Brief regering : Appreciatie rapport Remkes 'Wat wel kan - Uit de impasse en een aanzet voor perspectief'
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
35 334
Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2022
De heer Remkes heeft bij de presentatie vorige week van zijn rapport «Wat wel kan»
(Bijlage bij Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 34) het kabinet een duidelijke spiegel voorgehouden: we hebben als kabinet te weinig
begrip getoond voor de boeren en onze waardering onvoldoende overgebracht. Die boodschap
is luid en duidelijk en daar gaat het kabinet mee aan de slag. In de samenleving als
geheel en de landbouwsector in het bijzonder is behoefte aan duidelijkheid en prioriteit,
met name vanwege de urgentie van natuurherstel en de klimaatopgave. Er moet echt geluisterd
worden naar wat partijen inbrengen. Wij danken de heer Remkes voor het vele werk dat
hij in korte tijd heeft verzet en omarmen zijn denklijnen en aanbevelingen.
Er is de afgelopen jaren veel onrust ontstaan bij boeren, andere sectoren en natuurorganisaties.
Het beeld is ontstaan dat er geen waardering zou zijn voor het werk van de boer. Dat
beeld is niet terecht. Boeren zorgen voor ons dagelijks voedsel en zijn onderdeel
van onze Nederlandse identiteit. Remkes geeft hierover aan dat er sprake is van groeiende
afstand tussen Randstad en landelijk gebied én tussen stad en platteland. Deze kloof
moet overbrugd worden, want de stad kan niet zonder het platteland en andersom.
Dit trekken wij ons aan en het rapport van de heer Remkes maakt dit extra invoelbaar
en navolgbaar. Dit moet anders en dat gaan we doen: we willen de constructieve gesprekken
die de afgelopen zomer onder zijn leiding zijn gevoerd gebruiken en voortzetten. We
zullen meer dan voorheen de samenwerking actief opzoeken om tegenstellingen te overbruggen
en verenigen. Want boeren en zeker jonge boeren hebben een toekomst in Nederland en
zij moeten op de overheid kunnen vertrouwen. Vertrouwen herstellen kost tijd, dat
realiseren wij ons. Dit advies is dé kans om een nieuwe start te maken.
Het kabinet wil samen met alle betrokken partijen zorgen dat de kwaliteit van natuur,
water en bodem, milieu en het klimaat verbetert. Remkes bevestigt dat een deel van
de natuur in Nederland er op dit moment niet goed aan toe is en dat urgent actie nodig
is. Het is cruciaal dat alle partijen in de agrarische keten, andere sectoren (bouw,
industrie en mobiliteit) en de financiële sector een niet-vrijblijvende bijdrage leveren.
Hierbij is het rapport van de heer Remkes het uitgangspunt en zijn de verschillende
wettelijke doelen het vertrekpunt. Door samen aan de slag te gaan maken we het mogelijk
om een balans te vinden. Ook een balans met andere grote opgaven, zoals de energietransitie,
de omslag naar een duurzame industrie en het woningtekort.
Appreciatie van het rapport van de heer Remkes
De heer Remkes geeft 25 aanbevelingen en schetst een aanpak langs drie lijnen:
• Lijn één: Nederland van het slot af en ruimte maken. Een korte termijn aanpak van maximaal een jaar om ruimte voor vergunningverlening
te creëren door de aanpak gericht op piekbelasters, zodat PAS-melders met voorrang
kunnen worden vergund.
• Lijn twee: een langjarig perspectief voor de agrarische sector en het landelijk gebied. Een visie van het kabinet wat waar wel kan en werken aan een robuuste toekomst voor
de landbouw.
• Lijn drie: de gebiedsgerichte transitie realiseren. Het leggen van de gebiedspuzzels om onder andere de natuurdoelen te realiseren.
We gaan integraal aan de slag met deze lijnen en aanbevelingen. We kijken daarbij
vooral naar «wat wel kan». Hieronder gaan we eerst in op het advies van de heer Remkes
over de doelstelling voor 2030 en het stikstofkaartje. Daarna geven we voor de belangrijkste
punten uit de drie lijnen een eerste appreciatie.
Op een aantal onderdelen gaat het kabinet met betrokken partijen meteen aan de slag,
op andere onderdelen zal eerst het gesprek met partijen en de Kamer worden gevoerd.
Er zijn ook punten die meer tijd en uitzoekwerk vragen. Aan het eind van de brief
wordt het vervolgproces geschetst.
