Brief regering : Reactie op verzoek commissie om nadere toelichting zevende incidentele suppletoire begroting (beroep op de uitzonderingsbepaling van artikel 2.27, tweede lid, CW 2016)
36 156 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022 (Zevende incidentele suppletoire begroting)
Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2022
Naar aanleiding van de procedurevergadering van 7 september jl. heeft de vaste commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij een aantal schriftelijke vragen doen toekomen
over de zevende incidentele suppletoire begroting 2022 (Kamerstuk 36 156). U heeft mij tevens verzocht de beantwoording voor de plenaire begrotingsbehandeling
te doen toekomen.
Hieronder zal ik de door de vaste commissie gestelde vragen beantwoorden.
U heeft mij allereerst gevraagd waarom de mutaties voor het nieuwe beleid niet zijn
verwerkt in de reguliere bijstelling van het lopende jaar, de eerste suppletoire begroting
2022 (Kamerstuk 35 989). Ten tijde van het opstellen van de eerste suppletoire begroting 2022 waren de mutaties
voor het beleid nog onvoldoende bekend om hierin opgenomen te worden. In de zevende
incidentele suppletoire begroting 2022 waren mutaties voor nieuw beleid opgenomen
voor de volgende onderwerpen: middelen om aangepaste covid-19 vaccins aan te schaffen,
middelen voor werk aan uitvoering, middelen voor standaardisatie gegevensuitwisseling,
middelen voor de landelijke coördinatie covid-19 bestrijding (LCCB) en enkele neerwaartse
ramingsbijstellingen onder meer ten aanzien van het testbeleid. Doordat deze mutaties
na de voorjaarsbesluitvorming binnen het Kabinet zijn afgestemd, maar in de ogen van
het kabinet niet kon worden gewacht met de uitvoering tot de tweede suppletoire begroting
die uw Kamer voor 1 december 2022 ontvangt, is besloten de mutaties te verwerken in
een separate incidentele suppletoire begroting.
Ten tweede heeft u gevraagd waarom ik uw Kamer niet heb verzocht om een spoedige behandeling
van deze incidentele suppletoire begrotingswet. Er was nog geen ervaring opgedaan
vanuit het Ministerie van VWS voor een spoedprocedure waarin beide Kamers worden betrokken.
Er was wel ervaring met het verstrekken van een uitgebreide brief om toe te lichten
waarom het kabinet besloot tot het verzenden van een incidentele suppletoire begroting.
In reactie hierop zou ik u graag willen meegeven dat ik die mogelijkheid met u nader
wil verkennen, en uiteraard dan ook met de Eerste Kamer. Enkel wanneer de situatie
zich voordoet. Het is uiteraard niet de intentie van het kabinet en daarmee ook niet
de intentie van het Ministerie van VWS om onnodig een beroep te doen op art. 2.27,
tweede lid, van de Comptabiliteitswet. Een beroep op artikel 2.27, tweede lid, van
de Comptabiliteitswet is nodig voor nieuw beleid in die gevallen waarin wordt voorzien
dat de beslissing over (de incidentele suppletoire) begroting door de Staten Generaal
(zowel uw Kamer alsook de Eerste Kamer) nog niet zal zijn genomen op het moment dat
met de uitvoering moet worden gestart. In de zevende incidentele suppletoire begroting
2022 was nieuw beleid opgenomen waar uw Kamer nog geen autorisatie voor had verstrekt.
Gegeven dat het hier zowel de aanschaf van aangepaste vaccins betrof en voor 2022
een belangrijke stap in de uitvoering van coalitieakkoordmiddelen was, heb ik evenwel
besloten om niet te wachten tot de indiening en autorisatie van de tweede suppletoire
begroting 2022.
Uw derde vraag heeft betrekking op specifiek de twee coalitieakkoordmiddelen die zijn
opgenomen in de zevende incidentele suppletoire begroting 2022. Het betreft: (1) Werk
aan uitvoering en (2) standaardisatie gegevensuitwisseling. Beide is nieuw beleid
vanuit het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, 77). Werk aan uitvoering is een programma waar de doelstelling is om de overheid betrouwbaar,
dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig te laten zijn. Hoewel het hier een bestaand project
betreft, zijn de extra middelen gericht op een vernieuwde uitvoering en is daarmee
sprake van nieuw beleid. Dit geldt evenzo voor de middelen voor standaardisatie van
gegevensuitwisseling. Een belangrijke randvoorwaarde voor de zorg. Met de uitvoering
ervan kon niet worden gewacht tot een regulier begrotingsmoment (tweede suppletoire
begroting), omdat de middelen voor 2022 anders niet tijdig tot besteding zouden kunnen
komen. Juist ook de afstemming met de partijen die aanspraak kunnen maken op deze
extra middelen wilden we tijdig starten. Dit gaf ruimte om in 2022 hiervoor een verplichting
aan te kunnen gaan. Het kabinet heeft daarbij gekozen om prioriteit te geven aan de
uitvoering van het coalitieakkoord.
Daarbij geldt overigens, in aansluiting op uw vierde vraag, waarom de mutaties voor
2023 en verder niet in de ontwerpbegroting 2023 zijn verwerkt, dat ik voor de volledigheid
de meerjarencijfers heb gepresenteerd in de zevende incidentele suppletoire begroting
2022. Met de zevende incidentele suppletoire begroting 2022 besluit uw Kamer uitsluitend
over de wijziging van de lopende begroting (2022). De beslissing over 2023 en verdere
jaren maakt hier geen onderdeel van uit maar wordt verwerkt en geautoriseerd bij de
begroting van het Ministerie van VWS voor 2023. Om de meerjarenreeks zichtbaar voor
alle jaren vanaf 2022 te hebben is gekozen om deze in de zevende incidentele suppletoire
begroting 2022 te presenteren.
Tot slot heeft u gevraagd om een korte nadere toelichting op de actualisatie van de
raming van de kosten van de LCCB in de zevende incidentele suppletoire begroting met
170 miljoen euro. In het kader van de Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding
(LCCB) was er nog niet eerder een adequate raming ontvangen voor de uitvoering over
het gehele jaar 2022. Daarbij is rekening gehouden met de neerwaartse bijstellingen
ten aanzien van het testbeleid.
Deze bijstelling stelt de LCCB in staat om de werkzaamheden te verrichten die nodig
zijn voor het bestrijden en beheersen van het coronavirus voor het gehele jaar 2022.
Zoals aan uw Kamer is toegezegd zet het kabinet zich in voor een beperkt gebruik van
art. 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet bij de indiening van een begrotingswet.
Daar waar het kabinet het noodzakelijk acht om een uitzondering te maken zal ik uw
Kamer ook van een adequate toelichting voorzien. Met de beantwoording van uw vragen
in deze brief hoop ik afdoende toelichting te hebben gegeven.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport