Brief regering : Wijzigingen van het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie; Londen, 8 december 2021
36 224 (R2173) Wijzigingen van het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie; Londen, 8 december 2021
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
13 oktober 2022.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
12 november 2022.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2022
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen de op 8 december 2021 te Londen tot stand gekomen Wijzigingen van het
Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 2022, nr. 21).
Een toelichtende nota bij de verdragswijzigingen treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde
stukken op 14 oktober 2022 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en van
Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
TOELICHTENDE NOTA
1. Algemeen
Tijdens de eenendertigste zitting van de Algemene Vergadering van de Internationale
Maritieme Organisatie (hierna: IMO) die van 25 november tot en met 4 december 2019
in Londen plaatsvond, werd, teneinde de IMO beter toegerust te laten zijn om zijn
doelen te behalen, besloten tot hervorming van de Raad van de IMO. Vervolgens heeft
de Algemene Vergadering tijdens haar tweeëndertigste zitting die van 6 tot en met
15 december 2021 in Londen plaatsvond, resolutie A.1152(32) aangenomen tot wijziging
van de artikelen 16, 17, 18, 19, onderdeel b, en 81 van het op 6 maart 1948 in Genève
tot stand gekomen Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie (Stb. 1949, nr. 93) (hierna: IMO-verdrag). De resolutie strekt er onder meer toe het aantal zetels van
de Raad van de IMO uit te breiden ten behoeve van een representatieve vertegenwoordiging
van leden in de Raad en de zittingstermijn van de leden van de Raad te verlengen van
twee naar vier jaar.
Deelname aan de Raad is voor staten die partij zijn bij het IMO-verdrag van belang
voor het uitoefenen van bestuurlijke invloed op de IMO. De Raad vertegenwoordigt namelijk
het dagelijks bestuur van de IMO. Eerste uitgangspunt voor de samenstelling van de
Raad is dat leden moeten worden gekozen uit staten die partij zijn en een speciaal
belang hebben in en bij zeevervoer. Daarnaast is het uitgangspunt dat er een goede
geografische spreiding van leden in de Raad moet zijn. Om beide uitgangspunten goed
te kunnen waarmaken bestond er een breed gedragen wens om het aantal leden van de
Raad uit te breiden. De uitbreiding van het aantal leden van de Raad zorgt er eveneens
voor dat een beter evenwicht wordt bewerkstelligd door middel van een ruimere vertegenwoordiging
van de staten die partij zijn in de IMO, waaronder ook de kleine eilandstaten in ontwikkeling
(Small Island Development States).
Daarnaast is de afspraak gemaakt om de zittingstermijn van de Raad van twee naar vier
jaar te verlengen. Ook dat besluit werd breed gesteund, zodat niet elke twee jaar
verkiezingen van de Raad hoeven plaats te vinden. Verkiezingen vragen veel tijd van
zowel landen die zich kandidaat stellen als van de Algemene Vergadering en het IMO
Secretariaat dat de verkiezingen moet organiseren. De verkiezingscampagnes voor een
zetel in de Raad zijn intensiever geworden en nemen relatief veel tijd van de Algemene
Vergadering in beslag.
De wijzigingen van het IMO-verdrag bevatten naar het oordeel van de regering geen
een ieder verbindende bepalingen in de zin van artikelen 93 en 94 Grondwet, omdat
de wijzigingen uitsluitend betrekking hebben op afspraken tussen de staten die partij
zijn bij het IMO-verdrag.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 16
De wijziging van artikel 16 leidt tot een toename van het aantal zetels in de Raad
van veertig (40) naar tweeënvijftig (52) leden die gekozen worden door de Algemene
Vergadering. Het IMO-verdrag voorzag oorspronkelijk in een Raad van 16 leden (Trb. 1953, nr.104). Het is inmiddels de vijfde keer dat het aantal zetels wordt uitgebreid.
Eerdere uitbreidingen vonden plaats in 1964 (18 leden) (Trb. 1964, nr. 164), 1974 (24 leden) (Trb. 1975, nr. 31), 1979 (32 leden) (Trb. 1980, nr. 58) en 1993 (40 leden) (Trb. 1994, nr. 44).
Artikel 17
In de criteria waaraan de Algemene Vergadering zich dient te houden bij het kiezen
van de leden van de Raad wordt het aantal leden gewijzigd. In de onderdelen a en b
wordt het aantal van tien leden gewijzigd in twaalf leden en in onderdeel c wordt
het aantal van twintig leden gewijzigd in achtentwintig leden. Het Koninkrijk der
Nederlanden heeft in 2022–2023 zitting in de Raad in categorie b en vertegenwoordigt
het gehele Koninkrijk.1
Artikel 18
De wijziging van artikel 18 leidt tot een verlenging van de zittingstermijn van de
leden van de Raad. De leden oefenen hun functie in de Raad uit tot het einde van de
volgende twee opeenvolgende gewone zittingen van de Algemene Vergadering wat ertoe
leidt dat ze na vier jaar herkiesbaar zijn.
Artikel 19, onderdeel b
De wijziging van artikel 19, onderdeel b, ziet op een verhoging van het quorum van
zesentwintig naar vierendertig leden van de Raad.
Artikel 81
De wijziging van artikel 81 voegt de Arabische, de Chinese en de Russische tekst als
authentieke teksten van het IMO-verdrag toe, hetgeen ertoe leidt dat het IMO-verdrag
in alle zes talen van de Verenigde Naties is gesteld. Tijdens de drieëndertigste gewone
zitting zal de Algemene Vergadering een geconsolideerde tekst van het IMO-verdrag
aannemen, waarbij alle van kracht zijnde wijzigingen worden opgenomen, in de Arabische,
de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal.
3. Koninkrijkspositie
De wijzigingen van het IMO-verdrag zullen, evenals het IMO-verdrag, voor het gehele
Koninkrijk worden aanvaard.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.