de leden van uw Kamer amendementen ingediend bij
de ontwerpbegroting VWS 2022 (Kamerstuk 36 200 XVI). Bijgaand ontvangt u tevens de schriftelijke reactie op deze amendementen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 12 van het Kamerlid Van Dijck (PVV) gericht de afschaffing van het eigen risico ten
behoeve van het verbeteren van de koopkracht van burgers
De uitzonderlijk hoge inflatie heeft forse negatieve effecten op de inkomenspositie
van huishoudens. Het kabinet versterkt met een groot pakket aan koopkrachtmaatregelen
in de Miljoenennota 2023 de inkomenspositie van mensen om de negatieve effecten van
de hoge prijzen te dempen. Dit is een evenwichtig pakket.
Het amendement beoogt de koopkracht van mensen die zorg nodig hebben te verbeteren
en hen te compenseren door middel van het afschaffen van het eigen risico van 1 januari
2023 tot 1 januari 2024.
Voor het zomerreces is door uw Kamer een wetsvoorstel aangenomen om de hoogte van
het verplicht eigen risico te bevriezen voor 2023 tot en met 2025 (Kamerstuk 36 135). Dit draagt bij aan de betaalbaarheid van de zorg voor zorggebruikers. Daarnaast
ontvangen huishoudens met een laag inkomen zorgtoeslag als tegemoetkoming voor de
zorgpremie én het verplicht eigen risico.
Het verlagen of afschaffen van het eigen risico leidt ertoe dat verzekeraars een hogere
nominale premie moeten vragen om de zorguitgaven te kunnen betalen. Het financieren
van een lager eigen risico uit een verhoging van de rijksbijdrage is binnen het huidige
zorgstelsel geen reële optie. Het zou een wijziging van de financieringswijze van
de zorgverzekering betekenen.
Een hogere overheidsbijdrage voor zorgverzekeraars wordt door de Europese Commissie
mogelijk gezien als ongeoorloofde staatssteun. Daardoor zijn er sterke twijfels bij
de haalbaarheid van een dergelijke wijziging.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 17 van het Kamerlid Van Haga (Groep van Haga) gericht op het herverdelen van begrote
corona uitgaven voor maatregelen die bijdragen aan het structureel verbeteren en opschalen
van de Nederlandse zorg
Corona blijft onder ons. We moeten daarom, zeker op de korte termijn, voorbereid blijven
op de mogelijkheid van nieuwe oplevingen en nieuwe virusvarianten. Om voorbereid te
zijn, zet het kabinet met de lange termijnaanpak COVID-19 in op onder meer het monitoren
van het virus, een wendbaar vaccinatieprogramma en het versterken van de pandemische
paraatheid. Het is belangrijk dat we goed voorbereid zijn op de verschillende scenario’s
van hoe COVID-19 zich kan ontwikkelen. Daarnaast wil ik benadrukken dat de optimalisatie
van de zorgketen ook kabinetsbeleid is. Zo wordt ingezet op het flexibel kunnen reageren
op veranderingen in de zorgvraag, in te zetten op preventie, de basiszorg versterken
en optimalisatie van beschikbaarheid van zorgprofessionals te vergroten.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 22 van de Kamerleden Ellemeet (GL) en Mohandis (PvdA) gericht op het uitstellen van
het scheiden van wonen en zorg
Het kabinet sluit aan bij de maatschappelijke trend dat mensen langer thuis blijven
wonen. Of als dat niet gaat in een geclusterde setting. Door het scheiden van wonen
en zorg zal op geleidelijke wijze deze trend worden geaccommodeerd. We behouden daarbij
de huidige capaciteit verpleeghuisplekken; de volumegroei vindt plaats in de vorm
van extramurale verpleegzorgplekken. Ook in de toekomst blijven verpleeghuisplekken
beschikbaar voor de mensen voor wie geldt dat wonen en zorg onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn.
Voor het einde van dit jaar zal de Minister voor Langdurige Zorg en Sport samen met
de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een programma wonen en zorg
voor ouderen naar uw Kamer sturen. Hierin wordt rekening gehouden met de realisatie
van voldoende woonvormen waar verpleegzorg geleverd kan worden.
Overigens zijn tijdelijk extra middelen beschikbaar gesteld om vergevorderde bouwplannen
voor zorg met verblijf te realiseren. In de komende periode (2023 t/m 2026) kan de
intramurale verpleeghuiscapaciteit nog groeien met ongeveer 1.400 plekken in 2023
oplopend tot 4.800 plekken in 2026. Daarmee is de groei in de komende jaren vergelijkbaar
met de groei in recente voorgaande jaren.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement TK 36 200 XVI, nr. 23 van de Kamerleden Omtzigt (Groep Omtzigt), Hijink (SP), Van der Plas (BBB), Van der
Staaij (SGP), Westerveld (GL), Van Esch (PvdD), Den Haan (Fractie Den Haan), Koekkoek
(Volt), Gündoğan (Groep Gündoğan), Pouw-Verweij (JA21), Agema (PVV) en Simons (BIJ1)
gericht op meer biomedisch onderzoek naar Long COVID
Biomedisch onderzoek naar post-COVID acht ik van groot belang. Daarom financier ik
via ZonMw onderzoek naar de diagnostiek, behandeling en organisatie van zorg van post-COVID.
Hiervoor is in totaal € 7,8 miljoen beschikbaar voor de periode 2021 t/m 2024. Daarnaast
is er circa € 1 miljoen begroot voor post-COVID-onderzoek in het COVID-programma van
het RIVM voor de periode 2021 t/m 2023 en is er € 0,5 miljoen beschikbaar gesteld
voor onderzoek vanuit het budget voor C-support.
Op dit moment bereiden de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)
en het Kennisinstituut Instituut Verantwoord Medicijngebruik (IVM) een overkoepelende
kennisagenda voor, waarbij nationale en internationale onderzoeken op het gebied van
post-COVID worden samengebracht en geanalyseerd op hun toepassing in Nederland. Uit
deze activiteiten zal tevens blijken of en zo ja, welk aanvullend onderzoek nodig
is. Biomedisch onderzoek zal hier waarschijnlijk een belangrijk onderdeel van zijn.
Vervolgens stellen de NFU, de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en het Nederlandse
Huisartsen Genootschap (NHG) een gezamenlijke overkoepelende kennisagenda op voor
post-COVID.
Afhankelijk van de uitkomst van de activiteiten voor de overkoepelende kennisagenda
wordt bezien of aanvullend onderzoek binnen de medische specialistische zorg en huisartsenzorg,
verdiepend biomedische onderzoek en klinisch onderzoek gericht op behandeling nodig
is. Daarmee kan ook extra uitvoering worden gegeven aan de motie Omtzigt c.s. die
verzoekt om structureel meer onderzoek te bevorderen.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 24 van het Kamerlid Westerveld (GL) gericht op het uitbreiden van de reikwijdte van
de formele zorg binnen het pgb met bijbehorende tariefstelling
Ik vind de informele zorg van onschatbare waarde voor het totaal aan zorg en ondersteuning
dat in Nederland wordt geleverd. Als een zorgverlener werkt via een zorgonderneming,
als zzp-er of als BIG-geregistreerde, dan kan hij/zij tot het maximum formele uurtarief van € 68,30 declareren.
Op basis van feitenonderzoek door KPMG (2020) is gebleken dat bij 37% van de Wlz-pgb
zorgovereenkomsten waarbij een informeel tarief wordt betaald, het gaat om zorgverleners
die geen familie zijn van de budgethouder. Met een inschrijving bij de Kamer van Koophandel
(KvK) zou ook deze groep wél een formeel tarief mogen hanteren.
Mij hebben nog geen signalen bereikt over de ontoereikendheid van het informele tarief
voor een Wlz-pgb. Er is onvoldoende zicht op de ernst van het probleem inclusief de
veronderstelde verplaatsing van informele naar formele zorg of naar zorg in natura.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 25 van de Kamerleden Mohandis (PvdA) en Ellemeet (GL) gericht op eenmalige compensatie
van de prijsstijgingen voor zorginstellingen in de sector verpleeg-, verzorgingstehuizen
en thuiszorg
De hoge energieprijzen leiden, begrijpelijkerwijs, tot veel zorgen in de samenleving
en in uw Kamer. Met de brief van 17 oktober jl. (inventarisatie energiekosten (semi-)
collectieve sector VWS-terrein, Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 32) hebben de bewindslieden van VWS de Kamer geïnformeerd over de lopende inventarisatie
van de (maatschappelijke) gevolgen van de hoge energiekosten op het VWS-terrein. Deze
inventarisatie gaat niet alleen in op de sector verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg
zoals genoemd in het amendement.
Zoals aangegeven in de brief inventariseren we in welke mate financiële knelpunten
optreden en wat de invloed hiervan is op de continuïteit van zorg en de patiënt/cliënt.
Aangezien de situatie per sector zal verschillen, wordt vervolgens in kaart gebracht
of ingrijpen vanuit maatschappelijk belang noodzakelijk is, en zo ja, welke oplossing
mogelijk kan zijn en wordt hierover afstemming gezocht binnen het kabinet. Zoals eerder
genoemd is het hoofddoel hierbij het bewaken van de continuïteit van zorg en ondersteuning
voor de patiënten/cliënten over alle domeinen.
Deze inventarisatie wordt breed over de (semi)publieke sectoren gedaan en loopt nog.
We blijven daarbij voortdurend in gesprek met de sector over de ontwikkelingen. Het
is van belang om deze inventarisatie eerst af te ronden voordat we hier besluiten
over nemen.
Wel heeft de NZa reeds op verzoek van VWS de eerder vastgestelde gereguleerde budgetten
en tarieven in de Zvw en de Wlz voor 2023 geactualiseerd op basis van de loon- en
prijsraming uit de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB. Hierdoor is in
totaal € 1,9 miljard extra aan loonprijsbijstelling beschikbaar gesteld in de Zvw
en Wlz samen. Dit wijkt af van de reguliere systematiek. Er is hiertoe besloten uit
het besef dat we met een bijzondere situatie te maken hebben. Voor 2022 geldt dat
bij Najaarsnota inzichtelijk wordt gemaakt wat mogelijke budgettaire gevolgen kunnen
zijn voor 2022. Daarnaast zal ook in beeld worden gebracht welke eventuele maatregelen
nodig zijn voor 2023. De eventuele budgettaire verwerking voor 2023 wordt dan vervolgens
meegenomen in de Voorjaarsnota 2023.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 26 van de Kamerleden Van den Hil (VVD) en Kuiken (PvdA) gericht op onderzoek naar agressie
en intimidatie in de eerstelijnszorg
Aandacht voor de gewenste omgangsvormen en goede opvang en nazorg op de werkvloer
zijn essentieel bij de aanpak van agressie tegen (eerstelijns) zorgpersoneel. De primaire
verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de werkgevers. Ik ondersteun werkgevers hierin
door het continueren van de branchegerichte aanpak die tijdens de vorige kabinetsperiode
is ingezet.
Er kan subsidie worden aangevraagd door branches binnen de eerstelijnszorg voor (door)ontwikkeling
van een branchegerichte aanpak. KNOV, KNMT, KNMG, LHV en KNMP hebben te kennen gegeven
hierin met elkaar samen te willen werken. Het eerste verkennende gesprek hierover
tussen een vertegenwoordiger van deze partijen en VWS is inmiddels gevoerd. Hierbij
is ook gesproken over onderzoek naar agressie in de eerstelijn.
Met het voorliggende amendement wordt geld vrijgemaakt voor noodzakelijk onderzoek
naar de aard, omvang en vermoedelijke toename van agressie en intimidatie in de eerstelijnszorg.
Dit amendement draagt daarmee bij aan de ondersteuning van mijn beleid.
In het licht van het voorgaande laat ik het oordeel aan de Kamer.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 27 van de Kamerleden Ellemeet (GL) en Mohandis (PvdA) gericht op het bouwen van 25.000
extra verpleeghuisplekken tot 2025
Het kabinet sluit aan bij de maatschappelijke trend dat mensen langer thuis blijven
wonen. Of als dat niet gaat in een geclusterde setting. Door het scheiden van wonen
en zorg zal op geleidelijke wijze deze trend worden geaccommodeerd. We behouden daarbij
de huidige capaciteit verpleeghuisplekken; de volumegroei vindt plaats in de vorm
van extramurale verpleegzorgplekken. Ook in de toekomst blijven verpleeghuisplekken
beschikbaar voor de mensen voor wie geldt dat wonen en zorg onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn.
Voor het einde van dit jaar zal de Minister voor Langdurige Zorg en Sport samen met
de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een programma wonen en zorg
voor ouderen naar uw Kamer sturen. Hierin wordt rekening gehouden met de realisatie
van voldoende woonvormen waar verpleegzorg geleverd kan worden.
Overigens zijn tijdelijk extra middelen beschikbaar gesteld om vergevorderde bouwplannen
voor zorg met verblijf te realiseren. In de komende periode (2023 t/m 2026) kan de
intramurale verpleeghuiscapaciteit nog groeien met ongeveer 1.400 plekken in 2023
oplopend tot 4.800 plekken in 2026. Daarmee is de groei in de komende jaren vergelijkbaar
met de groei in recente voorgaande jaren.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 28 van het Kamerlid Paulusma (D66) gericht op extra subsidiebudget om de inzet van de
zelfafnameset (ZAS) bij het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker te verbreden
Laagdrempelig kunnen deelnemen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker is
van groot belang. Met dit bevolkingsonderzoek kan namelijk in een vroeg stadium baarmoederhalskanker
worden opgespoord. Hierdoor is de overlevingskans groter en wordt er gezondheidswinst
voor vrouwen gerealiseerd. Een bredere inzet van de zelfafnameset verlaagt drempels
voor vrouwen uit de doelgroep om deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.
Dit amendement ziet toe op het breder inzetten van de zelfafnameset bij het bevolkingsonderzoek
baarmoederhalskanker. De zelfafnameset kan worden gebruikt als alternatief voor het
laten maken van een uitstrijkje bij de huisarts. De Gezondheidsraad adviseerde in
2021 om de zelfafnameset breder in te zetten. Dit amendement sluit hierbij aan en
biedt middelen om de verbrede inzet vorm te geven. Dit sluit aan bij mijn inzet om
de bevolkingsonderzoeken zo laagdrempelig mogelijk aan te bieden.
In het licht van het voorgaande laat ik het oordeel aan de Kamer.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 29 van het Kamerlid Paulusma (D66) gericht op het opzetten van een burgerberaad over
de zorg
Het kabinet is er voorstander van de samenleving op een directere manier te betrekken
bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. De kennis en ervaring die hiermee
wordt opgehaald kan weer ingezet worden om tot betere (beleids)keuzes te komen. In
het Integraal Zorgakkoord (IZA) en in het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor
Ouderen (WOZO) wordt ook op meerdere plekken aangegeven dat burgers en patiënten meer
moeten worden betrokken. Daar gaan we ook actief mee aan de slag. Een burgerberaad
is één van de vormen waarin dat kan. Een burgerberaad op regionale schaal als experiment
rondom een specifiek zorgthema, zoals de acute zorg, is hier een logische eerste stap
in.
In het licht van het voorgaande laat ik het oordeel aan de Kamer.
Amendement Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 31 (ter vervanging van nr. 21) van het Kamerlid Ellemeet (GL) gericht op een publiekscampagne
over endometriose
Endometriose is een groot probleem bij vrouwen en verdient onze aandacht. Ik ontvang
ook vanuit de maatschappij bredere signalen over hormoongerelateerde klachten en dat
het nog altijd voorkomt dat klachten niet tijdig worden herkend met mogelijk onnodig
verzuim tot gevolg.
Gebrek aan kennis over of het niet serieus nemen van cyclus- en hormonale klachten
kan leiden tot een jarenlange zoektocht in de zorg. De gemiddelde diagnosetijd van
aandoeningen als endometriose is dan ook 7 tot 12 jaar. Ik ben in overleg met maatschappelijke
organisaties (o.a. WomenInc, Vuurvrouwen, Miriam Kaijer), de Wetenschappelijke Vereniging
(NVOG), het Kwaliteitsinstituut Medisch Specialisten (KIMS), de NHG en ZonMw om te
kijken of het mogelijk is om te komen tot een maatschappelijke agenda met daaraan
gekoppeld een onderzoeksagenda. Er is inmiddels een brede werkgroep aan de slag. Inzet
van partijen is ook dat de informatievoorziening richting vrouwen moet verbeteren.
Ik verwacht deze agenda volgend jaar te ontvangen. Ik zal uw Kamer daarover informeren.
Ik ben bereid met de bovengenoemde partijen verder in gesprek te gaan en te bezien
hoe uitvoering gegeven zou kunnen worden aan goede voorlichting en maatschappelijk
bewustzijn op dit thema en te onderzoeken wat er nodig is op gebied van voorlichting.
In het licht van het voorgaande laat ik het oordeel aan de Kamer.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 33
van de Kamerleden Tielen (VVD) en Van Weyenberg (D66) gericht op het optimaliseren
van het werkhervattingsproces bij, of na kanker.
Samen met de Minister van SZW geven we uitvoering aan de motie van het lid Van Weyenberg
c.s. over de vraag hoe de klinisch arbeidsgeneeskundige zorg in meer ziekenhuizen
integraal onderdeel kan worden gemaakt van de reguliere oncologische zorg en hoe deze
zorg passend kan worden gefinancierd (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 56). De Minister van SZW heeft voor de eerste periode € 0,5 miljoen vrijgemaakt op de
SZW-begroting om de beroepsgroep de gelegenheid te bieden een start te maken met dit
traject.
Ook sociale partners in de sociaaleconomische Raad (SER) vinden aandacht voor werkbehoud
van mensen met kanker van belang. In een werkgroep van de SER werd het thema centraal
gesteld en werd in december 2020 het thema «Werkbehoud bij kanker» in een webinar
aan de orde gesteld, financieel ondersteund door SZW. In dit webinar zijn verschillende
betrokken partijen in de regio bij elkaar gebracht om te bespreken wat er mogelijk
is bij het (blijven) werken met kanker en welke ondersteuning er is voor patiënten
met kanker in de regio.
Daarnaast loopt er vanuit SZW een initiatief op het gebied van toegankelijkheid van
arbeidsgerelateerde zorg. Zo is op het Arboportaal informatie te vinden voor mensen
met een chronische aandoening, zoals kanker. Zo is er onder andere al een gesprekswijzer
voor werknemers en werkgevers. Het Arboportaal biedt informatie voor mensen met een
chronische aandoening, waar kanker toe kan behoren, die aan het werk willen blijven
of weer aan het werk willen gaan. Het Arboportaal is zowel voor werkgevers, werknemers
en deskundigen, en dus ook voor koepels en experts die werknemers ondersteunen.
Meer aandacht en kennis delen en bundelen over dit thema is en blijft van belang.
Het meer inzetten van dit Arboportaal ondersteun ik dan ook graag. Om gebruik te maken
van de informatie die al over arbeid in relatie tot kanker beschikbaar is, vind ik
het van belang dat de beschikbare informatie opgehaald wordt. Het amendement zie ik
dan ondersteuning van ingezet beleid.
In het licht van het voorgaande laat ik het oordeel aan de Kamer.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 34 van de Kamerleden Bikker (CU), Van den Berg (CDA), Van der Staaij (SGP), Bevers (VVD)
gericht op het verstevigen van het vrijwilligerswerk door de coördinerende capaciteit
van de Vereniging NOV (Platform Vrijwillige Inzet) in 2023 te versterken en landelijke
vrijwilligersorganisaties een kwaliteitsimpuls te geven.
Vrijwilligers zijn waardevol en onmisbaar voor onze samenleving. Sectoren zoals de
cultuur en zorg en ondersteuning zouden niet functioneren zonder de inzet van vele
vrijwilligers. De twee intensieve corona-jaren hebben grote invloed gehad op de inzet
van vrijwilligers met een afname tot gevolg. Voor vrijwilligersorganisaties wordt
het steeds moeilijker om voldoende vrijwilligers te vinden. Het lukt organisaties
soms niet meer om voldoende vrijwilligers te werven.
Lokale vrijwilligersorganisaties hebben baat bij adequate ondersteuning bij het organiseren
van vrijwilligerswerk en daarmee de werving, begeleiding en ondersteuning van vrijwilligers.
Het verstevigen van het vrijwilligerswerk als onderdeel van de sociale basis past
bij de ambities van het kabinet. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn onmisbaar om
mensen nu en in de toekomst te ondersteunen bij een (lichte) hulpvraag. Hiervoor heb
ik op 29 september jl. een brief aan uw Kamer gestuurd met daarin de visie op mantelzorg
in relatie tot informele zorg.
De versterking van het vrijwilligerswerk als onderdeel van de sociale basis sluit
tevens aan bij ambities verwoord in onze programma’s als het IZA, GALA en WOZO met
betrekking tot preventie en de beweging naar de zogenaamde «voorkant». Samen met maatschappelijke
partners (o.a. VNG, Sociaal Werk Nederland, NOV en Mantelzorg NL) wordt momenteel
gewerkt aan een samenhangende visie over deze zo belangrijke sociale basis. Deze visie
heeft als doel een antwoord te geven op de langere termijn vraagstukken over mantelzorg
en vrijwilligerswerk en hoe dit zo goed mogelijk in de eigen straat, wijk of buurt
georganiseerd kan worden. Planvorming om deze middelen doelmatig in te kunnen zetten,
zal in dit traject meegenomen kunnen worden.
In het licht van het voorgaande laat ik het oordeel aan de Kamer.
Amendement met Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 35 (ter vervanging van Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 30, 36 200 XVI, nr. 20 en Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 19) van de Kamerleden Hijink (SP), Van der Plas (BBB), Omtzigt (Groep Omtzigt), Van
Esch (PvdD), Pouw-Verweij (JA21), Westerveld (GL) en Kuiken (PvdA) gericht op het
vormen van een Long-Covid Fonds voor zorgmedewerkers die langdurige klachten hebben
overgehouden aan een COVID-infectie
Ik ben het met de indieners van dit amendement eens dat de impact voor patiënten met
post-COVID en de maatschappelijke gevolgen van deze ziekte groot is. Er ligt daarom
momenteel een conceptvoorstel, voor een onverplichte tegemoetkoming aan zorgmedewerkers
die in de eerste golf besmet zijn geraakt, post-COVID hebben opgelopen en daardoor
niet meer of minder kunnen werken, ter advisering voor bij de Raad van State. Ik kan
niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit advies en vind het daarom nu te vroeg om
een verplichting vast te leggen in de begroting voor 2023.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Medeindiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport