Brief regering : Verzuimboetebeleid
31 066 Belastingdienst
Nr. 1119
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2022
Het lid Van Weyenberg heeft eerder, onder meer tijdens het Algemeen Overleg van 25 september
2019, een vraag gesteld over strikte wetgeving betreffende verzuimbeboeting. Toen
is aangegeven uw Kamer schriftelijk nader te informeren over het verzuimboetebeleid.1 Met deze brief geef ik op die vraag antwoord. Daarbij schets ik eerst de strekking
van de geluiden die uit de samenleving zijn gekomen. Daarna ga ik in op de functie
en het doel van de verzuimboete. Vervolgens licht ik de grondslag van en beginselen
bij het verzuimboetebeleid toe. Dan geef ik met een overzicht van de boeteopbrengsten
een kwantitatief beeld. Vervolgens licht ik kort enige recente ontwikkelingen op verwante
terreinen toe (invordering en rechtsbescherming); dit is de reden waarom de brief
langer op zich heeft laten wachten.
Geluiden uit de samenleving
De vraag van het lid Van Weyenberg is ingegeven door signalen van vooral ondernemers
dat zij het bezwaarlijk vinden dat een verzuim met betrekking tot het tijdig indienen
van een aangifte of betalen van een belastingschuld automatisch en zonder voorafgaande
waarschuwing kan worden beboet. Daarnaast vinden zij dat de hoogte van een verzuimboete
niet altijd in redelijke verhouding staat tot de aard en ernst van het verzuim. Uit
deze geluiden valt af te leiden dat in de perceptie van belastingplichtigen te weinig
rekening wordt gehouden met de menselijke maat.
Functie en doel van de verzuimboete
Verzuimen in de fiscale sfeer kunnen worden opgedeeld in twee categorieën. De eerste
categorie ziet op verzuimen die betrekking hebben op het niet voldoen aan een informatieverplichting
jegens de inspecteur. Zo is de aangifte bij een aanslagbelasting – zoals bijvoorbeeld
de inkomstenbelasting – een hulpmiddel voor de inspecteur om een aanslag op het juiste
bedrag te kunnen vaststellen. De aangifte is bedoeld om de inspecteur te voorzien
van alle informatie die hij nodig heeft om de materiële belastingschuld te formaliseren
door het opleggen van de aanslag. De aanslag vormt de titel op grond waarvan de ontvanger
van de Belastingdienst vervolgens de verschuldigde belasting kan innen.2
Het is voor het proces van heffing en invordering van groot belang dat de inspecteur
tijdig over alle relevante informatie beschikt. Daar komt bij dat die informatie ook
nodig is in het kader van de basisregistratie inkomen (BRI).3 De in de BRI opgenomen inkomensgegevens zijn namelijk niet alleen van belang voor
verschillende processen binnen de Belastingdienst maar ook voor een goede taakuitoefening
van andere bestuursorganen, zoals de Belastingdienst/Toeslagen, de Dienst Uitvoering
Onderwijs en de Raad voor de rechtsbijstand. Het is daarom nodig belastingplichtigen
worden aangespoord tijdig de juiste gegevens te verstrekken. Daarbij past handhaving
via het instrument van beboeting van een informatieverzuim. In de hoogte van de beboeting
wordt met dit algemeen belang rekening gehouden.4
De tweede categorie ziet op verzuimen in (tijdige) betaling van de verschuldigde belasting.
Het algemeen belang hiervan is vooral gelegen in het borgen van een stabiele en betrouwbare
inkomensstroom voor de schatkist. Dat is op zijn beurt van invloed op het maken van
beleid en de kredietwaardigheid van de Staat. Ook voor deze categorie geldt dat een
verzuim moet kunnen worden beboet en dat voormeld algemeen belang meeweegt in de hoogte
van de beboeting. Bij een betalingsverzuim verdient voor de volledigheid het onderscheid
tussen aangiftebelastingen, zoals de omzet- en loonbelasting, en aanslagbelastingen, zoals de inkomsten- en vennootschapsbelasting, nog aandacht.
Bij aangiftebelastingen ligt de verantwoordelijkheid om uit eigen beweging de belastingschuld
te voldoen bij de belasting- of inhoudingsplichtige. Daarvoor is een handeling van
de inspecteur dus niet nodig. Wordt de belastingschuld niet uit eigen beweging voldaan
dan is sprake van een betalingsverzuim. Bij aanslagbelastingen ontstaat een betalingsverzuim
pas als een aanslag na een bepaalde termijn onbetaald blijft. Hier is namelijk wel
eerst een handeling van de inspecteur nodig. Hij moet immers eerst een aanslag opleggen;
de aanslag doet een betalingsverplichting voor de belastingplichtige ontstaan. De
ontvanger kan het betalingsverzuim beboeten.5
Grondslag van en beginselen bij het verzuimboetebeleid
In het belastingrecht kunnen twee soorten bestuurlijke boetes worden opgelegd: verzuimboetes
en vergrijpboetes. Het opleggen van een bestuurlijke boete is een vorm van bestraffing.6 Dit heeft drie belangrijke gevolgen. Ten eerste moet, gelet op het nulla poena-beginsel
(«geen straf zonder voorafgaande wettelijke bepaling»), uit de wet volgen welke gedragingen
strafbaar zijn.7 Voor het fiscale domein is dat voornamelijk bepaald in de AWR.8 De AWR kwalificeert de volgende gedragingen als beboetbaar verzuim:
1. het niet of niet tijdig doen van aangifte;9
2. het niet, niet tijdig, dan wel onjuist of onvolledig doen van aangifte loonheffingen;10
3. het niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet tijdig op aangifte betalen;11 en
4. het niet voldoen aan bepaalde informatieverplichtingen.12
Voor deze gevallen bepaalt de wet dat een verzuimboete kan worden opgelegd tot een in de wet bepaald maximum.13 Het betreft dus een discretionaire bevoegdheid van de inspecteur, waarmee een bepaalde
mate van vrijheid aan de inspecteur wordt toegekend. In die zin is de verzuimboetewetgeving
dus niet strikt. Voor de invulling van de ruimte die de inspecteur heeft, zijn op
grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beleidsregels vastgesteld
in de vorm van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). In het BBBB
is vastgelegd wanneer en tot welk bedrag een verzuimboete wordt opgelegd. Bij het
opleggen van een boete gaat de inspecteur uit van de percentages – die meestal aan
het wettelijk maximum zijn gerelateerd – of bedragen vermeld in dit besluit.
Het tweede belangrijke gevolg van de omstandigheid dat het opleggen van een bestuurlijke
boete een vorm van bestraffing is, is dat geen straf kan worden opgelegd indien alle
strafrechtelijk relevante schuld ontbreekt. Dit is het beginsel van «geen straf zonder
schuld». Dit betekent dat geen verzuimboete kan worden opgelegd als de belastingplichtige
geen enkel verwijt kan worden gemaakt (afwezigheid van alle schuld). Dat doet echter
niet aan af aan het feit dat voor het opleggen van een verzuimboete geen opzet of
grove schuld is vereist. Er is overigens niet snel sprake van afwezigheid van alle
schuld.
Het derde belangrijke gevolg van de omstandigheid dat het opleggen van een bestuurlijke
boete een vorm van bestraffing is, is dat het proportionaliteitsbeginsel van toepassing
is.14 Dat betekent dat de hoogte van de boete evenredig moet zijn aan de aard en de ernst
van de beboetbare gedraging. Bij de meeste verzuimboetes zal, vanwege de geautomatiseerde
wijze van oplegging, individueel getinte straftoemeting (waaronder proportionaliteit)
overigens pas in bezwaar aan de orde kunnen komen.15 De inspecteur houdt in bezwaar daarom rekening met omstandigheden die aanleiding
geven tot een lagere of een hogere boete. Deze omstandigheden vormen het sluitstuk
van de behoorlijke straftoemeting bij bestuurlijke boetes.
Bij het in aanmerking nemen van individuele omstandigheden vindt een afweging plaats
tussen strafverminderende en strafverzwarende feiten en omstandigheden. Het resultaat
van de afweging leidt tot een boete die passend is voor de geconstateerde beboetbare
gedraging. Gelet hierop is de inspecteur bij de uiteindelijke vaststelling van de
hoogte van de boete dus niet gebonden aan vaste bedragen of percentages. De hoogte
van de boete kan zowel met een bepaald bedrag als met een bepaald percentage worden
verlaagd of verhoogd. De boete kan echter nooit meer bedragen dan het wettelijk maximum.
De mogelijkheden om tot op zekere hoogte geautomatiseerd alvast enige individuele
proportionaliteit op basis van in het geautomatiseerde systeem bekende gegevens in
te brengen, moeten worden afgewogen tegen het in het leven roepen van nog meer aanpassingen
in de geautomatiseerde systemen en de wens de complexiteit zo beperkt mogelijk te
houden.
Boeteopbrengsten
middel
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
IB + PVV
89.389
87.658
75.186
60.341
59.622
71.465
81.295
83.900
54.408
34.754
Vpb
24.553
21.148
19.144
19.883
22.409
29.142
28.577
33.033
21.568
23.476
OB
63.801
65.315
74.184
84.361
93.987
92.311
96.887
98.469
76.131
47.882
LB
22.579
25.305
28.749
30.230
31.517
29.973
33.698
33.101
13.407
5.749
MRB
41.254
39.105
83.637
104.797
86.062
45.574
43.228
42.152
38.706
33.884
DivB
1.562
1.084
1.092
2.516
2.293
1.898
2.345
2.828
2.688
2.676
KSB
– 104
157
531
165
350
262
100
99
– 103
– 197
BPM
172
128
160
347
– 37
227
156
100
169
18
BvR
1.076
219
196
471
– 926
307
317
833
19
560
SW
2.544
– 25
75
331
62
191
– 293
208
1.270
194
WBM
617
– 412
149
618
513
173
507
163
83
154
BZM
8.146
10.706
8.321
7.858
8.125
752
621
656
564
2.074
PWV
19.992
21.067
24.470
24.509
25.658
23.522
26.765
27.921
11.394
4.766
Overige
275
413
699
807
728
830
361
1.144
714
846
Totaal
275.856
271.868
316.592
337.235
330.364
296.625
314.564
324.607
221.019
156.778
De Belastingdienst houdt bij wat de boeteopbrengsten zijn. Er wordt in de administratie
geen onderscheid tussen vergrijp- en verzuimboetes gehanteerd. Een schatting is dat
de opbrengsten voor 90 procent zijn toe te rekenen aan verzuimboetes. In bovenstaande
tabel worden voor de periode van 2012 tot en met 2021 de netto boeteopbrengsten weergegeven
(bedragen keer € 1.000).16
Nuancering op haar plaats
Bij de hiervoor geschetste perceptie van de beboete burger of ondernemer zijn ten
behoeve van een evenwichtig beeld omtrent het opleggen van verzuimboetes enkele nuanceringen
op hun plaats. Behalve op leedtoevoeging is beboeting, als gezegd, ook gericht op
het geven van een prikkel om het hiervoor beschreven algemeen belang van tijdige en
correcte informatieverstrekking en tijdige betaling van belastingschulden te verwezenlijken.
Een individuele belastingplichtige zal deze preventieve functie van de boete waarschijnlijk
niet meewegen in zijn oordeel over de hoogte van de boete. Het algemeen belang van
preventie is echter een essentieel aspect van het instrument van de verzuimboetes
en verdient daarom aandacht voor een compleet beeld bij verzuimbeboeting. Hierna ga
ik op de meer specifieke klachten van burgers en bedrijven per afzonderlijk element
in.
Het automatische karakter van verzuimbeboeting
Aangifte- en betalingsverzuimen doen zich zeer vaak voor. Het is daarom praktisch
niet uitvoerbaar en overigens ook zeer kostbaar om elk verzuim te laten beoordelen
door een medewerker van de Belastingdienst. Automatisering is dus onontkoombaar. Daarbij
leent verzuimbeboeting zich voor een geautomatiseerd proces omdat een verzuim eenvoudig
is te constateren – een termijn is overschreden of niet – en, anders dan bij vergrijpboetes,
opzet of grove schuld geen rol speelt. Verzuimbeboeting is hier ook niet uniek in.
Zo worden snelheidsovertredingen ook automatisch geconstateerd (immers, door camera’s),
waarna een boete wegens het overtreden van de maximumsnelheid ook zonder tussenkomst
van een ambtenaar wordt opgelegd. Verder draagt automatisering bij aan de effectiviteit
van de preventieve prikkel die uit moet gaan van een verzuimboete, omdat door automatisering
de kans dat een verzuim niet wordt geconstateerd aanzienlijk kleiner is en er snel
kan worden opgetreden. Uit rechtspraak van het Europees Hof voor Rechten van de Mens
(EHRM) volgt dat het geautomatiseerd opleggen van verzuimboetes is toegestaan, omdat
dit past in een gedigitaliseerde samenleving. Bovendien gaat het bij fiscale verzuimen
niet om ernstige overtredingen, waardoor fiscale verzuimen aldus niet behoren tot
de harde kern van het strafrecht waarvoor de waarborgen van artikel 6 van het Europees
Verdrag voor Rechten van de Mens (EVRM) wel ten volle gelden.17
Verzuimbeboeting kent in de regel voorafgaande waarschuwing
Afgezien van bepaalde verzuimen in de MRB en de BPM – daarover hierna meer – leidt
overschrijding van de wettelijke aangiftetermijn niet zonder waarschuwing of andersoortige
voorafgaande mededeling van de inspecteur direct tot een verzuimboete. Zo geldt voor
aanslagbelastingen, zoals bijvoorbeeld de inkomstenbelasting, dat de inspecteur na
het verstrijken van de wettelijke termijn de belastingplichtige een herinnering stuurt
als de aangifte nog niet is ingediend en daarna, indien ook die termijn is verstreken
zonder dat een aangifte is ontvangen, hij nog een aanmaning verzendt met een laatste
extra termijn (en de waarschuwing van een verzuimboete). De verzuimboete volgt slechts
als de belastingplichtige ook deze termijn mist.18
Voor aangiftebelastingen, zoals bijvoorbeeld de omzetbelasting, geldt dat geen verzuimboete
wordt opgelegd indien de belastingplichtige binnen zeven dagen na afloop van de wettelijke
termijn alsnog aangifte doet.19 Overigens kunnen ondernemers zich bij de Belastingdienst op eenvoudige wijze aanmelden
voor een digitale berichtenservice die ruim van tevoren een bericht verstuurt met
de waarschuwing dat over een aantal dagen de termijn voor het indienen van de aangifte
omzetbelasting verloopt. Bij aangiftebelastingen geldt wel dat de inspecteur voormelde
coulancetermijn van zeven dagen niet in alle gevallen toepast, bijvoorbeeld als een
belastingplichtige stelselmatig in verzuim is.20 In die situatie is het naar mijn mening ook niet meer redelijk om coulant te blijven.
Dat zou ook geen goed signaal zijn richting alle belastingplichtigen die wel op tijd
aangifte doen.
Een eerste betalingsverzuim bij aangiftebelastingen leidt evenmin altijd daadwerkelijk
tot een verzuimboete. Naast voormelde coulanceregeling bij het doen van aangifte voor
de aangiftebelastingen geldt voor een eerste betalingsverzuim bij aangiftebelastingen
een vergelijkbare regeling in de periodiciteit (de geautomatiseerde vergelijking van
de verrichte betaling met de ingediende aangifte): de inspecteur legt geen verzuimboete
op als de belastingplichtige binnen zeven dagen na afloop van de wettelijke betalingstermijn
van het betreffende tijdvak de verschuldigde belasting alsnog betaalt. In die gevallen
wordt een verzuimmededeling verzonden met de voorafgaande waarschuwing dat een betaalverzuim
over het volgende tijdvak wel tot een verzuimboete zal leiden.21
Als de inspecteur naderhand (handmatig) een controle doet, bijvoorbeeld door een boekenonderzoek,
en een naheffingsaanslag oplegt, dan wordt voor het betreffende betaalverzuim een
verzuimboete van ten minste € 50 opgelegd.22 In die situatie is dus sprake van een onjuiste aangifte en een daaruit volgende onjuiste
betaling. De gelijktijdig met de naheffingsaanslag opgelegde verzuimboete(s) voor
het doen van een onjuiste aangifte en/of (gedeeltelijk) niet betalen van de verschuldigde
belasting komt niet onverwacht, omdat de inspecteur het opleggen van de naheffingsaanslag
en de verzuimboete over het algemeen aankondigt, bijvoorbeeld in een controlerapport.
Ook wat het overschrijden van een wettelijke betalingstermijn betreft is het dus meestal
niet zo dat onverwacht een verzuimboete wordt opgelegd.
In de MRB en BPM worden bepaalde verzuimen wel beboet zonder waarschuwing vooraf.23 Het gaat dan echter om situaties waarin de belastingplichtige op eigen verzoek een
geclausuleerde vrijstelling of ontheffing van belastingplicht heeft gekregen (bijvoorbeeld
schorsing van een personenauto), een voertuig heeft aangepast waardoor meer belasting
is verschuldigd (bijvoorbeeld doordat de aanpassing leidt tot gebruik van een andere
brandstofsoort) of zonder kenteken rondrijdt. In die gevallen kan redelijkerwijs worden
gesteld dat de belastingplichtige wist of behoorde te weten dat hij een risico loopt
op beboeting op het moment dat hij zich niet (meer) aan de toepasselijke voorwaarden
houdt. Een waarschuwing is daarom niet aangewezen. Overigens zou een waarschuwing
ook afdoen aan de effectiviteit van de handhaving. Het gaat immers in de regel om
gevallen waarin een verzuim niet automatisch wordt geconstateerd, zoals wel het geval
is bij bijvoorbeeld een aangifteverzuim in de omzetbelasting. Zo is er een controlerend
ambtenaar nodig om bijvoorbeeld te constateren dat een geschorste personenauto in
strijd met de voorwaarden gebruik maakt van een openbare weg waar het systeem van
de automatisch nummerplaatherkenning niet actief is. De pakkans is bij dergelijke
verzuimen dus aanzienlijk kleiner dan bij bijvoorbeeld aangifteverzuimen in de omzetbelasting.
Proportionaliteit van de verzuimboete
Ik heb reeds hiervoor opgemerkt dat voor verzuimboetes geldt dat de hoogte van de
boete in verhouding moet staan tot de aard en ernst van het verzuim en dat dat proportionaliteitsbeginsel
ook in wet- en regelgeving is neergelegd. In het BBBB wordt dit in beginsel onder
meer tot uitdrukking gebracht door de systematiek waarbij de inspecteur bij het bepalen
van de hoogte van de boete in eerste instantie uitgaat van bepaalde standaardbedragen
en -percentages om vervolgens, in het geval dat belanghebbende een bezwaarschrift
indient, de boete «op maat te maken» door rekening te houden met eventuele strafverminderende
of -verzwarende omstandigheden. Een voorbeeld van een strafverminderende omstandigheid
is de slechte financiële situatie van de belastingplichtige. Een voorbeeld van een
strafverzwarende omstandigheid is stelselmatig verzuim.
De inspecteur is vaak niet op voorhand bekend met alle relevante feiten en omstandigheden
die tot een strafvermindering kunnen leiden. Dat zou, gelet op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer, ook niet wenselijk zijn. Daar komt, als gezegd, bij dat
door de geautomatiseerde wijze van oplegging van verzuimboetes individuele straftoemeting
veelal pas kan plaatsvinden in de bezwaarfase. De belastingplichtige krijgt in bezwaar
de gelegenheid om feiten en omstandigheden aan te dragen die zijns inziens tot een
verlaging van de verzuimboete moeten leiden, of zelfs – als de belastingplichtige
geen enkel verwijt kan worden gemaakt (afwezigheid van alle schuld) – tot vernietiging
van de verzuimboete. De formele drempel om in bezwaar te kunnen gaan is laag.24 Dit maakt dat de belastingplichtige schriftelijk op eenvoudige wijze ervoor kan zorgen
dat de inspecteur over alle relevante feiten en omstandigheden komt te beschikken,
opdat de inspecteur het beoogde maatwerk kan leveren. Daarnaast krijgt een belanghebbende
doorgaans de gelegenheid om in een al dan niet telefonisch hoorgesprek mondeling zijn
verhaal te doen.25 Dat tezamen maakt een werkwijze waarmee de belastingplichtige naar mijn mening uit
de voeten kan. Dat betekent wel een opgave voor de Belastingdienst om kwantitatief
en kwalitatief voldoende capaciteit voor dat maatwerk beschikbaar te hebben en houden.
Tot slot verdient het opmerking dat de Belastingdienst de in het BBBB gehanteerde
percentages periodiek tegen het licht houdt, wat ertoe kan leiden dat een percentage
wordt verlaagd. Zo is naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak het percentage
dat gold bij een betalingsverzuim in de MRB met ingang van 1 september 2016 verlaagd
van drie naar één procent van het wettelijk maximum.26 Dit heeft overigens geleid tot een derving in de boeteopbrengsten van ongeveer € 60
miljoen, die de Belastingdienst vanwege de begrotingsregels binnen de eigen begroting
moest opvangen.
Een redelijke invordering
Zoals ik hiervoor heb aangegeven is er ruimte voor maatwerk bij het opleggen en in
de bezwaarfase heroverwegen van een verzuimboete. Ook een op maat gemaakte verzuimboete
kan uiteraard op enig moment onherroepelijk vast komen te staan. De ontvanger kan
de verzuimboete dan definitief invorderen. In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend
Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag heeft het
kabinet aangegeven dat het met het oog op redelijkheid bij de invordering van onder
meer boetes de menselijke maat meer centraal wil stellen.27 Dit moet voorkomen dat mensen financieel in de knel komen te zitten.
In deze kabinetsreactie is tevens toegezegd dat de invorderingsstrategie van de Belastingdienst
wordt herijkt om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is om rekening te houden
met de omstandigheden van mensen.28 Daarnaast worden de maatregelen rondom het stroomlijnen van de invorderingswet- en
regelgeving voor belastingen en toeslagen – die opgenomen zijn in de Fiscale Vereenvoudigingswet
2017 – heroverwogen.29 Hierbij wordt onderzocht welke onderdelen, al dan niet in aangepaste vorm, nog wenselijk
zijn voor de burger.30
Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken
Tegelijkertijd zie ik dat vanuit de samenleving aandacht wordt gevraagd voor onder
meer de hoogte van verzuimboetes, onder andere door de Adviescommissie praktische
rechtsbescherming in belastingzaken (de Commissie) in haar rapport «Burgers Beter
Beschermd». Ik blijf hier aandacht voor hebben. Zo heb ik in reactie op dat rapport
toegezegd te onderzoeken of de suggesties van de Commissie kunnen worden ingevoerd
en hoe het contact bij het aangifteverzuim daarmee kan worden verbeterd.31 Daarnaast wordt nader onderzocht hoe meer maatwerk bij het opleggen van verzuimboetes
voor het niet (tijdig) doen van aangifte inkomstenbelasting kan worden gerealiseerd.32 Uiteindelijk is de meest waardevolle uitkomst dat verzuim kan worden voorkomen en
een boete niet nodig is.
Harmonisering wettelijke maxima verzuimboetes met strafrecht
De wettelijke maxima voor verzuimboetes wijken wat hoogte betreft af van de geldboetecategorieën
uit het strafrecht. De Raad van State heeft in een ongevraagd advies over sanctiestelsels
ook een lans gebroken voor harmonisering van bestuurlijke boetestelsels.33 Voor een afwijking van de geldboetecategorieën uit het strafrecht zie ik geen doorslaggevende
reden meer, te meer nu de harmonisering enkel ziet op de wettelijke maxima. Zoals
aangegeven in de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda van 3 juni 2022 zie ik daarin
aanleiding de wettelijke maxima die gelden voor verzuimboetes aan te passen naar de
naastgelegen lagere geldboetecategorie uit het strafrecht.34 Uiteraard zal een uitvoeringstoets moeten uitwijzen hoe snel dit zijn beslag kan
krijgen. De aanpassing betreft niet alleen de fiscaliteit maar ook het toeslagen-
en douanedomein. Het wetsvoorstel dat in die aanpassing voorziet wordt voorbereid
door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, mede omdat genoemde harmonisering
niet alleen het Ministerie van Financiën betreft.
Beperkte beleidsruimte
In het BBBB wordt bij de verzuimboetes uitgegaan van een bepaald percentage van het
toepasselijke wettelijk maximum. Voormelde harmonisering betekent een verlaging van
de wettelijke maxima. Dat heeft bij ongewijzigd beleid tot gevolg dat de boeteopbrengsten
dalen. Bij een eventuele beleidsmatige aanpassing moeten daarom naast de rechtsstatelijkheid
en de menselijke maat ook de budgettaire gevolgen worden gewogen. In het nader rapport
bij het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 heeft het kabinet ten aanzien van de
belastingrente aangegeven deze kabinetsperiode onderzoek te willen doen naar het systeem
gelet op de rechtsstatelijkheid en de menselijke maat, waarbij ook de criteria budgettaire
inpasbaarheid en uitvoerbaarheid worden meegenomen.35 Ik wil dit onderzoek deze kabinetsperiode ook voor de boeteopbrengsten doen.
Daarnaast wordt de beleidsruimte in bepaalde gevallen beperkt door ICT-omstandigheden.
Zo biedt de wet met ingang van 1 januari 2013 de inspecteur de mogelijkheid om voor
belastingen die bij aanslag worden geheven een verzuimboete op te leggen voorafgaand
aan het opleggen van de aanslag. Door het loskoppelen van de aanslag en de verzuimboete
kan de effectiviteit van de aangifteboeten worden verbeterd. Bij het opleggen van
de verzuimboete kan worden aangekondigd dat de verzuimboete wordt gematigd indien
alsnog binnen een gestelde termijn aangifte wordt gedaan.36 Deze mogelijkheid strekt er behalve bestraffing ook toe de belastingplichtige te
bewegen alsnog aangifte te doen binnen de door de inspecteur gestelde termijn. Dit
instrument kan voor dit doel echter niet worden gebruikt omdat in de automatisering
van de Belastingdienst de mogelijkheid van losse verzuimboetebeschikkingen niet is
opgenomen.
Conclusie
Ik begrijp dat er soms signalen uit de samenleving komen waaruit onvrede blijkt met
de opgelegde verzuimboetes. In het voorgaande heb ik aangegeven hoe we op een zorgvuldige
wijze proberen de goede balans te vinden tussen het algemeen belang enerzijds en het
individuele belang anderzijds. De belastingplichtige kan in de bezwaarfase op een
laagdrempelige manier ervoor zorgen dat de inspecteur over alle relevante feiten en
omstandigheden komt te beschikken, wat de inspecteur in staat stelt om bij het opleggen
en in de bezwaarfase heroverwegen van een verzuimboete het beoogde maatwerk te leveren.
In de invordering is en wordt de menselijke maat meer centraal gesteld, bijvoorbeeld
door beter te kijken naar de mogelijkheden voor het treffen van een betalingsregeling.
In het verzuimboetebeleid wordt ook rekening gehouden met actuele ontwikkelingen.
Daarbij valt niet alleen te denken aan jurisprudentie maar ook aan de coronacrisis.
Deze crisis is vrijwel direct aanleiding geweest om het verzuimboetebeleid te versoepelen.
Zo wordt onder bepaalde omstandigheden een betalingsverzuimboete ambtshalve vernietigd
of blijft het opleggen van een verzuimboete achterwege.37
Dat neemt niet weg dat het verzuimboetebeleid gelet op bijvoorbeeld het rapport van
de Commissie en de vigerende begrotingsregels kritisch tegemoet kan worden getreden.
Om die reden wil ik onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om op termijn een nieuw
verzuimboeteregime te ontwikkelen dat recht doet aan enerzijds het algemeen belang
en anderzijds het individuele belang.38
Bij dit onderzoek worden ook de criteria budgettaire inpasbaarheid én uitvoerbaarheid
betrokken.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën