Brief regering : Verzamelbrief politie
29 628 Politie
Nr. 1127 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2022
Dag en nacht zetten onze politiemedewerkers zich in voor een veilige en leefbare samenleving.
                  Om ervoor te zorgen dat zij voldoende zijn toegerust voor de uitoefening van hun belangrijke
                  taak is de politieorganisatie constant in ontwikkeling. Zo wordt gezorgd voor de juiste
                  bevoegdheden en gewerkt aan een veiliger werkklimaat. Met deze brief informeer ik
                  uw Kamer over een aantal van deze ontwikkelingen. Ik ga in op de prognose van de politiecapaciteit,
                  ontwikkelingen op het terrein van zeden, het plan van aanpak om uitsluiting, racisme
                  en discriminatie tegen te gaan, de interne klachtenprocedure, professioneel controleren,
                  de commissie Sorgdrager, de aanpak van meldingen omtrent gesloten gemeenschappen,
                  het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) en de veiligheidsvereisten
                  met betrekking tot aanbestedingen.
               
Prognose politiecapaciteit en verdeling 700 fte
Zoals bekend zullen de formatie en bezetting van de politie in 2024/2025 in balans
                  zijn. Uit de nieuwe meerjarige personeelsprognose, ter onderbouwing van Begroting
                  en Beheersplan 2023–2027 van politie, blijkt dat deze verwachting nog altijd realistisch
                  is. Uit de prognose blijkt dat de verwachting is dat voor eind 2024 de totale operationele
                  bezetting (inclusief aspiranten) een overbezetting kent van 207 fte’s. Wanneer alleen
                  naar de volledig opgeleide operationele bezetting (dus exclusief aspiranten) wordt
                  gekeken is eind 2024 sprake van een kleine onderbezetting van 428 fte’s (0,9%).
               
Sterkteontwikkeling 2017–2027
Wat betreft de gebiedsgebonden politie (GGP) is het beeld ten opzichte van de prognose
                  van een jaar geleden licht bijgesteld. Dit komt doordat zowel de uitstroom als de
                  doorstroom naar andere delen van de politieorganisatie groter zijn geweest dan vooraf
                  voorspeld. Nog steeds wordt voorzien dat de bezetting in de GGP in 2022 het laagste
                  punt bereikt (–1.641 fte’s). Vanaf 2023 wordt vervolgens een sterk stijgende lijn
                  ingezet. In 2024 zal de onderbezetting ten opzichte van 2022 bijna halveren om vervolgens
                  in 2025 te leiden tot een lichte onderbezetting.1 Derhalve zal de grootste druk op de operatie vanaf dat moment voorbij zijn. In 2026
                  bereikt de bezetting van de GGP, volgens de huidige prognose, het niveau van de formatie.
               
Zoals gezegd is de druk op de capaciteit in de GGP in 2022 het grootst, en ook in
                  2023 zal er nog druk op de capaciteit blijven bestaan. Mijn ambtsvoorganger heeft
                  samen met de korpschef en de politievakbonden maatregelen geïdentificeerd die op lokaal
                  niveau kunnen worden toegepast om de nog altijd voelbare druk op de politiecapaciteit
                  te verlichten, waarover uw Kamer in diverse brieven en halfjaarberichten is geïnformeerd.
                  Het gaat hierbij onder andere om het inzetten van gecertificeerde medewerkers uit
                  andere onderdelen, het versneld opleiden van smal opgeleide niveau 2 collega’s naar
                  de bredere functie van medewerker GGP en het uitvoeren van werk door de Regionale
                  Service Centra. Deze maatregelen kunnen de komende jaren nog worden toegepast om de
                  druk op de capaciteit te verlichten.
               
De totale operationele sterkte is ingedeeld in acht werksoorten, waarvan de GGP en
                  de aspiranten twee aparte werksoorten zijn. De cijfers over de bezetting in de GGP
                  betreffen alleen volledig opgeleide operationele GGP-medewerkers.
               
Los hiervan worden bijna alle aspiranten, als onderdeel van hun opleiding, ingezet
                  bij de gebiedsgebonden politie.
               
De meest recente ontwikkelingen op het gebied van arbeidsmarktkrapte zijn nog niet
                  meegenomen in de nieuwe meerjarige personeelsprognose. Met name voor de werving van
                  nieuwe aspiranten vormt de huidige arbeidsmarktkrapte een mogelijk risico. Momenteel
                  wordt hiervoor door de politie een actieplan Arbeidsmarktstrategie opgesteld. Hierover
                  wordt uw Kamer in het eerste halfjaarbericht van 2023 geïnformeerd. Bij het beschikbaar
                  komen van nieuwe prognoses wordt uw Kamer geïnformeerd over het actuele beeld met
                  betrekking tot de politiecapaciteit.
               
Instroom versus uitstroom
In het commissiedebat politie van 7 juli heeft Kamerlid Michon-Derksen (Kamerstuk
                  29 628, nr. 1122) haar zorgen geuit over de (vermeende) achterblijvende operationele sterkte in de
                  eenheden Oost-Nederland, Oost-Brabant en Limburg. Zij verwees naar een tabel uit het
                  eerste halfjaarbericht politie van 2022 (zie onderstaand) waarin het saldo van in-,
                  door- en uitstroom wordt weergegeven. Hieruit is af te lezen dat in de eenheden Oost-Nederland,
                  Noord-Nederland, Oost-Brabant en Limburg meer fte’s zijn uitgestroomd of doorgestroomd
                  dan ingestroomd. Verklaringen voor een positief dan wel negatief saldo in de in-,
                  door- en uitstroom kunnen divers zijn. Een negatief saldo van enkele tientallen op
                  een formatie van duizenden valt binnen de normale marges van de bedrijfsvoering. De
                  vervangingsvraag wordt bepaald op basis van de personeelsprognose, die jaarlijks wordt
                  bijgesteld. Vooralsnog blijken – getuige ook onderstaande tabel – alle eenheden in
                  staat om in- door- en uitstroom redelijk in balans te houden.
               
Dat momenteel sprake is van een redelijke balans tussen in-, door- en uitstroom doet
                  overigens niets af aan de ter plaatse gevoelde werkdruk.
               
Kamerlid Michon-Derksen verwees in haar vragen naar een brief die de burgemeester
                  van Heerlen, namens de regio Parkstad, had verzonden naar de vaste Kamercommissie.
                  In die brief wordt het signaal afgegeven dat er sprake is van druk op de politiecapaciteit.
                  Zoals bekend bij uw Kamer zijn we momenteel bezig met een capaciteitsuitbreiding die
                  vanaf 2023 voelbaar zal zijn omdat de onderbezetting dan afneemt.
               
Uitbreiding 700 fte motie-Hermans
Onderdeel van de intensivering van 200 mln. op veiligheid, die volgt uit de vorig
                  jaar aangenomen motie van het lid Hermans, is een uitbreiding van de operationele
                  politiecapaciteit met 700 fte. Na overleg in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie
                  (LOVP) heb ik de verdeling van deze 700 fte over de eenheden vastgesteld zoals weergegeven
                  in onderstaande tabel. Deze verdeling wordt door de leden van het LOVP gesteund.
               
Eenheid
Aantal volledig opgeleide fte’s
Noord-Nederland
63
Oost-Nederland
110
Midden-Nederland
77
Noord-Holland
55
Amsterdam
71
Den Haag
78
Rotterdam
96
Zeeland-West-Brabant
54
Oost-Brabant
51
Limburg
45
Totaal
700
De verdeling van deze extra agenten binnen de regionale eenheden is uiteindelijk aan
                  de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak
                  uitvoert en de betrokken hoofdofficier van justitie. Met de regioburgemeesters en
                  de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal is besproken dat er met name
                  behoefte is aan wijkagenten, aan «digitale wijkagenten» en aan andere agenten die
                  in en voor de wijk werken, als ook aan agenten die in de basisteams gaan werken aan
                  de opsporing van veel voorkomende criminaliteit. Tevens is uitgesproken dat het nodig
                  is dat een aantal van hen het accent jeugd en school krijgt.
               
Deze aspiranten zullen instromen in de basispolitieopleiding PO21 in een tempo van
                  350 fte in 2024 en nog eens 350 fte in 2025. Het eerste deel van de extra aspiranten
                  heeft in 2026 de basispolitieopleiding afgerond en is daarmee als volledig opgeleide
                  politiemedewerker inzetbaar.
               
Zeden
In het plenaire debat over het wetsvoorstel zelfstandig strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen
                  met het oog op het plegen van seksueel misbruik met kinderen (6 september 2022, (Handelingen II
                  2021/22, nr. 104, item 11)), heb ik toegezegd om de Kamer voor 20 oktober 2022 te informeren over de actuele
                  stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Klaver op het onderdeel
                  capaciteit.
               
De politie werkt naar aanleiding van de motie van het lid Klaver c.s.2aan een structurele uitbreiding van de zedencapaciteit door een gefaseerde uitbreiding
                  van totaal ca. 113 fte bij de zedenteams, intelligence, digitale-recherche, forensische
                  opsporing en zedendocenten bij de Politieacademie. Eind 2023 is deze uitbreiding van
                  de capaciteit van de politie naar verwachting afgerond. Hiermee wordt recht gedaan
                  aan de motie van het lid Van der Werf3.
               
De Klavergelden komen in tranches naar de politie. Voor de tranche 2022 dient er nog
                  1 fte intelligence medewerker en 2,9 fte digitaal rechercheur te worden geworven.
                  De werving loopt derhalve goed op schema. Voor de tranche 2023 geldt dat er in totaal
                  8,5 fte zedenrechercheurs, 2 fte intelligence medewerkers en 4,1 fte digitaal rechercheur
                  worden ingevuld. Vooruitlopend hierop is door de politie gestart met de werving om
                  te zorgen dat medewerkers zo snel mogelijk in 2023 kunnen worden aangesteld.
               
Tussen 2019 en 2022 is de bezetting van de teams Zeden met 48,2 fte toegenomen.4 De bezetting is altijd een momentopname. Door vertrek of nieuwe instroom van medewerkers
                  fluctueert dit getal. De bezetting van de zedenrecherche is hiermee goed op orde.
                  Deze cijfers worden daarnaast met uw Kamer gedeeld in de beantwoording van Kamervragen
                  van het lid Michon-Derkzen van 8 september, die op 17 oktober met uw Kamer zijn gedeeld.
               
In onderstaande tabel wordt de stand van zaken per 1 september 2022 weergegeven. Het
                  verschil tussen de categorie geworven en de categorie aangesteld komt voort uit bijvoorbeeld
                  lopende veiligheidsonderzoeken waardoor nog niet alle fte’s aan de slag zijn.
               
Tabel motie Klaver c.s. (fte/stand 1 september 2022)
Functie
Totaal eind 2023
Geworven
Aangesteld
Zedenrechercheur
60
51,5
49,5
Intelligence
11
8
7
Digitale recherche
19,3
12,3
11,4
Forensische opsporing
20
20
20
Zedendocenten
3
3
3
Totaal
113,3
94,8
89,9
Vanuit de eerder genoemde motie van het lid Hermans5 is budget beschikbaar gesteld voor de implementatie en uitvoering van het wetsvoorstel
                  Seksuele Misdrijven bij alle uitvoeringsorganisaties, waaronder structureel 5 mln
                  voor de politie. Het wetsvoorstel inclusief financiële paragraaf in de memorie van
                  toelichting is op 11 oktober jl. aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 36 222).
               
Daarnaast heeft uw Kamer door middel van de motie van het lid Hermans een extra impuls
                  gegeven aan de versterking van de zedenteams van de politie. Deze Hermans-gelden komen
                  (in tranches oplopend naar 4 mln.) vanaf 2024 vrij. De uitwerking hiervan is nog gaande
                  maar zal zich concentreren op het verkorten van de doorlooptijden en de aanpak van
                  kinderporno.
               
Tot slot grijp ik deze gelegenheid aan om kort in te gaan op de motie van de leden
                  Kuik en Bikker over het vergroten van de aangiftebereidheid bij mensenhandel en het
                  wegnemen van knelpunten bij de doorlooptijden6. Ik kan melden dat de proeftuin aangiftebereidheid7 van mensenhandel zich in een afrondende fase bevindt en dat het rapport naar verwachting
                  in november van dit jaar zal worden opgeleverd door het Centrum tegen Kinderhandel
                  en Mensenhandel. Het is echter nog te vroeg om concrete uitspraken te doen over eventuele
                  vervolgmaatregelen. De uitkomsten van de proeftuin worden betrokken bij de herijking
                  van het programma Samen tegen Mensenhandel. Uw Kamer wordt hierover voor het einde
                  van dit jaar geïnformeerd in de voortgangsbrief van het Programma Samen tegen Mensenhandel.
               
Aanpak uitsluiting, discriminatie en racisme
De politie werkt toe naar een sociaal veilige en inclusieve organisatie, die professioneel
                  politiewerk biedt aan alle burgers. Hierbij houdt zij oog voor de verschillende culturen,
                  leefstijlen en aandachtsgebieden in onze samenleving en is er geen ruimte voor uitsluiting,
                  discriminatie en racisme.
               
De documentaire De Blauwe Familie heeft op indringende wijze laten zien hoe discriminatie en uitsluiting eruitziet
                  binnen de politie en welk persoonlijk leed dit met zich brengt voor medewerkers. Ik
                  ben daarom blij dat de korpsleiding zich hierover expliciet heeft uitgesproken en
                  de documentaire aangrijpt als versneller bij de aanpak van uitsluiting, discriminatie
                  en racisme. Het doel is om sociale veiligheid binnen teams te bevorderen en duidelijkheid
                  te bieden over de geldende normen en de wijze van sanctionering bij de overschrijding
                  daarvan. De korpsleiding heeft een landelijk coördinator aanpak uitsluiting, discriminatie
                  en racisme aangesteld. Hij werkt binnen de opgave Politie voor Iedereen en in nauwe
                  samenwerking met de portefeuilles Integriteit en Beweging in Leiderschap.
               
Ik bied bij deze brief ook het Plan van aanpak Uitsluiting, Discriminatie en Racisme aan en licht de hoofdlijnen hieronder nader toe. Bij het opstellen van het plan zijn
                  tevens de aanbevelingen uit de door Lector Diversiteit en Inclusie Saniye Çelik opgestelde
                  onderzoeksrapport Daarom stappen zij op betrokken.8
Expliciteren en uitdragen van de norm
De normen ten aanzien van grensoverschrijdend gedrag, waaronder discriminatie en racisme,
                  worden verder geëxpliciteerd en eenduidig en gericht uitgedragen. In de praktijk is
                  gebleken dat de norm niet voor iedereen even goed helder was en wat dat concreet betekent
                  voor ieders gedrag. Hierdoor bleef ongewenst gedrag vaak onbestraft en bestond er
                  bij melders nog vaak het gevoel van «straffeloosheid». Dit verandert vanaf nu.
               
Discriminatie en racisme komen helaas voor in onze samenleving en daarmee ook in de
                  politieorganisatie. Dit vergt een langdurige aanpak, die ingrijpt in het gedrag en
                  de cultuur binnen het korps en heeft voortdurend tijd en onderhoud nodig. Het stellen
                  en handhaven van een goede gedragsnorm is belangrijk voor het omvormen van ongewenste
                  gedragingen in de politiecultuur. De politiecultuur moet zich ontwikkelen om zo veiligheid
                  en inclusie in alle teams een realiteit te maken. Dit begint al op het moment dat
                  (aspirant)politiemedewerkers op de politieacademie en in de eenheden hun opleiding
                  volgen. Extra inspanningen zijn nodig om ervoor te zorgen dat studenten en jong-gediplomeerden
                  al dan niet met een (cultureel) diverse achtergrond zich veilig en thuis voelen in
                  de politieorganisatie.
               
Intensivering leiderschapsontwikkeling
Van de korpsleiding wordt gevraagd dat zij het goede voorbeeld geeft bij het creëren
                  van een inclusieve werkomgeving. Daarnaast dienen zij de normen en waarden van de
                  organisatie nadrukkelijk uit te dragen. Van leidinggevenden wordt daarnaast verwacht
                  dat zij niet wegkijken, maar medewerkers aanspreken op ongewenst gedrag. Zij moeten
                  actief bijdragen aan een cultuurverandering door medewerkers te begrenzen, te ondersteunen,
                  hulpbronnen aan te bieden en te werken aan herstel. Om leidinggevenden hierbij te
                  faciliteren worden instrumenten op het gebied van veilige en inclusieve teams (waaronder
                  teamscans), interventiemogelijkheden (externe hulp) en een concreet handelingskader
                  ter beschikking gesteld (op basis van casuïstiek). Specifiek toegepast op studenten
                  en jong-afgestudeerden betekent dit dat extra inzet mag worden verwacht van cultuurdragers.
                  Zij zullen de nieuwe collega’s ontvangen en omringen: dit gaat dan om o.a. de docenten,
                  traject- en praktijkbegeleiders en leidinggevenden en de Operationele Experts. Hun
                  actieve betrokkenheid is randvoorwaardelijk voor het bewerkstelligen van een lerende
                  werkomgeving en de inclusie van studenten.
               
Vernieuwen sanctioneringsystematiek
De korpsleiding bewerkstelligt meer eenduidigheid en helderheid over sancties bij
                  het overschrijden van de norm. Uitgangspunt hierbij is dat op elke overschrijding
                  van de norm een reactie volgt. Dit moet met zorgvuldigheid gebeuren. Een (disciplinaire)
                  maatregel raakt de medewerker die het betreft maar heeft ook een uitstraling in de
                  organisatie.
               
Zorg voor medewerkers en recht doen aan alle betrokkenen blijven hierbij de vertrekpunten.
                  Een passende reactie, zoals een disciplinaire maatregel moet in de juiste verhouding
                  blijven staan tot de vastgestelde gedraging. Feiten en omstandigheden worden meegewogen
                  bij de strafbepaling en meldingen moeten genuanceerd en in context bekeken worden.
                  Het vernieuwde sanctiestelsel van de politie kent duidelijke procedures waardoor de
                  uiteindelijke sanctie goed te verantwoorden en uit te leggen is. Hierbij wordt zowel
                  gekeken naar de impact op individueel niveau, als op het niveau van het team.
               
Het (formeel disciplinair) sanctioneren is echter nooit het begin van het proces en
                  ook nooit de enige oplossing; het is een onderdeel van het integriteitssysteem dat
                  draait om beschermen, bekrachtigen en begrenzen. Straffen is soms nodig in het kader
                  van begrenzen, maar moet altijd in samenspel zijn met het beschermen en bekrachtigen
                  plaatsvinden. Van belang is om de balans te vinden tussen scherper sanctioneren enerzijds
                  en het bevorderen van een lerende organisatie anderzijds. De korpschef heeft reeds
                  aangegeven dat hij hierbij ook aandacht zal hebben voor leer- of bewustwordingstrajecten,
                  al dan niet gekoppeld aan disciplinaire maatregelen. Om meer zicht te krijgen op de
                  omvang van uitsluiting, discriminatie, racisme en andere ongewenste omgangsvormen
                  binnen het korps werkt de politie aan een verbeterde registratie waarmee men beter
                  in staat is om rode draden te herkennen en te leren van casuïstiek.
               
Professioneel controleren
In het tweeminutendebat van 7 juli 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 102, item 56) heeft het lid Azarkan9 een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om meer inspanning te verrichten
                  en om op de kortst mogelijke termijn te bewerkstelligen dat iedere agent het handelingskader
                  professioneel controleren kent, de Professioneel Controleren-app gebruikt en uw Kamer
                  voor de begrotingsbehandeling hierover te informeren door middel van een plan van
                  aanpak.
               
De inhoud van het handelingskader professioneel controleren en het gebruik van de
                  Professioneel Controleren-applicatie10 maken onderdeel uit van de Integrale Beroepsvaardigheden Trainingen die politieagenten
                  jaarlijks volgen. Uit een onderzoek van de Politieacademie inzake «Professioneel controleren»,
                  dat is uitgevoerd in 2018/2019 in een pilot in een tiental politieteams, is gebleken
                  dat het handelingskader in deze politieteams niet bij iedereen bekend was.
               
Sinds de uitvoering van de pilot en het onderzoek zijn al weer enkele jaren verstreken.
                  Inmiddels is de Professioneel Controleren-app een standaard functionaliteit voor alle
                  Mobiel Effectief op Straat (MEOS)-gebruikers geworden.11 Deze functionaliteit geeft automatisch informatie aan elke medewerker die de Mobiel
                  Effectief op Straat-app gebruikt bij een bevraging naar een persoon of een kenteken.
               
De aanbevelingen uit het rapport van de Politieacademie hebben eraan bijgedragen dat
                  bij de landelijke implementatie van de Professioneel Controleren-app en de principes
                  van professioneel controleren extra onder de aandacht worden gebracht van dienstdoende
                  agenten via onder meer «ambassadeurs» voor professioneel controleren. Daarnaast zijn
                  er destijds technische aanpassingen gedaan die het gebruik van de functionaliteit
                  van de Professioneel Controleren-app hebben vereenvoudigd.
               
Politiemedewerkers verbeteren de professionaliteit van hun controles met name door
                  het oefenen met de toepassing van kennis in oefeningen en simulaties, bijvoorbeeld
                  via Virtual Reality (VR)-brillen. Zoals in het eerste halfjaarbericht van 2022 is
                  aangegeven, wordt vanwege het succes van deze gedragsbeïnvloeding via VR-simulaties
                  verkend op welke wijze deze landelijk – voorzien van structurele IV-ondersteuning
                  – kunnen worden geïmplementeerd.
               
Op dit moment wordt door de Politieacademie een herhaalonderzoek uitgevoerd om de
                  actuele stand van de bekendheid van de ProCo-app en het handelingskader in kaart te
                  brengen. Naar verwachting zijn de uitkomsten hiervan in het voorjaar van 2023 gereed.
               
Ten aanzien van de andere moties van het lid Azarkan inzake de Proco-app12 wil ik uw Kamer meenemen in de stand van zaken van het koppelen van de datasets uit
                  de MEOS applicatie aan data van het CBS. Op dit moment verkent de politie via een
                  pilot in de eenheid Amsterdam hoe periodiek data uit politiesystemen over de bevragingen
                  in MEOS verbonden kunnen worden aan CBS-data om een analyse van die bevragingen te
                  kunnen doen. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilot, waaronder het al dan niet
                  beschikbaar en geschikt zijn van de data, en of er voldoende ict-capaciteit beschikbaar
                  is, zal hierna een thematische analyse worden gedaan door de politie en mijn ministerie.
                  Uw Kamer wordt hierover in het eerste Halfjaarbericht van 2023 geïnformeerd.
               
Klachtenprocedure politie
Ondanks het feit dat de politie in Nederland is ingericht om elke situatie passend
                  op te lossen, kan er een situatie ontstaan waarin een burger zich verkeerd behandeld
                  voelt door de politie. Hierom is er een klachtenprocedure ingericht waar deze burgers
                  zich kunnen melden met hun klachten.
               
Tijdens het tweeminutendebat politie op 7 juli 2022 heb ik de motie van het lid Azarkan13 overgenomen. Deze motie verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze de
                  klachtenprocedure van de politie onafhankelijker kan worden gemaakt. Hierover kan
                  ik op dit moment het volgende melden.
               
De huidige procedure voor de klachtbehandeling bij de politie is zowel gebaseerd op
                  Politiewet 2012, als op de Algemene wet bestuursrecht en is in meer detail geregeld
                  in de Regeling klachtbehandeling politie en de Uitvoeringsregeling klachtbehandeling
                  politie 2018. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat iedere organisatie zorg draagt
                  voor de behandeling van klachten over gedragingen die onder haar verantwoordelijkheid
                  plaatsvinden. De ratio daarachter is dat organisaties daardoor, zowel op individueel
                  niveau als ook op organisatieniveau, leren van klachten waar zij verantwoordelijk
                  voor zijn.
               
Bij de politie is het zo geregeld dat als de klager niet tevreden is over de behandeling
                  van de klacht door de politie, deze klacht door kan gaan naar de tweede fase. De klacht
                  wordt in deze fase voorgelegd aan een commissie die bestaat uit onafhankelijke leden
                  die door de Minister zijn benoemd. Dit gebeurt op basis van een aanbeveling van de
                  betrokken regioburgemeester en hoofdofficier van justitie.
               
Ten slotte kan de klager, als de klacht ook in de tweede fase niet tot zijn of haar
                  tevredenheid is afgehandeld, naar de Nationale ombudsman.
               
Op basis van onderzoek door onder meer de Nationale ombudsman en de Inspectie Justitie
                  en Veiligheid investeert de politie stevig in de verbetering en het onafhankelijker
                  maken van de klachtbehandeling. Zo is dit jaar mede naar aanleiding van het rapport
                  «Verkleurde beelden» van de Nationale ombudsman in vier regionale eenheden van de
                  politie een pilot gestart, waarin wordt onderzocht hoe de behandeling van klachten
                  op het terrein van etnisch profileren te verbeteren en meer onafhankelijk te maken.
                  Deze pilot loopt in ieder geval tot eind 2022. In deze pilot worden bij klachten over
                  etnisch profileren adviezen uit het rapport «Verkleurde beelden» toegepast. Daardoor
                  krijgt de klager meer ruimte om de klacht toe te lichten en zijn of haar ervaringen
                  te delen. Ook dient de beklaagde medewerker toe te lichten waarom de klager is gecontroleerd.
                  Er is daarom meer persoonlijke aandacht voor de klager en de beklaagde én is er ook
                  meer aandacht voor het vastleggen van de informatie die nodig is om van deze klachten
                  te leren. Bij deze pilot zijn vertegenwoordigers van de politienetwerken voor divers
                  vakmanschap betrokken.
               
Naast deze pilot loopt op dit moment ook het vervolgonderzoek naar het verbeteren
                  van de klachtbehandeling door de politie van de Inspectie Justitie en Veiligheid.
                  Dat rapport is volgens planning begin 2023 gereed. Op basis van onder meer de uitkomsten
                  van de bovenstaande onderzoeken zal vorm worden gegeven aan de verdere verbetering
                  van en het meer onafhankelijk maken van de klachtbehandeling bij de politie.
               
Opdracht commissie Sorgdrager
In zijn reactie op het rapport van de commissie Brouwer van 17 november 202114 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer laten weten dat verdiepend onderzoek en advies
                  noodzakelijk zijn om te komen tot een sluitend stelsel van waarborgen in het heimelijk
                  domein. Derhalve heb ik per 1 januari 2022 een commissie onder voorzitterschap van
                  mevrouw mr. W. Sorgdrager (hierna: commissie Waarborgen werken onder dekmantel (WWOD))
                  ingesteld en belast met de opdracht zoals geformuleerd in de reactie op het rapport
                  van de commissie Brouwer.15 Deze opdracht omvat onderzoek naar nadere versterking van waarborgen; advisering
                  over de (verbetering van) de werkwijze en daarbij passende waarborgen; en de toetsing
                  op de voortgang van de aanbevelingen van de commissie Brouwer. De commissie WWOD heeft
                  deze opdracht voortvarend ter hand genomen en heeft de afgelopen periode gesproken
                  met grote aantallen betrokkenen, waaronder vele medewerkers van het team Werken Onder
                  Dekmantel (WOD) van de Landelijke Eenheid (LE).
               
Op 27 juli 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd16 over het besluit van de korpschef om het huidige team WOD met oog voor operationele
                  consequenties in nationaal en internationaal verband verantwoord, gecontroleerd en
                  geleidelijk af te bouwen en na een periode van herbezinning over te gaan tot een herontwerp
                  van het team WOD. Dit herontwerp zal gebaseerd moeten zijn op een visie op de inzet
                  van heimelijke bevoegdheden. De commissie WWOD was tot eenzelfde advies aan de korpschef
                  gekomen. De commissie heeft daarbij nadrukkelijk aangegeven om voldoende tijd te nemen
                  voor de herbezinning en herontwerp van het team WOD.
               
Het besluit van de korpschef heeft gevolgen voor de opdracht die is verstrekt aan
                  de commissie WWOD. Nu het team WOD eerst wordt afgebouwd, is het onderzoeken en adviseren
                  over waarborgen pas in een later stadium relevant. Ook kan de commissie in dit stadium
                  van afbouw niet toetsen of en op welke wijze de aanbevelingen van de commissie Brouwer
                  worden geïmplementeerd. Ik heb de commissie WWOD derhalve verzocht langer aan te blijven,
                  zodat de opdracht alsnog uitgevoerd kan worden ten aanzien van het nieuwe team WOD.
                  Ik heb de commissie daarnaast gevraagd om de afbouw van het huidige team WOD te ondersteunen
                  door een klankbordfunctie te vervullen voor politie en Openbaar Ministerie. Gedurende
                  de periode van herbezinning biedt de commissie vanuit een klankbordrol ondersteuning
                  aan politie en Openbaar Ministerie (met inachtneming van de bijzondere rechtstatelijke
                  positie van het OM) bij het ontwikkelen van een visie op de positie van het middel
                  werken onder dekmantel binnen de opsporing, op de verhouding tussen Landelijke eenheid
                  en Regionale eenheden ten aanzien van dit middel en te adviseren over de benodigde
                  waarborgen. Ook heb ik de commissie WWOD verzocht een plan op te stellen voor visitaties
                  na de start van de opbouw van het nieuwe team WOD.
               
Onderzoek «less lethal weapons»
Naar aanleiding van de rellen in Rotterdam in november 2021 heeft politie onderzoek
                  laten doen naar «less lethal» geweldmiddelen17 voor de Mobiele Eenheid (ME). Dit onderzoek is uitgevoerd door Bureau Beke en zal
                  binnenkort door politie worden gepubliceerd. Hierna ga ik met politie in gesprek over
                  de uitkomsten van dit onderzoek en hoe er invulling gegeven kan worden aan de aanbevelingen
                  (handreikingen). In het volgende Halfjaarbericht neem ik de link naar publicatie op
                  en voorzie ik deze van een korte duiding.
               
Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie
Naar aanleiding van een verzoek van de politie, heb ik vooruitlopend op het wetsvoorstel
                  urgente persoonsvermissingen, het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie
                  opgedragen om met ingang van 1 september jl. een voorziening in te richten die het
                  mogelijk maakt dat de politie het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie
                  kan bevragen op NAW (naam, adres, woonplaats)-gegevens van een vast IP-adres bij persoonsvermissingen
                  met acuut levensgevaar. Dit is van belang, om personen die in levensgevaar zijn waarvan
                  de locatie onbekend is, alsnog op te kunnen sporen.
               
Van deze voorziening kan de politie gebruik maken, indien er sprake is van een ernstig
                  vermoeden van levensbedreigende situaties voor vermiste personen en het Wetboek van
                  Strafvordering en de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg niet van toepassing
                  zijn.
               
Ik heb de korpschef daarbij verzocht passende waarborgen te treffen voor een noodzakelijk
                  en proportioneel gebruik. Ik zal u drie keer per jaar informeren met betrekking tot
                  (de aantallen van) deze Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie-verstrekkingen
                  aan de politie (jaarlijkse auditrapportage). Deze voorziening komt te vervallen zodra
                  de wetgeving hierover gereed is.
               
Aanpak meldingen rond gesloten gemeenschappen
Mede namens mijn ambtgenoot de Minister voor Rechtsbescherming, informeer ik u over
                  de voortgang van de motie van het lid Van Nispen18 en de motie van de leden Van Nispen en Van Wijngaarden19die verzoeken om het aanpakken van mogelijke knelpunten in het bijstaan van slachtoffers
                  van sektes en het inrichten van een mogelijk meldpunt.
               
Het is meer gepast om gebruik te maken van de term gesloten gemeenschappen in plaats
                  van de term sektes. Ik ben van mening dat juist door het hanteren van de bredere term
                  van gesloten gemeenschappen de slachtoffers van deze gesloten gemeenschappen, hun
                  naasten en familieleden, en de door hun gevraagde erkenning, het meest adequaat recht
                  wordt gedaan.
               
Het ontbreekt bij de politie niet aan specifieke kennis op het terrein van gesloten
                  gemeenschappen. Conform huidige wet- en regelgeving kan de politie voldoende informatie
                  uitwisselen, zowel binnen de Nederlandse politie als internationaal, om verbanden
                  bloot te leggen. Vanzelfsprekend zal de politie in actie komen als blijkt dat er een
                  strafbaar delict is gepleegd. Dit behoeft niet alleen op basis van een aangifte te
                  zijn; het Openbaar Ministerie en de politie kunnen ook ambtshalve een onderzoek starten.
                  Daarbij zal de politie, indien dit nodig is, ook andere instanties inschakelen om
                  bijstand te bieden, zoals slachtofferhulp, psychologische ondersteuning en kinderbescherming.
               
Ambtelijk is inmiddels verkend is bij welke organisatie, onder welke voorwaarden,
                  het inrichten van een meldpunt voor onder andere de slachtoffers van gesloten gemeenschappen
                  het meest passend zou zijn, mede gegeven de wensen en belangen van slachtofferorganisaties.
                  Bij deze oriëntatie zijn experts en diverse organisaties, waaronder de politie, Slachtofferhulp
                  Nederland en NLConfidential betrokken. Daarnaast wordt op dit moment verkend hoe soortgelijke
                  meldpunten zijn georganiseerd in België en Zwitserland.
               
Een definitieve keuze over een meldpunt wordt na het opleveren van het rapport van
                  de Commissie Georganiseerd Sadistisch Misbruik van Minderjarigen (commissie-Hendriks)
                  gemaakt. De commissie-Hendriks zal haar rapport voor het einde van het jaar afronden.
               
Veiligheidsvereisten aanbestedingen aanschaf apparatuur
Op 19 mei jl. heeft uw Kamer de motie van het lid Van Nispen20 aangenomen, waarin het verzoek aan de regering wordt gedaan om aan veiligheidsvereisten
                  een zwaarder belang toe te kennen bij aanbestedingen van apparatuur, zoals bijvoorbeeld
                  ANPR-camera’s, afluisterapparatuur en drones door de politie en te streven naar apparatuur
                  uit Nederland of op z’n minst uit landen binnen de Europese Unie. Hierbij informeer
                  ik uw Kamer over de stand van zaken bij de uitvoering van deze motie.
               
Of een aanschaffing of opdracht een risico vormt voor de nationale veiligheid hangt
                  sterk af van de sector c.q. het type product of dienst dat geleverd wordt, de opdrachtgever/afnemer
                  en het bedrijf dat de opdracht wordt gegund. Door de veranderde veiligheidsomgeving,
                  zowel nationaal als internationaal, is het in toenemende mate aan de orde om op dit
                  vlak gedegen risico-inschattingen te maken. Het uitgangspunt is dat het gebruik van
                  apparatuur en programmatuur veilig moet zijn en dat eventuele risico’s beperkt en/of
                  gemonitord worden. Het risicobeleid ten aanzien van nationale veiligheid bij inkoop
                  en aanbesteding is constant in ontwikkeling en heeft blijvende aandacht van de politie.
               
Nederlandse overheden en uitvoeringsdiensten moeten zo nodig kunnen beschikken over
                  kwalitatief hoogwaardige producten en diensten, ook van buitenlandse leveranciers
                  of die deels in het buitenland zijn ontwikkeld of geproduceerd.
               
Bij de aanschaf en implementatie van apparatuur of programmatuur waarbij risico’s
                  optreden voor de nationale veiligheid wordt geanticipeerd op zowel algemene risico’s
                  in relatie tot leveranciers, als op specifiekere risico’s met betrekking tot het concrete
                  gebruik van de systemen, bijvoorbeeld als het gaat om fysieke of digitale toegang
                  door derden. Uiteraard dient dit te gebeuren met inachtneming van internationale,
                  Europese en nationale (aanbestedings)-wetgeving.
               
Per praktijksituatie moet worden bezien of en zo ja, hoe eventuele risico’s voor de
                  nationale veiligheid beheersbaar kunnen worden gemaakt. Een belangrijk uitgangspunt
                  hierbij is dat maatregelen die hiertoe genomen worden proportioneel zijn. Er kunnen
                  bijvoorbeeld technische beveiligings- of organisatorische maatregelen worden getroffen
                  binnen de eigen organisatie. Ook kunnen strenge eisen gesteld worden aan de beveiliging
                  van producten en diensten en kunnen ondernemers gevestigd in bepaalde landen uitgesloten
                  worden van aanbestedingsprocedures. Dit gaat dan wel om specifieke aanbestedingsprocedures,
                  en niet generiek voor iedere aanbestedingsprocedure.
               
Dit vloeit ook voort uit de Aanbestedingswet 2012 (AW2012) en de Aanbestedingswet
                  op Defensie- en Veiligheidsgebied (ADV), waaraan zowel politie als de rijksoverheid
                  is gehouden. Dit vergt een gedetailleerde analyse van de te beschermen belangen, de
                  dreigingsinschatting en de (huidige) weerbaarheid.
               
Met bovenstaand beleid wordt al stevig ingezet om de veiligheid ten aanzien van de
                  continuïteit van vitale processen, de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie
                  en de ongewenste opbouw van strategische afhankelijkheden te waarborgen. De motie
                  van Nispen uit mei jl. sluit aan op dit beleid.
               
Tot slot
De opgaven voor de politie zijn onverminderd groot – nu en in de toekomst. Om deze
                  uitdagingen aan te kunnen is en blijft de politieorganisatie in ontwikkeling. Het
                  is mijn taak hiervoor de juiste randvoorwaarden te creëren, zodat onze politiemensen
                  zich bezig kunnen houden met wat echt telt: een nog veiliger Nederland.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
