Brief regering : Voortgang verduurzaming bestaande utiliteitsbouw
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 976
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2022
Inhoud
Met deze brief informeer ik u op hoofdlijnen over de voortgang van de verduurzaming
van de bestaande utiliteitsbouw. Ook ga ik in op de beoogde uitwerking van zowel de
eindnorm als de portefeuilleaanpak die mijn voorganger eerder al aankondigde1. Tot slot ga ik kort in op het toezicht op de label C-verplichting voor kantoren.
Aanleiding
De urgentie om sneller woningen en andere gebouwen te verduurzamen is groter dan ooit.
Door te verduurzamen kunnen burgers, bedrijven en instellingen flink op hun energierekening
besparen, komen de klimaatdoelen dichterbij en wordt Nederland minder afhankelijk
van energie uit het buitenland. Naast het verduurzamen van bijna 8 miljoen woningen,
is er ook nog veel mogelijk bij het terugbrengen van de CO2-uitstoot van gebouwen van bedrijven en maatschappelijke organisaties zoals scholen,
ziekenhuizen en kazernes, oftewel de utiliteitsbouw. De CO2-uitstoot in de utiliteitsbouw is ongeveer één derde van de totale CO2-uitstoot van alle woningen en andere gebouwen in ons land. In het programma Versnelling
verduurzaming gebouwde omgeving2 (PVGO) is beschreven hoe we in 2030 de CO2-uitstoot in de utiliteitsbouw ten opzichte van 2020 willen halveren. Dat willen we
doen via een mix van ondersteunen, stimuleren, normeren en beprijzen. In deze brief
beschrijf ik de voortgang.
Stand van zaken
We zien dat in de afgelopen jaren de aandacht voor verduurzaming van bestaande utiliteitsgebouwen
is gegroeid. Veel vastgoedeigenaren en -gebruikers hebben in hun gebouwen en processen
verduurzamingsmaatregelen genomen, mede door de energiebesparingsplicht die van kracht
is3. Ook hebben veel vastgoedeigenaren hun strategie om hun gebouwen richting 2030 en
2050 te verduurzamen in een routekaart beschreven. Eerder hadden de twaalf sectoren
met maatschappelijk vastgoed dat ook al gedaan4.
Tegelijk zien we dat voor veel kleine maatschappelijke organisaties, zoals culturele
instellingen, sportverenigingen en dorpshuizen, verduurzamen nog niet vanzelfsprekend
is. Het is voor deze groep lastig te bepalen welke maatregelen verstandig zijn om
te nemen, hoe die te financieren en in te kopen. Daarom is in 2021 in samenwerking
met provincies een ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed opgestart, met als
doel in drie jaar tijd 2000 eigenaren te bereiken. De provincies dragen dit programma
actief uit. Iedere vastgoedeigenaar kan hieraan meedoen, ook degene met weinig capaciteit
om te verduurzamen. Het programma loopt goed en heeft in het eerste jaar 700 eigenaren
bereikt. Het ontzorgingsprogramma is inmiddels uitgebreid met een aantal nieuwe doelgroepen,
zoals culturele instellingen, jeugd- en welzijnsinstellingen en religieuze organisaties
en zal worden verlengd tot en met 2024.
Daarnaast is voor eigenaren van maatschappelijk vastgoed per 3 oktober jl. de Subsidieregeling
Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed5 (DUMAVA) geopend. Daarmee wordt verduurzaming van bestaande gebouwen gestimuleerd
en ondersteund. Tot en met 2024 is voor de eerste twee tranches van de DUMAVA 340 miljoen euro
beschikbaar. In aanvulling hierop zijn in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77) extra middelen gereserveerd voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed binnen
het nog op te richten Klimaatfonds6. Een bestedingsvoorstel hiervoor wordt bij de Voorjaarsnota 2023 (Bijlage bij Kamerstuk
36 200, nr. 2) ingediend. In dat kader onderzoeken we ook of er behoefte is aan een apart financieringsfonds
voor het maatschappelijk vastgoed.
Voor de wijze waarop de verduurzaming van het midden- en kleinbedrijf wordt ondersteund,
verwijs ik u naar de Kamerbrief die de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister
van Economische Zaken binnenkort naar uw Kamer zullen sturen.
Invoeren eindnorm bestaande utiliteitsbouw in twee fasen
In het Klimaatakkoord is afgesproken om een wettelijke eindnorm te introduceren voor
de energieprestatie van bestaande utiliteitsgebouwen in 2050. Deze eindnorm geeft
aan tot welk niveau een bestaand utiliteitsgebouw verduurzaamd moet worden om klaar
te zijn voor 2050. De eindnorm biedt daarmee ook nu al duidelijkheid over het gewenste
energieprestatieniveau bij verbouw of renovatie. Dit kan in één keer, of stapsgewijs.
In 2020 en 2021 is onderzocht wat deze eindnorm7 voor de bestaande bouw zou moeten zijn. De uitkomst van dit onderzoek is label A++
of A+++8, afhankelijk van de gebruiksfunctie van het gebouw.
Deze eindnorm wordt in twee fasen ingevoerd: een renovatiestandaard tot 2030 en een
wettelijk verplichte eindnorm (gebaseerd op de herziene EPBD9) na 2030. Alle bestaande gebouwen dienen in 2050 aan deze eindnorm te voldoen. Gebouwen
die al eerder zijn verduurzaamd naar renovatiestandaard worden hiervan vrijgesteld.
Zij hebben immers al een zeer hoge energieprestatie. Wel moeten deze gebouwen nog
aardgasvrij worden gemaakt, voor zover dat nog niet het geval is10.
Verduurzaming naar de renovatiestandaard11 tot 2030 zal worden gestimuleerd door op het energielabel het advies op te nemen
om op natuurlijke momenten zo veel mogelijk richting label A++ of A+++ te renoveren.
Ook passen we bestaande subsidieregelingen aan om het voldoen aan de renovatiestandaard
extra te stimuleren. Verder gaan we met marktpartijen en financiële instellingen in
gesprek om de renovatiestandaard mee te nemen in hun adviezen en werkwijze. Tot slot
worden gebouwen die voldoen aan de renovatiestandaard vrijgesteld van de gebouwgebonden
maatregelen uit de energiebesparingsplicht.
In het programma Versnelling verduurzaming gebouwde omgeving (PVGO) is de ambitie
opgenomen dat in 2030 25 procent van de utiliteitsgebouwen voldoet aan de eindnorm.
Hierover wordt jaarlijks gerapporteerd in de Monitor Gebouwde Omgeving van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO).
We onderzoeken of aanvullende ondersteuning voor specifieke doelgroepen nodig is en
welke knelpunten in financiering nog opgelost moeten worden om deze ambitie te kunnen
halen12. Voor monumenten zal de beoogde eindnorm niet altijd haalbaar zijn. Zoals aangegeven
in het «Beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving» zal ik samen
met OCW, EZK en de monumentensector verkennen of streefnormen voor monumenten kunnen
worden ontwikkeld.13.
Portefeuilleaanpak
Een andere afspraak uit het Klimaatakkoord betreft het mogelijk maken voor grote gebouweigenaren
om via vierjaarlijkse portefeuilleroutekaarten verantwoording af te leggen aan het
bevoegd gezag (gemeenten, deels gemandateerd naar omgevingsdiensten) over hun hele
vastgoedportefeuille. Het is nu al mogelijk om met het bevoegd gezag op gebouwniveau
maatwerkafspraken14 te maken over het treffen van maatregelen. Dit is voor grote gebouweigenaren met
gebouwen in meerdere regio’s – en dus ook met toezicht vanuit meerdere bevoegde gezagen
– echter zeer arbeidsintensief. Het doel van de portefeuilleaanpak is om een uniforme
en integrale beoordeling van de vastgoedportefeuille mogelijk te maken voor deze gebouweigenaren.
De portefeuilleaanpak biedt daarbij meer ruimte om aan te sluiten op natuurlijke momenten
voor verduurzaming, onder de voorwaarde dat dit op portefeuilleniveau tot bovenwettelijke
resultaten leidt, in lijn met de doelstelling van 55 procent CO2-reductie in 203015. De aanpak is dus vooral bedoeld voor koplopers die een hoog ambitieniveau nastreven,
en hier planmatig uitvoering aan geven.
Er zijn drie voordelen van deze aanpak. Ten eerste komt er voor deze grote gebouweigenaren
één centraal aanspreekpunt bij bevoegde gezagen. Ten tweede kunnen zij vooraf goedkeuring
vragen voor de verduurzamingsplannen van hun gehele portefeuille in plaats van per
gebouw. En tot slot nemen door de centrale beoordeling de administratieve lasten af
voor zowel de vastgoedeigenaren als voor bevoegd gezagen.
De aanpak wordt momenteel ontwikkeld in goed overleg met bevoegde gezagen. Dit najaar
wordt de werkwijze rond het beoordelen van portefeuilleroutekaarten voor akkoord voorgelegd
aan Omgevingsdienst NL en de VNG. Deze werkwijze en een voorbeelddocument voor de
portefeuilleroutekaart worden gepubliceerd op de website van RVO.
Vanaf het voorjaar van 2023 kunnen de routekaarten worden ingediend. Naar verwachting
zullen ongeveer 100 grote gebouweigenaren een portefeuilleroutekaart willen indienen.
Op dit moment maken de diensten met rijksvastgoed een analyse van de impact van de
portefeuilleaanpak op hun eigen vastgoed. Daarin wordt het effect van de huidige verduurzamingsplannen
doorgerekend en wordt zo nodig aangegeven wat er nog nodig is om te voldoen aan de
bovenwettelijke ambities uit de portefeuille-aanpak en de label C-vereiste voor kantoren.
De portefeuilleaanpak voor het defensievastgoed wordt apart beschouwd, omdat de aankomende
Europese minimale energieprestatie-eisen niet voor de gehele portefeuille van Defensie
zullen gelden. Voor de portefeuilleaanpak van het defensievastgoed zal het revitaliseringsprogramma
Concentreren, Verduurzamen en Vernieuwen als basis dienen. Met dit programma wordt,
via een combinatie van afstoting van defensievastgoed met een slechte energieprestatie,
verduurzaming van gebouwen en nieuwbouw met een hoog energieprestatieniveau, een verbetering
van de portefeuille gerealiseerd die in lijn is met de ambitie van 55% CO2-reductie in 2030.
Toezicht op de label C-verplichting voor kantoren
Per 1 januari 2023 moeten alle kantoorgebouwen minimaal energielabel C hebben. Deze
verplichting is in 2018 gepubliceerd in het Bouwbesluit. De stand van zaken per 1 oktober
2022 is dat ongeveer 50 procent van de kantoren voldoet, 39 procent nog geen label
heeft en 11 procent een label D, E, F of G heeft. Naar verwachting zal op 1 januari
2023 ruim de helft van de kantoren voldoen aan de verplichting.
Het toezien op en handhaven van deze verplichting is de verantwoordelijkheid van het
bevoegd gezag, namelijk de gemeente16, omdat zij lokaal over de meeste kennis17 beschikken. Zij kunnen desgewenst omgevingsdiensten mandateren om de taak uit te
voeren. Ook kunnen toezichthouders verschillende taken die betrekking hebben op de
bestaande bouw combineren, zoals de Energiebesparings- en Informatieplicht voor bedrijven
en instellingen, en de verplichte keuring voor grote klimaatinstallaties. Toezichthouders
hebben extra middelen gekregen om de toezichthoudende taken op de Energiebesparingsplicht
en de Energielabel C verplichting voor kantoren te intensiveren en ook voor te bereiden.18 Zo wordt lokale kennis en capaciteit voor het toezicht op energiegerelateerde prestatievereisten
verder opgebouwd.
Afgelopen juli heb ik alle gemeenten via een brief met klem verzocht deze toezichthoudende
taak voortvarend op te pakken. Op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO)
staan een handreiking en een informatieblad voor de bevoegde gezagen. Daarin is een
concreet stappenplan opgenomen voor handhaving, van het aanschrijven tot het opleggen
van een last onder dwangsom, wanneer er geen juist energielabel is afgemeld of een
verbeterplan met planning is overlegd, of – in het uiterste geval – een last onder
bestuursdwang19, wat sluiting van het kantoor kan betekenen.
Ik blijf ook de komende periode overleg voeren met bevoegd gezagen om te borgen dat
de handhaving landelijk zoveel mogelijk uniform zal worden uitgevoerd en voortvarend
wordt opgepakt.
Afsluiting
Met de eindnorm geven we duidelijkheid aan vastgoedeigenaren over het te bereiken
ambitieniveau voor bestaande utiliteitsbouw, en hoe ze hier bij hun renovatieplannen
rekening mee kunnen houden. Zij worden hierbij ondersteund met ontzorging, fiscale
instrumenten en subsidies. Met de portefeuille-aanpak bieden we duidelijkheid en flexibiliteit
aan koplopers die een hoog ambitieniveau nastreven en daar planmatig uitvoering aan
geven. Hiermee komen we tegemoet aan een wens van veel koplopers binnen de utiliteitsbouw.
Ik zal over de voortgang van de verduurzaming van de utiliteitsbouw nader rapporteren
in het kader van het Beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening