Brief regering : Uitkomsten onderzoek naar opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen 2022
35 165 Verkiezingen
Nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2022
De opkomst bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen op 14, 15 en 16 maart jl. was
50,99%. Omdat deze opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen historisch laag was, vond
ik het van belang om inzicht te krijgen in de redenen van deze lage opkomst en nader
onderzoek uit te voeren. Aan uw Kamer heb ik op 24 mei jl.1 gemeld dat dit onderzoek wordt uitgevoerd als verdieping van het Lokaal Kiezersonderzoek
(LKO). Het LKO, een langjarig wetenschappelijk onderzoek, is ook deze keer uitgevoerd
door Stichting Kiezersonderzoek Nederland (SKON)2. Bijgaand stuur ik u het onderzoeksrapport «De lokale niet-stemmer» dat is gebaseerd
op:
– Een analyse van bestaande wetenschappelijke literatuur en een meerjarige analyse van
de resultaten van deze en voorgaande edities van het LKO ten aanzien van opkomst;
– Het reguliere LKO 2022 en een aanvullende enquête onder niet-stemmers om zicht te
krijgen op eventuele situationele factoren bij deze verkiezingen;
– Een kwalitatieve verdieping in vijf gemeenten met een lage opkomst.3 Deze verdieping kijkt in het bijzonder naar de uitschieters omlaag en naar de verschillen
die er tussen wijken in dezelfde plaats bestaan.
Bij de vragen over de opzet van de evaluatie van de gemeenteraadsverkiezingen1 werd mij tevens gevraagd een overzicht te verschaffen dat per gemeente in beeld brengt
wat het aantal inwoners is dat één raadslid vertegenwoordigt, op basis van de huidige
opkomst. In de bijlage van deze brief vindt u een overzicht per gemeente van het aantal
inwoners, raadszetels, aantal inwoners per raadszetel, en de opkomst bij deze gemeenteraadsverkiezingen.
Uitkomsten opkomstonderzoek
De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14, 15 en 16 maart 2022 was lager
dan ooit bij gemeenteraadsverkiezingen. Toch is er bij nadere beschouwing geen sprake
van een unieke situatie, ondanks bijzondere omstandigheden zoals de coronacrisis en
de oorlog in Oekraïne. Uit het onderzoek naar de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen
komt naar voren dat de lage opkomst en het niet-stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen
vooral bepaald wordt door structurele factoren. Daarbij valt op dat een groot deel
van de kiesgerechtigden bij sommige verkiezingen wel stemt, en bij sommige verkiezingen
niet. Deze groep wordt ook wel situationele niet-stemmers genoemd. Ongeveer een derde
van de groep niet-stemmers stemt structureel niet, of nooit lokaal.
De onderzoekers merken op dat niet-stemmen niet hetzelfde is als «afgehaakt» zijn.
Onder niet-stemmers komen allerlei gevoelens voor over de (lokale) politiek, zoals
onverschilligheid, tevredenheid, berusting, boosheid, teleurstelling, machteloosheid,
cynisme en argwaan. Sommige niet-stemmers zijn actief in lokaal vrijwilligerswerk
en vinden dát de manier om iets voor hun stad, dorp of buurt te betekenen. Die niet-stemmers
«afgehaakt» noemen doet geen recht aan de bijdrage die zij aan de maatschappij leveren.
Ook zien de onderzoekers een groep niet-stemmers die veel vertrouwen hebben in de
lokale politiek en daardoor geen noodzaak voelen om bij die verkiezing te stemmen.
Factoren om niet te stemmen
Structurele factoren die een invloed hebben in de redenen voor het niet-stemmen zijn:
de mate van politieke interesse, kennis over de verkiezing, het belang dat kiezers
hechten aan een verkiezing, vertrouwen in de politiek, in combinatie met dat veel
mensen het moeilijk vinden om een keuze te maken tussen partijen. De motieven van
mensen zijn volgens de onderzoekers heel «gelaagd» en gevarieerd. In algemene zin
zijn de «kosten» in termen van tijd en moeite om te kiezen en te stemmen voor veel
mensen bij lokale verkiezingen te hoog.
Daarbij speelde dit jaar de beschikbaarheid van informatie (je als kiezer geïnformeerd
hebben over de verkiezingen) een grotere rol in de afwegingen om niet te gaan stemmen
dan in 2018. Ook zorgde meer tevredenheid over de daadkracht van het gemeentebestuur
er voor dat mensen minder snel thuisbleven en mensen die ontevreden waren juist minder
snel stemden (waar dit effect in 2018 tegenovergesteld was).
Uit het aanvullende kwalitatieve onderzoek onder niet-stemmers4 komt naar voren dat het vertrouwen van kiezers in de overheid en politiek in de onderzochte
wijken met een bijzonder lage opkomst een belangrijke reden is voor het niet-stemmen.
De onderzoekers merken hierbij op dat het structurele gebrek aan vertrouwen extra
is verscherpt door hoe mensen geraakt zijn door de verschillende crises in de afgelopen
jaren. Men heeft daardoor verminderd vertrouwen in wat de overheid voor hen kan betekenen
als het echt nodig is.
De onderzoekers hebben geen definitieve verklaring voor de iets lagere opkomst bij
de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 ten opzichte van 2018 (54,97%).
Volgens de onderzoekers blijkt er geen direct effect van de oorlog in Oekraïne op
de opkomst. Als de oorlog al een rol speelt dan is dat vermoedelijk indirect in verminderde
media-aandacht voor de gemeenteraadsverkiezingen en de kleinere rol van nationale
politici, waardoor de bekendheid en het gepercipieerde belang van deze verkiezingen
mogelijk nog wat lager dan normaal lag. Corona kan volgens de onderzoekers ook een
rol hebben gespeeld, en dan vooral de coronabesmettingen op het moment van de verkiezingen
zelf. Uit eerder onderzoek van Ipsos onder kiezers5 bleek dat bijna een op de tien niet-stemmers niet ging stemmen vanwege een coronabesmetting
of om het risico daarop te willen vermijden.
Onderscheid tussen verschillende groepen
Onder bepaalde groepen kiesgerechtigden ligt het percentage niet-stemmers bij gemeenteraadsverkiezingen
beduidend hoger dan onder andere groepen. Dat is vooral zichtbaar bij vrouwen, jongeren,
mensen met een praktische opleiding, Nederlanders met een migratieachtergrond en inwoners
van zeer stedelijke gemeenten. Daarbij wordt vaker door mensen met een praktische
opleiding als beweegreden om niet te stemmen genoemd dat men geen vertrouwen in de
lokale politiek heeft. Vrouwen en mensen met een theoretische opleiding noemen vaker
hun tevredenheid met het gemeentebestuur als reden om niet te gaan stemmen. Mensen
met een meer theoretische opleiding stemmen ook vaker uit principe niet.
Bij de opkomst onder jongeren vragen de onderzoekers in het bijzonder aandacht voor
de kloof tussen praktisch en theoretisch opgeleide jongeren. Slechts 24% van de jongeren
met alleen een VMBO-diploma bracht een stem uit bij de gemeenteraadsverkiezingen,
tegenover 42% van de jongeren met een theoretisch opleidingsniveau. De onderzoekers
merken op dat deze opleidingskloof onder jongeren veel groter is dan onder oudere
kiezers. Zij zien een groot risico wanneer die opleidingskloof in de toekomst verder
zal toenemen: jongeren die nu niet stemmen zullen dat op oudere leeftijd waarschijnlijk
ook minder snel doen.
Gekeken naar de politieke opvattingen van stemmers en niet-stemmers zijn er overeenkomsten,
maar ook duidelijke verschillen. Uit het onderzoek komt naar voren dat een lage verkiezingsopkomst
enige vertekening oplevert: bepaalde opvattingen over vooral veiligheid, cultuur en
vluchtelingenopvang worden hierdoor volgens de onderzoekers minder goed gehoord in
de vertegenwoordiging van partijen in de raad.
Appreciatie
De onderzoekers hebben met voorliggend rapport een verhelderend overzicht gegeven
van de relevante wetenschappelijke inzichten over de opkomst bij verkiezingen. De
verdieping die zij daarbij hebben aangebracht met onderzoek naar de opkomst bij deze
gemeenteraadsverkiezingen vind ik waardevol.
Het onderzoek toont daarbij overtuigend aan dat de lage opkomst bij lokale verkiezingen
een structureel probleem is en niet iets wat typerend is voor deze verkiezingen. De
trend van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen is nadrukkelijk wel een
reden tot zorg. Een lage opkomst kan gevolgen hebben voor de representativiteit van
een verkiezing6. Wanneer groepen in de samenleving door een lage opkomst niet goed vertegenwoordigd
zijn in de gemeenteraad, legt dat ook een zwaarder belang bij de vertegenwoordigende
rol van de gemeenteraad. Van de raadsleden (maar ook van andere volksvertegenwoordigers)
mag worden verwacht dat zij ook de belangen vertegenwoordigen van de inwoners die
niet zijn gaan stemmen. Hier ligt een belangrijke taak voor de volksvertegenwoordigers.
Of zoals de onderzoekers het formuleren op basis van de reacties van respondenten
in het onderzoek:
1) Laat als lokale politicus je gezicht vaker zien en luister écht naar bewoners
2) Maak als lokale politicus je beloftes concreet en kom ze na
3) Benut de rol van intermediairs (lokale omroepen, kranten, sleutelfiguren)
4) Investeer in het politieke bewustzijn en vertrouwen van de jeugd.
Met de onderzoekers ben ik het eens dat een betere relatie tussen kiesgerechtigden
en de politiek de opkomst zal kunnen verbeteren. Het onderzoek laat helder zien dat
de lage opkomst ook een uiting is van een gebrek aan vertrouwen in het functioneren
van de overheid en de politiek. Daar ligt dus een opdracht voor overheid en politiek
die een blijvende inspanning vergt. Mensen moeten zich beschermd en gezien voelen,
anders verliest de democratie aan draagvlak. Zoals de onderzoekers omschrijven, is
het van belang dat de landelijke en lokale overheid laten zien wat de overheid voor
inwoners kan betekenen wanneer dat ook echt nodig is. In de kabinetsreactie op de
Atlas afgehaakt Nederland die ik uw Kamer separaat heb aangeboden gaat het kabinet
uitgebreider in op hoe te werken aan herstel van vertrouwen.
Daarbij werk ik ook in samenwerking met de beroeps- en belangenverenigingen van het
decentraal bestuur aan concrete acties en maatregelen ter versterking van de positie
van decentrale volksvertegenwoordigingen. Goede kaderstelling en controle door volksvertegenwoordigers
is van groot belang voor de kwaliteit van de democratische besluitvorming en daarmee
voor de legitimiteit van het gemeente- en provinciebestuur.7 Zo is onlangs het wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers in de Eerste Kamer
aangenomen. Ik streef ernaar uw Kamer eind van dit jaar over de voortgang van deze
acties en maatregelen te informeren.
Met de onderzoekers ben ik het eens dat het beter is te streven naar een betere relatie
tussen kiesgerechtigden en de politiek, dan het streven naar een hogere opkomst als
doel op zich. Ook dat eerste kan de opkomst bevorderen. Van de herintroductie van
een opkomstplicht in Nederland ben ik dan ook geen voorstander. De onderzoekers gaan
in het rapport wel in op een aantal suggesties voor mogelijke opkomstbevorderende
aanpassingen in het verkiezingsproces, zoals naast de opkomstplicht de introductie
van brief-, vervroegd- en internetstemmen, timing (c.q. samenvoeging) van verkiezingen,
of het instellen van meer stembureaus. Zij plaatsen hier ook direct kanttekeningen
bij, zoals dat uit onderzoek niet blijkt dat deze maatregelen per se opkomstverhogend
werken.8 Eventuele nieuwe maatregelen toets ik ook steeds aan de waarborgen van het verkiezingsproces.9 Over internetstemmen heeft de regering eerder het standpunt ingenomen dat het, mede
vanwege de introductie van cyberrisico’s, niet opportuun is om stappen te zetten op
het gebied van internetstemmen.10
Met de Verkiezingsagenda 2030, waarvan ik uw Kamer onlangs een voortgangsrapportage11 heb gestuurd, werk ik wel aan structurele verbeteringen in het verkiezingsproces.
Daarbij zet ik me er voor in dat in de komende communicatiecampagne voor de provinciale
staten- en waterschapsverkiezingen het belang van deze vertegenwoordigende organen
voor het voetlicht wordt gebracht. De onderzoekers wijzen er ook op dat onder niet-stemmers
bij de provinciale statenverkiezingen relatief meer mensen niet weten wat de provincie
doet en daarom de relevantie voor het uitbrengen van een stem niet zien.
Tot slot ben ik het met de onderzoekers eens dat de huidige opleidingskloof tussen
stemmers en niet-stemmers zorgelijk is. De Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en voor Primair en Voortgezet Onderwijs hebben initiatieven genomen om te werken aan
de versterking van het burgerschapsonderwijs in het voortgezet onderwijs en op mbo-scholen12. Ik verken graag nader met hen en de MBO-raad of en hoe dit ook een bijdrage kan
leveren aan vroegtijdige betrokkenheid bij het democratisch proces. Ik blijf me daarbij
inzetten voor gerichte communicatie op alle jongeren om te gaan stemmen. Ook blijf
ik met ProDemos zorgen dat jongeren met een praktische opleiding laagdrempelig kennis
kunnen maken met hun gemeentepolitiek, en via die route kennis en vaardigheden opdoen
over hoe ze hun stem kunnen laten horen en wat hun gemeente en gemeenteraad voor hen
kunnen betekenen als dat nodig is.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties