Brief regering : Geannoteerde agenda JBZ-Raad op 13 en 14 oktober 2022
32 317 JBZ-Raad
Nr. 772
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2022
Hierbij bieden wij, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
uw Kamer de geannoteerde agenda aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op
13 en 14 oktober 2022 in Luxemburg. De Minister voor Rechtsbescherming zal op 13 oktober
deelnemen aan de justitiedag. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zal op
14 oktober deelnemen aan de dag gereserveerd voor onderwerpen op het terrein van binnenlandse
zaken.
Met deze brief informeren wij uw Kamer tevens over het kopgroepontbijt terrorisme
voorafgaand aan de JBZ-Raad op 14 oktober. Tot slot maken wij van de gelegenheid gebruik
om uw Kamer te informeren over de voorgenomen Nederlandse inzet onder het aankomende
EU hervestiging- en humanitaire toelatingsprogramma 2023–2025, waarvan de termijn
voor het indienen van toezeggingen is gesteld op 7 oktober 2022. In de bijlage treft
uw Kamer het kwartaaloverzicht van de wetgevende voorstellen op JBZ-terrein over het
derde kwartaal.
Kopgroepontbijt terrorisme
Voorafgaand aan de JBZ-Raad zal de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en
Veiligheid deelnemen aan de ontbijtbijeenkomst van de kopgroep terrorisme. Tijdens
dit ministerieel ontbijt spreken België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk,
Nederland, Oostenrijk, Spanje, Zweden en de EU contraterrorismecoördinator (EU CTC)
over diverse actuele terrorismeonderwerpen. Op het moment van schrijven zijn nog geen
stukken beschikbaar.
Inzet EU hervestiging- en humanitaire toelatingsprogramma 2023–2025
Ten behoeve van het EU-programma voor 2023–2025 heeft de Europese Commissie lidstaten
gevraagd om uiterlijk 7 oktober 2022 door te geven hoeveel vluchtelingen zij van plan
zijn te hervestigen in 2023 en uit welke prioriteitslanden. Daarnaast heeft de Commissie
lidstaten gevraagd om een prognose te geven van het aantal vluchtelingen dat een lidstaat
in beginsel voornemens is te hervestigen in 2024–2025, op grond waarvan de Commissie
binnen het financiële kader een budget kan gaan reserveren. In de loop van 2023 zal
de Commissie een toezeggingsronde lanceren voor 2024–2025 en lidstaten vragen om een
definitieve pledge voor die jaren. Voortdurende inzet op hervestiging maakt deel uit van het coalitieakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en ook in EU-verband is het een strategisch onderdeel van de integrale aanpak van
migratie.
Zoals uw Kamer bekend heeft het kabinet vanwege de opvangcrisis besloten de hervestigingselecties
in het kader van de EU-Turkijeverklaring tijdelijk stop te zetten.1 De Nederlandse toezegging voor hervestiging onder het EU-programma in 2023 omvat
daarom enkel de hervestiging op grond van het nationaal meerjarig beleidskader (2020–2023).
Het gaat dan om een inzet van 737 aankomsten van hervestigde vluchtelingen, bestaande
uit het nationale quotum van gemiddeld 500 hervestigde vluchtelingen per jaar en de
nog in te lopen achterstand vanwege de COVID-19-pandemie. Overeenkomstig de hervestigingsprioriteiten
van zowel UNHCR als de EU is Nederland van plan deze vluchtelingen te hervestigen
uit Libanon, Jordanië, Egypte, Kenia, Maleisië en het Emergency Transit Mechanism in Niger en/of Rwanda. Ook reserveert Nederland ruimte voor het hervestigen van een
beperkt aantal individuele urgente hervestigingen vanuit de hele wereld.
Voor het verzoek van de Commissie om een prognose van het aantal vluchtelingen dat
Nederland voornemens is te hervestigen in 2024–2025 gaat het kabinet uit van de gebruikelijke
inzet onder normale omstandigheden, wanneer geen sprake zou zijn van de pandemie of
opvangproblematiek en de daaraan gekoppelde tijdelijke stop in het kader van de EU-Turkijeverklaring.
Per jaar komt dat neer op zo‘n 500 aankomsten van hervestigde vluchtelingen op grond
van het nationale meerjarig beleidskader en zo’n 1.000 aankomsten in het kader van
migratiesamenwerking met derde landen (EU-Turkijeverklaring).
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
13 en 14 oktober
I. Justitie
1. Richtlijn milieustrafrecht
= voortgangsrapport
Op 15 december 2021 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd om de richtlijn inzake
de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (2008/99/EG) te herzien
en te vervangen. Het voorstel ziet bijvoorbeeld op het actualiseren van de lijst met
milieuovertredingen die in alle lidstaten strafbaar moeten worden gesteld. Ook worden
verschillende minimale strafmaxima gesteld ten aanzien van de in de ontwerprichtlijn
opgenomen milieudelicten. In het bijzonder in grensoverschrijdende milieuzaken is
het van belang dat dezelfde milieuovertredingen door alle lidstaten strafbaar worden
gesteld. Dit vergemakkelijkt de samenwerking tussen lidstaten in grensoverschrijdende
milieuzaken en versterkt daarmee een effectieve aanpak van milieucriminaliteit binnen
de EU. Ook draagt het voorstel eraan bij dat binnen de EU geen vrijhavens voor milieucriminaliteit
ontstaan.
De lidstaten staan eensgezind positief tegenover de doelstelling van de richtlijn,
namelijk het versterken van de strafrechtelijke aanpak van milieuovertredingen. Nederland
heeft een voorstel ingediend om de regeling van minimale strafmaxima voor milieudelicten
die de dood tot gevolg hebben te laten vervallen omdat bij dergelijke milieudelicten
vervolging reeds mogelijk is op grond van de algemene strafbaarstellingen van dood
door schuld en doodslag. De regeling heeft daarom volgens een aantal lidstaten waaronder
Nederland geen toegevoegde waarde. Daarnaast zijn deze bepalingen vanwege de reeds
bestaande algemene strafbaarstellingen van dood door schuld en doodslag juridisch
slecht inpasbaar in de Nederlandse strafwetgeving. Op dit moment wordt nog gesproken
over de voorstellen.
Ten aanzien van straffen voor rechtspersonen zal worden gekeken naar omzetgerelateerde
geldboetes. Een aantal lidstaten kent dergelijke boetes niet in de nationale strafwetgeving.
Naar verwachting zal worden gesproken over het toevoegen van een alternatief voor
de omzetgerelateerde geldboete in de vorm van absolute boetebedragen. Voor Nederland
is het van belang dat dit een alternatief blijft aangezien Nederland al omzetgerelateerde
geldboetes kent.
2. Europees Openbaar Ministerie
= stand van zaken
Tijdens de JBZ-Raad van 9 – 10 juni jl. werd een bezoek gebracht aan het Europees
Openbaar Ministerie (EOM) in het kader van het 1-jarig jubileum. In vervolg hierop
zal het EOM naar verwachting ingaan op behaalde resultaten en mogelijk ook toelichten
dat in de ogen van het EOM een aantal gerichte aanpassingen van de EOM-verordening
nodig zijn om het EOM in staat te stellen zijn taakopdracht binnen het huidige mandaat
doeltreffend en volledig te vervullen. In lijn met motie van het lid Sjoerdsma hecht
Nederland eraan dat zoveel mogelijk lidstaten zich voegen bij het EOM met het oog
op effectieve fraudebestrijding in de gehele EU.2
3. Mogelijke oorlogsmisdrijven in Oekraïne en de strijd tegen straffeloosheid
= stand van zaken
Het kabinet is van mening dat het van belang is de coördinatie en continuïteit van
forensisch onderzoek in Oekraïne te waarborgen en dat de inzet van forensische teams
onder leiding van het Internationaal Strafhof hieraan kan bijdragen. De eerste forensische
opsporingsmissie onder de vlag van het Internationaal Strafhof vond plaats in mei
2022 en de tweede missie is voorzien voor dit najaar. Indien de situatie dit toelaat
zal in het voorjaar van 2023 en in het najaar van 2023 opnieuw een forensisch opsporingsteam
worden ingezet in Oekraïne.
Tijdens de Ukraine Accountability Conference van 14 juli jl. hebben 45 staten zich gecommitteerd aan het oprichten van een Dialogue Group on Accountability for Ukraine ten behoeve van informatiedeling en het voorkomen van duplicatie van werk. Bovendien
organiseerde Nederland samen met Oekraïne, Duitsland en Denemarken op 22 september
jl. een side-event bij de Algemene Vergadering van de VN om toekomstige stappen voor collectieve actie
tegen straffeloosheid te bespreken. Het kabinet zet zich in voor effectieve en respectvolle
bewijsvergaring richting slachtoffers van seksueel geweld.
Op het moment van schrijven is nog geen discussiestuk beschikbaar. Naar verwachting
zal de Raad spreken over het belang van een voortdurende Europese inzet voor de vervolging
en berechting van oorlogsmisdrijven in Oekraïne. Het kabinet steunt deze inzet en
zal indien opportuun oproepen tot intensivering van de ondersteuning bij bewijsvergaring,
bijvoorbeeld door forensische missies. Nederland heeft op dit moment drie van dergelijke
missies ter ondersteuning van het Internationaal Strafhof gepland staan.
4. Juridische opleiding en de invloed op toegang tot het recht in de context van de
rechtsstaat
= uitwisseling van standpunten
Het kabinet vindt het van groot belang dat de rechtspraak toegankelijk is. Het opleiden
en trainen van degenen werkzaam in de rechtspraak draagt hier aan bij. De Rechtspraak
onderkent dit belang en is verantwoordelijk voor de opleiding van rechters en juridisch
medewerkers. Ditzelfde geldt voor de andere juridische beroepen, zoals de advocatuur
en het notariaat. De Rechtspraak werkt aan diverse trajecten om nieuwe juristen aan
te trekken, aan loopbaanontwikkeling en om de kennis van juridische professionals
te vergroten, bijvoorbeeld over de rol en bescherming van het slachtoffer in een rechtszaak,
georganiseerde ondermijnende criminaliteit, integriteitsonderwerpen, roosteren en
plannen, digitaal werken en gespreksvaardigheden. Naar verwachting zal tijdens de
Raad gesproken worden over verdere verbeteringen van opleidingen en trainingen als
onderdeel van de bredere versterking van de rechtsstaat in Europa.
5. Behoud van fundamentele rechten in tijden van crisis
= uitwisseling van standpunten met de directeur van het EU-grondrechtenagentschap (FRA)
Tijdens de JBZ-Raad van 9–10 december jl. sprak de Raad over een sterke rechtsstaat
in crisistijden (tijdens de COVID-19-pandemie) met inbegrip van behoud van fundamentele
rechten. De lidstaten gingen vooral in op de geleerde lessen voor de rechterlijke
toetsing van noodmaatregelen en op de maatregelen die zij hebben genomen om een ononderbroken
en effectieve toegang tot het recht te garanderen tijdens de COVID-19-pandemie.
Nederland hecht aan het belang van parlementaire en rechterlijke controle op noodmaatregelen.
Bij de invoering van noodmaatregelen moet sprake zijn van een noodsituatie, de maatregelen
moeten proportioneel en tijdelijk zijn en ze moeten worden gecontroleerd door een
onafhankelijke rechter. Ook vindt Nederland het essentieel om ook in crisistijd het
rechtsstelsel werkende te houden als onderdeel van een goed functionerende rechtsstaat.
Naar verwachting zullen de lidstaten voortbouwen op discussie van de JBZ-Raad in december
en zal uitwisseling plaatsvinden met het EU-grondrechtenagentschap.
6. Diversen: AI-aansprakelijkheidsrichtlijn
= informatie van de Commissie
De Commissie zal naar verwachting het op 28 september jl. gepubliceerde Commissievoorstel
voor een AI-aansprakelijkheidsrichtlijn presenteren3. Deze richtlijn is complementair aan de EU AI-Verordening en zal een rechtsgrondslag
geven voor claims inzake niet-naleving van de wettelijke verplichtingen in de AI-verordening.
Het kabinet zal uw Kamer via de gebruikelijke BNC-procedure informeren over de beoordeling
van dit voorstel en de Nederlandse inzet.
7. Diversen: eerste rapport over toepassing en functioneren van de richtlijn voor
gegevensbescherming bij rechtshandhaving 2016/680
= informatie van de Commissie
De Commissie zal het eerste rapport presenteren dat zij heeft opgesteld over het functioneren
van de richtlijn voor gegevensbescherming bij rechtshandhaving. De richtlijn betreft
de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt met het oog op de voorkoming,
het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten en de handhaving
van de openbare orde. De richtlijn werd aangenomen in 2016 en trad in werking in 2018.
De richtlijn is inmiddels door vrijwel alle lidstaten in nationale wetgeving geïmplementeerd.
Omdat in de praktijk nog slechts beperkte ervaring is opgedaan met het nieuwe gegevensbeschermingsregime
van de richtlijn ziet de Commissie nu geen aanleiding om met voorstellen te komen
voor aanpassing van de richtlijn.
8. Workshop over grensoverschrijdende bescherming van kwetsbare volwassenen
= informatie van het Voorzitterschap
Tijdens de JBZ-Raad van 7-8 juni 2021 heeft de Raad conclusies aangenomen over de
bescherming van kwetsbare volwassenen in de EU. Hierbij was aandacht voor zowel de
strafrechtelijke als de civielrechtelijke kant. Daarbij werd vastgesteld dat de Commissie
zou onderzoeken of verdere inzet nodig is om kwetsbare volwassenen te beschermen in
grensoverschrijdende situaties.
Ten aanzien van het civiele recht is de verwachting dat de Commissie, in lijn met
de Raadsconclusies, lidstaten zal oproepen zich op het gebied van civielrechtelijke
maatregelen aan te sluiten bij het Haags Verdrag inzake de internationale bescherming
van volwassenen van 13 januari 2000. Mogelijk zal de inzet van de Commissie op het
civiele recht ook zien op een eigen Europese regeling voor de bescherming van kwetsbare
volwassenen in grensoverschrijdende situaties. Bijvoorbeeld over de erkenning in het
buitenland van een in Nederland uitgesproken beschermingsmaatregel, zodat de wettelijk
vertegenwoordiger ook in het buitenland bevoegd is om voor de kwetsbare volwassene
onroerende goederen te kopen of te verkopen of een beslissing te nemen over de voortzetting
van een medische behandeling. Het kabinet wacht de initiatieven van de Commissie af
en zal het in dat kader bezien of en zo ja wanneer een passend moment is om tot het
Haags verdrag toe te treden.
II. Binnenlandse Zaken
De eerste drie agendapunten zullen plaatsvinden onder de noemer «Schengenraad». Ook
Schengenstaten die geen lid zijn van de EU zullen hierbij aansluiten.
1. Algemene staat van de Schengenzone
a. Presentatie van de barometer van de Commissie
b. Presentatie van de Strategische Risiso-analyse van Frontex
= uitwisseling van standpunten
Op basis van twee documenten zal de Schengenraad van gedachten wisselen over de staat
van het Schengengebied. Dit betreft de Schengenbarometer, die de Commissie zal presenteren,
en de Strategische risicoanalyse 2022. In dit document geeft Frontex een analyse van
wat de belangrijkste megatrends en mogelijke ontwikkelingen zijn die impact kunnen
hebben op het Europese grens- en migratiebeheer. Het Voorzitterschap heeft reeds aangegeven
tijdens de discussie te willen focussen op de situatie aan de buitengrenzen.
Zoals bij uw Kamer bekend verwelkomt het kabinet de totstandkoming van de Schengenraad
en de daarbij behorende Schengencyclus. Het kabinet is in het algemeen van mening
dat in de Schengenraad tekortkomingen in de uitvoering van de huidige regels moeten
worden gesignaleerd. Daarbij dienen ernstige tekortkomingen die mogelijk kunnen volgen
uit Schengenevaluaties, zoals grootschalige irreguliere (secundaire) migratiestromen
of veiligheidsvraagstukken, openlijk en snel te worden geadresseerd. Het kabinet is
voornemens tijdens de Raad aan te geven dat het de focus van het Voorzitterschap op
het onderwerp buitengrenzen verwelkomt. Het versterken van bescherming van de buitengrenzen
is een speerpunt van het kabinet. Gezien de recente ontwikkelingen, zoals de nationale
opvangsituatie, de mobilisatie in Rusland en de toegenomen instroom via de Westelijke
Balkan- en de Centraal-Mediterrane route, bespreekt het kabinet graag strategieën
om tekortkomingen aan de buitengrenzen te adresseren. De lidstaten en de EU dienen
ervoor te zorgen dat buitengrenscontroles systematisch en naar behoren worden uitgevoerd.
Dat geldt ook voor controles in relevante datasystemen zoals SIS en registratie in
EURODAC waar het een asielzoeker betreft. Situational awareness ten aanzien van onze buitengrenzen, maar ook ten aanzien van secundaire migratie,
is nodig. Verder is het kabinet voornemens aandacht te vragen voor volledige implementatie
van het Frontexmandaat en de noodzaak tot het opzetten van nationale monitoringsmechanismen
voor grondrechten aan de buitengrenzen. Tot slot zal het kabinet het belang onderstrepen
van snelle aanname van diverse wetgevende voorstellen waarop een Raadspositie is bereikt,
zoals de Schengengrenscode.
Naar verwachting zullen lidstaten ook hun nationale migratiedruk benoemen, de noodzaak
tot het versterken van de buitengrenzen omarmen en het tegengaan van secundaire migratie
onderstrepen als belangrijk element. Een andere groep lidstaten zal mogelijk beleid
tegen instrumentalisering van migratie als prioriteit benoemen.
2. Meerjarige strategische beleidscyclus voor Europees Geïntegreerd Grensbeheer (EIBM):
conclusies
= aanname
De Raad zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen over de meerjarige strategische
beleidscyclus voor Europees geïntegreerd grensbeheer (EIB). De Raadsconclusies zijn
opgesteld naar aanleiding van het strategisch beleidsdocument dat de Europese Commissie
in mei 2022 heeft gepubliceerd ten behoeve van de meerjarige beleidscyclus voor EIBM
2023–2027.
Het kabinet kan de aanname van de Raadsconclusies steunen. De Raad verwelkomt in de
conclusies het strategisch beleidsdocument van de Commissie dat als basis dient voor
discussie binnen de Raad en het Europees Parlement over het EIBM.4 De Raad onderschrijft de belangrijkste principes die in het document zijn opgenomen.
Tegelijkertijd wordt de Commissie gevraagd om in het document meer nadruk te leggen
op het zogenoemde four tier access control model (maatregelen in derde landen, samenwerking met buurlanden, grenstoezicht, controlemaatregelen
binnen de ruimte van vrij verkeer) als een van de belangrijkste elementen binnen EIBM.
Tevens onderstreept de Raad het belang van fundamentele rechten als een integraal
en essentieel onderdeel van EIBM. Er is naar het oordeel van de lidstaten op centraal
en nationaal niveau meer behoefte aan prioritering ten aanzien van de beleidsprioriteiten
en strategische richtlijnen. Deze prioritering kunnen lidstaten aanbrengen in hun
nationale strategieën. Verder wordt in de Raadsconclusies aandacht gevraagd voor fenomenen
als instrumentalisering van migratie, mensensmokkel en pandemieën. Ook wordt onderstreept
dat lidstaten de nodige maatregelen kunnen nemen bij instrumentalisering van migratie
om de veiligheid van het Schengengebied te waarborgen. Daarbij blijven internationale
verplichtingen, waaronder waarborging van recht op internationale bescherming en verbod
op non-refoulement, voorop staan. Ten slotte vindt het kabinet het van belang dat
de Raad in zijn conclusies het belang onderstreept van het voorkomen van irreguliere
secundaire migratiestromen. Naar verwachting zullen alle lidstaten de aanname van
de conclusies steunen.
3. Russische agressie tegen Oekraïne
a. situatie van vluchtelingen in de EU
b. gevolgen voor interne veiligheid
= uitwisseling van standpunten
Vanaf het begin van de Russische agressie tegen Oekraïne in februari van dit jaar
heeft de EU zich ingezet om ontheemden uit Oekraïne een veilige haven te bieden. Daar
heeft Nederland een belangrijke bijdrage aan geleverd. Op dit moment zijn er in Nederland
meer dan 85.000 mensen geregistreerd onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Het
Tienpuntenplan van de Commissie en het Voorzitterschap heeft in de afgelopen maanden houvast
geboden om op Europees niveau op een gecoördineerde manier actie te ondernemen op
verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld voor de bescherming van alleenstaande minderjarige
vluchtelingen en de ondersteuning van Moldavië en lidstaten aan de grens met Oekraïne.
Het plan bevatte ook het voornemen om een registratieplatform op te zetten om zo inzicht
te krijgen in registraties voor tijdelijke bescherming van ontheemden in de verschillende
lidstaten. Het registratieplatform is inmiddels operationeel en lidstaten, onder leiding
van de Commissie, bezien nu hoe op een efficiënte manier, binnen de juridische kaders,
het aantal dubbele registraties kan worden verminderd en daarmee mogelijk misbruik
van voorzieningen tegen kan worden gaan.
Diverse analyses, waaronder het recent verschenen rapport van Clingendael waarover
het kabinet uw Kamer in de Verzamelbrief opvang Oekraïne5 heeft geïnformeerd, stellen dat de oorlog in Oekraïne niet alleen van langere duur
zou kunnen zijn (met langdurig verblijf van een aanzienlijk aantal ontheemden tot
gevolg), maar dat het gebrek aan voorzieningen in Oekraïne er op de korte termijn
toe zou kunnen leiden dat er een nieuwe instroom van ontheemden richting de EU ontstaat.
Het is de verwachting dat de Raad zal spreken over de voorbereiding op een eventuele
nieuwe instroom, zowel op Europees niveau als op nationaal niveau. Daarnaast zal de
Raad mogelijk ook verder vooruitkijken naar vraagstukken die raken aan een langer
verblijf van ontheemden in de lidstaten. Tot slot wordt mogelijk de Russische mobilisatie
besproken en de eventuele gevolgen hiervan voor Russen die deze mobilisatie willen
ontduiken en hun toevlucht nemen tot de EU.
Het kabinet zal aandringen op het verder optimaliseren van uitwisseling van data van
de agentschappen en de lidstaten over het conflict en informatie over stromen van
ontheemden zodat lidstaten zich kunnen voorbereiden op nieuwe ontwikkelingen. Het
kabinet zal daarnaast benadrukken alert te zijn op een mogelijke nieuwe toestroom
van ontheemden vanuit Oekraïne en hier in het huidige opschalingsmodel voor opvang
zo goed mogelijk rekening mee te houden. Ten aanzien van mogelijk langer verblijf
zal Nederland enerzijds het belang benadrukken van participatie van ontheemden in
de samenleving, bijvoorbeeld op het gebied van werk en onderwijs. Anderzijds zal Nederland
het belang benadrukken van ondersteuning aan ontheemden die terug willen keren naar
Oekraïne. Deze twee elementen moeten in balans blijven met elkaar.
Naar verwachting zal de eensgezindheid tussen lidstaten ten aanzien van steun aan
Oekraïne en opvang van ontheemden voorop blijven staan.
Wat de gevolgen van de Russische mobilisatie betreft, is inmiddels op Europees ambtelijk
niveau besproken om op het gebied van visum- en asielbeleid te streven naar een gebalanceerde
en gecoördineerde aanpak onder leiding van de Commissie waarbij zowel internationale
verplichtingen als veiligheidsaspecten in acht worden genomen. Nederland steunt deze
aanpak en beziet of eventuele aanpassing van beleid aan de orde is.
Naar verwachting spreekt de Raad in het tweede deel van dit agendapunt, in vervolg
op de discussie tijdens de informele JBZ-Raad van 11–12 juli jl., verder over de prioriteiten
van een gezamenlijke aanpak van de diverse uitwassen van het conflict die een dreiging
kunnen vormen voor de interne veiligheid van de EU. In de Raad van juli was brede
steun voor een gezamenlijke EU-aanpak van de diverse uitwassen van het conflict. Een
groot aantal lidstaten deelde het Nederlandse standpunt dat de analyse en aanpak van
de situatie dient te gebeuren op basis van goede data en informatie-uitwisseling en
in nauwe samenwerking met onder andere de EU-agentschappen, non-gouvernementele organisaties
(ngo’s) en andere partners. Na een periode waarin we op Europees niveau vooral gericht
waren op maatregelen voor de korte termijn (crisisrespons) moet de blik gericht worden
op de langere termijn. Daarvoor is het van belang dat de EU meer gaat doen aan het
opstellen van onderbouwde prognoses (forecasting). Bijvoorbeeld over de verwachtingen ten aanzien van de instroom en terugkeer van
ontheemden zoals hierboven gesteld. Ook is Nederland alert op hybride dreigingen en
het risico van desinformatie en onderstreept daarbij het belang van het gebruik van
de hybride toolbox en de toolbox voor het tegengaan van buitenlandse informatie manipulatie
en inmenging (foreign information manipulation and interference – FIMI). Voor de interne veiligheid is hierbij voornamelijk versterking van weerbaarheid
van belang.
Het kabinet is verder van mening dat de steun aan Oekraïne en de grenslanden, de aanpak
van illegale wapenhandel en mensenhandel via EMPACT en het EU-plan tegen mensenhandel
verbonden aan het conflict in Oekraïne voorop moeten staan.
4. Werklunch: migratieroutes Westelijke Balkan
Naar verwachting zal tijdens de lunch gesproken worden over de irreguliere migratieroutes
door de Westelijke Balkan. De Westelijke Balkan is een belangrijke transitregio van
irreguliere migratie richting Europa. Het kabinet zal benadrukken dat het van belang
is dat landen in de Westelijke Balkan hun migratieketen versterken en regionaal samenwerken.
Daarnaast is het van belang dat enkele landen hun visumbeleid meer harmoniseren met
dat van de EU, om de kans op irreguliere migratiestromen te verkleinen. Andere lidstaten
zullen deze lijn naar verwachting onderschrijven.
5. Asiel en migratie
= Stand van zaken
Het Voorzitterschap heeft aangekondigd op deze Raad het vervolg te willen bespreken
van de stap-voor-stapaanpak op het asiel- en migratiepact, zoals die onder het Frans
Voorzitterschap is gestart. Op ambtelijk niveau hebben eerste gesprekken plaatsgevonden
over de mogelijke vormgeving van het vervolg. Het Tsjechisch Voorzitterschap heeft
allereerst de besprekingen over de Asielprocedurerichtlijn heropend. Het doel daarvan
is in eerste instantie om vast te stellen op welke artikelen consensus is bereikt
en welke artikelen nog nadere discussie behoeven. Daarnaast is het Voorzitterschap
gestart met besprekingen in de Raadswerkgroepen van de Verordening voor de aanpak
van instrumentalisering. Met deze verordening wordt beoogd lidstaten handelingsperspectief
te bieden om misbruik van migratiestromen voor geopolitieke doeleinden tegen te gaan.
Het is de inzet van het Voorzitterschap om nog tijdens deze voorzitterschapsperiode
een Raadspositie op dit voorstel aan te nemen. Inmiddels heeft het Voorzitterschap
een eerste compromisvoorstel verspreid. Het voorstel zal nog niet op de JBZ-Raad worden
besproken. Het is de verwachting dat het Voorzitterschap op deze Raad wenst te bespreken
hoe enerzijds lidstaten onder migratiedruk ondersteund kunnen worden via flexibele
solidariteit (financiële ondersteuning, capaciteitsopbouw of herplaatsing) en anderzijds
lidstaten meer instrumenten tot hun beschikking kunnen krijgen om een migratiecrisis
het hoofd te bieden. Deze voorstellen zouden moeten worden ondersteund met een monitoringscyclus
die de ontwikkeling van migratiestromen naar de EU en de kwetsbaarheden in asiel-
en migratiemanagementsystemen van de lidstaten in kaart brengt. Het idee van het Voorzitterschap
is dat de hoofdlijnen die worden besproken in de Raad na verdere uitwerking uiteindelijk
moeten landen in onderdelen van de Asiel- en Migratiemanagementverordening (AMMR)
en de Verordening inzake aanpak van crisis en overmacht (de «Crisisverordening»).
Het is nog niet duidelijk wanneer het Voorzitterschap de besprekingen van deze verordeningen
wenst te herstarten.
Over het vervolg op de geleidelijke aanpak van het asiel- en migratiepact is het kabinet
allereerst van mening dat zo spoedig mogelijk begonnen moet worden met de trilogen
op de wetsvoorstellen waar de lidstaten voor de zomer een Raadspositie op hebben bereikt.
Dat betreft de wetsvoorstellen op screening en Eurodac. Robuuste grens- en registratieprocedures
zijn essentieel om de EU weerbaarder te maken tegen grootschalige irreguliere migratiestromen
en om meer grip te krijgen op migratie. Het kabinet acht het daarnaast, zoals uw Kamer
reeds bekend, zeer problematisch dat het schort aan de naleving van de Dublinverordening.
Het kabinet pleit al geruime tijd voor actie en verwelkomt dat de Commissie mede naar
aanleiding daarvan stappen neemt voor verbetering van de implementatie. De Commissie
doet dit via het schrijven van een roadmap, Nederland wordt daarbij geconsulteerd. Het kabinet zal tijdens de Raad nogmaals
het belang benadrukken van commitment op de hoogste niveaus voor de naleving van de
Dublinverordening. Het is nu echt tijd dat gemaakte afspraken worden nageleefd. Het
kabinet heeft, gezamenlijk met een aantal gelijkgezinde lidstaten, hiervan de urgentie
recentelijk ook nogmaals benadrukt via een brief aan de Commissie. Een afschrift van
deze brief wordt als bijlage bij deze geannoteerde agenda aan uw Kamer meegestuurd.
De brief is onderdeel van de geïntensiveerde inzet van het kabinet richting de Nederland
omringende EU-lidstaten om gezamenlijk op te trekken en zo te komen tot een EU-asielsysteem
met meer grip op de instroom, betere naleving van de Dublinverordening en aansporing
van de EU om samenwerking met derde landen te verbeteren. Dat gaat onder meer via
bilaterale gesprekken. Zo sprak de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorafgaand
aan de JBZ-Raad van juli jl. met zijn Belgische collega om de inzet in de Raad te
coördineren. Ook is op hoogambtelijk niveau met verschillende lidstaten het gesprek
geïntensiveerd om samen op te trekken in de betreffende vraagstukken, waar nodig richting
de Commissie. Dat zal in aanloop naar deze Raad wederom gebeuren. Deze geïntensiveerde
inzet is mede ter uitvoering van de motie van de leden Brekelmans en Slootweg.6
In de besprekingen van de asielprocedurerichtlijn heeft het kabinet naar voren gebracht
dat asielgrensprocedures een voor Nederland essentieel onderdeel van de richtlijn
zijn. De bepalingen daarover dienen dan ook onderdeel van de onderhandelingen te zijn.
Tijdens de eerste bijeenkomsten over de instrumentaliseringsverordening heeft het
kabinet zijn waardering uitgesproken voor de voortvarendheid waarmee de Commissie
het voorstel heeft ontwikkeld en uitgebracht en het Tsjechisch Voorzitterschap het
voorstel heeft geagendeerd. Het kabinet vindt het belangrijk dat lidstaten worden
ondersteund als zij worden geconfronteerd met een complexe situatie waarin derde landen
migratie instrumentaliseren. Hiervoor moet binnen de EU een algemeen geldend kader
worden opgesteld. Het kabinet heeft aangegeven het voorstel van de Commissie in grote
lijnen te kunnen steunen, zoals genoemd in het BNC-fiche.7 Het is van belang dat de lidstaten de mogelijkheid geboden wordt de asielverzoeken
versneld maar zorgvuldig af te doen en daarbij ongewilde secundaire migratie te voorkomen.
Nederland en een aantal andere lidstaten hebben daarbij vooropgesteld dat het recht
op asiel en het principe van non-refoulement gewaarborgd moeten blijven.
Wat de voorstellen over ondersteuning van lidstaten onder migratiedruk betreft vindt
het kabinet het van belang (zoals ook uiteengezet in het BNC-fiche over de AMMR8) dat er flexibiliteit kan worden betracht in de precieze vormgeving van solidariteitsondersteuning,
maar dat er geen sprake kan zijn van vrijblijvendheid. Alle lidstaten dienen hun verantwoordelijkheid
te nemen. Ook is het van belang dat er objectieve criteria worden gehanteerd om af
te bakenen wanneer er sprake is van hoge migratiedruk. Daarnaast zullen voorstellen
met betrekking tot solidariteit altijd in samenhang met de voorstellen voor het vergroten
van verantwoordelijkheid worden bezien. Het inzichtelijk maken van de migratiestromen
naar de EU en de kwetsbaarheden van de asiel- en migratiemanagementsystemen van de
lidstaten via een monitoringscyclus is in de ogen van het kabinet een goed uitgangspunt.
Het kabinet verwelkomt tot slot ook de verdere uitwerking van voorstellen voor instrumenten
die een lidstaat ter beschikking kan krijgen in het geval van een plotselinge migratiecrisis.
De ervaringen van de inval van Rusland in Oekraïne en eerder de ervaringen met instrumentalisering
van migranten door Belarus hebben immers eens te meer aangetoond dat het ten tijde
van crises en overmacht nodig is om tot een snelle en gecoördineerde EU-respons te
komen.
In de besprekingen (buiten de Raad) van de asielprocedurerichtlijn kan de meeste discussie
verwacht worden over de artikelen die betrekking hebben op de asielgrensprocedure.
Zoals uw Kamer bekend is dit voor met name buitengrenslidstaten een gevoelig onderdeel.
Uit de eerste gesprekken over de instrumentaliseringsverordening in de Raadswerkgroepen
valt te concluderen dat een deel van de lidstaten meer bevoegdheden wenst in geval
van een situatie van instrumentalisering, terwijl een andere groep lidstaten focust
op fundamentele rechten. In de gesprekken die in de Raad zullen plaatsvinden over
afspraken over ondersteuning van lidstaten onder migratiedruk zullen meerdere lidstaten
naar verwachting, net als Nederland, benadrukken dat de voorstellen maatregelen moeten
bevatten om secundaire migratie tegen te gaan en buitengrenzen te versterken. Een
belangrijk punt van gesprek zal naar verwachting ook de mate van verplichting in een
eventueel solidariteitsmechanisme zijn. Daarbij zal een groep lidstaten oproepen tot
het geven van harde garanties (via verplichte herplaatsingsaantallen of financiële
bijdragen), terwijl een andere groep lidstaten zich juist zal uitspreken voor flexibiliteit.
6. Diversen: uitbreiding van de Schengenzone zonder interne grenscontroles
= informatie van het Voorzitterschap
Naar verwachting geeft het Voorzitterschap een feitelijke stand van zaken over het
uitbreidingsproces van het Schengengebied. Bij dit agendapunt is geen discussie voorzien.
Zoals bekend volgt het kabinet de trajecten tot Schengentoetreding kritisch. Dat betekent
dat toetreding alleen plaats kan vinden als een lidstaat aan alle eisen voldoet. In
maart jl. heeft het kabinet middels een schriftelijke verklaring op de JBZ-Raad benadrukt
dat evaluatie en monitoring van alle landen die het Schengenacquis (gedeeltelijk of
volledig) toepassen noodzakelijk is om het Schengengebied te versterken en om als
besluitvorming aan de orde is onderbouwde politieke besluiten te kunnen nemen over
de volledige toepassing van het Schengenacquis.9 Bij toekomstige besluitvorming zal het kabinet alle relevante omstandigheden en gemaakte
afspraken meewegen in zijn besluit en uw Kamer daarover informeren.
7. Diversen: implementatie van interoperabiliteit
= informatie van de Commissie
De Commissie zal naar verwachting rapporteren over de voortgang van de implementatie
van interoperabiliteit. Tijdens de informele JBZ-Raad van 11–12 juli jl. sprak de
meerderheid van de lidstaten steun uit voor een aangepaste implementatietijdlijn.
De invoering van het Entry & Exit System (EES) is vertraagd tot mei 2023 als gevolg van het niet nakomen van contractuele
verplichtingen van de ingehuurde partij. Daardoor schuift tevens de invoering van
het European Travel Information and Authorisation
System (ETIAS) op naar november 2023. Ook het European Criminal Records Information system – Third Country Nationals (ECRIS-TCN) moet in november 2023 geïmplementeerd zijn. Vervolgens krijgen lidstaten
tot uiterlijk eind 2024 de tijd om de interoperabiliteitsystemen volledig te implementeren.
De planning blijft dat SIS Recast in november 2022 operationeel zal zijn, Nederland is hier klaar voor.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.