Doelstelling voor 2030
Ten aanzien van de doelstelling beveelt de heer Remkes aan om vooralsnog vast te houden
aan het jaartal 2030 en de gestelde doelstellingen. Ook adviseert hij om 2025 en 2028
hiervoor als ijkmomenten te kiezen. Als op ijkmomenten in 2025 en 2028 blijkt dat
er meer tijd nodig is, dan kan dat om drie redenen zijn:
– Als een provincie kan aantonen dat in een gebied al een groot deel van de doelstelling
is gerealiseerd én dat natuurherstel onomkeerbaar is ingezet, maar ook kan aantonen
dat er dwingende redenen zijn waarom wat meer tijd nodig is, dan moet het mogelijk
zijn dat specifieke gebied iets meer tijd te geven.
– Als natuurherstel voldoende op koers ligt en de precieze realisatie van de doelstellingen
in de knel komt als gevolg van een tekortschietend landelijk instrumentarium, dan
moet het mogelijk zijn om iets meer tijd te nemen.
– Als natuurherstel voldoende op koers ligt en het resterende probleem met iets meer
tijd via natuurlijk verloop kan worden opgelost, dan moet het mogelijk zijn om iets
meer tijd te nemen.
Het kabinet zal dit advies verder uitwerken en opnemen in de voorziene wijziging van
de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. Daarbij zal het kabinet ook onderzoeken
op welke manier de samenhang met 2027, het jaar waarin de maatregelen voor de Kaderrichtlijn
Water (waterkwaliteit) moeten zijn geïmplementeerd, kan worden geborgd.
Stikstofkaart
Zoals eerder gezegd neemt het kabinet de aanbeveling over om de stikstofkaart van
tafel te halen. In plaats daarvan adviseert de heer Remkes om zo snel mogelijk regionale
kaarten te maken, die minder gedetailleerd zijn. Wij vinden het belangrijk dat regionale
kaarten «van onderop» ontstaan. Provincies krijgen de ruimte om daartoe met goede
voorstellen te komen. Nationale doelen krijgen zo een provinciale uitwerking. Tevens
wordt bezien of een eventuele zonering ondersteunend kan zijn aan de gebiedsprocessen;
dit moet ook «bottom up» vorm moet krijgen.
Lijn één: Nederland van het slot af en ruimte maken
Piekbelasters
De heer Remkes constateert dat er vanwege het algemeen belang een werkende aanpak
voor de korte termijn nodig is: voor de natuur en voor toestemmingverlening. De minst
kwade route hiervoor is volgens hem gericht en versneld wegnemen van de emissies van
500 tot 600 piekbelasters. Op deze manier zorgen we op korte termijn voor natuurherstel,
worden er zo min mogelijk ondernemingen geraakt en kan ruimte worden gecreëerd voor
het met voorrang vergunnen van PAS-meldingen.
De overheid moet de betreffende bedrijven maximaal ondersteunen bij de verschillende
manieren om binnen een jaar de uitstoot op de betreffende locatie tot bijna nul te
hebben teruggebracht. Remkes adviseert dat ondernemers binnen de mogelijkheden van
de wet, binnen een nog nader te bepalen termijn, maximaal en ruimhartig gecompenseerd
worden met de garantie dat er met wachten geen beter aanbod komt. We volgen daarbij
de gefaseerde aanpak van de heer Remkes: aanpassen, verplaatsen en daarna het gesprek
aangaan over (vrijwillig) stoppen.
Deze aanpak vraagt om een zorgvuldige definitie van de bedrijven waar het om gaat,
het snel aangaan van de gesprekken aan de keuken- of bestuurstafel en het bieden van
ruimte voor de verschillende manieren om de uitstoot terug te brengen en stevige (onafhankelijke/
externe) ondersteuning voor dit proces. Het gaat hierbij niet alleen om agrarische
bedrijven. Voor het uitvoeren van dit proces richt het kabinet samen met provincies
een taskforce in, waar sectorpartijen bij betrokken worden. Hierbij maken we gebruik
van alle kennis die de agrarische partijen van hun achterban hebben, en de gebiedskennis
van de provincies.
Omdat deze aanpak een grote impact heeft op de betrokkenen en de periode van een jaar
erg ambitieus is, werkt het kabinet een goed gevulde gereedschapskist uit om de aanpak
zo kansrijk mogelijk te maken. Niet alleen voor wat betreft financiële regelingen,
maar ook voor de andere instrumenten die een rol kunnen spelen (bijvoorbeeld op het
gebied van fiscaliteit en/of ruimtelijke ordening). Hierover wint het kabinet ook
juridisch advies in. Over de invulling van de aanpak en de taskforce informeren wij
de Kamer in november. Indien nodig voeren wij over de staatssteunaspecten op korte
termijn, op het hoogste niveau, overleg met Brussel.
Lijn twee: Naar een robuuste toekomst
Luiken open
De heer Remkes heeft als onafhankelijk gespreksleider open en eerlijke gesprekken
gevoerd met (agrarische) partijen en individuele boeren. Dit moet met kracht worden
voortgezet. Zoals begin augustus al afgesproken, zullen wij één keer in de twee maanden
regulier overleg hebben met de agrarische sector, zonder agenda, om bij te praten,
knelpunten te bespreken en om te signaleren of «de polder» nog werkt. Dit gebeurt
ook met natuurorganisaties. Aanvullend voeren wij overleggen met de sectoren en ketenpartijen.
Wij gaan het gesprek aan met mensen in de praktijk. Uiteraard is er samenwerking en
gesprekken met andere belanghebbenden, zoals het bedrijfsleven en organisaties actief
in de industrie, woningbouw, energie, infrastructuur en gezondheid.
Het gaat niet alleen om luisteren, maar ook om samenwerken. Het kabinet wil met de
partijen open en eerlijk dilemma’s bespreken en keuzes maken. Dat vraagt om een verantwoordelijkheid
bij iedereen om actief deel te nemen met een duidelijk mandaat, naar elkaar te luisteren,
botsende belangen op tafel te leggen en gezamenlijk tot oplossingen te komen.
Landbouwakkoord
De heer Remkes adviseert om de denklijnen van het rapport samen met de agrarische
sector uit te werken tot een concreet plan in een landbouwakkoord. Het kabinet omarmt
dit advies. Er is behoefte aan een duidelijk en gedragen toekomstbeeld voor de landbouwsector
en de bijbehorende bedrijven voor pakweg 20 jaar. Dat moet duidelijk maken wat ervoor
nodig is «om de hele bocht te zien» en te kunnen maken. Het moet leiden tot een duidelijke
en stabiele koers met een concrete meerjarige aanpak en ondersteuning bieden voor
de landbouw om toe te werken naar kringlooplandbouw. Een aanpak die niet elke vier
jaar wijzigt, maar inspeelt op wat nodig is om de wettelijke opgaven van klimaat,
water en natuur te halen. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
neemt hierin de regie en ziet het als zijn taak om hier samen met betrokken partijen
vorm aan te geven.
In de komende weken gaat de Minister van LNV samen met de verschillende partijen dit
proces vormgeven. Hierbij zijn het rapport van de heer Remkes en het coalitieakkoord
leidend. Dit gesprek zal gaan over uitgangspunten, de relatie met het NPLG en de gebiedsprocessen,
de werkwijze, betrokkenen en aard van het beoogde landbouwakkoord. Hierbij is nadrukkelijk
aandacht voor de hele keten en de bijdrage die de ketenpartijen moeten leveren aan
de transitie. De eerste stappen zijn gezet. In november zal de Minister van LNV de
Kamer nader informeren over de verdere uitwerking en het bijbehorende proces.
Lijn drie: Gebiedsgericht de transitie realiseren
Uiteindelijk moet de door Remkes beschreven transitie zich voltrekken in gebiedsprocessen.
Om dit te realiseren moet er samenwerking plaatsvinden in de gebieden en moet men
keuzes maken die recht doen aan de regionale omstandigheden. Hierin nemen de provincies
het voortouw, in samenwerking met de sectoren en het Rijk. De rol van de overheid
is hierin luisteren, duidelijkheid scheppen, faciliteren en aanzetten tot actie. Het
doel: het verbeteren van de natuur, water en bodem, milieu en klimaat in Nederland
door deze in balans te brengen met de economie.
Kritische depositiewaarde (KDW) en sturen op emissie
Zoals tijdens de gesprekken van de heer Remkes met de sectorpartijen en het kabinet
is afgesproken gaan we samen kijken hoe en zo ja, wanneer de wettelijke verankering
van de KDW te vervangen is door een andere juridisch houdbare systematiek. Daarbij
is de staat van de natuur bepalend. Bij de beoordeling daarvan wil het kabinet in
navolging van het advies kijken naar condities van bodem en water (als essentiële
onderdelen van de natuurkwaliteit).
Het kabinet wil de gesprekken hierover de komende maanden met de sector voortzetten.
Een beoordelingssysteem zonder KDW zal een wetenschappelijk geaccepteerde methode
moeten bevatten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er op dit moment nog geen alternatieven
voorhanden zijn.
Een ander, maar hiermee samenhangend punt dat naar voren komt uit de gesprekken van
de heer Remkes, is de wens van partijen om de slag te maken naar emissiesturing. Hij
adviseert hierover: «om deze stap te zetten is een meetsystematiek nodig, een zogeheten
«stoffenbalans»». Dit sluit beter aan bij de praktijk, omdat ondernemers kunnen sturen
op reductie van emissies. Het terugdringen van de totale depositie op natuur en de
nadelige gevolgen daarvan zijn primair een zorg en verantwoordelijkheid voor de overheid,
zo vinden deze partijen. Het kabinet onderschrijft de wens en het belang om de slag
te maken naar emissiesturing.
Het kabinet zal ervoor zorgen dat het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) aan
deze twee wensen bij kan dragen. In dit programma worden niet alleen de huidige modellen
en meetnetten continu verbeterd, maar wordt ook gewerkt aan het mogelijk maken van
bedrijfsspecifieke metingen. Dit wordt gezamenlijk opgepakt met het bedrijfsleven
en regionale overheden. Daarnaast wil het NKS een platform inrichten waarin men kennis
kan uitwisselen over de regionale en provinciale meetinitiatieven en hun meetsystemen
op elkaar af kan stemmen.
Hiermee wordt gewerkt aan de ontwikkeling van concrete instrumenten om emissie(reductie)
op het boerenerf te meten. Daar gaat het eindrapport van de kwartiermaker Ruud Tijssens
op in1, welke als bijlage is bijgevoegd. (In november volgt een uitgebreide appreciatie
op dit rapport.
Vervolgproces
Het kabinet omarmt de denklijnen en aanbevelingen van het rapport en gaat zo snel
mogelijk over tot realisatie daarvan. Voor een aantal onderwerpen hebben we in deze
eerste appreciatie alvast aangegeven hoe het kabinet daarnaar kijkt. Het Rijk pakt
hier haar rol en verantwoordelijkheid. Diverse punten uit het rapport Remkes, vragen
verdere uitwerking, precisering, of het maken van keuzes. Het is daarbij van belang
om bij deze keuzes oog te hebben voor uitvoerbaarheid en haalbaarheid.
We hebben inmiddels met diverse betrokken partijen het rapport van de heer Remkes
besproken. Vanzelfsprekend gaan er meer gesprekken volgen. Samen met partijen gaan
we aan de slag met de aanbevelingen en de drie lijnen van Remkes. In het Nationaal
Programma Landelijk Gebied (NPLG), brengen we de belangen van de boeren, andere bedrijvigheid
en natuur, water en klimaat samen.
Om een goed en een voorspelbaar proces te borgen, is het van belang dat we als kabinet
een doorkijk geven hoe het proces voor het NPLG en een landbouwakkoord eruitziet en
hoe hierin ruimte is gemaakt om samen met partijen aan de slag te gaan. Het kabinet
zet zich in om beide processen parallel en in samenhang vorm te geven. Hiervoor geldt:
• In november 2022 volgt een Kamerbrief over de toekomst van de landbouw met een verdere
uitwerking van het coalitieakkoord en het rapport van de heer Remkes, die kaderstellend
en richtinggevend zal zijn voor het landbouwakkoord, waarvan het streven is deze in
het begin van 2023 te sluiten.
• Parallel daaraan volgt in november 2022 eveneens een hoofdlijnenbrief over het NPLG
waarin we de belangen van de boeren, natuur, water en klimaat samenbrengen met het
oog op een vitaal platteland. In deze hoofdlijnenbrief staan ook de landelijke doelstellingen
op het gebied van water klimaat en natuur.
• Deze zullen vervolgens richting januari 2023 in gezamenlijkheid met onder meer de
provincies en sectoren worden doorvertaald per gebied in richtinggevende doelstellingen.
In januari stellen wij tegelijkertijd de richtinggevende doelen voor andere sectoren
vast.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof