Brief regering : Fiche: Aanbeveling onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie over het AI-verdrag van de Raad van Europa
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3529 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC) en een Kamerbrief
inzake BNC-fiche Verordening Natuurherstel van de Minister voor Natuur en Stikstof.
Fiche: Raadsaanbeveling herziening Barcelona-doelstellingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3526)
Fiche: Raadsaanbeveling toegang tot betaalbare en hoogwaardige langdurige zorg doelstellingen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3527)
Kamerbrief inzake BNC-fiche Verordening Natuurherstel van de Minister voor Natuur
en Stikstof (Kamerstuk 22 112, nr. 3530)
Fiche: Verordening betreffende natuurherstel (Kamerstuk 22 112, nr. 3528)
Fiche: Aanbeveling onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie over het AI-verdrag
van de Raad van Europa
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Aanbeveling onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie over het AI-verdrag
van de Raad van Europa
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen
namens de Europese Unie over een verdrag van de Raad van Europa inzake artificiële
intelligentie, mensenrechten, democratie en de rechtsstaat
b) Datum ontvangst Commissiedocument
18 augustus 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM (2022) 414
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52022PC0414
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Telecomraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in nauwe samenwerking met
het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat
2. Essentie voorstel
Dit voorstel houdt een aanbeveling aan de Raad in tot het verstrekken van een mandaat
aan de Europese Commissie (hierna: de Commissie) voor het openen van onderhandelingen
over het Raad van Europa (hierna: RvE) (kader)verdrag met betrekking tot kunstmatige
intelligentie (hierna: AI), mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, en tot het
geven van richtsnoeren aan de onderhandelaar van de Unie. De Commissie stelt dat de
onderhandelingen over het toekomstige (kader)verdrag van de RvE aangelegenheden beslaan
die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, het overlapt namelijk grotendeels
met bestaande EU regelgeving en de voorgestelde AI-verordening.
In 2021 heeft het Comité van Ministers van de Raad van Europa een Comité inzake kunstmatige
intelligentie (CAI) opgericht. Het CAI heeft de opdracht om tussen 2022 en 2024 een
onderhandelingsproces op te zetten over een juridisch instrument dat de ontwikkeling,
het ontwerp en de toepassing van AI-systemen reguleert en dat gebaseerd is op de RvE-standaarden
op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Het streven is om eind
2023 de onderhandelingen af te ronden.
Op 30 juni 2022 instrueerde het Comité van Ministers van de RvE de CAI om dit juridisch
bindend instrument (verdrag/kaderverdrag) uit te werken. Daarna heeft het voorzitterschap
van de CAI een eerste concepttekst («zero draft») voor een (kader)verdrag onder de
lidstaten gecirculeerd. Het voorstel bevat fundamentele principes en regels die ervoor
moeten zorgen dat het ontwerp, de ontwikkeling en de toepassing van AI-systemen in
overeenstemming zijn met de eerbiediging van de mensenrechten, het functioneren van
de democratie en de bescherming van de rechtsstaat. Het (kader)verdrag zal openstaan
voor ondertekening en ratificatie door RvE-lidstaten en niet-RvE lidstaten. Het toekomstige
(kader)verdrag zal moeten worden geïmplementeerd in de respectieve jurisdicties van
de partijen.
De onderhandelingen over het toekomstige (kader)verdrag van de RvE hebben betrekking
op aangelegenheden die volgens de Commissie onder de exclusieve bevoegdheid van de
Unie vallen.
De Commissie verwijst o.a. naar de geldende Europese verordeningen en richtlijnen
met betrekking tot producten en diensten waarbij AI-systemen kunnen worden gebruikt.1 De Commissie geeft verder aan dat het ontwikkelen en gebruiken van bepaalde AI-systemen
effecten kan hebben op de uitoefening van fundamentele rechten uit het EU-handvest
van de grondrechten, en op de bescherming die andere secundaire EU-wetgeving biedt,
zoals de regels rond databescherming en non-discriminatierecht.2 Daarnaast werkt de EU zelf aan AI-wetgeving, namelijk het voorstel voor een verordening
voor kunstmatige intelligentie die regels voor AI-systemen in de EU-lidstaten moet
harmoniseren.3
Om de consistentie en uniformiteit van EU-regels voor AI te beschermen, is de Commissie
van mening dat de EU exclusief bevoegd is ten opzichte van het verdrag en voorziet
de aanbeveling in een machtigingsbesluit tot het openen van de onderhandelingen over
het (kader)verdrag namens de EU en stelt het voor de Commissie te machtigen de onderhandelingen
namens de Unie te voeren. De onderhandelingen moeten worden gevoerd in overleg met
een door de Raad bepaald speciaal comité.
Bij de aanbeveling is een bijlage opgenomen met onderhandelingsrichtsnoeren. Volgens
deze richtsnoeren moet het proces van de onderhandelingen open en inclusief zijn,
moet het RvE (kader)verdrag aansluiten bij EU-wetgeving (ook de AI-verordening) en
bij bestaande RvE- en internationale instrumenten en moet het (kader)verdrag toekomstbestendig
zijn en de samenwerking met niet-EU landen verbeteren. Ook stellen de richtsnoeren
een aantal inhoudelijke onderhandelingsdoelen: het (kader)verdrag moet een risicobenadering
gebruiken, systemen bevatten voor conformiteitscontroles en verantwoordelijkheid van
AI-ontwikkelaars en gebruikers stimuleren, innovatie waarborgen, rekening houden met
de positie van midden- en kleinbedrijven en de belangen van rechtshandhaving, en bepalingen
kennen over toezicht. Tenslotte stelt de bijlage dat het (kader)verdrag een aantal
slotbepalingen moet kennen die EU-lidstaten de mogelijkheid geven om EU-recht onderling
toe te passen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het coalitieakkoord stelt dat Nederland in Europa het voortouw neemt en zich inzet
voor mensgerichte inzet van kunstmatige intelligentie: AI-systemen die de mens dienen,
veilig zijn en vertrouwd kunnen worden, die ingezet worden met respect voor publieke
waarden en mensenrechten en waarbij een goede rechtsbescherming verzekerd is. Het
coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) stelt ook dat wettelijk geregeld wordt dat algoritmes worden gecontroleerd op transparantie,
discriminatie en willekeur.4 Het is van belang dat nieuwe regelgevende instrumenten goed aansluiten op bestaande
kaders om zo de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid te waarborgen.
Nederland is voorstander van een sterke internationale rechtsorde en multilateralisme.
Het coalitieakkoord stelt dat het kabinet zich inzet voor het bevorderen van de internationale
samenwerking door een voortrekkersrol in de EU en multilaterale organisaties, via
het versterken van de trans-Atlantische band en nieuwe partnerschappen, en dat het
zich inzet voor het bevorderen van respect voor mensenrechten in het buitenlandbeleid.5 In 2020 en 2021 is Nederland actief betrokken geweest bij onderhandelingen over ethische
richtlijnen voor AI in UNESCO-verband.6 Momenteel is Nederland betrokken bij de «Group of Friends» van landen die de implementatie
van deze ethische richtlijnen stimuleren.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Nederland heeft een actieve rol in de onderhandelingen over de AI-verordening in Brussel
en steunt ook de totstandkoming van een RvE (kader)verdrag in Straatsburg. Nederland
heeft altijd als uitgangspunt gehad dat het werk van de EU en de RvE op AI inhoudelijk
op elkaar moet aansluiten. De concept AI-verordening en het RvE (kader)verdrag kunnen
elkaar aanvullen en, mits op elkaar afgestemd, goed naast elkaar bestaan: het RvE
(kader)verdrag kent algemenere principes en is geformuleerd als een opdracht aan de
partijen om bepalingen in hun wetgeving op te nemen die moeten zorgen voor veilige
AI-systemen met waarborgen voor de bescherming van fundamentele mensenrechten. De
concept-AI-verordening bevat direct toepasbare regels en zal, wanneer het in werking
treedt, het primaire wetgevende kader binnen de EU zijn om te zorgen dat veilige Al-systemen
de interne markt op komen met waarborgen voor de bescherming van fundamentele rechten.
Mogelijk zal door de inwerkingtreding van de AI-verordening al aan een deel van de
verplichtingen die mogelijk voort zullen komen uit het RvE (kader)verdrag voldaan
kunnen worden.
Dat het RvE-(kader)verdrag en de AI-verordening goed op elkaar aansluiten is echter
geen gegeven en wanneer de twee instrumenten conflicteren zouden lidstaten van zowel
de RvE als de EU aan tegenstrijdige verplichtingen worden gebonden. Daarom is het
belangrijk dat de Commissie namens de EU onderhandelt over de onderdelen van het verdrag
die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen, zoals de onderdelen die overlappen
met de concept AI-verordening. Het kabinet is echter van mening dat het Verdrag mogelijk
ook onderdelen zal bevatten die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen
en wil daarom geen onderhandelingsmandaat voor de Commissie voor het gehele verdrag:
dat zou mogelijk afbreuk doen aan nationale prioriteiten, de toegevoegde waarde van
dit verdrag, of aan het belang van de Raad van Europa. De EU-lidstaten zouden zelf,
met inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking, de vrijheid moeten houden
om te onderhandelen over onderdelen waar de EU niet exclusief bevoegd is, zoals bijvoorbeeld
het geval kan zijn bij onderdelen die zien op het beschermen van mensenrechten, de
democratie, de rechtsstaat, en de nationale veiligheid en rechtshandhaving.
Het kabinet vindt het van belang dat Nederland zelf aan tafel zit bij de onderhandelingen
over het RvE AI verdrag. Daarom zet het kabinet in op het sluiten van een gemengd
verdrag, waarbij zowel de EU als de lidstaten partij worden. Dat is mogelijk omdat
het (kader)verdrag ook onderdelen bevat die volgens het kabinet niet onder de exclusieve
bevoegdheid van de EU vallen. Het kabinet zou daarom graag zien dat het Raadsbesluit
houdende de machtiging tot het openen van onderhandelingen namens de EU over het RvE
(kader)verdrag, beperkt blijft tot de onderdelen van het verdrag die onder de exclusieve
bevoegdheden van de EU vallen. Voor zover de onderhandelingen over het verdrag betrekking
hebben op onderdelen die niet vallen onder de exclusieve bevoegdheden van de Unie,
is het kabinet van mening dat de lidstaten (en dus ook Nederland) zelf de onderhandelingen
hierover moeten voeren.
Het kabinet heeft een aantal aandachtspunten bij de vormgeving van deze machtiging
en het onderhandelingsproces. Voor zover de Commissiebevoegd is namens de EU te onderhandelen
is het voor het kabinet van belang dat lidstaten steeds tijdig en betekenisvol worden
betrokken bij de onderhandelingen. Het is in dit licht van belang dat voorafgaand
aan CAI-bijeenkomsten coördinatiesessies worden georganiseerd tussen de Commissie
en de EU-lidstaten. Daarbij moeten lidstaten sturing kunnen geven aan de uitvoering
van het mandaat en moet het beginsel van loyale samenwerking worden bewaakt. Daarbij
moet rekening gehouden worden met zaken waarop geen overeenkomst is bereikt in de
onderhandelingen over de EU AI-verordening. Het kabinet is voor het behoud van het
spreekrecht voor EU-lidstaten binnen CAI, zeker waar het gaat om terreinen die buiten
EU-regels en exclusieve EU bevoegdheden vallen. Het kabinet zal zich inzetten om een
aantal wijzigingen en toevoegingen te maken ten aanzien van het voorgestelde Raadsbesluit
om te zorgen dat de lidstaten voldoende en op betekenisvolle wijze worden betrokken.
In de eerste plaats heeft het RvE (kader)verdrag een andere insteek dan de AI-verordening
van de EU. Het doel van het RvE-instrument is het beschermen en bevorderen van mensenrechten,
rechtsstaat en democratie. De EU kiest voor een productreguleringsbenadering waarbij
het zwaartepunt ligt bij degenen die AI-systemen op de markt brengen en de eisen waar
producten aan moeten voldoen zodat de fundamentele rechten, veiligheid en gezondheid
beter geborgd worden. De CAI kiest voor een bredere benadering die op de gehele levenscyclus
van AI-systemen van toepassing is, en heeft daarin, meer dan in het geval van de EU,
ook bepalingen opgenomen over het gebruik van AI-systemen, en specifieke bepalingen
over besluitvorming en waarborgen in de relatie tussen de gebruiker en natuurlijke
personen (bijvoorbeeld rond transparantie van besluitvorming). Er zijn daarnaast in
de concepttekst van het (kader)verdrag ook specifieke bepalingen en principes opgenomen
over het gebruik van AI in de publieke sector in de brede zin. De EU AI-verordening
bevat ook regels voor het gebruik in de publieke sector, maar is vooral gericht op
specifieke AI-toepassingen binnen bepaalde delen van de publieke sector. Allereerst
is het van belang dat het RvE (kader)verdrag niet conflicteert met de AI-verordening.
Over de punten die niet in de concept AI-verordening worden gereguleerd maar wel in
het AI-verdrag staan opgenomen is dus nog discussie nodig met alle partijen en hierover
zouden de lidstaten zelf moeten kunnen onderhandelen. Bij een volledig mandaat voor
de Commissie ziet het kabinet een risico dat er tijdens de onderhandelingen binnen
de RvE geen ruimte is om te spreken over zaken die niet in de AI-verordening staan.
Het is ook van belang voor open onderhandelingen met ook niet EU-lidstaten dat deze
ruimte wel wordt geboden.
In de tweede plaats vindt het kabinet het multilaterale forum voor verdragsonderhandelingen
van de RvE van groot belang. Dit geldt met name voor het reguleren van AI omdat de
kansen en risico’s van deze systeemtechnologie bij uitstek grensoverschrijdend zijn
en de ontwikkeling hiervan ook mondiaal plaatsvindt. De RvE bestaat uit 46 partijen,
waarvan een meerderheid EU-lidstaten zijn. Aan het (kader)verdrag wordt op gelijke
voet gewerkt aan nieuwe regels om mensenrechten te beschermen bij het gebruik van
AI. Voor niet-EU-landen is de RvE daarom een relevant forum. Als het onderhandelingsproces
binnen de RvE alleen ruimte laat om afspraken op EU-niveau ook in RvE-verband te vast
te leggen, verliest dit AI-verdrag mogelijk zijn aantrekkingskracht voor andere RvE
partijen. Zij hebben dan immers minder mogelijkheid om invloed uit te oefenen. Dat
geldt ook voor niet-RvE landen. Bij verdragen op dit soort nieuwe terreinen wordt
gestreefd naar een mondiale standaard (zoals bijvoorbeeld het Cybercrime-verdrag)
en schuiven op gelijke voet landen als de Verenigde Staten, Canada, Japan en Israël
aan. Deze niet-RvE leden praten mee en kunnen ook toetreden tot het verdrag. RvE-standaarden
kunnen daarmee een reikwijdte hebben buiten Europa.
In de derde plaats is de vraag hoe de Commissie haar onderhandelingsbevoegdheid kan
invullen zolang er in EU-verband nog geen overeenstemming is over de belangrijkste
AI-regels: de AI-verordening. Dat geldt met name voor bepalingen die nog «controversieel»
zijn, zoals de definitie van AI. De EU en de RvE hebben baat bij een RvE (kader)verdrag
met gedeelde standaarden over mensenrechten, rechtsstaat en democratie dat verder
reikt dan de EU.
Ook op andere terreinen onderhandelt de Commissie namens de EU in RvE-verband. Op
het gebied van databescherming bijvoorbeeld heeft de Commissie de onderhandelingen
gevoerd over de herziening van het Dataprotectieverdrag C108, terwijl in EU-verband
aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) werd gewerkt. Een belangrijk
verschil was dat er toen al EU-privacyregels bestonden. De onderbouwing van onderhavige
aanbeveling en de daarin beschreven exclusieve EU-bevoegdheid is volgens het kabinet
nog onvoldoende. Het kabinet wil dat er een heldere verdeling gemaakt wordt tijdens
dit onderhandelingsproces waarin staat waarover de EU exclusief bevoegd is, en waar
niet. De Commissie een exclusief mandaat te verlenen over het gehele RvE (kader)verdrag
inclusief nationale competenties schept bovendien mogelijk een verkeerd precedent
en zou ervoor kunnen zorgen dat onderhandelingen en dus nationale onderhandelingsbevoegdheden
bij multilaterale onderhandelingen die raakvlakken hebben met EU-competenties of bestaande
of aankomende EU-regels altijd kunnen overhellen naar de EU.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Een aantal lidstaten is kritisch, omdat zij de juridische basis voor een exclusief
onderhandelingsmandaat over het gehele verdrag als onvoldoende onderbouwd beschouwen
en willen daarom meer duidelijkheid over de juridische basis en de jurisprudentie
die volgens de Commissie en de JDR tot een exclusieve bevoegdheid leiden. Een aantal
lidstaten vraagt om een expliciete verduidelijking van de afbakening tussen de bevoegdheden
van de EU enerzijds en die van de lidstaten anderzijds bij de onderhandelingen over
het RvE (kader)verdrag. Ook benoemen veel lidstaten het belang om te kunnen blijven
interveniëren en spreken in de RvE.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief, al zal een materiële rechtsgrondslag
moeten worden toegevoegd. De aanbeveling heeft betrekking op de onderhandelingen over
een internationale overeenkomst die raakt aan de interne markt voor AI-systemen en
op de bescherming van mensenrechten. Op de terreinen van de interne markt en de ruimte
van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de
EU en de lidstaten op grond van artikel 4, tweede lid, onder a) en j), VWEU. Op basis
van artikel 3, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU), kunnen deze gedeelde interne bevoegdheden onder andere exclusief (extern)
worden indien de te sluiten overeenkomst de gemeenschappelijke regels kan aantasten
of de strekking ervan kan wijzigen.
De Raad verleent haar machtiging voor het openen van onderhandelingen op basis van
artikel 218 VWEU. Op grond van artikel 218, lid 3 VWEU kan de Commissie aanbevelingen
doen aan de Raad voor de vaststelling van een Raadsbesluit waarbij een machtiging
wordt gegeven om onderhandelingen over een verdrag te openen en om de onderhandelaar
namens de Unie aan te wijzen. Op grond van artikel 218, lid 4, VWEU kan de Raad de
onderhandelaar richtsnoeren meegeven en een bijzonder comité aanwijzen in overleg
waarmee de onderhandelingen moeten worden gevoerd. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen
aandacht vragen voor het toevoegen van de juiste materiële rechtsgrondslag. Wanneer
de overeenkomst is uitonderhandeld, dienen de rechtsgrondslagen van de Raadsbesluiten
tot ondertekening en sluiting van de overeenkomst, apart beoordeeld te worden op basis
van de uiteindelijke tekst (in het bijzonder het doel en de inhoud van de overeenkomst).
Voorts zal er naar verwachting in Brussel discussie plaatsvinden over de vraag in
hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een exclusieve bevoegdheid van de EU op grond
van artikel 3(2) VWEU. Ook het kabinet heeft hier vragen over.
b) Subsidiariteit
Het subsidiariteitsbeginsel is niet van toepassing voor zover er sprake is van een
exclusieve bevoegdheid van de Unie. Dit lijkt het merendeel van het optreden te betreffen,
maar zoals hierboven aangegeven heeft het kabinet vragen over hoe ver de exclusieve
bevoegdheid van de Unie strekt. Een beperkt deel van het optreden valt niet onder
de exclusieve bevoegdheden van de EU, voor zover de aanbeveling daarop ziet is de
grondhouding negatief. De aanbeveling heeft tot doel de Commissie te machtigen tot
het openen van onderhandelingen namens de EU over het gehele RvE (kader)verdrag. De
negatieve grondhouding heeft betrekking op de meerwaarde van het optreden van de lidstaten
op bepaalde beleidsterreinen die in het RvE (kader)verdrag worden genoemd. Als gezegd,
gaat het daarbij om niet exclusieve EU-bevoegdheden, zoals nationale veiligheid, rechtshandhaving,
mensenrechten, democratie en de bescherming van de rechtsstaat. Op die terreinen bestaat
vooral nationale wetgeving, met een nationale geschiedenis en toegespitst op de nationale
situatie. Dat geldt met name voor de bepalingen in het verdrag die raken aan nationale
veiligheid, dat door de EU niet primair wordt gereguleerd. Dit concept AI-verdrag
kent daarnaast bijvoorbeeld bepalingen over de vormgeving van de relatie tussen overheid
en burger in dienstverlening in het bestuursrecht. Dat kunnen lidstaten beter zelf
invullen. De meerwaarde van zelf optreden is ook van praktische aard: het versterkt
de Nederlandse inzet. Het RvE verdrag kent bepalingen die vooralsnog niet in EU verband
gereguleerd zijn om burgers bijvoorbeeld aanvullende middelen te geven om hun rechten
uit te oefenen. Als de CIE gemachtigd wordt om voor die onderdelen namens de EU op
te treden, kan Nederland niet meer zelfstandig coalities zoeken binnen de RvE. Het
kabinet is daarom van mening dat voor wat betreft deze onderdelen de doelstelling
van het optreden beter door de lidstaten zelf kan worden verwezenlijkt.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De aanbeveling heeft tot doel de Commissie
te machtigen tot het openen van onderhandelingen namens de EU over het RvE (kader)verdrag
en bevat richtsnoeren bij die onderhandelingen. Om te komen tot dit RvE verdrag is
deze machtiging, alsmede het meegeven van onderhandelingsrichtsnoeren, noodzakelijk
en geschikt waar het exclusieve EU-bevoegdheden betreft, omdat de Commissie dan met
één mond namens de Unie spreekt en dus de verhouding tussen EU-wetgeving en RvE kan
bewaken. De overeenkomst heeft tot doel tot een verdrag over AI, mensenrechten, democratie
en de rechtstaat te komen. Het voorgestelde optreden van de Commissie is geschikt
om deze doelstelling te bereiken, omdat de (aanpasbare) richtsnoeren passende inhoudelijke
en procedurele uitgangspunten aan de onderhandelaar meegeven om vervolgens dat doel
te behalen. De richtsnoeren gaan daarbij ook niet verder dan noodzakelijk. Het kabinet
zal wel aandringen dat EU-lidstaten tijdig en voldoende betrokken worden tijdens de
onderhandelingen met behoud van spreekrecht en dat coördinatiesessies worden georganiseerd
voorafgaand aan de bijeenkomsten in RvE-verband.
d) Financiële gevolgen
Op basis van de algemene omschrijving van de strategie is het niet mogelijk om te
beoordelen of en in welke mate dit voorstel financiële gevolgen heeft. Nederland is
van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021-2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor de
nationale begroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De onderhandelingen tussen de EU en de RvE ondersteunen de doelstelling van de EU
om het voortouw te nemen in de mondiale inzet van AI. Afstemming tussen de RvE en
de EU over mensgerichte AI draagt bij aan het stellen van een mondiale standaard,
die veiligheid waarborgt en in overeenstemming is met geldende fundamentele rechten
en waarden binnen de EU. De Commissie speelt al enige tijd een belangrijke rol in
internationale gesprekken/onderhandelingen over AI. Voorbeeld hiervan is de EU-VS
Trade & Tech Council, om met de VS mondiaal de ontwikkeling van het verantwoord gebruik
van AI te promoten. De RvE kent 46 lidstaten. Voor niet-EU-landen is de RvE daarom
een relevant forum om aan verdragen en wetgeving te werken op het gebied van mensenrechten,
de democratie en de rechtsstaat. Bij verdragen op dit soort nieuwe terreinen wordt
gestreefd naar een mondiale standaard (zoals bijvoorbeeld het Cybercrime-verdrag)
en schuiven op gelijke voet landen als de Verenigde Staten, Canada, Japan en Israël
aan. Deze niet-RvE leden praten mee en kunnen ook toetreden tot het uiteindelijke
verdrag. RvE-standaarden kunnen daarmee een reikwijdte hebben tot ver buiten Europa.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken