Brief regering : Toekomst culturele basisinfrastructuur
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 485
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2022
Met deze brief geef ik uitsluitsel over de wens na een turbulente coronaperiode stabiliteit
te bieden aan de rijksgesubsidieerde culturele instellingen. De cultuursector1 en uw Kamer2 hebben gevraagd een verlenging van de subsidieperiode te verkennen. Ook de Raad voor
Cultuur heeft zich er in een aantal adviezen over uitgesproken, zoals in het advies
Beweging in het bestel.3
Besluit
Alles afwegende kies ik voor een aanvraagronde zowel voor de bis als de rijkscultuurfondsen.
Er komt een relatief eenvoudige aanvraagronde voor de cultuursubsidies voor de periode
2025–2028. Dit moet zorgen voor minder administratieve lasten bij de instellingen,
terwijl er ook ruimte blijft voor nieuwkomers. De eerdere verruiming van het beschikbare
budget van € 25 miljoen euro per jaar blijft ook in de periode 2025–2028 overeind.
Ook ga ik de komende maanden graag met alle betrokkenen aan de slag om een breed gedragen
vernieuwingsagenda op te stellen. Een aantal verbeteringen kunnen we al oppakken bij
de aanvraagronde 2025–2028, andere vraagstukken vragen een wat langere adem.
In deze brief licht ik mijn besluit verder toe en beschrijf ik het proces dat ik wil
volgen richting de periode 2025–2028. Ook ga ik in op de financiële inzet en de vraagstukken
die nu al voorzien worden voor de vernieuwingsagenda. Ten slotte presenteer ik in
de bijlage een planning.
Overwegingen
De afgelopen maanden heb ik de mogelijkheden voor een langere subsidieperiode verkend
met belangrijke betrokkenen, zoals makers, vertegenwoordigers van de cultuursector,
mede-subsidiërende overheden, de Raad voor Cultuur en de rijkscultuurfondsen. Een
aantal opties passeerden de revue: van een vierjarige verlenging alleen bij het Rijk,
of bij het Rijk en bij de rijkscultuurfondsen, een tweejarige verlenging in verschillende
varianten, tot een reguliere aanvraagronde.
Het bleek niet mogelijk tegemoet te komen aan alle wensen en uitgangsposities. Ook
het advies van de landsadvocaat stelde duidelijke juridische grenzen aan de mogelijke
verlengingsopties.
Wel zie ik gemeenschappelijke wensen en behoeften. Allereerst is er behoefte aan rust
en ruimte, om nieuwe werkpraktijken te ontwikkelen en uitgestelde plannen na de coronacrisis
alsnog uit te voeren. Daarnaast is er behoefte aan nieuwe initiatieven. Ten slotte
is er een breed gedeelde wens de tijd te nemen om het cultuurbestel kritisch tegen
het licht te houden.
Toelichting op het besluit
Bij mijn afwegingen over een mogelijke verlenging van de subsidieperiode heb ik financiële,
bestuurlijke en juridische consequenties meegewogen. Doorslaggevend bij mijn keuze
voor een aanvraagronde was het principe van gelijke toegang tot het (schaarse) goed
van overheidssubsidies voor alle aanvragers, wat van belangrijke invloed is op de
juridische houdbaarheid van het besluit. Daarbij komt dat voor alle culturele instellingen
de beperkingen van de coronaperiode golden, gesubsidieerd of niet. Tot slot speelt
mee dat een aantal mede-subsidiërende overheden heeft aangegeven niet aan te kunnen
sluiten bij een verlenging van de subsidieperiode. Omdat ik zeer hecht aan een goed
samenspel tussen de verschillende overheden, heb ik ook dit aspect mee laten wegen.
Komende aanvraagronde
De inrichting van bis 2025–2028
Voor de periode 2025–2028 ga ik uit van rust en vereenvoudiging. Ik bied rust door
geen wijzigingen aan te brengen in de opzet van de bis. Ik baseer de inrichting op
het advies van de Raad voor Cultuur voor 2021–2024 en de daaropvolgende besluitvorming
van de Kamer. Dat betekent dat er wel een aanvraagronde komt, maar dat er geen andere
functies bijkomen of bestaande functies worden geschrapt. Bovendien worden de extra
plekken behouden die op basis van de toenmalige Kamerbehandeling alsnog voor vier
jaar zijn gesubsidieerd.
Instellingen die in aanmerking willen komen voor het vervullen van één van de functies,
dienen zoals gebruikelijk een aanvraag in voor de nieuwe periode. Ik vraag de Raad
voor Cultuur bij de beoordeling ervan rekening te houden met de gevolgen van de coronacrisis.
Daarvoor wil ik ook met de Raad bekijken hoe we het aanvraag- en beoordelingsproces
kunnen vereenvoudigen.
De meerjarige subsidies van de rijkscultuurfondsen
De zes rijkscultuurfondsen organiseren zoals gebruikelijk tegelijkertijd met de bis
een aanvraagronde voor hun meerjarige subsidies. Zij beslaan met hun subsidies een
breed deel van het culturele veld. De fondsen hebben ook maatwerkregelingen voor projectsubsidies,
talentprogramma’s en internationalisering.
Instellingen en makers die gesteund worden door de cultuurfondsen hadden ook last
van de covidmaatregelen. Ik zal de fondsen vragen hoe ze daarmee rekening kunnen houden
in hun subsidieregelingen, in het algemeen en meer specifiek bij de beoordeling van
de meerjarige aanvragen. Ook maak ik afspraken voor meer samenhang tussen de procedures
van de bis en die van de fondsen.
Behoud extra budget
Op verzoek van de Kamer is voor de subsidieperiode 2021–2024 budget aan de bis en
de fondsen toegevoegd om een aantal instellingen alsnog voor vier jaar te financieren.
Het gaat om circa € 25 miljoen per jaar. Ik voeg het geld toe aan het budget voor
de periode 2025–2028. Ik verleng ook de financiële impuls van € 2 miljoen per jaar
voor versterking van de culturele infrastructuur in Flevoland, Friesland, Drenthe,
Zeeland, Limburg en Overijssel, voor de periode 2025–2028. Daarmee versterk ik de
culturele infrastructuur in de regio.
Aanpassingen in het stelsel
In de afgelopen maanden zijn al vraagstukken en verbeteringen voor een nieuw subsidiestelsel
benoemd. Dat houdt zeker verband met de gevolgen van corona. Maar ook los daarvan
vinden verschillende partijen dat het systeem knelt en niet meer goed aansluit bij
ontwikkelingen in het culturele leven.
Met een aantal verbeteringen kunnen we al bij de aanvraagronde 2025–2028 beginnen.
Andere vraagstukken hebben een langere adem en doordenking nodig. Hieronder beschrijf
ik zowel aanpassingen in het stelsel die ik voor de periode 2025–2028 voor ogen heb
als onderwerpen voor een vernieuwingsagenda op de langere termijn.
Verbeteringen voor de ronde 2025–2028
− Opdracht aan bis-instellingen
Voor de komende ronde verwacht ik dat de bis instellingen zich stevig zullen positioneren,
met goede cultuureducatie, begeleiding van jong talent, solidariteit, toegankelijk
participatiebeleid en inzet op diversiteit en inclusie. De mogelijkheden en meerwaarde
van digitalisering kunnen hier een rol bij spelen. Deze en andere innovaties vragen
om andere businessmodellen en vergroten de maatschappelijke betekenis van cultuur.
Hiermee geef ik ook uitvoering aan de motie van het lid Van Strien c.s.4 Daarmee vraagt de Kamer te onderzoeken hoe ook maatschappelijke impact, cultureel
ondernemerschap en innovatie mee kunnen wegen bij de aanvraag en verantwoording in
de nieuwe periode, zonder al te veel extra administratieve druk.
− Ondersteunende instellingen
Een aantal instellingen in de bis heeft een functie om de culturele en creatieve sector,
overheden, rijkscultuurfondsen en de Raad te ondersteunen. Het gaat om digitalisering,
cultuureducatie en cultuurparticipatie, internationaal cultuurbeleid, onderzoek en
statistiek en professionalisering en ondernemerschap. De instellingen zijn essentieel
voor een gezonde culturele en creatieve sector. Hoewel in de beoordeling primair wordt
gekeken naar de kwaliteit van hun kernactiviteiten in plaats van de artistieke kwaliteit
volgt de beoordeling en monitoring van deze instellingen in belangrijke mate het stramien
voor cultuurproducerende instellingen. Dat wringt. Daarom wil ik dat ze vanaf 2025–2028
passender worden beoordeeld en gemonitord.
− Verbeteringen in het aanvraagproces
Uit mijn gesprekken met betrokkenen bleek dat de aanvraagprocedure als een procedure
met hoge administratieve lasten kan worden ervaren. Samen met de Raad en de fondsen
wil ik voor de periode 2025–2028 bezien hoe deze last mogelijk al omlaag kan.
Vernieuwingsagenda voor de toekomst
De Raad voor Cultuur heeft in zijn advies Beweging in het bestel de hoofduitdagingen voor het bestel geschetst. Ik vraag de Raad het perspectief op
bestelherziening verder te concretiseren en hierover uiterlijk in het najaar van 2023
te adviseren. De volgende aspecten verdienen daarbij in het bijzonder aandacht. Ik
vind het belangrijk om te benadrukken dat het onderstaande overzicht niet definitief
is, maar kan worden uitgebreid in het interactieve proces dat ik voor ogen heb.
− Samenwerking tussen de overheden
Veel culturele instellingen worden door Rijk, provincie en gemeenten samen gesubsidieerd.
Met provincies en gemeenten wil ik een aantal uitgangspunten tegen het licht houden.
Hoe kijken we bijvoorbeeld naar de definitie van culturele basisvoorzieningen, wat
vinden we belangrijk als het gaat om spreiding ervan? Welke rol spelen de (stedelijke)
cultuurregio’s in het cultuurbeleid? Hoe versterken we de culturele infrastructuur
in Caribisch Nederland? Welke ontwikkelingen zijn wenselijk? Dit vraagt langere doordenking,
misschien zelfs veranderingen in de huidige taakverdeling tussen de overheden.
− Een breder instrumentarium
Een andere vraag is of een grote landelijke basisinfrastructuur nog wel past bij de
werkwijze van een nieuwe generatie makers. Zij zijn vaak minder en losser georganiseerd.
Een voorbeeld is de nachtcultuur, waarin tal van initiatieven ontstaan. Ook in het
oog springend zijn nieuwe ontwikkelingen uit de LHBTIQ+-community en de muziek- en
ontwerpsector. Daar ontstaan informele collectieven, die tijdelijk en multidisciplinair
zijn. Ook in het omvangrijke niet-gesubsidieerde deel van de cultuursector zien we
interessante ontwikkelingen.
De komende tijd wil ik daarom met medebestuurders en de rijkscultuurfondsen op zoek
naar een passende steun voor nieuwe ontwikkelingen. Die steun kan verschillen per
stad en regio. Zoals de Raad zegt in zijn advies Beweging in het bestel: meerjarige subsidie is maar één instrument uit een grotere gereedschapskist.
− De verhouding tussen de bis en de rijkscultuurfondsen
In de loop van de vier BIS-periodes die zijn gepasseerd, is de afbakening tussen de
bis en de fondsen verwaterd. Dit geeft bij elke aanvraagronde onrust bij instellingen
over de vraag waar een aanvraag kan worden ingediend; instellingen vroegen voor de
zekerheid bij beide loketten aan.
Vierjarige subsidieverlening aan culturele instellingen door de bewindspersoon voor
cultuur – op basis van advies van de Raad voor Cultuur – is een belangrijke pijler.
Bij het rijk gaat het in hoofdzaak om cultuurproducerende functies in een aantal hoofddisciplines.
Uitgangspunt is – naast hoge artistieke kwaliteit – spreiding over het land, in combinatie
met bepalingen op het gebied van educatie en participatie, talentontwikkeling, onderschrijving
van de drie cultuurcodes5 en stabiliteit. Omdat voor deze functies bestuurlijke afstemming met de mede-financierende
overheden en de Tweede Kamer gewenst is, vallen zij onder directe verantwoordelijkheid
van de bewindspersoon.
De zes rijkscultuurfondsen verlenen naast projectsubsidies eveneens subsidies in een
vierjarige systematiek aan cultuurmakers en instellingen. Het instrumentarium van
de fondsen is vooral gericht op (talent)ontwikkeling, vernieuwing en hoogwaardige
artistieke culturele productie.
Gezien de hierboven benoemde verwatering tussen de afbakening bis-fondsen, zal deze
tegen het licht worden gehouden. Dit vraagstuk zal daarom eveneens onderdeel zijn
van mijn vernieuwingsagenda voor de toekomst en vraagt mogelijk herijking van de inrichting
van het bestel, zoals vastgelegd in de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
Vervolgstappen
Dit najaar vraag ik de Raad voor Cultuur in te gaan op optimalisatie en vereenvoudiging
van de advisering voor de periode 2025–2028. Ook vraag ik de Raad advies over de vernieuwingsagenda
en de toekomstige inrichting van het cultuurbestel. Ik blijf in overleg met de andere
overheden en met de andere belanghebbenden.
Voor de zomer van 2023 stuur ik u de uitgangspunten voor de periode 2025–2028 en de
concept-regeling voor de bis.
De fondsen zullen ook tijdig hun meerjarige regelingen bekend maken. De Raad zal in
het najaar 2023 adviseren over de toekomstige herziening van het bestel.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap