Brief regering : Btw-nultarief groente en fruit & alcohol- en tabaksaccijns
36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)
31 532
Voedingsbeleid
Nr. 131
BRIEF VAN DE STAATSECRETARISSEN VAN FINANCIËN EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN
SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2022
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 22 september 2022 (Handelingen II 2022/23,
nr. 3, items 4 en 7) heeft het kabinet toegezegd voorafgaand aan de behandeling van het Belastingplan
per brief terug te komen op de vraag of het mogelijk is reeds per 1 november 2022,
vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek naar een btw-nultarief op groente
en fruit, een btw-nultarief op enkel onbewerkte groente en fruit in te voeren. In
het commissiedebat van donderdag 29 september 2022 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 36) met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de kabinetsreactie
op het WRR-rapport «Kiezen voor houdbare zorg. Mensen middelen en maatschappelijk
draagvlak» heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegd
dat zal worden bekeken naar de mogelijkheid om de voor 1 april 2023 geplande verhoging
van accijns op tabak en alcohol eerder (namelijk 1 januari 2023) in werking te laten
treden. Met bijlage 1 bij deze brief doen wij deze toezeggingen gestand.
Tevens sturen wij u als bijlage bij deze brief de antwoorden op de vragen van de leden
Van Esch (PvdD) en Omtzigt (Omtzigt) (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 288) over een laag btw-tarief op verse groente en fruit, dat al in een aantal EU landen
wordt toegepast en dus ook in Nederland mogelijk zou moeten zijn. De vragen werden
ingezonden op 30 september 2022.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
BIJLAGE 1 – TOEZEGGINGEN BTW-NULTARIEF GROENTE EN FRUIT & ALCOHOL- EN TABAKSACCIJNS
Btw-nultarief groente en fruit
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 22 september 2022 heeft het kabinet
toegezegd voorafgaand aan de behandeling van het Belastingplan terug te komen op de
vraag of het mogelijk is reeds per 1 november 2022, vooruitlopend op de uitkomsten
van het onderzoek naar een btw-nultarief op groente en fruit, een btw-nultarief op
enkel onbewerkte groente en fruit in te voeren.1
Een snellere invoering dan het eerder gecommuniceerde streven van 1 januari 2024 is
niet mogelijk. Onderstaand zet ik uiteen waarom een zorgvuldig traject nodig is om
een btw nultarief op groente en fruit in te kunnen voeren, zodat de maatregel juridisch
houdbaar is, uitvoerbaar is voor de Belastingdienst en tevens bijdraagt aan het stimuleren
van gezonde voedselkeuzes.
In de brief «Plan van aanpak prijsmaatregelen voeding»2 van 5 juli 2022 geeft het kabinet aan te streven naar een invoering van een btw-nultarief
op groente en fruit per 1 januari 2024. Dit is de snelste route om via de gebruikelijke
begrotings- en besluitvormingsprocessen zorgvuldig een wetgevingstraject te doorlopen.
Uit een indicatieve raming blijkt dat een btw-nultarief op groente en fruit kan leiden
tot een budgettaire derving in de orde grootte van € 1 miljard. Hier zal dekking voor
moeten komen.
Het kabinet laat momenteel een onderzoek verrichten door onderzoeksbureau SEO. Zij
brengen afbakeningsvarianten en de voor- en nadelen van iedere variant in kaart en
wegen deze tegen elkaar af. Onder andere zullen zij daarbij ingaan op de vraag in
welke mate de btw-verlaging zal worden doorberekend in de prijzen van groente en fruit.
Dit is van belang om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de maatregel te kunnen
beoordelen.
Zorgvuldigheid is belangrijk bij de invoering van een btw-nultarief op groente en
fruit. Het moet in één keer goed worden gedaan om het voor ondernemers en de Belastingdienst
werkbaar te houden. Meerdere wijzigingen kort na elkaar dragen daar niet aan bij.
Een btw-nultarief voor groente en fruit vraagt om een wettelijk onderscheid tussen
groente en fruit enerzijds en andere voedingsmiddelen anderzijds. Voor andere voedingsmiddelen
dan groente en fruit blijft immers het verlaagde btw-tarief van 9% gelden. De maatregel
vloeit voort uit het Nationaal Preventieakkoord3 en streeft gezondheidsdoelstellingen na en daarvoor is een juridisch houdbaar onderscheid
noodzakelijk: producten die niet bij die gezondheidsdoelstellingen passen, moeten
niet onder het btw-nultarief worden gebracht. Daarvoor moet worden vastgesteld welke
producten wel en niet bijdragen aan een gezonde levensstijl. Dat onderscheid moet
berusten op objectieve criteria om juridisch houdbaar te zijn.
Wanneer het btw-nultarief slechts zou gelden voor onbewerkte groente en fruit zou
moeten worden gedefinieerd wat «onbewerkt» inhoudt om onduidelijkheden voor ondernemers
en de Belastingdienst te voorkomen. Ter illustratie: wassen, schillen, coaten, (bij)snijden,
(na)rijpen of verpakken zijn bewerkingen maar van een andere orde dan bijvoorbeeld
bewerkingen die bestaan in het toevoegen van zout of suiker aan een product. Voor
ondernemers en de Belastingdienst moet volstrekt duidelijk zijn waar de grens ligt.
Bovendien moet bij het afbakenen van een dergelijke maatregel, ook wanneer die zou
worden beperkt tot onbewerkte groente en fruit, rekening worden gehouden met het Unierechtelijke
fiscale neutraliteitsbeginsel. Dat beginsel bepaalt dat producten die voor de gemiddelde
consument inwisselbaar zijn, onderworpen moet worden aan dezelfde btw-behandeling.
Ofwel: zelfde product, zelfde btw-tarief. In dat kader is bijvoorbeeld de vraag relevant
of het verschil tussen enerzijds een ongewassen krop sla en anderzijds gewassen en
gesneden sla in een zakje dusdanig is dat dit voor de gemiddelde consument verschillende
producten zijn die aan verschillende btw-tarieven moeten worden onderworpen. Onderdeel
van het onderzoek is daarom de vraag waar de grens van het nultarief kan worden getrokken,
bijvoorbeeld in een productspectrum dat loopt van gewassen, hele aardappel, via gesneden
aardappel en (voor)gegaarde aardappel naar (voorgebakken) (verse of diepvries) patat.
Bij elke vergelijking van twee producten op dit spectrum is de vraag relevant of sprake
is van twee producten die voor de gemiddelde consument vergelijkbaar zijn. In de wetgeving
zal duidelijk moeten worden gemaakt op basis van welke objectieve argumenten de grens
wordt getrokken tussen producten die wel en niet onder het nultarief vallen om twijfelgevallen
en geschillen te minimaliseren.
Het onderzoek zal ook kijken naar bestaande tariefdifferentiatie in andere lidstaten.
Zo kennen bijvoorbeeld Letland, Italië en Spanje (super) verlaagde tarieven op (bepaalde
soorten) groenten en fruit. Mogelijk bieden de verschillende manieren waarop deze
lidstaten dat doen ook aanknopingspunten voor de uitwerking van een nultarief op groente
en fruit die passend is in de Nederlandse context. Ik geef meer toelichting op dit
punt in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Van Esch (PvdD)
en Omtzigt (Omtzigt) die ik u tegelijkertijd met deze brief doe toekomen.4 Om tot een afbakening te komen die werkbaar is voor ondernemers, de Belastingdienst
en mogelijk de Douane en begrijpelijk is voor burgers, zal SEO op verschillende momenten
in het onderzoek relevante stakeholders betrekken. Daarbij valt te denken aan vertegenwoordigers
van de detailhandel, grondstoffenleveranciers en producenten, horeca, consumenten
en maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor gezondheid.
De uitkomsten van het onderzoek verwacht het kabinet begin 2023. Uw Kamer zal daarover
vervolgens zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Op basis van deze uitkomsten zal
via de gebruikelijke begrotingsprocessen worden besloten of een wetgevingstraject
kan worden gestart met als streven een invoering van een btw-nultarief op groente
en fruit per 1 januari 2024. In de tussentijd neemt het kabinet voor 2023 een ongekend
groot aantal andere maatregelen die primair gericht zijn op de koopkracht van de Nederlandse
burger.
Verhoging accijnzen tabak en alcohol
In het commissiedebat van donderdag 29 september 2022 met de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Kiezen
voor houdbare zorg. Mensen middelen en maatschappelijk draagvlak» heeft de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegd dat zal worden bekeken naar de mogelijkheid
om de geplande verhoging van accijns op tabak en alcohol eerder in werking te laten
treden. In het Belastingplan 2023 is een accijnsverhoging opgenomen voor tabak per
1 april 2023 en een verhoging van het minimumtarief van accijns op bier per 1 januari
2023. Gezien het feit dat de behandeling van het Belastingplan 2023 nog zowel door
de Tweede als Eerste Kamer behandeld moet worden en dit traject tegen het eind van
het jaar zal zijn afgerond is het niet mogelijk de verhoging in de bieraccijns te
vervroegen. Voor tabak is in de Wet op de accijns geregeld dat een wijziging van de
accijns niet eerder in kan gaan dan met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand
na afloop van de kalendermaand van publicatie van de wijziging. De ratio hierachter
is dat de Douane en het bedrijfsleven een termijn van ongeveer drie maanden nodig
hebben voor onder meer het aanmaken, aanvragen, distribueren en verwerken van nieuwe
accijnszegels. Als het Belastingplan 2023 eind dit jaar wordt aangenomen en gepubliceerd
in het Staatsblad, dan kan de tariefswijziging niet eerder zijn dan 1 april 2023.
Daarmee geven we invulling aan de afspraken uit het Coalitieakkoord dat de tabaksaccijns
en het minimumtarief van accijns op bier worden verhoogd. Zo wordt voorkomen dat over
bier minder accijns betaald moet worden dan over frisdrank.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport