Brief regering : Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg
29 247 Acute zorg
Nr. 362 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2022
Deze brief bevat de beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg.
Samenvatting
Kwalitatief goede acute zorg onder alle omstandigheden voor iedereen in Nederland
toegankelijk houden: dat is het doel dat ik met de acties uit de beleidsagenda acute
zorg wil bereiken. De kwaliteit en toegankelijkheid staan onder druk door toenemende
vraag naar spoedzorg en schaarste aan zorgmedewerkers. Verandering is nodig om ervoor
te zorgen dat iedereen die dat nodig heeft tijdig goede acute zorg kan ontvangen op
de juiste plek: van de huisarts, huisartsenpost (HAP), ggz, wijkverpleging, ambulance,
spoedeisende hulp (SEH), verloskundige, apotheek of één van de andere partijen in
de brede keten van acute zorg.
Deze verandering kan alleen worden bereikt als partijen in de zorg samenwerken met
goede en toegankelijke zorg voor de patiënt als doel. Daarom ben ik blij dat ik met
partijen afspraken heb gemaakt in het integraal zorgakkoord (IZA) over acute zorg.
De acties uit deze beleidsagenda zijn volledig in lijn met en bouwen voort op de afspraken
uit het IZA.
Deze beleidsagenda bevat acties op drie kernpunten: 1) kwaliteit en toegankelijkheid
van de acute zorg, 2) zorgcoördinatie en 3) samenwerking in de regio.
1. De kwaliteit van de acute zorg kan en moet voor iedereen in Nederland van goede kwaliteit
zijn. Op kwaliteit mag ook door drukte niet worden ingeboet. Daarom zet ik in op het
doorontwikkelen van kwaliteitsnormen voor de hele keten, naleving van kwaliteitsnormen
en inzicht in gegevens over kwaliteit. De niet-medisch onderbouwde 45-minutennorm
wordt op termijn afgeschaft. In plaats daarvan worden medisch onderbouwde kwaliteitsnormen
ontwikkeld voor tijdkritische aandoeningen. Daarnaast onderzoek ik of aanvullende
maatregelen nodig zijn om de toegankelijkheid van zorg te borgen in regio’s waar deze
onder druk kan komen te staan, zoals in de regio’s aan de grenzen van ons land. Als
we alle Nederlanders dezelfde hoge kwaliteit van zorg willen bieden, zijn keuzes over
«waar doen we wat» onvermijdelijk. Daarbij moeten we beseffen dat het niet haalbaar
is om alle vormen van acute zorg op elke plek in Nederland te verlenen.
2. Ik heb aan partijen gevraagd te verkennen onder welke voorwaarden het mogelijk is
om vanaf het derde kwartaal van 2023 zorgcoördinatie landsdekkend in te richten. Het
doel van zorgcoördinatie is dat patiënten met een spoedzorgvraag snel en op de juiste
plek worden geholpen, dat er beter zicht en sturing is op capaciteit in de regio,
dat opstopping wordt voorkomen en de doorstroom van patiënten in de acute zorgketen
verbetert. Ik streef daarom ook naar structurele inbedding van de functies van regionaal
en landelijk inzicht in zorgcapaciteit, het vroegtijdig signaleren, afwenden of opvangen
van komende drukte en van de mogelijkheid om zo nodig regionaal of landelijk patiënten
te spreiden.
3. Samenwerking tussen partijen in de keten is nodig, maar elke regio heeft zijn eigen
specifieke opgaven en uitdagingen. Daarom heb ik in het IZA met partijen afgesproken
dat elke ROAZ-regio een ROAZ-beeld opstelt dat inzicht biedt in de situatie en de
knelpunten in de acute zorg in deze regio. Op basis daarvan stellen partijen een ROAZ-plan
op over het toekomstbestendig organiseren van de acute zorg in de regio. In dit plan
worden in ieder geval afspraken gemaakt over zorgcoördinatie, het verhogen van de
kwaliteit en het naleven van kwaliteitsnormen, differentiatie, concentratie en spreiding
en gezamenlijke voorzieningen in de keten (zoals een spoedplein/integrale spoedpost).
Daarnaast zet ik acties in op een aantal randvoorwaarden. Met regelgeving en subsidie
wordt gewerkt aan het verbeteren van gegevensuitwisseling, ik ga onderzoeken wat de
kansen en risico’s zijn van een mogelijke aanpassing van kaders voor de bekostiging
en inkoop van acute zorg en ik ga verkennen welke aanvullende instrumenten de overheid
in kan zetten om samenwerking in de acute zorg te versnellen, mocht dit nodig blijken
te zijn. Ook zet ik, samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS), in
op behoud en opleiding van zorgmedewerkers. Want zonder al die zorgmedewerkers die,
soms onder hoge druk, hun werk doen, zijn we nergens.
Ik ga de ontwikkelingen in de acute zorg en het effect van beleid monitoren. Ik wil
samen met betrokken partijen, stap voor stap de noodzakelijke veranderingen in de
acute zorg realiseren.
1. Inleiding
1.1 Kwalitatief goede en toegankelijke acute zorg voor iedereen
Waar in Nederland je ook woont, werkt en leeft, de kwaliteit van acute zorg zou overal
hoogwaardig en gelijkwaardig moeten zijn. De kwaliteit en toegankelijkheid van acute
zorg zijn echter niet vanzelfsprekend; de houdbaarheid van de acute zorg staat onder
druk. Personeelskrapte in de sector en de toenemende zorgvraag door vergrijzing dwingen
ons om na te denken over hoe de acute zorg effectiever en efficiënter in de keten
georganiseerd kan worden. Dat is beter voor de gezondheidsuitkomsten van de patiënt
en beter voor de hard werkende zorgmedewerkers. Het is nodig om te werken aan een
toekomstbestendige acute zorg: een flinke opgave uit het coalitieakkoord (bijlage
bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) stelt dat er weloverwogen
keuzes nodig zijn om de groei van zorg te kunnen begrenzen.1 Ik vind het essentieel dat de toegankelijkheid van kwalitatief goede acute zorg voor
de patiënt wordt geborgd. Belangrijk is dat we daarbij ook oog hebben voor het behoud
van zorgmedewerkers en ervoor zorgen dat zij plezier en voldoening uit hun werk halen.
1.2 Lessen uit de Covid-19 pandemie
Tijdens de Covid-19 pandemie hebben we gezien wat het betekent als de druk op de acute
zorg hoog is. We hebben geleerd hoe belangrijk de geïntensiveerde samenwerking tussen
partijen is en hoe cruciaal de rol van de Regionale Overleggen Acute Zorgketen (ROAZ-en)
en het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) is in tijden van crisis. De toekomstige
ontwikkelingen rondom Covid-19 zijn onzeker, maar we weten wel dat de (acute) zorgvraag
de komende jaren zal toenemen en dat we voorlopig kampen met een schaarste aan zorgmedewerkers.
De impact van deze ontwikkelingen op de zorg komt niet zo onverwacht als de gevolgen
van de Covid-19 pandemie, maar de gevolgen kunnen soortgelijk zijn. De schaarste wordt
op plekken in Nederland al gevoeld en deze zal alleen maar groter worden als er niets
verandert. Laten we voorkomen dat deze schaarste resulteert in nog meer werkdruk voor
zorgmedewerkers, steeds meer knelpunten in de toegankelijkheid en lagere kwaliteit
van zorg voor patiënten.
1.3 Uitgangspunten voor een toekomstbestendige acute zorg
In deze brief informeer ik u over de aanpak voor de acute zorg. De uitgangspunten
die centraal staan bij mijn beleid voor de acute zorg, heb ik u al eerder geschetst
in een brief in het voorjaar.2 Ze hebben als doel om ervoor te zorgen dat voor iedereen die dat nodig heeft, kwalitatief
goede acute zorg tijdig beschikbaar is. De uitgangspunten luiden als volgt:
1. Acute zorg vergt samenwerking in de keten;
2. Acute zorg moet van goede kwaliteit zijn;
3. De schaarste aan personeel stelt eisen aan de inrichting van de acute zorg;
4. Data vormen de basis voor de kwaliteit en de inrichting van de acute zorg;
5. Zorgcoördinatie is nodig voor de juiste acute zorg op de juiste plek;
6. Spreiding en differentiatie van het aanbod van acute zorg draagt bij aan kwaliteit
en toegankelijkheid;
7. Acute zorg moet doelmatig ingericht zijn.
1.4 Aanpak met betrekking tot acute zorg
Zoals toegezegd, werk ik bovenstaande uitgangspunten uit in deze brief. Op basis van
deze uitgangspunten kom ik tot een aanpak voor de acute zorg. Ik kies daarbij voor
een geleidelijke aanpak. Geen grand design, niet in één keer de acute zorg compleet
hervormen, maar een dynamisch proces van steeds verder verbeteren, stap voor stap,
op basis van nieuwe ontwikkelingen in de vraag naar zorg, de beschikbaarheid van zorgmedewerkers,
kwaliteitsnormen, samenwerkingsverbanden, technische mogelijkheden en andere kansen
en beperkingen. Feiten zijn daarbij leidend. Gebrek aan kennis en cijfers kan belemmerend
werken en dat wil ik voorkomen. Bij alle veranderingen en acties moet steeds leidend
zijn wat deze bijdragen aan kwaliteit van zorg voor de patiënt, aan de juiste zorg
op de juiste plek én aan een zorgvuldige en doelmatige inzet van mensen en middelen.
In het kader van deze aanpak beschrijf ik acties met betrekking tot kwaliteit en toegankelijkheid
(hoofdstuk 2), zorgcoördinatie (hoofdstuk 3) en samenwerking in de regio (hoofdstuk 4).
Daarnaast kom ik tot acties op een aantal randvoorwaarden zoals innovatie (hoofdstuk 5),
bekostiging (hoofdstuk 6), regie (hoofdstuk 7) en behoud en opleiden van zorgmedewerkers
(hoofdstuk 8). Op diverse plaatsen in deze brief zal mijn reactie op en omgang met
het advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over passende acute zorg aan de
orde komen.3
1.5 Scope van de brief
Acute zorg is de verzamelnaam voor alle soorten zorgvragen die in de beleving van
de patiënt acuut een antwoord nodig hebben. Slechts een beperkt deel van deze zorgvraag
betreft zorg die zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen enkele minuten tot
enkele uren, moet worden verleend om overlijden of onomkeerbare gezondheidsschade
te voorkomen. Acute zorg kan het beste integraal worden bezien en zo nodig in samenhang
worden geleverd. Het gaat bijvoorbeeld om huisartsenzorg, ambulancezorg, medisch specialistische
zorg, geestelijke gezondheidszorg, verloskunde, farmaceutische zorg, gehandicaptenzorg,
wijkverpleging, eerstelijnsverblijf, verpleeghuiszorg, hulpmiddelenzorg en thuiszorg.
Al deze vormen van zorg zijn soms acuut nodig. In deze brief gaat het over acute zorg
in deze brede zin. Knelpunten op bepaalde plekken in de keten moeten er niet toe leiden
dat patiënten daardoor op een andere plek in de keten worden opgevangen. Dan is de
patiënt niet op de juiste plek én wordt de druk op bijvoorbeeld huisartsenposten en
SEH’s nog groter. Hoewel in deze brief de focus ligt op bepaalde vormen van acute
zorg, is het bij de uitwerking van de acties van belang om de gehele keten in samenhang
te bezien. Daarbij gaat het in eerste instantie van de keten van acute zorg, maar
er is uiteraard ook samenhang met de bredere zorgketen.
Deze brief gaat niet specifiek in op de rol van de acute zorg bij rampen en crises,
maar opgeschaalde zorg komt wel op onderdelen aan de orde. Acute zorg vervult immers
een belangrijke rol in tijden van rampen en crises. De brief gaat niet in op (acties
ten aanzien van) voorkomen van acute zorg. In het IZA zijn hier wel afspraken over
gemaakt. De brief gaat ook niet over duurzaamheid van de acute zorg.
1.6 Totstandkoming van deze brief
Voor de totstandkoming van deze brief zijn diverse partijen geconsulteerd en is geput
uit adviezen en onderzoek over de acute zorg. Zo heb ik de belangrijkste stakeholders
in de sector gesproken over de uitgangspunten van mijn beleid en de aanpak die hierbij
zou kunnen worden gekozen. Tevens zijn een aantal ideeën uit de Houtskoolschets en
uit de internetconsultatie daarvan meegenomen in mijn beleid, zoals op het gebied
van zorgcoördinatie.4
Ter onderbouwing van mijn beleid op het gebied van de acute zorg heb ik het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gevraagd om een kwantitatief overzicht op te
leveren van de vraag naar, het aanbod van en het gebruik van acute zorg, zowel retrospectief
als van de huidige situatie. Hiertoe heeft het RIVM op 9 juni 2022 een uitgebreid
overzicht opgeleverd, dat ik op 7 juli jl. naar uw Kamer heb gestuurd.5 In bijlage 1 treft u een overzicht aan van ontwikkelingen in de vraag naar en het
aanbod van acute zorg, waarvoor ik onder andere heb geput uit het overzicht van het
RIVM6. Bijlage 2 bevat een overzicht van de moties en toezeggingen die met deze brief worden
afgedaan7. Als bijlage 3 en 4 zijn een implementatieplan over de verbeterde urgentie-indeling
en een notitie over het gebruik van kunstmatige intelligentie van Ambulancezorg Nederland
(AZN) toegevoegd8. Bijlage 5 is de eindrapportage van het programma pilots zorgcoördinatie9.
2. Kwaliteit en toegankelijkheid
2.1 Inleiding
Zoals ik al aangaf moet iedereen in Nederland goede acute zorg kunnen krijgen. Ontwikkelingen
op het gebied van triage, diagnostiek en behandeling hebben de afgelopen jaren een
positief effect gehad op de kwaliteit. Elke dag werken zorgmedewerkers aan het leveren
van zorg van goede kwaliteit aan patiënten die met spoedvragen bij de huisarts, geestelijke
gezondheidszorg (ggz), wijkverpleegkundige, huisartsenpost, dienstapotheek of SEH
komen.10 Ik heb waardering voor alle medewerkers die zich inzetten om hun werk, soms onder
grote druk, goed uit te voeren en patiënten tijdig te helpen bij hun spoedzorgvraag.
Kwaliteit van acute zorg kent veel aspecten. Het is belangrijk dat een patiënt de
juiste zorg op de juiste plek krijgt en daarvoor de juiste informatie op de juiste
plek aanwezig is. We hebben goed opgeleide en bekwame zorgmedewerkers nodig die, waar
mogelijk, samen met de patiënt beslissen over de meest passende behandeling. Het is
van belang dat zorgverleners voortdurend kunnen leren en verbeteren aan de hand van
(kwaliteits)informatie, bijvoorbeeld over wat het effect van hun handelen is op de
ervaren kwaliteit van leven van patiënten. Voor de bekwaamheid van zorgmedewerkers
is het ook wenselijk dat zij geregeld patiënten met dezelfde aandoening zien. En voor
sommige complexe aandoeningen is zo’n complexe behandeling nodig, inclusief benodigde
faciliteiten, dat het voor de kwaliteit van zorg het beste is dat deze patiënten in
een gespecialiseerd ziekenhuis worden geholpen. Daarnaast kan ook tijdigheid van acute
zorg een aspect zijn van kwaliteit: het kan voor de gezondheidsuitkomsten van de patiënt
immers van cruciaal belang zijn dat op tijd de juiste zorg wordt verleend.
We moeten beseffen dat het niet haalbaar en ook niet nodig is om alle vormen van acute
zorg op elke plek in Nederland te verlenen. Voor veel mensen zal het een veilig gevoel
geven als er een huisartsenpost of SEH om de hoek zit. Dit is echter een schijnveiligheid,
als de veiligheid en kwaliteit van acute zorg niet kan worden geborgd. Hiervoor zijn
voldoende bekwame zorgmedewerkers nodig om deze zorg te verlenen. Het toegankelijk
(in de zin van beschikbaar voor de patiënt) houden van kwalitatief goede acute zorg,
vraagt dus om het vinden van een goede balans tussen zorgvraag, beschikbaarheid van
voldoende zorgmedewerkers met voldoende ervaring, een juiste plek met juiste faciliteiten
en het borgen van kwaliteitsnormen, inclusief tijdigheid van zorg voor specifieke
tijdkritische aandoeningen. Dit vraagt om heldere kwaliteitsnormen, inclusief naleving
en handhaving daarvan, zodat iedere burger bij acute klachten kan rekenen op goede
acute zorg. Deze balans is niet overal in het land even makkelijk te creëren of te
borgen, denk bijvoorbeeld aan de regio’s aan de grens.
Op 29 juni jl. hebben de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik u een brief
gestuurd over de visie van het kabinet op de kwaliteit van de zorg en onze voornemens
op dat gebied voor deze kabinetsperiode.11 De aanpak en concrete voorstellen uit deze brief zijn in hoge mate ook van toepassing
op de acute zorg. Voor de verdere uitwerking van deze voorstellen verwijs ik u naar
die brief. Voor de acute zorg zijn er aanvullend specifieke aandachtspunten op het
gebied van kwaliteit die ik hieronder verder toelicht.
In dit hoofdstuk schets ik de ontwikkelingen en acties op het gebied van kwaliteit.
Eerst ga ik in op bestaande kwaliteitskaders en acties met betrekking tot het kwaliteitskader
spoedzorgketen en de normen voor multitraumazorg. Vervolgens ga ik in op de huidige
bereikbaarheidsnorm voor SEH’s en acute verloskunde en schets ik mijn voornemens op
dat gebied. Tenslotte ga ik in op kwaliteitsregistraties en naleving van kwaliteitsnormen.
2.2 Kwaliteitskaders voor de acute zorg
Voor de acute zorg is er een aantal relevante kwaliteitskaders, waarin door partijen
wordt beschreven wat goede zorg is en worden aanvullende kaders ontwikkeld.
1. In 2020 is het Kwaliteitskader Spoedzorgketen vastgesteld dat de samenwerking tussen
ketenpartners beschrijft en de minimale vereisten voor de (regionale) organisatie
van de spoedzorg voorschrijft.12
2. Voor de acute ggz is sinds 2020 een aparte kwaliteitsstandaard van toepassing: de
generieke module acute psychiatrie (GMAP). Deze zomer is de inhoudelijke evaluatie
gestart van de GMAP door de Alliantie Kwaliteit in de ggz (Akwa GGZ).
3. Ook de ambulancezorg heeft een kwaliteitskader: Kwaliteitskader ambulancezorg 1.0.
Jaarlijks worden de metingen van de kwaliteit gepubliceerd op de website van Ambulancezorg
Nederland (AZN). Dit kwaliteitskader zal doorontwikkeld worden tot een versie 2.0
in 2023, met een volledige set van signalen, definitieve streefwaarden voor de eerste
13 signalen en een nieuw implementatieplan voor de daarop volgende jaren.
4. Voor de geboortezorg is er de Zorgstandaard integrale geboortezorg.
5. De KNMP werkt aan een definitie en bereikbaarheidsnorm voor farmaceutische spoedzorg.
Deze zullen uiteindelijk een plek krijgen in de Professionele Standaard Farmaceutische
Zorg.
6. Tevens hebben beroepsverenigingen richtlijnen ontwikkeld voor diverse vormen van acute
zorg.
De gerealiseerde kwaliteitskaders zijn opgenomen in het register van het Zorginstituut
Nederland (ZIN). Zorgaanbieders moeten voldoen aan de afspraken uit de kaders en ze
gelden als leidraad voor de inkoop van zorgverzekeraars.
2.2.1 Kwaliteitskader Spoedzorgketen
Het Kwaliteitskader Spoedzorgketen beschrijft hoe partijen in de zorg met elkaar samenwerken
om iedere patiënt met een acute zorgvraag 24/7 zorg van goede kwaliteit te bieden.
In het Kwaliteitskader zijn deels bestaande, deels nieuwe veldnormen opgenomen. Organisaties
van zorgaanbieders, professionals, patiënten en zorgverzekeraars, verenigd in de Landelijke
Spoedzorgtafel hebben een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van het Kwaliteitskader.
Het LNAZ en het ZIN hebben hierbij een coördinerende en faciliterende rol op zich
genomen. Inmiddels zouden bijna alle normen uit het Kwaliteitskader Spoedzorgketen
geïmplementeerd moeten zijn door de ketenpartijen of komt de implementatiedatum dichtbij.
Ik heb in juni 2022 een beeld ontvangen van de implementatie van het Kwaliteitskader
bij SEH’s op basis van een uitvraag.13 Dit liet zien dat slechts 35 van de ondervraagde 80 ziekenhuizen de normen voor SEH’s
uit het Kwaliteitskader in het voorjaar 2022 volledig geïmplementeerd hadden of verwachtten
dat per 1 juli 2022 te hebben gedaan (de uiterste implementatiedatum voor enkele afspraken).
Dit geeft aan dat er bij een groot deel van de SEH’s nog aandacht nodig is voor het
implementeren van de normen. De uitvraag geeft geen inzicht in de mate waarin andere
partijen uit de keten de normen uit het Kwaliteitskader hebben geïmplementeerd. Mede
gezien de uitkomsten van de uitvraag van het RIVM, vind ik het van belang dat er een
goed beeld is van de naleving van de normen en dat het gesprek wordt gevoerd over
acties die nodig zijn om de implementatie van de normen en de kwaliteit van de acute
zorg verder te verbeteren.
Het Kwaliteitskader Spoedzorgketen kan op diverse onderdelen worden uitgebreid en
doorontwikkeld door de partijen in de Landelijke Spoedzorgtafel. Ten eerste moeten
de ontwikkelingen met betrekking tot zorgcoördinatie en verdergaande samenwerking
in de keten op termijn een plek in dit kwaliteitskader krijgen. Ook het verbinden
van het Kwaliteitskader met acute psychiatrie, wijkverpleging en langdurige zorg en
met farmaceutische spoedzorg kan de kwaliteit van de zorg vergroten. Het Kwaliteitskader
Spoedzorgketen zal moeten worden voorzien van een informatieparagraaf, omdat dat sinds
1 juli 2021 een vereiste is om aan het toetsingskader voor kwaliteitskaders van het
ZIN te voldoen. Als laatste zie ik mogelijkheden in de aanscherping van de norm voor
vereiste expertise op de SEH. De minimumnorm in het kader is dat op een SEH ten minste
een basisarts (AIOS of ANIOS) aanwezig is met minimaal één jaar klinische ervaring.
Over deze minimumnorm is veel gesproken en eerder was het voorstel om de norm op een
basisarts met minimaal twee jaar ervaring te zetten, maar dat bleek op dat moment
niet haalbaar om te implementeren. Daarom is uiteindelijk deze norm vastgesteld, die
door sommigen «mager» wordt genoemd.14 Ook ik vind deze norm mager.
2.2.2 Acties Kwaliteitskader Spoedzorgketen
→ Ik verwacht van zorgaanbieders dat zij op korte termijn voldoen aan de normen in het
Kwaliteitskader Spoedzorgketen. Ik verwacht van zorgverzekeraars dat zij bijdragen
aan de realisatie van de normen, bijvoorbeeld met hun inkoop en contractering.
→ Daarnaast vraag ik de partijen verenigd in de Landelijke Spoedzorgtafel om te werken
aan uitbreiding en doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Spoedzorgketen en om daar
bovenstaande aandachtspunten bij te betrekken. Ik vraag het LNAZ en het ZIN om hen
daarbij te ondersteunen.
→ Zo nodig zal ik deze doorontwikkeling op de Meerjarenagenda van het ZIN plaatsen,
zodat deze doorontwikkeling indien nodig met doorzettingsmacht tot stand kan komen.
2.3 Multitraumazorg concentreren in traumacentra
Meervoudig gewonde patiënten worden in Nederland behandeld in een traumacentrum, omdat
de zorg die daar kan worden verleend het beste is voor de gezondheidsuitkomsten van
de patiënt. Dat is het doel dat we willen bereiken. De norm die daarom door het ZIN
is vastgesteld is dat minstens 90% van de multitraumapatiënten direct in een traumacentrum
wordt gepresenteerd.15 Deze norm wordt structureel niet gehaald. In 2020 werd slechts 71% van de multitraumapatiënten
naar een traumacentrum gebracht (zie ook bijlage 1). Ik vind dat we ons er niet bij
neer mogen leggen dat deze norm niet wordt gehaald. Daarvoor zijn de gezondheidseffecten
op patiënten te groot.16
2.3.1 Acties multitraumazorg
Ik heb in het IZA het volgende afgesproken met partijen:
→ Zorgaanbieders en zorgprofessionals maken concrete afspraken om ervoor te zorgen dat
alle multitraumapatiënten (Injury Severity Score (ISS) >15) worden behandeld in een
level 1 traumacentrum, met de gestelde regionale norm van 90% als absolute ondergrens.
→ Het ZIN komt in samenspraak met de direct betrokken zorgpartijen uiterlijk in het
eerste kwartaal van 2023 met een advies hoe de implementatie van deze bestaande norm
kan worden bevorderd. Alle level 1 traumacentra dienen te voldoen aan de minimumnorm
van 240 patiënten per locatie per jaar; locaties die niet voldoen mogen vanaf 1 januari
2024 geen multitraumazorg meer leveren. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
ziet hierop toe.
Daarnaast nog het volgende:
→ Ik verwacht van zorgverzekeraars dat zij bijdragen aan de realisatie van de normen
voor multitraumazorg, bijvoorbeeld met hun inkoop en contractering.
→ Het ZIN zet onder andere in op het optimaliseren van preklinische triage in de ambulancezorg.
→ De IGJ zal specifieke aandacht geven aan het realiseren van de 90%-norm en overige
kwaliteitsnormen rondom multitrauma door zorgaanbieders.
2.4 Alternatief voor 45-minutennorm voor SEH’s en afdelingen acute verloskunde
Voor acute zorg zijn er in de regelgeving17 een aantal bereikbaarheidsnormen vastgelegd. Dit zijn onder andere de 45-minutennormen
voor SEH’s en acute verloskunde, een 30-minutennorm voor huisartsenposten en een 60-minutennorm
voor acute ggz.18 De 45-minutennorm voor SEH’s en acute verloskunde bepaalt drie dingen:
1. De norm speelt een belangrijke rol bij eventuele sluiting van het aanbod van acute
zorg van ziekenhuizen (SEH of acute verloskunde), als daardoor modelmatig het aantal
mensen toeneemt dat niet binnen 45-minuten met een ambulance op een SEH of afdeling
acute verloskunde kan zijn.
2. De 45-minutennorm is één van de criteria om te bepalen welk ziekenhuis recht heeft
op een beschikbaarheidbijdrage SEH of acute verloskunde.19
3. De norm speelt ook een rol in de zorgplicht van zorgverzekeraars.20
In 2022 zijn 12 SEH’s en 14 afdelingen acute verloskunde van ziekenhuizen «gevoelig»
voor de norm.21 Gevoeligheid voor de bereikbaarheidsnorm betekent dat als betreffend ziekenhuis zou
sluiten, de norm overschreden zou worden en meer mensen een modelmatige ritduur (vanaf
moment van melding tot aankomst in het ziekenhuis) hebben van meer dan 45 minuten.
Uit de bereikbaarheidsanalyse 2022 van het RIVM blijkt dat dit aantal gevoelige ziekenhuizen
in 2023 toeneemt naar 29 SEH’s en 31 afdelingen acute verloskunde.22
In deze brief richt ik mij op (een alternatief voor) de 45-minutennorm voor SEH’s
en acute verloskunde. Ik ben op dit moment niet voornemens om de 30-minutennorm voor
de bereikbaarheid van huisartsenposten23 of de 60-minutennorm voor de bereikbaarheid van beoordelingslocaties voor acute psychiatrische
zorg24 aan te passen. Uiteraard betrek ik bij het vormgeven van het alternatief op de 45-minutennorm
wel de effecten op de rest van het acute zorglandschap, zoals de huisartsenposten,
de (standplaatsen van de) Regionale ambulancevoorzieningen (RAV’s) en de acute ggz.
2.4.1 Waarom een alternatief voor de 45-minutennorm?
De 45-minutennorm voor de spreiding van SEH’s en afdelingen acute verloskunde is een
niet-medisch onderbouwde norm voor spreiding en beschikbaarheid van acute zorg in
ziekenhuizen.25 Verschillende partijen adviseren om de 45-minutennorm te herzien, waaronder de NZa,
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Gezondheidsraad.26 De norm «is primair gebaseerd op de bestaande spreiding van ziekenhuizen in Nederland
toen deze spreidingsnorm werd geïntroduceerd in 2002».
De situatie in de zorg is anders dan 20 jaar geleden, toen de norm geïntroduceerd
werd. De acute zorg, en zeker ook de ambulancezorg en de traumazorg, heeft zich de
afgelopen 20 jaar snel ontwikkeld. Mobiel Medische Teams (MMT’s) worden per helikopter
of voertuig ingezet om ernstig, meervoudig gewonde patiënten ter plekke zo snel mogelijk
medisch specialistische zorg te verlenen. Ambulances zijn beter uitgerust en toegerust
op de zwaarte van de zorgvraag. Er zijn ambulances waarin intensieve zorg verleend
kan worden aan te vroeg geboren kinderen of kinderen in een couveuse, dan wel aan
kinderen of volwassenen. Ambulancezorgprofessionals kunnen steeds betere triage en
diagnostiek ter plaatse uitvoeren en hebben meer mogelijkheden om een patiënt ter
plekke te stabiliseren en de benodigde levensreddende zorg te verlenen. Op het moment
dat helder is wat er met iemand aan de hand is of de patiënt is gestabiliseerd, is
het in veel gevallen minder relevant geworden om de patiënt met de hoogste urgentie
naar een SEH te brengen. Voor een groot deel van de «tijdkritieke aandoeningen», waarbij
het wel uitmaakt hoe snel iemand op de SEH wordt behandeld, worden de SEH’s die nu
«gevoelig» zijn voor de 45-minutennorm al geregeld voorbij gereden. De afspraak is
namelijk dat iemand met bijvoorbeeld een beroerte of hartinfarct of iemand die meervoudig
gewond is naar een gespecialiseerd centrum wordt gereden en dat hoeft niet per definitie
de dichtstbijzijnde SEH te zijn.27
Daarbij komt dat de 45-minutennorm niet flexibel is en dus niet meebeweegt met mogelijke
toekomstige ontwikkelingen die bijdragen aan het tijdig ontvangen van acute zorg.
Ontwikkelingen in de ambulancezorg hebben effect op de mogelijkheden om patiënten
buiten het ziekenhuis te helpen. En stel dat wordt geïnvesteerd in het uitbreiden
van het aantal helikopters ten behoeve van de acute zorg, dan heeft dat potentieel
een groot positief effect op de toegankelijkheid van acute zorg in gebieden in Nederland
waar ambulancerijtijden relatief lang zijn. Het LNAZ heeft de afgelopen twee jaar
bijvoorbeeld verdiepende analyses uitgevoerd om de toegankelijkheid van de zorg door
MMT’s te verbeteren en toekomstbestendig te maken. Een MMT wordt ingezet op basis
van landelijk uniforme criteria die LNAZ en AZN hebben opgesteld op basis van een
aantal uitgangspunten, wetenschappelijk onderzoek en expert-opinion. De toestand van
de patiënt is daarbij leidend. Als in kritische situaties vaker een MMT snel ter plaatse
kan zijn, kan ook de eerste zorgverlening snel starten.
Om te garanderen dat de MMT-zorg op tijd ter plaatse kan zijn in alle gebieden in
Nederland én er voldoende capaciteit is op plekken waar veel inzetten plaatsvinden,
is uitbreiding van de MMT-zorg noodzakelijk. Ik verwacht hiervoor binnenkort een voorstel
te ontvangen van het LNAZ.
De wijze waarop wordt berekend welk ziekenhuis «gevoelig» is voor de 45-minutennorm
is gebaseerd op afstand (theoretische rijtijden op basis van wegtypen) en op basis
van vaste standplaatsen van ambulances. De bereikbaarheidsanalyse 2022 SEH’s en acute
verloskunde van het RIVM laat zien dat een kleine verandering in de modelmatige rijtijden,
leidt tot een grote toename in het aantal «gevoelige» ziekenhuizen.28In de praktijk varieert de tijd van 112-melding tot de aankomst in het ziekenhuis
echter op basis van allerlei variabelen, zoals de tijd die ambulances ter plaatse
zijn voor zorgverlening ter plaatse, het verkeer en de locatie van de ambulance op
het moment dat de melding binnenkomt. Ambulances staan ook niet standaard op hun vaste
standplaats. RAV’s zijn juist bezig met initiatieven om ambulances gedurende de dag
dusdanig te positioneren dat zij zo efficiënt mogelijk worden ingezet om patiënten
snel te helpen (zie ook hoofdstuk 5.3.1 van deze brief).
Nabijheid is geen aspect van kwaliteit van acute zorg, tijdigheid kan bij bepaalde
acute klachten wel een aspect zijn van kwaliteit. Uiteindelijk is niet zozeer de locatie
van het ziekenhuisgebouw cruciaal, maar dat de acute zorg op welke plaats dan ook
van goede kwaliteit en voor iedereen tijdig toegankelijk is. Die toegankelijkheid
kan bijvoorbeeld ook in de vorm van zorg thuis, door middel van vervoer of door zorg
uitgevoerd door een ambulancezorgprofessional ter plaatse of onderweg geregeld worden.
De kwaliteit en tijdigheid van de acute zorg is door de genoemde ontwikkelingen en
vernieuwingen steeds minder afhankelijk van de afstand tot het ziekenhuis.
Afstanden in Denemarken en Noorwegen
In Denemarken is de afstand tussen de plaats van een noodsituatie en het dichtstbijzijnde
ziekenhuis niet meer zo belangrijk als het ooit was.29 Gespecialiseerd ambulancepersoneel, adequaat uitgeruste hulpverleningsvoertuigen
en de beschikbaarheid van helikopters betekenen dat de behandeling vaak al ter plaatse
begint en doorgaat tijdens het transport. Technologie heeft de communicatie tussen
ambulances en ziekenhuizen verbeterd. Dit stelt artsen en verpleegkundigen in staat
om de juiste behandeling voort te zetten zodra de ambulance arriveert in het ziekenhuis.
Noorwegen is als land groot, langgerekt en dunbevolkt.30 De spoedketen is daarop afgestemd, de luchtambulance speelt bijvoorbeeld een grote
rol. Deze kan patiënten met meer specialistische spoedvragen vervoeren naar het juiste
ziekenhuis. De ziekenhuizen in de dunbevolkte gebieden hebben in het algemeen minder
faciliteiten dan in de steden.
Het is aan zorgverzekeraars om de kwaliteit en toegankelijkheid van acute zorg te
borgen vanuit hun zorgplicht. De beschikbaarheidbijdragen voor SEH’s en afdelingen
acute verloskunde, die nu aan de 45-minutennorm zijn verbonden, zorgen voor een stabiele
stroom aan inkomsten bij een aantal ziekenhuizen op plekken in het land waar het uitdagend
kan zijn of worden om financieel gezond te blijven, in aanvulling op de reguliere
inkoop door zorgverzekeraars. De beschikbaarheidbijdragen bieden in de praktijk een
garantie op een basisniveau aan inkomsten waarover niet onderhandeld hoeft te worden
met de verzekeraar en waar een ziekenhuis op kan bouwen, zolang aan de (kwaliteits)vereisten
voor SEH’s en acute verloskundige zorg wordt voldaan. Ik kan me daarom voorstellen
dat de norm in combinatie met de beschikbaarheidbijdrage voor onder andere ziekenhuizen,
burgers en (lokale) bestuurders en politici voelt als een garantie dat het ziekenhuis
in hun regio blijft bestaan.
In Nederland hebben we nu en in de toekomst al het zorgaanbod en alle zorgprofessionals
nodig om de groeiende zorgvraag op te kunnen vangen. Niet elk type zorgaanbod kan
echter overal worden aangeboden en dat is ook niet noodzakelijk. Het komt de patiënt
niet ten goede, omdat het niet mogelijk is om overal hoge kwaliteit van alle typen
zorg te bieden. Ook draagt het niet bij aan het zo doelmatig mogelijk inzetten van
schaarse zorgmedewerkers.
Het doel van de beschikbaarheidbijdragen SEH’s en afdelingen acute verloskunde is
niet om individuele ziekenhuizen in de lucht te houden. Het gaat er bij de huidige
beschikbaarheidbijdragen om dat spoedzorg op bepaalde plekken beschikbaar is. De NZa
heeft in 2021 een marktverstoringstoets uitgevoerd in relatie tot de beschikbaarheidbijdrage
SEH.31 De NZa concludeerde dat de uitgaven die nu via de beschikbaarheidbijdrage SEH aan
gevoelige ziekenhuizen worden bekostigd (meerkosten van de voorwacht en kosten van
de achterwacht) via de reguliere bekostiging kunnen worden vergoed. Dit leidt volgens
de NZa niet tot marktverstoring, waardoor een beschikbaarheidbijdrage SEH niet noodzakelijk
lijkt. Het vorige kabinet heeft besloten om de beschikbaarheidbijdrage vooralsnog
te behouden tot er meer duidelijk is over de keuzes van een nieuw kabinet ten aanzien
van het toekomstige acute zorglandschap.
Mede vanwege de relatie met de te vervangen 45-minutennorm, kunnen de beschikbaarheidbijdragen
SEH en afdelingen acute verloskunde in de huidige vorm niet blijven bestaan. Deze
beschikbaarheidbijdragen zullen in deze specifieke vorm op termijn komen te vervallen,
maar niet voordat er zicht is op eventuele vervangende maatregelen. Uiteraard is het
in eerste instantie aan zorgverzekeraars om vanuit hun zorgplicht toegankelijke acute
zorg te realiseren. Ik wil echter onderzoeken of aanvullende maatregelen nodig zijn
daar waar de kwaliteit of beschikbaarheid van acute zorg te veel onder druk komt te
staan. Het zou immers onwenselijk zijn als het wegvallen van de 45-minutennorm en
de beschikbaarheidbijdrage grote gevolgen zou hebben voor de kwaliteit en toegankelijkheid
van zorg voor patiënten in een regio. Beschikbaarheid van zorgmedewerkers is daarvoor
een randvoorwaarde en een grote uitstroom van zorgmedewerkers uit de zorgsector zou
dus een risico zijn. Zoals eerder toegelicht moeten we heel zuinig zijn op de mensen
die in de zorg werken en voorkomen dat zij uitstromen. Bij het sluiten van aanbod
of zorginstellingen in regio’s waar nog vele andere zorgwerkgevers zijn, zal het voor
bijvoorbeeld verpleegkundigen een realistische optie zijn om in de regio een andere
baan in de zorg te vinden gezien de grote vraag. Maar als een zorginstelling in een
regio sluit waar verder weinig werkgelegenheid in de zorg is, dan bestaat het risico
dat de zorgmedewerkers niet bereid zijn om langer te reizen en ervoor kiezen om de
zorg te verlaten.
2.4.2 Acties met betrekking tot de 45-minutennorm
Ik wil de 45-minutennorm op termijn afschaffen. In plaats daarvan kom ik met nieuwe
normen en instrumenten om de toegankelijkheid van de zorg in heel Nederland te borgen.
Ik zet daarbij in op twee sporen:
→ Het ontwikkelen van medisch onderbouwde kwaliteitsnormen gedifferentieerd per «tijdkritische»
aandoening.
– Hierbij doel ik op symptomen die wijzen op een voor de patiënt zeer ernstige situatie
waarvoor het noodzakelijk is om binnen een beperkte tijd op een SEH/in een ziekenhuis
met de juiste bemensing en faciliteiten te worden behandeld om vermijdbare gezondheidsschade
te voorkomen. Hierbij kan worden aangesloten bij de aanbevelingen over de spoedzorgindicaties
die de Gezondheidsraad heeft gegeven in haar rapport over de 45-minutennorm, dus inclusief
acute verloskunde.
– Deze nieuwe normen zouden per aandoening een combinatie kunnen bevatten van 1) tijdsindicaties
waarbinnen de zorg idealiter wordt geleverd (doorlooptijd in de gehele keten), 2)
kwaliteitseisen, waar relevant inclusief volumenormen en 3) afspraken over de organisatie
van zorg om de kwaliteit te borgen. Ik vraag ook aandacht voor het feit dat uit de
klachten of symptomen wellicht niet altijd direct duidelijk is om welke aandoening
het gaat.
– De normen zijn zo goed mogelijk medisch onderbouwd, waarbij wordt aangesloten bij
bestaande kwaliteitseisen en relevante actuele publicaties. Zo nodig worden normen
aangescherpt. Waar relevant wordt gebruik gemaakt van goede voorbeelden uit het buitenland.
– Ik vraag het ZIN om het proces vorm te geven en uit te voeren om uiterlijk in het
najaar van 2023, voor deze typen spoedzorg tot een medisch (wetenschappelijk) onderbouwde,
onafhankelijke rapportage te komen ten behoeve van de ontwikkeling van kwaliteitsnormen
voor tijdkritische aandoeningen. Er kan hiervoor worden gedacht aan een «patient journey»
per aandoening die loopt van de verdenking op een tijdkritische aandoening tot en
met de interventie in een daartoe uitgerust centrum. Ik betrek de relevante veldpartijen
bij de nadere invulling van de opdracht aan het ZIN.
→ Onderzoeken of aanvullende maatregelen nodig zijn bij verandering van de 45-minutennorm
en de beschikbaarheidbijdrage SEH en acute verloskunde
– Bij veranderingen op het gebied van de 45-minutennorm en de beschikbaarheidbijdragen
vind ik het van belang om de mogelijke gevolgen voor patiënten, het zorgaanbod en
de zorgmedewerkers in deze regio’s in kaart te brengen en daar rekening mee te houden.
De continuïteit van kwalitatief goede zorg voor patiënten mag niet in het geding komen.32 Uiteraard moeten eventuele aanvullende maatregelen in samenhang worden gezien met
de plicht van zorgverzekeraars om de kwaliteit en toegankelijkheid van acute zorg
te borgen.33
– Ik wil daarom verkennen of aanvullende waarborgen voor de toegankelijkheid van zorg
nodig en mogelijk zijn. Ik denk daarbij onder andere aan het toetsen van gevolgen
voor het behoud van zorgpersoneel en hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt in de verschillende
delen van het land, met aandacht voor die regio’s waar het risico het grootst is dat
de toegankelijkheid als gevolg van deze factoren onder druk komt te staan.
2.5 Kwaliteitsregistratie
Kwaliteitsregistraties zijn van belang zodat zorgmedewerkers kunnen leren en verbeteren.
Tegelijkertijd zorgen kwaliteitsregistraties voor administratieve lasten voor zorgaanbieders,
omdat niet van alle kwaliteitsregistraties het nut en noodzaak even duidelijk is,
er overlap bestaat tussen kwaliteitsregistraties, en de aanlevering van gegevens nog
onvoldoende gestandaardiseerd en geautomatiseerd plaatsvindt. Met betrokken partijen
is daarom in het Hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg 2019–2022 ingezet
op een betere beheersing van kwaliteitsregistraties.34 De Inhoudsgovernance-commissie en de Datagovernance-commissie zijn nu bezig een toetsingskader
op te stellen om vast te kunnen stellen of een kwaliteitsregistratie het algemeen
belang dient. Ook wordt wetgeving voorbereid, het wetsvoorstel kwaliteitsregistraties
zorg, waarbij het ZIN de taak krijgt om een register voor kwaliteitsregistraties die
het algemeen belang dienen bij te houden. Als het ZIN besluit een kwaliteitsregistratie
in dit register op te nemen dan zijn zorgaanbieders en zorgverleners verplicht om
(persoons)gegevens van patiënten aan die kwaliteitsregistratie aan te leveren, zonder
dat daarvoor toestemming van de cliënt nodig is. Alleen de kwaliteitsregistraties
die in het register voor kwaliteitsregistraties staan mogen gebruik maken van deze
wettelijke grondslag om persoonsgegevens te verwerken. Dit zorgt ervoor dat het landschap
van kwaliteitsregistraties weer beheersbaar wordt. Op die manier hoop ik leren en
verbeteren te stimuleren.
De Landelijke Traumaregistratie (LTR) biedt al sinds 2007 inzicht in de kenmerken
van ongevalpatiënten en hun letsels, de gang van de patiënt door de keten, het zorggebruik
en de uitkomst van zorg. Inmiddels doen alle ziekenhuizen met een afdeling spoedeisende
hulp en een groot deel van de ambulancediensten mee aan de LTR. Met ingang van 1 juli
2022 is de wettelijke basis geregeld voor het verwerken van persoonsgegevens in de
LTR.
De kwaliteitsregistratie Netherlands Emergency department Evaluation Database (NEED)
richt zich op SEH’s. Indien de NEED-registratie na toetsing wordt opgenomen in het
register voor kwaliteitsregistraties van het ZIN zijn alle zorgaanbieders en zorgverleners
verplicht gegevens aan te leveren aan de NEED-registratie. Daarmee is 100% deelname
een feit. Op dit moment is echter ook bekend dat de NEED-registratie gedeeltelijk
overlapt met de Dutch Registry for Acute and Internal Medicine (DRAIM)-registratie,
gericht op interne geneeskunde op de SEH. Mogelijk is er ook sprake van overlap met
de LTR. Gelet op de afspraken in het genoemde hoofdlijnenakkoord is deze overlap ongewenst
omdat dat onnodige administratieve lasten voor zorgaanbieders en zorgverleners oplevert.
2.5.1 Actie kwaliteitsregistratie
→ Ik vraag NEED en DRAIM om afspraken te maken, zodat de registraties niet langer overlappen
en één kwaliteitsregistratie voor de acute zorg in het register van het ZIN kan worden
opgenomen.
2.6 Naleving van normen voor kwaliteit en toegankelijkheid
Normen zijn er om te worden nageleefd. Dat is in eerste instantie aan de zorgaanbieders
voor wie de normen gelden. Waar het gaat om normen voor samenwerking in de keten,
zie ik ook een rol voor het ROAZ, waar de partners uit de keten in de regio bij elkaar
zitten. In het ROAZ kan de afstemming tussen de schakels in de keten bevorderd worden.
Ook zorgverzekeraars dienen de zorg in de keten in samenhang en in voldoende mate
in te kopen om aan hun zorgplicht te voldoen en alleen zorg in te kopen die voldoet
aan de normen. De (externe) toezichthouders vormen het sluitstuk van de naleving.
Zij houden toezicht op de kwaliteit van de zorg (IGJ) en de naleving van de zorgplicht
door zorgverzekeraars (NZa), onder andere door middel van handhaving.
2.6.1 Actie naleving van normen
→ Ik roep de toezichthouders op om vanuit hun toezicht bij te dragen aan de naleving
van de normen die betrekking hebben op de kwaliteit en toegankelijkheid van de acute
zorg en hier een speerpunt van te maken.
→ De IGJ neemt de naleving van de normen rondom multitrauma en de normen uit het Kwaliteitskader
Spoedzorgketen actief mee in haar toezicht.
3. Zorgcoördinatie
3.1 Waarom inzetten op zorgcoördinatie?
Het doel van zorgcoördinatie is dat patiënten met een spoedzorgvraag snel worden geholpen
en op de juiste plek de juiste zorg krijgen, dat er beter zicht en sturing is op capaciteit
in de regio, dat opstopping in de keten wordt voorkomen en de doorstroom van patiënten
in de acute zorgketen verbetert. Nu weten patiënten niet altijd waar ze met hun als
acuut ervaren zorgvraag terecht kunnen. Zorgverleners weten niet altijd waar de patiënt
op dat moment de juiste zorg kan krijgen of moeten lang rondbellen om een plek te
vinden voor de patiënt. Patiënten moeten wachten en krijgen in de tussentijd wellicht
zorg van een zorgaanbieder waar de patiënt eigenlijk niet thuishoort. Dat kan een
keten van suboptimale zorg op de verkeerde plek veroorzaken en leiden tot opstoppingen
in de keten.
Het uitgangspunt is dat spoedzorgvragen tijdig worden beantwoord door de juiste zorgverlener,
met passende bevoegdheid en bekwaamheid en rekening houdend met de beschikbaarheid
van de zorg in de regio. Zorgcoördinatie draagt eraan bij dat de patiënt beter wordt
geïnformeerd waar de beste, passende zorg is te verkrijgen. Zorgcoördinatie bevordert
dat de patiënt de beste passende zorg krijgt, ongeacht waar de patiënt de zorgvraag
stelt. Er mag niemand tussen wal en schip vallen. Dat vergt een effectieve sturing
op wat in individuele gevallen de juiste zorg op de juiste plek is. Zorgcoördinatie
kan eraan bijdragen dat de kwaliteit van de acute zorg voor de patiënten verbetert
en dat iedereen, ongeacht waar je woont en wie je bent, goede acute zorg krijgt. Door
de juiste medewerker in te zetten verbeteren de effectiviteit en de efficiency van
de zorg.
In haar advies over passende acute zorg geeft de NZa aan dat de coördinatie van de
in-, door- en uitstroom van de acute zorgketen beter kan. Integrale triage en medische
gegevensuitwisselingen dragen hieraan bij. Om de zorgcoördinatie te verbeteren, zou
inzicht moeten bestaan in de beschikbare capaciteit en wachttijd. Ik onderschrijf
het advies van de NZa op dit punt. Ook het Expertteam Covid-zorg in ziekenhuizen bepleit
zorgcoördinatie en uitwisseling van capaciteitsgegevens om patiëntenstromen te sturen
en zo meer tijd vrij te maken voor patiëntenzorg, de werkdruk te verlagen en het werkplezier
te verhogen.35
3.2 Hoe ziet zorgcoördinatie er uit?
Zorgcoördinatie is een combinatie van het integraal beoordelen van de urgentie van
de zorgvraag en het zo snel als nodig en mogelijk is toeleiden van de patiënt naar
de juiste zorg op de juiste plek. Voor een goede triage heeft de triagist een brede
kennis en/of samenwerking met collega’s met een aanvullende expertise nodig, gegevens
over de (kenmerken van de) patiënt en diens medische en farmaceutische achtergrond
en inzicht in de expertise en actuele beschikbaarheid van zorgaanbieders in de regio.
De triagist moet bijvoorbeeld weten naar welk ziekenhuis de ambulance moet rijden:
welk ziekenhuis heeft de juiste expertise en faciliteiten voor deze patiënt en zijn
die expertise en faciliteiten op dat moment beschikbaar. Maar zorgcoördinatie strekt
zich veel verder uit in de acute keten dan alleen de spoedeisende hulp. Voor de juiste
zorg op de juiste plek is bijvoorbeeld van belang dat de triagist kan beoordelen of
een bezoek door de wijkverpleegkundige volstaat of dat er toch een bezoek door een
huisarts of aan de huisartsenpost noodzakelijk is. Door goede triage en samenwerking
kan beter gekeken worden wat de meest geschikte plek is voor iemand die wel zorg nodig
heeft, maar geen ziekenhuiszorg (meer) nodig heeft of wil. Hierdoor kan deze patiënt
mogelijk snel op een eerstelijnsverblijf(ELV)-bed terecht in plaats van het hele traject
van SEH-bezoek en ziekenhuisopname te doorlopen.
Inzicht in beschikbare (gespecialiseerde) capaciteit binnen de gehele zorgketen is
niet alleen bij de eerste triage van belang, maar juist ook voor de in- door- en uitstroom
van patiënten. Het is logischerwijs van belang dat de verloskundige snel weet in welk
ziekenhuis een bevallende vrouw terecht kan voor de zorg die zij op dat moment nodig
heeft. Ook het feit dat de transferverpleegkundige van het ziekenhuis weet of en waar
er thuiszorg of een eerstelijnsverblijf bed beschikbaar is voor de patiënt die het
ziekenhuis kan verlaten, heeft invloed op de toegankelijkheid van de acute zorg. Als
de door- en uitstroom goed en snel geregeld kunnen worden, heeft dat invloed op de
gehele keten. Een patiënt die naar huis kan met thuiszorg, maakt een bed vrij in het
ziekenhuis voor iemand die misschien via de SEH een plek nodig heeft op een afdeling,
waardoor mogelijk een tijdelijke presentatiestop op de SEH kan worden voorkomen. Voor
het werkplezier van zorgverleners is inzicht in beschikbare capaciteit eveneens van
belang, zodat ze niet onnodig veel van hun tijd besteden aan het regelen van een geschikte
plek en zich meer kunnen richten op hun kerntaken.
In de praktijk vinden er al de nodige initiatieven plaats met betrekking tot zorgcoördinatie.
Pilots zorgcoördinatie 2020–2022
In 2020 zijn vanuit het Actieplan Ambulancezorg in verschillende regio’s pilots zorgcoördinatie
van start gegaan die doorlopen tot eind 2022. Deze pilots beproeven, ieder op eigen
wijze, zorgcoördinatie in de praktijk met meerdere partijen. Zo zijn er pilots waarbij
de triagisten vanuit verschillende disciplines fysiek bij elkaar zitten, maar ook
digitale/virtuele samenwerking wordt beproefd of de inzet van andere zorgvormen dan
ambulances (bv. Rapid Response teams). Eind vorig jaar is een tussenrapportage verschenen
over de pilots, waaruit blijkt dat regionale zorgcoördinatie in de praktijk mogelijk
is en meerwaarde heeft voor de kwaliteit van de spoedzorg in de keten.36 Tevens werden nader uit te werken randvoorwaarden genoemd voor een structurele vormgeving
van zorgcoördinatie. Recentelijk is de eindrapportage van het programma pilots zorgcoördinatie
verschenen. Volgens de rapportage geven de verschillende perspectieven van de pilots
aanleiding om blijvend in te zetten op zorgcoördinatie. De rapportage bevat landelijke
en regionale aanbevelingen. De rapportage is bijgevoegd als bijlage 5 conform mijn
toezegging uit het debat van 25 mei jl.
Voorbeeld CAV
Het Centraal Aanmeldpunt Verplaatsingen (CAV) voert in Zeeland de regie over de bedden
in VVT-instellingen. Het CAV is 7x24 uur telefonisch beschikbaar voor de hele keten.
Zorginstellingen zorgen voor real-time inzicht in beschikbare capaciteit, zodat het
CAV patiënten kan toeleiden naar de juiste zorg, op de juiste plaats. Op deze manier
kan bijvoorbeeld een huisarts die een patiënt moet plaatsen contact opnemen met het
CAV, de diagnose doorgeven en gaat het CAV aan de slag om de juiste plek te vinden.
Omdat het CAV een overzicht heeft van de beschikbaarheid, kan dit veel sneller. Ook
hoeft de huisarts daardoor niet meer rond te bellen naar allerlei instellingen wat
veel tijd bespaart.
Pilot straattriage
Binnen het actieprogramma «lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag» is
in de regio Twente een experiment gestart met nauwere samenwerking tussen politie
en ggz rondom acute meldingen van verward gedrag. Ook in Amsterdam, Den Haag, Eindhoven
en Groningen wordt hier in nieuwe pilots aan gewerkt, via het vervolgprogramma Grip
op Onbegrip. In Twente wordt deze samenwerking vormgegeven door middel van straattriage.
Na een opstartfase loopt de samenwerking in Twente goed, waarbij politie en ggz gezamenlijk
als eerste op een melding over verward gedrag afgaan. Partners in de regio geven aan
dat straattriage bijdraagt aan een prettiger bejegening voor de cliënt en het beter
kunnen toeleiden naar de passende zorg of ondersteuning. De personen betrokken bij
deze meldingen kunnen veelal na triage thuis verblijven, slechts een klein deel hoeft
vervoerd te worden naar een beoordelingslocatie van de ggz. Of deze vorm van samenwerking
rondom meldingen passend is in andere regio’s, is afhankelijk van een aantal randvoorwaarden,
zoals capaciteit van politie en ggz, het aantal meldingen en de afstanden in de regio.
De huidige pilots in andere genoemde regio’s kunnen bijdragen om de goedwerkende mechanismen
voor een succesvolle samenwerking tussen ketenpartners in acute situaties boven tafel
te krijgen.
3.3 Kaders voor zorgcoördinatie
3.3.1 Functies van zorgcoördinatie
Vooralsnog ga ik voor zorgcoördinatie uit van zeven functies:
1. Ondersteunen van zelfmanagement;
2. Eenduidige toegang voor acute zorgvraag;
3. Eenduidige triage;
4. Passende zorginzet;
5. Regie op vervolgzorg;
6. Regionaal en landelijk inzicht in actuele zorgcapaciteit (niet alleen ziekenhuiszorg);
7. Zo nodig regionale dan wel landelijke spreiding van patiënten.
De eerste vijf functies komen uit de tussenrapportage over de pilots zorgcoördinatie
naar voren, zoals genoemd in het eerste kader hierboven. Bij zelfmanagement gaat het
om het ondersteunen van zorgvragers met informatie, advies en techniek. Eenduidige
toegang heeft betrekking op één loket van samenwerkende zorgaanbieders. Deze zorgaanbieders
hebben een gezamenlijk triageprotocol en spreken dezelfde taal en op basis daarvan
bepalen ze wat een passende zorginzet is en houden ze de regie tot er een goede zorgopvolging
is. Onder regie op vervolgzorg versta ik ook de coördinatie van eerstelijnsverblijf
(al is dat niet altijd het vervolg op een ziekenhuisopname), geriatrische revalidatiezorg
en de uitstroom naar Wlz-zorg. De laatste twee functies voeg ik toe met het oog op
het voorkomen en spreiden van drukte in de acute zorg in alle omstandigheden, ook
in het geval van een ramp of crisis die de zorgcontinuïteit bedreigt. Voor het voorkomen
en spreiden van drukte in de acute zorg is een zorgbreed inzicht nodig in de capaciteit.
Doorstroom en uitstroom zijn immers in hoge mate bepalend voor de drukte in de acute
zorg.
3.3.2 Reikwijdte van zorgcoördinatie
In de triage verwacht ik tenminste samenwerking tussen alle RAV’s, de huisartsenposten
(HAP) en de SEH, de acute wijkverpleging, eerstelijnsverblijf, geriatrische revalidatiezorg
en crisiszorg binnen de Wlz in de regio en samenwerking met de 112-meldkamer. Zo mogelijk
doen ook aanbieders van acute ggz mee en wellicht nog meer categorieën aanbieders
van acute zorg.
Ik vind het cruciaal dat er ten behoeve van zorgcoördinatie structureel inzicht bestaat in de actueel beschikbare zorgcapaciteit die van belang is voor de
instroom, doorstroom en uitstroom uit de acute zorg: de (beschikbare) capaciteit van
alle aanbieders van ambulancezorg, huisartsenzorg (in ieder geval in de avond, nacht
en weekend-uren), ziekenhuiszorg, acute wijkverpleging, farmaceutische spoedzorg,
acute ggz, eerstelijns verblijf, geriatrische revalidatiezorg en crisiszorg binnen
de Wlz. Inzicht in de beddencapaciteit op de verlos- en verblijfkamers en de neonatologie-afdelingen
van de ziekenhuizen in de regio, is bijvoorbeeld van belang voor verloskundigen. Het
gaat dus om permanent inzicht in de actuele en te verwachten capaciteit in alle schakels
van de keten. Alleen dan krijgen patiënten de juiste zorg op de juiste plek en worden
opstoppingen in de keten voorkomen.
Op dit moment wordt het Landelijk Platform Zorgcoördinatie (LPZ) gebruikt voor inzicht
in ziekenhuiscapaciteit. Het LPZ geeft momenteel behalve inzicht in capaciteitsgegevens en patiënten aantallen voor Covid-zorg ook
inzicht in beschikbare klinische bedden in het ziekenhuis (in een enkele regio bijvoorbeeld
ook voor acute verloskunde) en drukte op de SEH, rekening houdend met de beschikbaarheid
van medewerkers. Inzichtelijk wordt of er een presentatiestop is op de SEH waarbij
tijdelijk niet alle patiënten kunnen worden opgenomen. De drukte op de SEH wordt gemeten
aan de hand van de NEDOCS-score, een gevalideerd instrument voor het objectief berekenen
van de drukte op de SEH. Naar aanleiding van de toezegging die ik in het debat van
24 februari 2022 heb gedaan aan het lid Van den Hil, over de uitrol van het LPZ, kan
ik aangeven dat de spoed-module in acht ROAZ-regio’s live is en dat twee regio’s bezig
zijn met implementatie. Eén regio is nog niet aangesloten. Ik ben met deze regio in
overleg. Uiteraard is het LPZ het meest waardevol als alle zorgaanbieders (tot op
heden dus alleen ziekenhuizen, maar in de toekomst ook andere zorgaanbieders) dagelijks
actuele capaciteitsinformatie aanleveren.
Het gaat hierboven over spoedzorgvragen die een patiënt of een zorgverlener als acuut
ervaart, maar niet om levensbedreigende situaties, daarvoor is de meldkamer via het
alarmnummer 112 de aangewezen plek. Dit vraagt aan de ene kant om duidelijke splitsing
van taken en vragen die op de meldkamer ambulancezorg of juist in een zorgcoördinatiecentrum
worden uitgevoerd, en tegelijkertijd om een zeer nauwe samenwerking. Vooral waar het
de ambulancezorg betreft, is het cruciaal dat de splitsing tussen levensbedreigend
en andere spoedzorgvragen helder is, waarbij rekening wordt gehouden met de wettelijke
taken van de meldkamer ambulancezorg, de noodzaak van multi-inzet met politie en brandweer
en opschalingsmogelijkheden bij crises. Deze uitwerking zal in nauwe samenwerking
met het meldkamerveld tot stand moeten komen.
Voorbeeld landelijke zorgcoördinatie in Denemarken
Het Deense zorgsysteem staat, kwalitatief gezien, hoog aangeschreven.37 Denemarken is onder andere vooruitstrevend als het gaat om informatie- en communicatie-infrastructuur
voor de zorg en zorgcoördinatie. Zo heeft Denemarken een gezamenlijke meldkamer waar
zowel acute en levensbedreigende meldingen (112) als acute en niet-levensbedreigende
(1813 voor Kopenhagen) meldingen binnenkomen.38 Binnen het systeem wordt voor levensbedreigende meldingen een urgentie-indelingssysteem
gebruikt. Voor overige niet-levensbedreigende zorgvragen wordt door middel van een
triagesysteem de juiste zorginzet bepaald, zoals een beroep op een verpleegkundige
of een verwijzing naar de eigen huisarts. De triagesoftware van 1813 heeft een gedetailleerde
richtlijn voor ondersteuning in de besluitvorming. Dit blijkt in de praktijk goed
te werken want de ondertriage bij de hulplijn 1813 blijkt laag (0,04%).39 Verder zijn veel triagisten van 1813 ook opgeleid om 112-meldingen te behandelen,
waardoor er geschakeld kan worden tussen de systemen. Hierdoor maakt het voor de patiënt
niet uit of die 112 of 1813 belt, is er geen onnodige vertraging en kan gebruik worden
gemaakt van elkaars capaciteit als bijvoorbeeld het aantal 112-meldingen toeneemt.
Zowel 112 als 1813 hebben toegang tot de medische dossiers van patiënten en de softwaresystemen
van beide hulplijnen zijn geïntegreerd met ziekenhuissystemen van regionale ziekenhuizen.
Zodoende kan gemakkelijk telefonisch een recept worden uitgeschreven of een consult
worden geboekt bij de SEH.
Uit het voorbeeld van Denemarken blijkt dat het mogelijk is om met een apart centraal
nummer te werken voor niet-levensbedreigende acute zorgvragen. Het sluitstuk van landsdekkende
zorgcoördinatie zou een centraal nummer of digitaal adres kunnen zijn voor niet levensbedreigende
acute zorgvragen van patiënten en voor zorgverleners die een plek zoeken voor een
patiënt. Dit is enigszins vergelijkbaar met de twee nummers die de politie hanteert:
naast 112 kent de politie nog 0900-8844 voor niet spoedeisende vragen. Verder zien
we dat er in Noorwegen en Zweden ook al sprake is van zorgcoördinatie.
Voorbeeld Zweden
In Zweden kunnen mensen contact opnemen met een medische hulplijn 1177. Daar worden
ze verwezen naar de juiste zorgaanbieder.40 De oproep wordt beantwoord door een verpleegkundige die trieert en verwijst naar
de juiste zorgaanbieder of zelfzorgadvies geeft. Deze hulplijn is 24/7 bereikbaar.
De huisarts blijft het eerste aanspreekpunt voor niet-levensbedreigende (acute) zorgvragen
tijdens kantooruren en patiënten kunnen in Stockholm op eigen initiatief een «Emergency
Centre» bezoeken voor niet-levensbedreigende zorgvragen.
Voorbeeld Noorwegen
De Coordination Reform Bill uit 2012 was erop gericht de coördinatie tussen de eerstelijns
(gemeenten) en de specialistische zorg (centrale overheid) te verbeteren.41 In 2019–2020 zijn de Healthcare Communities opgericht die uitgaan van een nieuwe
bestuurs- en samenwerkingsstructuur tussen ziekenhuizen en omliggende gemeenten.42 In deze Communities komen vertegenwoordigers van gezondheidsfondsen, gemeenten, ziekenhuizen,
lokale huisartsen en gebruikers samen om zorgdiensten te coördineren en op die manier
een betere continuïteit van zorg te bevorderen tussen ziekenhuizen, eerstelijnszorg
en zorg thuis. Daarnaast is het ook de brug tussen particuliere aanbieders (huisartsen)
en de ziekenhuissector (publieke aanbieder). Ook dient het als instrument voor «outreach-ondersteuning»
voor ziekenhuizen bij de levering van gespecialiseerde diensten dichter bij de patiënt
thuis.
Voor de acute zorg bieden gemeenten lokale contactcentra (LEMC’s) voor niet-levensbedreigende
acute zorg.43 Deze noodcentra zijn verbonden in een landelijk netwerk en hebben een eigen noodnummer,
naast het bestaan van het noodnummer voor levensbedreigende acute zorg.
3.3.3 Schaalgrootte van zorgcoördinatie
Qua schaalgrootte voor de inrichting van zorgcoördinatie ten behoeve van de beschikbaarheid
en bereikbaarheid van acute zorg zijn voor mij de ROAZ-regio’s leidend. Binnen de
ROAZ-regio’s kan er door het ROAZ voor gekozen worden zorgcoördinatie waar nodig in
subregio’s te organiseren. Daarbij dient de verbinding met het ROAZ en de landelijke
functie voor inzicht in capaciteit en patiëntenspreiding geborgd te zijn in het kader
van een eventuele opschaling ten tijde van een ramp of crisis waarbij regionale of
landelijke regie noodzakelijk is.
3.4 Nieuwe urgentie-indeling ambulancezorg
Mede ten behoeve van zorgcoördinatie en samenwerking met ketenpartners heeft AZN een
nieuwe urgentie-indeling ontwikkeld voor de ambulancezorg en is AZN in 2022 gestart
met de voorbereiding van de implementatie. De nieuwe urgentie-indeling heeft zeven
categorieën. A0-inzetten hebben de hoogst mogelijke spoed en in deze gevallen wordt
gestreefd naar een zo snel mogelijke responstijd. Bij de inzetten A1 kan de responstijd
met circa 2 minuten toenemen doordat extra tijd wordt genomen voor triage, zodat beter
kan worden bepaald wat voor de patiënt in dit geval de juiste zorg op de juiste plek
inhoudt.44 In mijn brief van 24 januari 202245 heb ik u geïnformeerd over de voornemens met betrekking tot een nieuwe urgentie-indeling
en toegezegd dat ik u zou informeren over het implementatieplan. Het implementatieplan
is bij deze brief gevoegd als bijlage 3. Het doel van de nieuwe indeling is om de
kwaliteit van de ambulancezorg te verbeteren. De nieuwe urgentie-indeling doet meer
recht aan de medische behoeften van patiënten en is meer medisch logisch opgebouwd.
Het is de bedoeling dat de ambulance sneller ter plaatse is als het echt nodig is,
ook bij rampen en ongevallen, en dat in andere gevallen iets meer tijd wordt genomen
om meteen de juiste zorg op de juiste plek in te zetten.
De verwachting is dat de nieuwe indeling leidt tot een verbetering in de kwaliteit
van acute zorg en vergemakkelijking van samenwerking in de spoedzorgketen, wat bijdraagt
aan zorgcoördinatie. Tevens wordt verwacht dat hierdoor schaarse acute zorgprofessionals
effectiever worden ingezet. De implementatie van de nieuwe indeling zal goed gemonitord
worden. Wetenschappelijk onderzoek zal hiertoe ingezet worden. Mede op basis van dit
onderzoek moet de sector kunnen onderbouwen of de nieuwe urgentie-indeling voldoende
veilig is en zal een advies opgesteld worden over het al dan niet aanhouden van streefnormen
voor de tijdigheid van A0- en A1-inzetten. Mede op basis daarvan zal ik beslissen
over het al dan niet aanpassen van de Regeling ambulancezorgvoorzieningen. Het implementatieplan
omvat een maximale periode van circa drie jaar. Parallel vinden gesprekken plaats
tussen AZN en InEen met het oog op een verdere afstemming tussen de urgentie-indelingen
van de ambulancezorg en de huisartsenposten.
3.5 Acties zorgcoördinatie
→ Met betrekking tot de genoemde zeven functies van zorgcoördinatie heb ik aan LNAZ,
ZN, AZN, InEen en Actiz gevraagd binnen de bovenstaande kaders te verkennen onder
welke voorwaarden het mogelijk is om vanaf het derde kwartaal van 2023 zorgcoördinatie
landsdekkend in te richten, te verkennen welke randvoorwaarden hiervoor ingevuld moeten
worden en daarbij gebruik te maken van de ervaringen van het Landelijk Coördinatiecentrum
Patiëntenspreiding (LCPS) en de Regionale Coördinatiecentra Patiëntenspreiding (RCPS-en).
Ten behoeve van deze verkenning hebben deze partijen subsidie aangevraagd bij VWS.
Ik verwacht dat partijen begin 2023 scenario’s opgesteld hebben waarbij zij de lessen
uit de pilots zorgcoördinatie betrekken en een advies zullen uitbrengen. Op basis
van deze scenario’s en het advies kan besluitvorming plaatsvinden, een implementatieplan
worden gemaakt en vervolgens kan er worden geïmplementeerd. Partijen zullen bij hun
verkenning een groot aantal organisaties betrekken, waaronder zeker ook andere organisaties
van zorgaanbieders, organisaties van zorgprofessionals, het meldkamerveld en de Landelijke
Meldkamer Samenwerking, inclusief de veiligheidsregio’s.
→ Ik zal zorgverzekeraars verzoeken de lopende pilots te financieren met betrekking
tot zorgcoördinatie die positief zijn geëvalueerd in het kader van het Actieplan Ambulancezorg
en ook in 2023, tot aan de structurele situatie, willen doorgaan en zo nodig de Landelijke
Meldkamersamenwerking vragen de technische ondersteuning te continueren.
→ Ik streef naar een structurele inbedding van de functies van regionaal en landelijk
inzicht in zorgcapaciteit, mede ten behoeve van rampen en crises, het op basis van
dit inzicht vroegtijdig signaleren van komende drukte en maken van afspraken om deze
drukte af te wenden of op te vangen en van de mogelijkheid om zo nodig regionaal of
landelijk patiënten te spreiden. Ik onderzoek of en zo ja, onder welke voorwaarden
in welke regelgeving de verantwoordelijkheid kan worden vastgelegd voor een systeem
dat inzicht biedt in zorgcapaciteit (breder dan ziekenhuiscapaciteit), het mede op
basis van dit systeem monitoren en analyseren van actuele en te verwachten drukte
en voor patiëntenspreiding. Tevens zal conform het advies van de NZa op dit punt worden
bezien op welke wijze zorgaanbieders informatie dienen aan te leveren ten behoeve
van inzicht in actuele en toekomstige capaciteit.
→ Op 23 mei jl. heeft de NZa op mijn verzoek een advies uitgebracht over de bekostiging
van deze functies.46 De NZa adviseert om de regionale en landelijke functies van inzicht in capaciteit
en patiëntenspreiding tijdelijk, in ieder geval tot het moment dat zorgcoördinatie
structureel wordt ingericht, te bekostigen op basis van een beschikbaarheidbijdrage
en deze wijze van bekostiging over twee jaar te evalueren. Ik volg dit advies van
de NZa en zal daartoe het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG aanpassen.
→ Voor de korte termijn heb ik de overeenkomst tussen VWS en het LNAZ voor het LCPS
en het LPZ (inzicht in ziekenhuiscapaciteit en patiëntenspreiding in relatie tot Covid)
verlengd tot en met 30 juni 2023. Ik ben in gesprek met het LCPS over de mogelijkheden
om de ketenmonitoring voor Covid-druk op de zorg te verbreden voor de gehele acute
zorgketen.
→ Ik bevorder de implementatie van een nieuwe urgentie-indeling voor de ambulancezorg
via een subsidie aan AZN.
→ In de acute zorg komen veel mensen binnen met niet-spoedvragen, waardoor de druk op
de spoedzorg (o.a. huisartsenpost, SEH en ambulance) (onnodig) hoog wordt en mensen
niet op de juiste plek geholpen worden. Om burgers en patiënten van de juiste actuele
informatie over acute zorg te voorzien, zodat zij weten waar zij met hun zorgvraag
terecht kunnen, is eind juni j.l. een werkgroep gestart met de partijen InEen, AZN,
Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA), Patiëntenfederatie, ZN,
LNAZ en Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) om communicatie hierover vorm te geven.
VWS stelt middelen beschikbaar en faciliteert de werkgroep.
4. Samenwerking in de regio
Een meer effectieve en efficiënte organisatie kan niet zonder goede samenwerking.
Het is weliswaar in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van individuele aanbieders
en verzekeraars om aan de geldende normen te voldoen, maar vaak kunnen die niet gerealiseerd
worden zonder goede samenwerkingsafspraken. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat goede
samenwerking de kwaliteit van zorg verder kan verbeteren. Samenwerking is onontbeerlijk
om te zorgen dat de patiënt snel op de juiste plek terecht komt. Samenwerking is nodig
om te zorgen dat je weet waar je zelf goed in bent en waarin wat minder goed, om de
kennis en kunde van een ander te kennen en te benutten en om te leren van elkaar.
Samenwerking maakt het ook mogelijk om drukte te spreiden en medewerkers in te zetten
waar en wanneer de zorgvraag het grootste is en waar de capaciteiten van de medewerker
het meeste bijdragen aan de gezondheid van de zorgvragers.
Voorbeeld Treant: als het commitment op samenwerking er is, is veel mogelijk
In de regio Drenthe en Zuidoost-Groningen waren er diverse uitdagingen voor de organisatie
van de zorg, onder andere gezien de complexere zorg die naar de grote, gespecialiseerde
ziekenhuizen buiten de regio ging en de schaarste aan gespecialiseerd verplegend personeel
en artsen. Een team van ziekenhuizen, huisartsen, ambulancediensten en zorgverzekeraars
heeft in het voorjaar van 2018 de handen ineengeslagen en een plan gemaakt om samen
de zorg voor de regio Drenthe en Zuidoost-Groningen beschikbaar te houden. Dit heeft
onder andere geresulteerd in het omvormen van de SEH’s in Stadskanaal en in Hoogeveen
tot basisspoedpost, begin 2020. In Stadskanaal en Hoogeveen kwamen ’s nachts namelijk
maar zeer weinig patiënten naar de SEH, waarvan gemiddeld slechts één à twee patiënten
opgenomen moest worden. De basisspoedposten zijn van maandag t/m vrijdag open van
8:00 tot 22:00 uur, voor niet-levensbedreigende situaties. Patiënten kunnen hier terecht
voor bijvoorbeeld wonden, trombose of eenvoudige botbreuken. Voor levensbedreigende
situaties kunnen patiënten uit de regio Drenthe en Zuidoost-Groningen terecht bij
de SEH’s in Assen, Emmen en Scheemda. Patiënten moeten soms iets verder reizen voor
spoedeisende zorg, «maar zij krijgen daar betere en gespecialiseerde zorg voor terug.
Want doordat teams van specialisten en verpleegkundigen behandelingen vaker doen,
gaat de kwaliteit omhoog.»47
Samenwerking tussen zorgaanbieders in de regio gaat leiden tot verandering, ook voor
de mensen die zorg nodig hebben. Veel beoogde veranderingen zullen door iedereen als
heel positief worden ervaren, zoals kortere wachttijden, sneller op de juiste plek
(vervolg)zorg krijgen en zorg van betere kwaliteit. Er zit echter ook een andere kant
aan deze beoogde veranderingen. Sommige mensen zullen in de toekomst voor bepaalde
vormen van acute zorg niet meer op een oude vertrouwde plek terecht kunnen, wat kan
voelen als een verlies. Het geeft ook een gevoel van veiligheid als er een huisartsenpost
of SEH om de hoek zit. Toch is deze ontwikkeling uiteindelijk in het belang van de
patiënt. Het is immers schijnveiligheid om een SEH om de hoek te hebben als daar niet
genoeg bekwame zorgmedewerkers zijn om goede en veilige zorg te verlenen of als niet
de juiste expertise en faciliteiten in huis zijn om jouw aandoening goed te behandelen.
In dat geval is het beter om door bekwame ambulancemedewerkers gestabiliseerd te worden
en direct naar een locatie met expertise voor jouw aandoening te gaan. De beste kwaliteit
van zorg voor de patiënt staat voor mij steeds voorop. Samenwerking in de regio’s
is daarvoor essentieel.
4.1 Effectiever en efficiënter organiseren van acute zorg
Samenwerking kan op verschillende manieren en op verschillende niveaus plaatsvinden.
Ik geef hieronder enkele voorbeelden van hoe, binnen de huidige normen en kaders,
de acute zorg effectiever en efficiënter georganiseerd zou kunnen worden.48 Van belang bij al deze voorbeelden is dat ze kwalitatief hoogwaardige acute zorg
borgen en tegelijkertijd bijdragen aan het slim omgaan met inzet van het schaarse
zorgpersoneel.
4.1.1. Samenwerking in de keten
Door samenwerking tussen bijvoorbeeld SEH’s, huisartsenposten en mogelijk dienstapotheken,
acute ggz en dienstpunten acute wijkverpleging te stimuleren op «spoedpleinen», kunnen
sommige faciliteiten gezamenlijk worden uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan de baliefunctie
en gezamenlijke fysieke triage (in aanvulling op samenwerking rondom de eerste telefonische
triage in een zorgcoördinatiecentrum). Ook laagdrempelige consultatie is mogelijk,
zoals een huisarts op de HAP die een psychiater of SEH-arts kan vragen om mee te denken
als de huisarts twijfelt of iemand moet worden doorverwezen. Intensievere samenwerking
tussen ketenpartijen zal ook bijdragen aan meer kennis en begrip over elkaars kennis
en kunde en een meer gedeelde werkcultuur.
In 2021 waren er 107 huisartsenposten en 72 daarvan zijn op een ziekenhuisterrein
gevestigd.49 Bij 20 van deze ziekenhuizen hebben de HAP en SEH een gezamenlijk loket voor fysieke
triage waar onder meer bepaald wordt of zelfverwijzers (mensen die op eigen initiatief
naar een SEH gaan) door een huisarts of een SEH-arts worden gezien. Dit is een goed
voorbeeld van samenwerking, die ervoor zorgt dat een patiënt niet eerst door de huisarts
hoeft te worden gezien, als een triagist besluit dat een patiënt SEH-zorg nodig heeft.
Ook hoeft de SEH niet opnieuw te triëren als iemand door een huisarts wordt doorgestuurd.
Dit zorgt ervoor dat een patiënt sneller door de juiste persoon wordt geholpen en
er minder zorgmedewerkers naar dezelfde patiënt hoeven te kijken.
Ervaring met spoedplein
In het CWZ in Nijmegen wordt al ruim 10 jaar gewerkt met een spoedplein, waar naast
de SEH, HAP en dienstapotheek ook een tandartsenpost aanwezig is. Resultaten uit 2016
lieten zien dat het spoedplein werkte.50 Het aantal mensen dat zonder afspraak naar de SEH kwam (zelfverwijzers) nam in vijf
jaar af van 11.000 in 2010 tot 1.200 in 2015. Ook hoeven mensen hun eigen risico niet
aan te spreken, onnodige ziekenhuiszorg wordt voorkomen, zowel huisartsenpost als
SEH kunnen zich richten op de zorg waarvoor zij zijn bedoeld en medicatie kan direct
worden opgehaald in de dienstapotheek.
Voorbeeld POH ggz Spoed op de Huisartsenpost
Voor mensen met psychische of psychosociale klachten die zorg buiten kantooruren nodig
hebben, maar niet in aanmerking komen voor de ggz-crisisdienst, levert de HAP een
groot deel van de spoedzorg.
Binnen de HAP’s in Haarlem zijn er de afgelopen jaren positieve ervaringen opgedaan
met een POH ggz Spoed op de HAP. Deze POH ggz Spoed op de HAP werkt op basis van een
telefonische beschikbaarheidsdienst. Na triage en vermoeden van psychosociale problematiek
kan in overleg met de regiearts de POH ingeschakeld worden en het contact met de patiënt
worden overgenomen vanuit de specifieke ggz-expertise. In een pilot is deze zorginnovatie
ook geïmplementeerd op drie nieuwe HAP’s in Rotterdam Noord en Zuid en Leiderdorp.
De pilot is geëvalueerd en de HAP’s ervaren duidelijk een meerwaarde van de inzet
van de POH ggz Spoed in termen van verlichting en betere patiëntenzorg. Ondanks dat
het aantal patiënten per weekenddag sterk wisselt, geeft de overname van deze patiënten
door de POH tijdwinst tijdens een drukke dienst op de HAP. Patiënten lijken deze zorg
ook te waarderen. De consulten waarvoor de POH’s werden ingeroepen, waren passend
bij hun functie en expertise. In 78% van de consulten waren patiënten met een combinatie
van verwijzing en/of overbruggingsmedicatie en/of advies van de POH geholpen.
Ik doe met bovenstaande informatie ook de motie van het lid Van der Plas af over het
effect van spoedpleinen.51
4.1.2 Plannen van acute zorg
Acute zorg is niet onvoorspelbaar. Hoewel niet van tevoren duidelijk is welke patiënt
een zorgvraag heeft, is wel op hoofdlijnen voorspelbaar hoe de omvang van de zorgvraag
zich gedurende de dag ontwikkelt en is vooraf goed in te schatten met welke zorgvraag
patiënten komen. Door in de gehele keten beter inzicht te creëren in de patronen in
de zorgvraag, kan de capaciteit hier beter op worden afgestemd en daarmee de toegankelijkheid
van de acute zorg worden vergroot. Het gaat hierbij niet alleen om de capaciteit van
artsen, verpleegkundigen en verzorgenden van de HAP, SEH, acute ggz of acute wijkverpleging,
maar juist ook om de capaciteit van andere partijen in de keten zoals de wijkverpleging,
verpleging en verzorging en het sociaal domein. Binnen het ziekenhuis kunnen andere
specialismen er in hun planning bijvoorbeeld rekening mee houden dat er in de avonduren
nog patiënten op de SEH worden verwacht, zodat de doorstroom in het ziekenhuis kan
worden verbeterd. De aanwezigheid van specialisten zal ook een positief effect hebben
op de kwaliteit van zorg. En aanbieders van vervolgzorg kunnen met beter inzicht in
de zorgvraag patiënten beter opvangen, waardoor de uitstroom kan worden versoepeld.
Het beter plannen van acute zorg kan een positief effect hebben op het waar mogelijk
voorkomen, maar in ieder geval zo goed mogelijk opvangen van piekdrukte. Het gevolg
hiervan kan zijn dat er minder SEH stops nodig zijn, de druk op de huisartsenposten
hanteerbaarder wordt en wachttijden voor patiënten korter worden.
4.1.3 Kwaliteitsverbeteringen door differentiatie en samenwerking
Voor het optimaal functioneren van de spoedzorgketen en het bieden van de beste kwaliteit
van zorg, is differentiatie nodig. De acute zorgvraag van patiënten bestrijkt zo’n
breed gebied, dat het belangrijk is dat niet alle zorgaanbieders alle soorten zorgvragen
opvangen. Niet alles kan overal; en niet alles hoeft ook overal. De relatief korte
afstanden in Nederland maken dit ook goed mogelijk. De expertise van de zorgaanbieder
waar de patiënt wordt geholpen, inclusief de aanwezigheid van specifieke faciliteiten
en bemensing, is daarbij van belang. Dit geldt zeker voor meer complexe zorgvragen.
De praktijk is daar ook al deels op ingericht. Bij een aantal aandoeningen gaat de
ambulance – afhankelijk van de diagnose ter plaatse – idealiter niet per definitie
naar de SEH van het dichtstbijzijnde ziekenhuis, maar naar één van de gespecialiseerde
ziekenhuizen52:
– Voor een patiënt met een hartinfarct waarvoor Percutane Coronaire Interventie (PCI)
noodzakelijk is zijn er 30 expertisecentra.
– Een patiënt met een herseninfarct bij wie intra-arteriële trombectomie kan worden
uitgevoerd kan terecht in een van de 18 ziekenhuizen die daarin zijn gespecialiseerd,
intraveneuze trombolyse wordt in 75 centra gedaan.
– Voor acute verloskunde waren er in 2019 74 ziekenhuislocaties met 24/7 acute verloskunde.
Hiervan hebben er 10 een perinatologisch centrum met een neonatale intensive care
unit.
– Niet stabiele patiënten met ernstig trauma worden vervoerd naar 1 van de 11 level
1-traumacentra.
– Er zijn ongeveer 60 ziekenhuislocaties waar een patiënt met een ruptuur van de buikslagader
geopereerd kan worden.
De mogelijkheden voor prehospitale triage en het alvast starten van de behandeling
door de ambulancemedewerkers worden steeds geavanceerder. Als de ambulanceverpleegkundige
al een duidelijk beeld heeft van de diagnose, betekent het dat het mogelijk is om
patiënten naar een plek te brengen die gespecialiseerd is in dit ziektebeeld. Specialisatie
en differentiatie van SEH’s en ziekenhuizen in specifieke hoogcomplexe aandoeningen
zorgt er in ieder geval voor dat zorgpaden voor deze patiënten goed kunnen worden
ingericht, waardoor de zorg voor de patiënt zo optimaal mogelijk is. De doorstroom
in het ziekenhuis en uitstroom naar eventuele vervolgzorg kunnen goed worden geregeld,
zodat de patiënt snel op de juiste plek wordt geholpen. Behandeling van patiënten
in meer gespecialiseerde centra moet er niet toe leiden dat de doelstellingen van
passende zorg uit het oog worden verloren.
4.1.4 Capaciteitsmanagement binnen de instelling
Als verschillende afdelingen binnen een ziekenhuis goed samenwerken en hun planningen
op elkaar afstemmen, kan dat leiden tot betere zorg en effectievere inzet van medewerkers
en meer werkplezier. Als patiënten immers vanwege drukte tussen afdelingen verplaatst
moeten worden zonder dat daar vanuit het aanbod op geanticipeerd is, ontstaat er mogelijk
een situatie van onheldere verantwoordelijkheidsverdeling, medewerkers die hun aandacht
over verschillende afdelingen moeten verdelen, niet optimaal toegeruste medewerkers
en suboptimale zorg. Een goed capaciteitsmanagement over de afdelingen heen kan effectiviteit
en doelmatigheid van de zorg vergroten. Ook binnen een instelling voor langdurige
zorg kan capaciteitsmanagement van de verschillende soorten bedden leiden tot meer
en/of betere zorg, meer ontlasting (en daarmee toegankelijkheid) van de acute zorg
en betere inzet van medewerkers.
Capaciteitsmanagement in Slingeland
In het Slingeland ziekenhuis worden vanuit een centraal punt op basis van te verwachten
patiëntenstromen bedden, operaties en personeel zo optimaal mogelijk ingeroosterd.
4.1.5 Differentiatie van openingstijden SEH’s in de nachten
Er zijn in totaal 82 ziekenhuislocaties met een SEH. Hiervan zijn 80 locaties 24/7
geopend. Al deze SEH’s hebben dag en nacht hun SEH volledig bemand, in principe volgens
de normen in het Kwaliteitskader Spoedzorgketen. Dat betekent dat er volgens de normen
minstens één arts en enkele verpleegkundigen aanwezig zijn, maar ook dat onder andere
diverse specialisten, een OK-team en radiologie korte tijd na oproep beschikbaar zijn.
Er staan dus ook ’s nachts veel mensen paraat om goede SEH-zorg te kunnen bieden.
Een uitvraag van het RIVM over de implementatie het Kwaliteitskader Spoedzorgketen
laat echter zien dat de meerderheid van de ziekenhuizen de normen voor SEH’s per 1 juli
2022 nog niet volledig geïmplementeerd had.53
Uit cijfers van de NZa54 blijkt dat er bij 18 SEH’s in de periode tussen 23:00 en 7:00 uur gemiddeld minder
dan twee patiënten per ambulance worden binnengebracht. In veel regio’s in Nederland
zitten diverse 24/7 SEH’s op korte afstand van elkaar. Verandering van openingstijden
van SEH’s, bijvoorbeeld het (roulerend) sluiten van SEH’s in de nachten in regio’s
waar de afstand tussen de verschillende posten beperkt is, leidt tot minder inzet
van zorgmedewerkers in de nachten, waardoor er meer mensen zijn die overdag en in
de avonden inzetbaar zijn. Bij afspraken in de regio over de openingstijden van SEH’s
zouden ook de inzet van medewerkers op verschillende SEH's, de benodigde capaciteit
aan ambulancezorg, de openingstijden van huisartsenposten en de relatie met de vervolgzorg
moeten worden betrokken.
4.1.6 Doelgroepgerichte samenwerking
Kwetsbare ouderen komen relatief vaak op de SEH terecht na een periode van verslechterde
gezondheid thuis. Mensen met ggz-problematiek en personen met verward gedrag komen
op diverse plekken de acute zorgketen binnen. Het kan zinvol zijn om voor sommige
patiëntengroepen specifieke plannen te maken met ketenpartijen in het ROAZ, omdat
een specifieke aanpak kan helpen om voor deze patiënten de instroom, doorstroom en
uitstroom in de zorg te verbeteren. Die plannen kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op
het voorkomen van acute zorg voor deze patiënten of op afspraken die ertoe leiden
dat deze patiënten direct de juiste zorg op de juiste plek ontvangen. Bij het ontwikkelen
van een aanpak voor kwetsbare ouderen is het ook van belang om aandacht te hebben
voor langdurige zorg thuis, die steeds vaker wordt ingezet.
De juiste zorg op de juiste plek voor kwetsbare ouderen
In Zoetermeer werken de eerstelijn, verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (vvt)
en ziekenhuis samen om (zware) acute zorgvragen van kwetsbare ouderen te voorkomen
en eerder in de keten te verhelpen. Daartoe worden meerdere projecten in samenhang
uitgevoerd. Op dit moment draaien pilots voor REO-bedden (Regionaal Expertisecentrum
Ouderen) een centraal coördinatiepunt en een diagnostisch zorgpad voor kwetsbare ouderen.
Alle hebben zij als doel om als een probleem zich aandient, de oudere zo snel mogelijk
een passende diagnose of passende opvang te kunnen bieden en de huisarts zo goed mogelijk
te ontzorgen. Dit is onderdeel van een bredere ambitie Zoetermeer 2025 van zorgaanbieders,
de gemeente Zoetermeer en zorgverzekeraars.55
4.1.7 Samenwerking met en tussen grensregio’s aan beide kanten van de grens
Samenwerking tussen partijen in de acute zorg kan uiteraard ook meerwaarde hebben
over de landsgrenzen heen. In veel grensregio’s zijn er bijvoorbeeld al operationele
afspraken met betrekking tot grensoverstijgende ambulancezorg. In 2020 zou er een
rondetafelbijeenkomst worden georganiseerd over grensoverstijgende samenwerking in
de ambulancezorg tussen Nederland en Duitsland. Deze heeft door de Covid-crisis niet
kunnen plaatsvinden. Inmiddels is het contact weer hervat en heeft er eind mei 2022
een overleg plaatsgevonden over hoe dit onderwerp verder te brengen. Tijdens het overleg
zijn een aantal thema’s gesignaleerd voor nadere samenwerking, waaronder het rijden
met optische en geluidssignalen, vervoer van opiaten, communicatie en wederzijdse
erkenning van diploma’s. Zowel de Duitse als Nederlandse ministeries zullen de betreffende
ambulancediensten in de grensgebieden uitnodigen om met deze thema’s aan de slag te
gaan en begin 2023 bijeen te komen in een rondetafel. Voor het eind van het jaar komen
de Nederlandse RAV’s van de betreffende regio’s samen om goede voorbeelden op te halen
en te verzamelen in een handboek. Met betrekking tot erkenning van diploma’s worden
de komende periode met de betrokken partners mogelijke oplossingsrichtingen geanalyseerd.
Er zal begin 2023 een bijeenkomst worden georganiseerd om met deze thema’s verder
aan de slag te gaan, de goede voorbeelden uit te wisselen en eventuele overstijgende
of wettelijke problemen te destilleren. Daarin worden ook de uitkomsten van de gesprekken
met de ambulancediensten en partijen betrokken bij de wederzijdse erkenning diploma’s
met elkaar besproken met als doel om te bezien welke aanvullende acties in gang moeten
worden gezet om knelpunten weg te nemen. Hiermee doe ik de volgende moties en toezeggingen
af: de toezegging over de ronde tafelbijeenkomst over grensoverstijgende ambulancezorg,
gedaan tijdens het debat van 24 juni 2020 over de Wet Ambulancezorgzorgvoorzieningen,
de motie van het lid Van der Graaf c.s. om in overleg te treden met de relevante Nederlandse
en Duitse partners en hierbij afspraken te maken over wederzijdse erkenning van diploma’s56, en de toezegging dat ik de Kamer zal informeren over verdere voortgang van de uitvoering
van de motie van het lid Den Boer c.s. over het in gesprek gaan met partners in de
grensregio’s om grensoverstijgende spoedzorg structureel te borgen en ruimte te laten
voor maatwerk57.
4.2 Acties samenwerking in de regio
Samenwerking in de acute zorg is nodig op alle niveaus: van lokaal tot nationaal en
zelfs grensoverstijgend. Leidend in de ordening van de acute zorg is de ROAZ-regio.
Ik ga via het ROAZ partijen stimuleren om nog beter samen te werken. Meer samenwerking
op andere schaal juich ik uiteraard ook toe.
Ik acht het ROAZ een geschikt platform om samenwerkingsafspraken te maken, omdat alle
betrokken zorgaanbieders uit de keten daarin zijn vertegenwoordigd en zorgverzekeraars
bij het ROAZ zijn aangesloten. De zorgaanbieders hebben de taak om afspraken te maken
«met betrekking tot de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de acute zorg in hun
regio alsmede de voorbereiding op het verlenen van die zorg.»58 Bovendien kunnen onderdelen van de gewenste samenwerking alleen op de schaal van
het ROAZ vormgegeven worden.
→ Ik vraag daarom aan de partijen in de ROAZ-en om samenwerkingsafspraken te maken die
bijdragen aan het toekomstbestendig organiseren van de acute zorg. Om de totstandkoming
van deze samenwerkingsafspraken zo goed mogelijk te stimuleren, faciliteren en feitelijk
te onderbouwen, heb ik in het IZA afgesproken dat elk ROAZ stelt een plan van aanpak
op voor acute zorg in de regio. Waar nodig kan een ROAZ-regio nog onderverdeeld zijn
in subregio’s. Het ROAZ-plan komt tot stand op basis van drie stappen:
1. Criteria voor de ROAZ-beelden en -plannen worden uiterlijk eind 2022 gezamenlijk vastgesteld.
2. Elke ROAZ-regio heeft uiterlijk halverwege 2023 een ROAZ-beeld opgesteld.
3. Eind 2023 heeft elke ROAZ-regio een ROAZ-plan geformuleerd op basis van het ROAZ-beeld,
het kwaliteitskader spoedzorgketen en andere uitgangspunten in het IZA. Elk ROAZ-plan
bestaat uit twee delen, namelijk ROAZ-opgaven en ROAZ-afspraken. In de ROAZ-opgaven
bepalen de ROAZ-partijen wat de belangrijkste transformatieopgaven in de regio zijn
om de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de acute zorg duurzaam te
borgen. Voor de prioritaire opgaven in de regio maken zorgpartijen afspraken welke
partijen met welke oplossingen aan de slag gaan en op welke schaal, op welke (meetbare)
resultaatafspraken daarbij wordt gestuurd (werkagenda) en hoe de voortgang inzichtelijk
wordt gemaakt. Het ROAZ-plan behelst nadrukkelijk afspraken op hoofdlijnen en betreft
de prioritaire regio-opgaven. Specifieke afspraken worden dan ook decentraal tussen
zorgpartijen gemaakt in verschillende specifieke transformatieplannen. Daadwerkelijke
transformatie gebeurt op basis van specifieke transformatieplannen in lijn met de
ROAZ-plannen.59
5. Randvoorwaarden: innovatie
Om tot een toekomstbestendige acute zorg te komen, moet voldaan zijn aan een aantal
randvoorwaarden. Eén van deze randvoorwaarden is het maximaal toepassen van innovatie.
Onder innovatie verstaan we het ontwikkelen en implementeren van nieuwe werkwijzen,
producten of processen. Het doel van innovatie is inspelen op (toekomstige) problematiek;
het is noodzakelijk om de kwaliteit van zorg te verbeteren, de druk voor zorgmedewerkers
te verminderen en hun werkplezier en -gemak te vergroten.
Komende jaren wil ik daarom inzetten op het verder verbeteren van de informatievoorziening
voor zorgmedewerkers in de acute zorgketen. Het is belangrijk dat medische gegevens
binnen de acute zorgketen op het juiste moment aanwezig zijn; dat is hier, nog meer
dan bij andere vormen van zorg, van groot belang. Daarom wil ik inzetten op het verder
stimuleren van elektronische gegevensuitwisseling en het wegnemen van belemmeringen
die de uitwisseling van deze gegevens in spoedeisende situaties nu bemoeilijken.
In het kader van innovatie is artificiële intelligentie (AI) ook een onderwerp van
aandacht. AI kan behulpzaam zijn voor snellere diagnoses, accurate behandelingen en
beter ingelichte patiënten. AI zou ook van ondersteunende waarde kunnen zijn bij zorgcoördinatie
en triage.
5.1 Gegevensuitwisseling
In deze paragraaf gaat het over uitwisseling van (medische) persoonsgegevens over
de patiënt met het oog op de kwaliteit van de zorg.
5.1.1 Belang van gegevensuitwisseling in de acute zorg
Zorg wordt in toenemende mate geleverd in een keten of een netwerk en coördinatie
van zorg wordt steeds belangrijker. Zonder goede gegevensdeling tussen de verschillende
betrokken zorgprofessionals krijgt de patiënt wellicht teveel of te weinig of niet
de beste zorg of pas in latere instantie de juiste zorg of wordt de zorgvraag die
in eerste instantie niet acuut is, later alsnog acuut. Voor de kwaliteit van leven
van de patiënt, voor de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorg en de tijdsbesteding
van schaarse zorgmedewerkers is dit op zijn minst suboptimaal en in sommige gevallen
funest.
Gegevensuitwisseling nodig wegens kwaliteit en patiëntveiligheid
Uit een enquête van de Federatie van Medisch Specialisten blijkt dat 80% van de deelnemende
medisch specialisten van mening is dat gebrekkige gegevensuitwisseling de patiëntveiligheid
onder druk zet.60 De deelnemende specialisten deelden ruim 450 voorbeelden van consequenties van gebrekkige
gegevensuitwisseling. 60% van de deelnemers ziet gebrekkige gegevensuitwisseling als
een obstakel voor de transitie naar de juiste zorg op de juiste plek. Als een patiënt
bijvoorbeeld acuut geopereerd moet worden en het is niet bekend dat de patiënt antistollingsmedicatie
gebruikt, dan zijn de risico’s groot. Uit onderzoek van de Patiëntenfederatie onder
een specifieke groep patiënten blijkt dat een groot deel van de deelnemers (92%) het
belangrijk vindt dat hun medische gegevens uitgewisseld kunnen worden door zorgverleners
met wie zij te maken krijgen, 58% vindt dit zelfs heel belangrijk.61
In de spoedzorg is de beschikbaarheid van de juiste informatie over de patiënt in
het bijzonder van belang, omdat het kan gaan om levensbedreigende situaties waarin
weinig tijd of mogelijkheid is om op het moment van de zorgvraag nog telefonisch informatie
op te vragen. De Minister voor Medische Zorg en Sport heeft in een brief van 20 december
201962 de Tweede Kamer reeds toegezegd zich ervoor in te zetten dat de medische gegevens
van de patiënt waarover de huisarts beschikt op korte termijn voor spoedzorg sneller
(digitaal) beschikbaar komen.
Relevante gegevens in geval van spoedzorg zijn volgens betrokken veldpartijen tenminste
de gegevens zoals vastgelegd in de door de beroepsgroep bepaalde «professionele samenvatting»
(hierna PS63). De PS is een minimale set van medische gegevens uit het huisartsendossier voor
waarneming, ook wel Huisartswaarneemgegevens (Hwg) genoemd.
Een goede en snelle gegevensuitwisseling vergt dat de technische voorzieningen in
orde zijn en dat de wettelijke grondslagen voor gegevensuitwisseling zo geregeld zijn,
dat ze in de praktijk goed werken.
5.1.2 Technische voorzieningen
De landelijke branche- en beroepsorganisaties van aanbieders van spoedzorg, Patiëntenfederatie Nederland, het Ministerie van VWS, Zorgverzekeraars Nederland, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ) en Nictiz werken in het programma Met spoed beschikbaar (MSB) samen om de digitale gegevensuitwisseling
in de spoedzorgketen te realiseren. Het doel van MSB is de implementatie van de Richtlijn
gegevensuitwisseling huisartsen – huisartsenpost – ambulancedienst – afdeling spoedeisende
hulp.64 MSB ondersteunt zorgaanbieders bij het inbedden van digitale berichten in zorgprocessen
en zorgsystemen en ondersteunt ICT-aanbieders bij het inbouwen en kwalificeren van
berichten in hun systemen.
5.1.3 Toestemming van de patiënt
Gegevens kunnen al dan niet uitgewisseld worden via een elektronisch uitwisselingssysteem
(EUS). In het geval van acute zorg is uitwisseling via een EUS meestal de snelste
route, omdat de gegevens dan klaar staan om indien nodig geraadpleegd te worden. Dit
is vanuit het acute zorgperspectief het meest wenselijk, omdat er dan geen tijd verloren
gaat aan het achterhalen van gegevens. De Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens
in de zorg (Wabvpz) bepaalt dat een zorgaanbieder gegevens van de cliënt slechts via
een EUS beschikbaar stelt, voor zover de zorgaanbieder heeft vastgesteld dat de cliënt
daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. Een cliënt die dergelijke toestemming
geeft, geeft daarmee in beginsel ook toestemming voor doorbreking van het medisch
beroepsgeheim en, indien aan de voorwaarden uit de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) voor toestemming wordt voldaan, voor verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens
als bedoeld in de AVG.
Momenteel ontbreekt van veel Nederlanders toestemming voor het klaarzetten van de
gegevens voor onbekend gebruik later. Huisartsen geven aan dat zij niet verwachten
dat het aantal toestemmingen toeneemt als deze verder worden uitgevraagd. Daarbij
is het uitvragen en registreren van de toestemmingen door de huisarts een grote administratieve
last, die ten koste gaat van de tijd en aandacht voor de patiënt in de spreekkamer.
Het vragen van miljoenen Nederlanders om toestemming voor allerlei specifieke gegevensuitwisselingen
is bovendien naar verwachting een langdurig proces, waardoor een lange tijd niet aan
iedereen de gewenste goede acute zorg kan worden geboden.65
5.1.4 Corona Opt-in en duurzame oplossing
Reeds in 2019 is aangegeven te werken aan een duurzame oplossing voor het ontbreken
van de juiste toestemmingen voor elektronische gegevensuitwisseling via een EUS bij
acute zorg.66 De Covid-pandemie heeft de behoefte daaraan enorm versterkt. In overleg met de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP), de IGJ en het Openbaar Ministerie (OM) is, wegens de hoge druk
op de zorg, de tijdelijke gedoogconstructie «Corona Opt-in» gecreëerd. De Corona Opt-in
gaat in spoedsituaties uit van veronderstelde toestemming vooraf voor beschikbaarstelling
van gegevens in een EUS, onder voorwaarde dat ter plaatse om toestemming van de patiënt
voor het raadplegen van de PS wordt gevraagd. Na afloop van de Covid-pandemie wordt
teruggekeerd naar de normale situatie, wat tot gevolg heeft dat uitdrukkelijke toestemming
vooraf weer nodig zal zijn. Dit is onwenselijk aangezien dan van een groot deel van
de Nederlandse bevolking bij acute zorg geen gegevens bekend zijn. Om die reden is
in de brief van 30 april 2021 aan uw Kamer medegedeeld dat wordt gewerkt aan een duurzame
oplossing.67
In dit kader zijn de afgelopen periode gesprekken gevoerd met partijen uit het zorg-
en privacyveld. Zoals aangegeven in mijn brief van 9 mei 2022 zal de voorkeursoplossing
de aanpassing van wet- en regelgeving zijn, zodat gegevens beter beschikbaar komen.68 De wetswijziging wordt momenteel voorbereid. Beoogd is te regelen dat voor het verlenen
van acute zorg door de zorgaanbieder gegevens ten behoeve van raadpleging door partijen
in de acute zorgketen zonder toestemming, maar met opt-out mogelijkheid voor de patiënt, beschikbaar kunnen worden gesteld of kunnen worden
verstrekt. Op deze wijze zijn de relevante medische gegevens beschikbaar, maar kunnen
patiënten tegelijkertijd zelf regie behouden middels het uiten van bezwaar tegen de
beschikbaarstelling of verstrekking van de gegevens.
5.1.5 Acties gegevensuitwisseling
→ Ik stel vanaf 2023 en 2024 middelen beschikbaar voor een vervolg op het programma
MSB met het oog op verdere implementatie van de Richtlijn gegevensuitwisseling huisartsen
– huisartsenpost – ambulancedienst – afdeling spoedeisende hulp. Ik verwacht dan ook
dat zorgaanbieders en ICT-leveranciers hier optimaal gebruik van maken en de kansen
op ondersteuning maximaal benutten. De extra financiële impuls betekent ook dat ik
onderzoek of ik – in overleg met het zorgveld – gegevensuitwisseling in geval van
acute zorg op de meerjarenagenda van het wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling
in de zorg (Wegiz) ga zetten.
→ Ik zal partijen vragen de reikwijdte van de Richtlijn gegevensuitwisseling huisartsen
– huisartsenpost – ambulancedienst – afdeling spoedeisende hulp uit te breiden, mede
in relatie tot beoogde uitbreiding van de reikwijdte van het Kwaliteitskader spoedzorgketen,
zodat digitale uitwisseling van gegevens tussen meer categorieën zorgaanbieders in
de acute keten bevorderd wordt. Tevens zal ik – zoals genoemd in hoofdstuk 2 – partijen
verzoeken om een informatieparagraaf toe te voegen aan het Kwaliteitskader spoedzorgketen.
→ Ik heb een wetswijziging in voorbereiding die een opt-out regelt voor het beschikbaar
stellen en verstrekken van gegevens met het oog op acute zorg. Ik streef ernaar een
wetsvoorstel bij u in te dienen rond de zomer van 2023.
5.2 Digitalisering, innovaties en e-health
Volgens onderzoek uitgevoerd in opdracht van FME, de ondernemersorganisatie voor de
technologische industrie, genaamd «Uitweg uit de schaarste», is het tekort aan personeel
in de zorg op te lossen door de implementatie van eenvoudige, bestaande technologie.69 Op alle niveaus ontbreekt het echter aan kennis over zorgtechnologie. Dit is problematisch
wegens het uitblijven van innovatie als gevolg.
Voor de reactie op het rapport «Uitweg uit de schaarste» verwijs ik u naar een brief
van de Minister voor LZS, die op 30 juni 2022 aan uw Kamer is gezonden, waarin mede
namens mij op het rapport «Uitweg uit de schaarste» wordt gereageerd.70 In deze brief wordt aangegeven dat de Minister voor LZS eind 2022 een concrete uitwerking
van de arbeidsbesparende technologische en sociale innovaties naar de Kamer zal sturen.
E-health, innovaties en digitalisering kunnen een positieve bijdrage leveren aan de
acute zorg. Hieronder licht ik voorbeelden van e-health, van innovatie en van digitalisering
toe.
Voorbeeld Spreekuur.nl
Een succesvol voorbeeld van digitalisering en e-health is Spreekuur.nl. Patiënten krijgen via dit platform een digitaal consult bij vragen over verschillende
klachten. Het digitale consult wordt door de patiënt zelf voorbereid, na het doorlopen
van vragen ten aanzien van triage en anamnese. Tenslotte voegt de patiënt een foto
toe. Binnenkort volgt een nieuwe functie waardoor de patiënt snel helderheid krijgt
over het urgentieniveau van de klachten. Spreekuur.nl is toegankelijk in zes zorggebieden
en inmiddels zijn meer dan vijftigduizend digitale consulten afgenomen.71 Spreekuur.nl wordt ingezet door huisartsenposten, ook bij spoedvragen.
Voorbeeld Thuisarts.nl
Via de website Thuisarts.nl kan eenieder informatie opzoeken over gezondheid en ziekte. Daarbij is op de website
ook te vinden of iemand met een zorgvraag naar de (huis)arts moet gaan of wie kan
helpen bij de zorgvraag in kwestie. De informatie op thuisarts.nl wordt begrijpelijk
opgeschreven, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de informatie klopt op basis van de
relevante richtlijnen uit het veld. Wanneer geen richtlijn bestaat, worden andere
bronnen zoals wetenschappelijke artikelen, medische boeken en standpunten van artsen
gebruikt. Thuisarts.nl kan de instroom in de acute zorg verminderen door bij te dragen
aan een juiste informatiestroom aan patiënten, wat kan bijdragen aan het tegengaan
van onnodige instroom op bijvoorbeeld de HAP of bij de huisarts.
Voorbeeld Talking Traffic
De ambulancesector is aangesloten op het Talking Traffic platform, een initiatief
van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dankzij deze aansluiting kunnen
slimme verkeerslichten een groene loper creëren voor de ambulance en kunnen andere
weggebruikers worden gewaarschuwd voor naderende ambulances. Veiligheid van de patiënt
is het voornaamste doel, maar een verwacht neveneffect is een snellere aanrijtijd
naar patiënt en ziekenhuis.
Voorbeeld Vooraankondiging vanuit ambulance aan ziekenhuis
Aanrijdende ambulances sturen via het landelijke schakelpunt van AZN informatie over
de (gezondheidstoestand van) een patiënt naar het ziekenhuis ten behoeve van een succesvolle
overdracht, zodat het ziekenhuis reeds voorbereid kan zijn op de komst van de patiënt.
De vooraankondiging is een gestandaardiseerd bericht, gebaseerd op de Richtlijn gegevensuitwisseling
huisartsen – huisartsenpost – ambulancedienst – afdeling spoedeisende hulp.
Om tot een betere toepassing van e-health en digitalisering te komen en innovaties
te realiseren, is van belang dat organisaties zich lerend opstellen. In dat kader
zijn wetenschapsdagen, zoals bijvoorbeeld periodiek georganiseerd door AZN, goede
voorbeelden.
5.2.1 Medische innovaties in de ambulancezorg
Niet enkel technische innovaties kunnen een bijdrage leveren aan de acute zorg. Ook
medische innovaties zijn van groot belang om de kwaliteit van de acute zorg op peil
te houden. In de ambulance vinden waardevolle medische innovaties plaats. Hieronder
schets ik een aantal voorbeelden.
Voorbeeld onderzoek in ambulance bij herseninfarct
De ELECTRA-STROKE-studie (gepresenteerd tijdens een wetenschapsdag van AZN) wordt
gecoördineerd vanuit het Amsterdam UMC (locatie AMC) en heeft tot doel dat patiënten
direct naar het juiste ziekenhuis worden gebracht, wanneer zij door de ambulance zijn
meegenomen met een groot herseninfarct. Het onderzoek bekijkt of met elektro-encefalografie
(EEG) een groot herseninfarct bij een occlusie van een groot bloedvat (LVO) al in
de ambulance kan worden gedetecteerd. Gevolg zou zijn dat de patiënt direct naar het
ziekenhuis kan waar de standaardbehandeling in deze gevallen wordt geleverd. Het onderzoek
is nog niet afgerond, maar het laat zien dat aan innovaties wordt gewerkt.72
Eerste voorbeeld verminderen spoedritten bij hartklachten
Een ander voorbeeld van medische innovaties binnen de ambulancezorg is te vinden in
nog lopend onderzoek van cardioloog Cyril Camaro verbonden aan het RadboudUMC te Nijmegen.
Middels een troponine-meting kan worden bepaald of een patiënt wel of geen acute hartaanval
heeft. Voorheen kon een troponine-meting enkel plaatsvinden in het ziekenhuis. Er
bestaan inmiddels draagbare apparaten die gebruikt kunnen worden om bij de patiënt
thuis een troponine-meting uit te voeren en te bepalen of de patiënt door de ambulance
zal moeten worden meegenomen. Dit zou kunnen bijdragen aan een doelmatige inzet van
ambulances en kan ongeveer de helft van de spoedritten in het geval van patiënten
met hartklachten besparen.73
Tweede voorbeeld verminderen spoedritten bij hartklachten
Het reeds afgeronde onderzoek FamouS Triage richtte zich ook op een pre-hospitale
troponine-meting (in combinatie met een HEART-score). Onderzocht werd of de HEART-score
in combinatie met die pre-hospitale bepaling van het high sensitive troponine een
valide triage instrument is om tot een voorspelling te komen van een acuut coronair
syndroom bij patiënten met pijn op de borst. Het onderzoek heeft laten zien dat dit
triage-model haalbaar is en niet onder doet voor het vervoeren van alle patiënten
met pijn op de borst.74
5.2.2 Acties digitalisering, innovaties en e-health
→ In het IZA zijn afspraken gemaakt over het bevorderen van hybride zorg (een mix van
digitaal en fysiek aangeboden zorg). Sectoren gaan onderzoeken welke zorgpaden geschikt
zijn voor digitale en/of hybride zorg. Van veldpartijen verwacht ik vervolgens dat
deze hybride zorg toegankelijk is en partijen inclusiviteit van deze zorg bevorderen.
→ De komende tijd zullen vanuit nieuwe akkoorden zoals het IZA, het programma Wonen,
Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) en het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt
Zorg en Welzijn (TAZ) extra impulsen worden gegeven aan de implementatie van technologische
en sociale innovaties. Eind 2022 zal de Minister voor LZS de uitwerking van de arbeidsbesparende
technologische en sociale innovaties binnen het IZA, WOZO en TAZ naar de Kamer sturen.75
5.3 Artificiële intelligentie
Onder AI verstaan we systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te
analyseren en – met een zekere mate van zelfstandigheid – actie ondernemen om specifieke
doelen te bereiken.76 Ten aanzien van AI-toepassingen voor gezondheid en zorg valt te denken aan het gebruik
van voorspelmodellen in preventie, diagnostiek of behandeling of het accuraat kunnen
beoordelen van beeld, spraak of samenvatten van klinische teksten.
In mijn brief van 9 mei 2022 over waardevolle AI voor gezondheid heb ik aangegeven
het belangrijk te vinden dat AI ook binnen de zorgsector op een betrouwbare en mensgerichte
wijze wordt ontwikkeld en ingezet.77 De focus ligt daarbij op inzet van AI die in de praktijk merkbaar waarde toevoegt
voor de professional, patiënt of burger in gezondheid en zorg. Op dit moment vinden
te weinig AI-toepassingen hun weg naar de praktijk door tal van belemmeringen. Leren
in de praktijk is nodig om beter te worden. Binnen de acute zorg staat AI momenteel
ook nog in de kinderschoenen. In mijn brief van 9 mei 2022 heb ik aangegeven uw Kamer
eind 2022 te informeren over mijn beleid op het meervoudig gebruik van data en over
de voortgang van mijn beleid met betrekking tot AI.78
Ook binnen Europa is AI een agendapunt. De Europese Unie (EU) constateert dat de technieken
van AI naast voordelen ook nieuwe risico’s of negatieve gevolgen met zich mee kunnen
brengen. De EU streeft om die reden naar een evenwichtige aanpak, waarin burgers de
voordelen van AI kunnen genieten volgens de waarden, grondrechten en beginselen van
de EU. Middels de Artificial Intelligence Act79, die momenteel door de Europese Commissie wordt voorbereid, maakt de Commissie wetgeving
voor een gecoördineerde Europese aanpak van de implicaties die AI met zich mee kan
brengen.
Er bestaan wel veelbelovende AI toepassingen die kunnen bijdragen aan een verbetering
van de acute zorg. Een plek binnen de acute zorgketen waar AI van toegevoegde en ondersteunende
waarde zou kunnen zijn is bij de triage en zorgcoördinatie. AI kan bijdragen aan het
verbeteren van triage middels het analyseren van diverse patiëntfactoren.80
5.3.1 AI en ambulances
In mijn brief van 19 april 202281 heb ik de toezegging gedaan aan AZN en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) te vragen
mij te informeren over de ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie in de ambulancezorg,
naar aanleiding van de motie van het lid Van den Berg82. Hiertoe heb ik vanuit AZN een notitie ontvangen, die ik als bijlage 4 bij deze brief
voeg.
AZN geeft aan dat er verschillende systemen zijn ontwikkeld om de spreiding en beschikbaarheid
van ambulances te optimaliseren, gebruikmakend van kunstmatige intelligentie, en dat
deze systemen door verschillende RAV’s worden of zijn beproefd, met wisselende uitkomsten.
Het is aan de RAV’s zelf om te bepalen of en welke systemen zij willen aanschaffen,
maar de kennis en ervaringen hieromtrent worden binnen AZN veelvuldig gedeeld waardoor
er een cyclus van leren en verbeteren ontstaat. Ook andere initiatieven binnen de
ambulancezorg dragen bij aan (sneller) de juiste zorg bieden aan een patiënt, daarvoor
verwijs ik naar de notitie van AZN. ZN geeft aan enthousiast te zijn over de digitalisering
in de ambulancezorg en is bezig met het beoordelen van de effectiviteit van een aantal
zaken die in de notitie zijn genoemd. Ik zal AZN en ZN vragen om de komende tijd te
benutten om een nadere analyse van het gebruik van de systemen te doen en mij voor
de zomer van 2023 te informeren over de kwaliteit, resultaten en voor- en nadelen
hiervan. De motie van het Kamerlid Van den Berg (CDA) over kunstmatige intelligentie
in de ambulancezorg en het effect daarvan op aanrijtijden beschouw ik hierbij dan
ook als afgehandeld.
Positionering van ambulances en ondersteunende systemen
Op alle meldkamers werken centralisten met Dynamisch Ambulance Management (DAM). Dit
betekent dat ambulances niet altijd op de vaste standplaats blijven staan maar tussen
oproepen door dusdanig worden gepositioneerd dat zij maximaal effectief inzetbaar
zijn. Centralisten doen dit op basis van de eigen kennis en ervaring binnen de regio,
maar worden in enkele regio’s ondersteund door systemen die op basis van historische
data en wiskundige modellen voorspellen waar statistisch gezien de positionering van
de ambulance op dat moment het gunstigste is. Over de gehele regio genomen lijkt dit
gunstige effecten te hebben op de aanrijtijden. Dit betekent echter niet dat dit een
verbetering oplevert voor elke gemeente binnen de regio. Mogelijk gevolg van het volledig
leunen op dergelijke systemen is dat ambulances worden onttrokken aan (afgelegen)
gebieden waar de kans op een inzet het kleinst is. Dit kan de dekking in dit gebied
raken. Een goede balans tussen de mogelijkheden van systemen en de menselijke factor
is in het positioneren van ambulances dan ook van belang. RAV’s blijven ontwikkelingen
in binnen- en buitenland nauwlettend in de gaten houden en ervaringen met elkaar uitwisselen.
5.3.2 Acties artificiële intelligentie
→ Voor de vervolgstappen omtrent mijn beleid inzake AI verwijs ik u naar mijn brief
van 9 mei 2022 over waardevolle AI voor gezondheid.83
→ Ik zal AZN en ZN vragen om de komende tijd te benutten om een nadere analyse van het
gebruik van de systemen te doen en mij voor de zomer van 2023 te informeren over de
kwaliteit, resultaten en voor- en nadelen hiervan.
6. Randvoorwaarden: Bekostiging
6.1 Bekostiging en beschikbaarheid
Het is van belang dat de bekostiging van de acute zorg een goede ketenbrede afweging
stimuleert over welke beschikbaarheid waar georganiseerd wordt. Want als de juiste
zorg niet op het juiste moment beschikbaar is, kan dit bij acute zorgvragen direct
leiden tot gezondheidsrisico’s voor de patiënt. Tegelijkertijd kan te veel beschikbaarheid
ook ten koste gaan van een slimme inzet van schaarse zorgmedewerkers. Bovendien kan
ook de kwaliteit van zorg in het geding komen als medewerkers te weinig patiënten
zien, omdat bijvoorbeeld volumenormen niet gehaald worden.
In de praktijk krijgt beschikbaarheid van acute zorg op verschillende manieren een
plek in de contractering. De basis wordt daarbij steeds gevormd door de geldende toegankelijkheidsnormen,
waarbij het vervolgens aan aanbieders en verzekeraars is om die normen te vertalen
naar een geschikte organisatie met de juiste beschikbaarheid en passende bekostiging.
Het verschilt echter per sector binnen welke kaders de contractering vervolgens plaatsvindt.
In sommige sectoren zijn aangewezen aanbieders verantwoordelijk voor de toegankelijkheid
in een regio. Dan worden met verzekeraars budgetten afgesproken die de benodigde beschikbaarheid
en spreiding aan capaciteit in die regio dekken: dat geldt voor de ambulancezorg,
de bekostiging van huisartsenposten en de acute ggz. Deze vormen van zorg worden door
zorgverzekeraars in representatie ingekocht. Voor andere onderdelen, waaronder SEH’s
en acute verloskunde, wordt de acute zorg vanuit reguliere (niet-acute) prestaties
en tarieven (DBC’s) bekostigd. Afspraken over de kwaliteit en toegankelijkheid vormen
in dat geval onderdeel van de bredere contractafspraken met de instelling. Ook voor
dienstapotheken loopt de bekostiging via prestaties en tarieven. Zorgverzekeraars
maken hierover in representatie specifieke afspraken met de betrokken apotheken. In
de wijkverpleging is sinds kort sprake van een aparte betaaltitel voor onplanbare
ANW-zorg om de contractering daarvan te vergemakkelijken. In uitzonderingsgevallen
bestaat tot slot de mogelijkheid om, onder strenge voorwaarden, een beschikbaarheidbijdrage
van de overheid in te zetten, zoals voor de mobiel medische teams en de ambulancehelikopter
voor de Friese Waddeneilanden en voor sommige SEH’s en afdelingen acute verloskunde
die, als één van de voorwaarden, gevoelig zijn voor de huidige 45-minutennorm. De
beschikbaarheidbijdrage is een subsidie vanuit overheidsmiddelen en voor deze bijdrage
is er daarom geen inkooprol voor verzekeraars.
Hieronder ga ik in op de vraag in hoeverre de huidige manier van financieren, bekostigen
en inkopen toekomstbestendig is in het licht van de uitdagingen op het gebied van
personeel en de gewenste kwaliteit en toegankelijkheid. Daarmee kom ik tegemoet aan
mijn toezegging aan het lid Ellemeet uit het debat van 24 februari jl. om te onderzoeken
of het verstandig/wenselijk is om per definitie een beschikbaarheidbijdrage toe te
kennen aan alle SEH-posten. Ook ga ik in op de motie van het lid Maeijer84om te onderzoeken of het verstandig is om van SEH’s, Intensive Cares (IC) en persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBM) een niet-economische dienst van algemeen belang te maken,
mede in het licht van pandemische paraatheid, en geef ik antwoord op de mondelinge
vraag van het lid Agema tijdens het mondelinge vragenuur op dinsdag 5 juli jl. om
IC-bedden een niet-economische dienst van algemeen belang te maken.
Ik ga hiermee ook in op de betreffende onderdelen uit het advies Passende acute zorg
van de NZa85, waarin de mogelijkheden voor het betalen voor beschikbaarheid voor SEH’s nader verkend
zijn. De NZa gaat daarin onder andere in op de vraag in hoeverre wijzigingen in de
bekostiging kunnen bijdragen aan passende acute zorg. Haar conclusie is dat meer bekostiging
op basis van beschikbaarheid voor SEH’s op termijn passend is, maar alleen als eerst
een doelmatige organisatie van de acute zorg op basis van een nieuw normenkader gerealiseerd
wordt. In zo’n normenkader moet volgens de NZa worden opgenomen in welke mate welke
zorg waar beschikbaar dient te zijn. Zolang dit normenkader niet ontwikkeld en in
de praktijk is gebracht, voorziet de NZa een reëel risico dat sectorbrede bekostiging
van alle SEH’s op basis van beschikbaarheid tot minder doelmatigheid leidt.
6.2 Visie op het betalen voor beschikbaarheid in de acute zorgketen
Veranderingen in het betalen voor beschikbaarheid kunnen grofweg op twee manieren
worden vormgegeven: via contractering binnen de bestaande (hierboven kort geschetste)
kaders voor financiering en bekostiging, of door aanpassing van die kaders.86 In het eerste geval wordt een beroep op zorgaanbieders en zorgverzekeraars gedaan87 om de gewenste samenwerking via onderlinge afspraken vorm te geven en te bekostigen
binnen de huidige kaders. In het tweede geval wordt juist van zorgaanbieders en zorgverzekeraars
verwacht zich aan te passen aan opgelegde veranderingen in wet- en regelgeving voor
inkoop en bekostiging, en vervolgens in lijn met en gestimuleerd door die veranderingen
te komen tot samenwerking met het oog op goede en toegankelijke zorg voor iedereen
en een zorgvuldige inzet van medewerkers.
Ik wil voor de korte termijn met name inzetten op mogelijkheden die via contractering
binnen de bestaande kaders bestaan. Dat heeft een aantal redenen. Ten eerste ben ik
van mening dat de gewenste samenwerking via de contractering binnen de huidige kaders
vormgegeven kan worden en het past bij de verantwoordelijkheid van partijen. Zorgverzekeraars
dragen vanuit hun zorgplicht in het bijzonder de verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid
van een samenhangende acute zorg voor hun verzekerden die voldoet aan de geldende
normen. In iedere sector kent de bekostiging ook ruimte om in de contracten afspraken
te maken over het stimuleren van goede kwaliteit, samenwerking en prestaties op het
gebied van toegankelijkheid.88 Dit geldt ook voor de inkoop in representatie door zorgverzekeraars, zoals bij de
huisartsenposten, ambulancezorg en acute ggz. Door afspraken over samenwerking en
toegankelijkheid te laten landen in de contracten, kan daarnaast makkelijker de samenhang
worden gezocht met andere ontwikkelingen in de organisatie op het gebied van kwaliteit,
samenwerking en eventuele taakherschikkingen. Samenwerkingsafspraken met het oog op
de noodzakelijke kwaliteit en toegankelijkheid zijn ook goed binnen de breder geldende
wet- en regelgeving te maken. Een tweede reden om terughoudend te zijn met wijzigingen
in wet- en regelgeving voor bekostiging is dat dergelijke aanpassingen vaak (tijdelijk)
leiden tot veel onzekerheid en extra administratieve lasten voor zowel aanbieders
als inkopers, waardoor een zekere basis om zorginhoudelijke veranderingen door te
voeren onder druk komt te staan. De laatste reden is dat ik de analyse van de NZa
over passende acute zorg deel dat grote aanpassingen in de bekostiging gericht op
beschikbaarheid zonder een aangepast normenkader tot ondoelmatigheid en daarmee op
termijn ook tot verlies van kwaliteit kunnen leiden.
→ Ik heb daarom in het IZA bestuurlijke afspraken gemaakt om de contractering te ondersteunen.
Ik verwacht daartoe van partijen in het ROAZ dat zij een aanpak opstellen voor het
waarborgen van de kwaliteit en toegankelijkheid van acute zorg voor patiënten in de
regio (zie ook hoofdstuk 4). Het gaat daarbij om de borging van bestaande toegankelijkheidsnormen
en goede afspraken voor het geval een SEH tijdelijk niet alle patiënten kan opvangen,
maar ook om het flexibel doorontwikkelen van de organisatie in de regio en passende
contractering. Daarbij moet in ieder geval aangesloten worden bij ontwikkelingen in
de normen voor kwaliteit en toegankelijkheid en wordt steeds gekeken naar kansen om
door samenwerking de kwaliteit en toegankelijkheid in de keten verder te verbeteren.
Desalniettemin sluit ik niet uit dat de bekostiging en inkoop van de acute zorg structureel
bezien beter kunnen. De wijze van bekostiging en inkoop van acute zorg moet de juiste
beweging immers stimuleren en effectieve sturing hierop mogelijk maken. Zoals hierboven
uiteengezet, krijgt beschikbaarheid op dit moment op diverse verschillende manieren
een plek in de contractering, mede door de verschillen in kaders tussen de sectoren,
wat samenwerking mogelijk bemoeilijkt. Ik ben het ook met de NZa eens dat aanpassingen
in de bekostiging, in samenhang met ontwikkelingen in de normen voor kwaliteit en
toegankelijkheid, op de middellange termijn mogelijk bij kunnen dragen aan een betere
organisatie van acute zorg in de keten.
Voor de middellange termijn wil ik daarom verkennen welke mogelijkheden er zijn voor
aanpassingen in de kaders voor financiering, bekostiging en zorginkoop. Daarbij geldt
dat geld inhoud moet volgen. Als bijvoorbeeld blijkt dat de benodigde kwaliteit, samenwerking
en toegankelijkheid via contractering binnen de bestaande kaders onvoldoende geborgd
is of onvoldoende doelmatig ingevuld kan worden, is het denkbaar om de bekostiging
van de acute zorg voor meer onderdelen los te knippen van de bekostiging van de reguliere
zorg in sectoren waar dat nog niet het geval is. Er kan in dit verband worden gedacht
aan (onderdelen van) de zorg op SEH’s en afdelingen acute verloskunde.89 De ontwikkelingen in het veld kunnen hier nadere input voor verschaffen. Daarnaast
wil ik verkennen hoe een meer uniforme bekostiging van de acute zorg bij kan dragen
aan betere samenwerking in de keten.
→ Ik zal de komende tijd verkennen wat de kansen en risico’s zijn van een mogelijke
aanpassing van kaders voor de bekostiging en inkoop van acute zorg, en begin 2023
de NZa opdracht geven de mogelijkheden in de uitvoering nader te onderzoeken. Ik zal
de NZa vragen het onderzoek eind 2023 op te leveren. Onderdeel van het onderzoek is
ook om te verkennen of het mogelijk is om op regionaal niveau al te experimenteren
op het gebied van de bekostiging, bijvoorbeeld door middel van een regionale bekostigingspilot.
6.3 Reactie op de motie en toezegging over beschikbaarheidsfinanciering
In het verlengde van deze overwegingen geef ik, in reactie op de toezegging aan het
lid Ellemeet uit het debat van 24 februari 2022 om te bekijken of het verstandig en/of
wenselijk is om SEH-posten te bekostigen via beschikbaarheidsfinanciering en in reactie
op de motie van het lid Maeijer voor zover het gaat over SEH-financiering, ook aan
dat ik op korte termijn niet inzet op grote wijzigingen in de bekostiging van alle
SEH-posten. Zoals ik in hoofdstuk 2.4 heb aangegeven ga ik op termijn de 45-minutennorm
afschaffen en mede daardoor zal ook de beschikbaarheidbijdrage SEH in de huidige vorm
op termijn komen te vervallen. Ik ga de 45-minutennorm en de beschikbaarheidbijdrage
vervangen door nieuwe normen en instrumenten om de toegankelijkheid van de zorg in
heel Nederland te borgen. Meer in het algemeen kan voor de financiering en bekostiging
van beschikbaarheid via een beschikbaarheidbijdrage – een subsidie op grond van artikel 56a
van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) – gesteld worden dat deze bedoeld is
als uitzondering die alleen in specifieke situaties na een zorgvuldige afweging en
als laatste redmiddel wordt ingezet, mede ook vanwege staatssteunaspecten. In mijn
verkenning voor de middellange termijn loopt het onderzoeken van een vorm van beschikbaarheidsfinanciering
voor SEH’s en afdelingen acute verloskunde wel mee.
Tot slot sluit ik, in reactie op de motie van het lid Maeijer en de vraag van het
lid Agema wat betreft de beschikbaarheid van intensive care-capaciteit en persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBMs), aan bij de beleidsagenda pandemische paraatheid die ik
uw Kamer op 14 april heb doen toekomen.90 Daarin heb ik aangegeven dat, om beter voorbereid te zijn op een volgende crisis,
het belangrijk is om te werken aan een flexibele opschaling. Centraal daarbij is de
flexibele beschikbaarheid van personeel. In de Covid-pandemie bleek met name de inzetbaarheid
van personeel een knelpunt voor de verdere opschaling van met name de intensive care-capaciteit.
Gelet op de tekorten in zowel de zorg als in andere sectoren, is het niet realistisch
dat het aantal zorgmedewerkers verder zal toenemen in de komende jaren. In het geval
van een volgende pandemie moet daarom gekeken worden naar andere manieren van organiseren
om de zorg kwalitatief en toegankelijk te houden. Dat kan bijvoorbeeld door de mogelijkheden
voor sociale en technologische innovatie optimaal te benutten. Anderzijds zal gekeken
worden naar flexibeler opleiden, zodat zorgmedewerkers voorbereid zijn om aan de slag
te kunnen bij een acute zorgvraag. De inzet van bijvoorbeeld de opleiding Basis Acute
zorg (BAZ) draagt hieraan bij. Zoals in de Kamerbrief «Nadere uitwerking lange termijn
aanpak COVID-19» staat, deelt het kabinet het advies van de taskforce ondersteuning
zorgpersoneel om de opleiding BAZ eenmalig te verruimen gezien de positieve ervaringen,
groeiende instroom en bijdrage aan een flexibele inzet van medewerkers, ook in andere
zorgbranches.91 Ook zet ik in op goed en continue inzicht in beschikbare capaciteit, zodat knelpunten
snel herkend kunnen worden en er gerichter gestuurd kan worden op oplossingen daarvan.
In de beleidsagenda pandemische paraatheid heb ik verder aangegeven dat, om ongewenste
strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in de medische productieketens te
verminderen, het kabinet wil investeren in open strategische autonomie, bijvoorbeeld
door diversificatie van toeleveringsketens en het stimuleren van productie van medische
producten dicht bij huis. Dicht bij huis wil zeggen binnen Nederland en de EU. Hierbij
bekijk ik de mogelijkheden voor het investeren in opschaalbare productiecapaciteit
van enkele PBM.
7. Randvoorwaarden: Regie
7.1 Waarom aan de slag met regie door de overheid?
Ik vraag om leiderschap van de zorgaanbieders, zorgverzekeraars, zorgverleners en
andere betrokkenen, onder andere in ROAZ-verband en om te doen wat nodig is om de
integrale samenwerking in de acute zorg te bevorderen. De vragen die ik in deze beleidsagenda
aan partijen in het veld stel zijn niet vrijblijvend. Nauwe samenwerkingen zijn immers
nodig om kwalitatief goede zorg voor iedereen in Nederland toegankelijk te houden.
Wanneer er de komende tijd onvoldoende voortgang wordt geboekt, dan zal de overheid
versnelling aanbrengen. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om te bevorderen
dat er meer wordt samengewerkt bij triage, behandeling en nazorg. In het huidige stelsel
zijn mijn instrumenten relatief beperkt. Het maken van afspraken over kwaliteitsnormen,
samenwerking en de organisatie van de acute zorg is grotendeels voorbehouden aan zorgmedewerkers,
zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Ik leg daarom nadrukkelijk eerst de verantwoordelijkheid
bij veldpartijen neer en ik verwacht dat zij deze verantwoordelijkheid nemen in het
belang van de huidige en toekomstige patiënten en burgers en patiënten hier ook bij
betrekken. Tegelijkertijd ga ik verkennen welke mogelijkheden en instrumenten de overheid
aanvullend kan inzetten om ontwikkelingen in de organisatie van de acute zorg vorm
te geven als dat nodig blijkt te zijn.
7.2 Landelijke regie
Het ZIN kan een regisserende rol nemen bij het tot stand komen van kwaliteitsstandaarden
met de tripartiete partijen (organisaties van cliënten, zorgaanbieders of zorgverleners,
en zorgverzekeraars of zorgkantoren), onder andere door op verzoek van partijen het
opstellen of aanpassen van zulke standaarden op de meerjarenagenda van het ZIN te
zetten. Indien nodig kan ik ook aan het ZIN vragen om een onderwerp op de meerjarenagenda
te plaatsen. Als veldpartijen de opleverdatum van een kwaliteitsproduct op de meerjarenagenda
niet halen, kan het ZIN doorzettingsmacht gebruiken. Doorzettingsmacht betekent dat
het ZIN deels of geheel de regie overneemt en de Kwaliteitsraad van het ZIN verzoekt
om het kwaliteitsproduct op te stellen in overleg met de relevante organisaties van
cliënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
Ik zie het ook als mijn rol om waar nodig landelijke kaders te stellen voor goede
zorg voor iedereen. Zo heb ik partijen gevraagd om de structurele vormgeving van zorgcoördinatie
uit te werken, maar hen daarbij wel een aantal kaders meegegeven (zie hoofdstuk 3).
Ook voor eventuele aanpassingen in de bekostiging stel ik uiteindelijk de kaders,
bijvoorbeeld door de NZa een opdracht te geven mogelijke aanpassingen in de bekostiging
te verkennen (zie hoofdstuk 6). Het is de bedoeling dat er ook landelijke kaders komen
voor goede en toegankelijke zorg als alternatief voor de 45-minutennorm. Ook zullen
er landelijke criteria worden ontwikkeld voor de ROAZ-beelden en -plannen.
7.3 Regionale regie
De elf traumacentra in Nederland hebben de wettelijke taak om in hun regio een ROAZ
te organiseren.92 Het doel van dit overleg is om afspraken te maken over de beschikbaarheid en bereikbaarheid
van de acute zorg in de regio. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat het ROAZ
hét gremium is waar regionale afspraken worden gemaakt over de acute zorg voor en
door alle partijen in de keten. In de Amvb acute zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz) is
daarom geregeld dat bijvoorbeeld ook aanbieders van wijkverpleging, eerstelijnsverblijf,
Wlz-zorg en geriatrische revalidatiezorg deelnemers zijn van het ROAZ. Ook is geregeld
dat tenminste de grootste zorgverzekeraar in de regio moet worden uitgenodigd en dat
de andere zorgverzekeraars worden geïnformeerd. Er is wettelijk niets geregeld over
wie de voorzitter is van het overleg. In de praktijk is dat vaak de bestuursvoorzitter
van het traumacentrum, de grootste zorgaanbieder in de regio. Besluiten worden genomen
bij consensus.
De grote drukte in de acute zorg en de noodzaak om de acute zorg toekomstbestendig
te maken vraagt veel van de ROAZ-en en de ondersteunende bureaus. Ik heb in deze beleidsagenda
ook diverse vragen bij de ROAZ-en neergelegd. Gezien de grote opgave waar de ROAZ-en
voor staan, wil ik kijken naar de governance van de ROAZ-en, de betrokkenheid van
alle partijen in de keten en in het bijzonder naar de rol van de voorzitter: is het
zinvol te regelen wie de voorzitter van het ROAZ zou moeten zijn, hoe die functionaris
benoemd zou moeten worden en op basis van welke criteria? Wat zouden de bevoegdheden
van de voorzitter moeten zijn en hoe verhouden die zich tot de rol van de zorgverzekeraars?
Hoe wordt het patiëntenperspectief in het ROAZ meegenomen? Hierover ga ik in gesprek
met het veld.
7.4 Regie en sturing in crisistijd
De COVID-19-pandemie maakte zichtbaar dat in een decentraal en deels privaat georganiseerd
zorglandschap het aan instrumentarium ontbreekt om op landelijk niveau vanuit het
belang van publieke gezondheid en zorgcontinuïteit te kunnen sturen wanneer een uitbraak
de hele gezondheidszorg raakt. Dit wordt ook gesignaleerd in het eerste deel van het
onderzoek naar de COVID-19-pandemie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.93 Zoals ik al eerder heb aangekondigd, ga ik voorbereidingen treffen om centrale sturing
en regie in crisistijd wettelijk te borgen en daarbij de verschillende verantwoordelijkheden
te expliciteren.94
Bij een grote gezondheidscrisis is het van belang dat de hele zorgketen in de regio
samenwerkt en betrokken is, waarbij de verbinding met het generieke stelsel van crisisbeheersing
is geborgd ingevolge de Wet veiligheidsregio’s (Wvr). Vanuit het publieke belang van
veiligheid maakt de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) als
onderdeel van de veiligheidsregio afspraken met de betreffende geneeskundige zorgaanbieders
over hun inzet tijdens rampen en crises en de voorbereiding daarop en wordt uit dien
hoofde tevens vertegenwoordigd door de directeur Publieke Gezondheid (DPG) in het
ROAZ. Het ROAZ is de plek om deze samenwerking in de zorgketen te laten plaatsvinden.
De verbinding die de afgelopen tijd in de ROAZ-en is gelegd tussen partijen in de
curatieve zorg, langdurige zorg en de publieke gezondheid wil ik behouden en waar
nodig uitbreiden in lijn met huidige regelgeving. Brede samenwerking in de keten en
coördinatie en eenduidige regie zijn nodig voor een goede organisatie van de acute
zorg. In crisistijd kan de bestaande samenwerking snel en vloeiend worden opgeschaald.
7.5 Acties regie
→ Ik ga verkennen welke aanvullende instrumenten de overheid in kan zetten om samenwerking
in de acute zorg te versnellen, mocht dit nodig blijken te zijn. Ik zal hiervoor onder
andere in overleg gaan met het veld over het verminderen van de vrijblijvendheid en
het organiseren van regie in regio’s. Daarbij betrek ik de vraag hoe deze mogelijkheden
zich verhouden tot de huidige verantwoordelijkheidsverdeling in het zorgstelsel, mede
in relatie tot de Wvr.
→ Ik verken de positionering van de ROAZ-voorzitter, vanwege het belang van deze positie
voor de gehele zorgketen. Ook ga ik in gesprek over een effectieve governance van
het ROAZ. Daarbij zal ook de positie van de DPG vanuit zijn verantwoordelijkheid als
hoofd van de GHOR betrokken worden.
8. Randvoorwaarden: Aandacht voor behoud en het opleiden van zorgmedewerkers
8.1 Behoud en opleiden van zorgmedewerkers
In de hoofdlijnenbrief Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg die uw Kamer op 13 mei
202295 heeft ontvangen, schetst het kabinet op hoofdlijnen de opdracht die we voor alle
partijen zien ten aanzien van de uitdagingen op de arbeidsmarkt in zorg en welzijn.
De komende jaren is het doel het anders organiseren van werk verder te brengen, om
zo de vraag naar zorgmedewerkers te dempen. Hierbij moet er ervoor gezorgd worden
dat er voldoende ruimte is voor het behoud van medewerkers door goed werkgeverschap,
voor leren/ontwikkelen, en voor innovatie van werkvormen en technieken zodat de sector
zorg en welzijn (weer) een fijne sector is om in te werken. De contouren van het arbeidsmarktbeleid
worden nader vormgegeven in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en
zijn specifieker ingevuld in het IZA.
Deze beleidsbrief staat vol met concrete ideeën om de acute zorg toegankelijk te houden
in een situatie van stijgende zorgvraag in combinatie met brede arbeidsmarktkrapte.
Daarvoor is het van groot belang dat met en door zorgmedewerkers wordt nagedacht over
hoe we de (acute) zorg anders kunnen organiseren. Zeggenschap voor medewerkers is
een essentieel en overkoepelend thema. Om hier uitvoering aan te geven heeft VWS ten
behoeve van het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg een klankbordgroep
ingesteld bestaande uit medewerkers vanuit verschillende beroepen in de zorg, waaronder
ook medewerkers uit de acute zorg. Aanvullend lopen er verschillende beleidsmatige
initiatieven om zeggenschap voor zorgmedewerkers op organisatieniveau te stimuleren.
Tot slot is het van groot belang dat zorgorganisaties blijven investeren in het opleiden
van nieuwe medewerkers. Concreet voor het opleiden van medewerkers in de acute zorg
draagt VWS hieraan bij door voor de instroom in de door VWS bekostigde opleidingen
bij voorkeur het advies van het Capaciteitsorgaan te volgen. Ook ondersteunt en stimuleert
VWS de ontwikkeling van modulair onderwijs, om meer flexibiliteit en snelle inzetbaarheid
van zorgmedewerkers te bereiken.
8.2 Acties zorgmedewerkers
→ Mijn collega-minister voor LZS stuurt in het najaar een uitgewerkt programmaplan «Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg; Samen anders leren en werken» naar de Kamer. In dit programma worden
concrete acties vastgelegd met landelijke en regionale partijen voor de arbeidsmarkt
zorg en welzijn breed, waaronder dus ook de acute zorg.
→ In het IZA zijn verdere afspraken gemaakt over de arbeidsmarkt, zoals over het creëren
van professionele ruimte ten behoeve van de transitie naar arbeidsbesparende passende
zorg, het via goed werkgeverschap vergroten van werkplezier en behoud van zorgverleners,
de vermindering van regeldruk in combinatie met het vertrouwen op professionele oordeel
zorgverleners en het voldoende opleiden van zorgprofessionals.
→ Mijn collega-minister voor LZS komt met een subsidieregeling, waarbij maximaal 255
zorgorganisaties kans maken op een subsidiebedrag van 50.000 euro om aan de slag te
gaan met zeggenschap.
→ Ik volg bij voorkeur de adviezen van het Capaciteitsorgaan voor wat betreft het opleiden
van medewerkers in de acute zorg, waaronder de SEH-artsen en SEH-verpleegkundigen
en stel daarvoor kostendekkende financiering beschikbaar.
9. Uitvoering, doorontwikkeling en monitoring
9.1 Monitoring
Ik vind het van belang om de effecten van het beleid te monitoren, zowel op landelijk
als op regionaal niveau. De regiobeelden en regioplannen van de ROAZ’en zullen meer
inzicht geven in de acties die op regionaal niveau plaatsvinden.
→ Ik zal met betrokken partijen verder uitwerken op welke manier de implementatie en
effecten van zorgcoördinatie en van (aanpassing van) kwaliteitsnormen inzichtelijk
kunnen worden gemaakt.
→ Daarnaast ga ik in gesprek met het RIVM en de NZa om beter in beeld te brengen welke
indicatoren we kunnen gebruiken om effecten van de ontwikkelingen in de acute zorg
te meten. Daarbij heb ik in ieder geval aandacht voor de kwaliteit en toegankelijkheid
van de acute zorg, gegeven de beschikbare menskracht.
9.2 Betrokkenheid partijen
Mede op basis van deze beleidsagenda wil ik, samen met betrokken partijen, stap voor
stap de noodzakelijke veranderingen in de acute zorg realiseren. Omdat dit een dynamisch
proces zal zijn waarbij veel partijen betrokken zijn, vind ik het van belang om het
proces in nauwe samenwerking met partijen te doorlopen en steeds weer te verbeteren.
→ Ik richt een landelijke klankbordgroep acute zorg in, waarin ik met partijen de acties
uit deze beleidsagenda verder zal uitwerken, de uitvoering zal volgen en waar nodig
zal bijsturen.
→ In het IZA heb ik met partijen afspraken gemaakt over de acute zorg, die aansluiten
bij de noodzakelijke veranderingen zoals beschreven in deze beleidsagenda.
→ In het najaar van 2023 zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken van de uitvoering
van deze agenda.
10. Tot slot
Dag en nacht staan zorgmedewerkers klaar om zorg te verlenen aan mensen die dat acuut
nodig hebben. Van de huisarts die een baby met koorts onderzoekt en de wijkverpleegkundige
die bij iemand thuis een kapot infuus vervangt, tot ambulance- en ziekenhuismedewerkers
die een slachtoffer van een ernstig ongeval helpen en de psychiater die iemand opvangt
met acute psychiatrische problemen. De druk op de acute zorg is hoog en alle zorgmedewerkers
in de acute zorg zullen dit regelmatig ervaren. Ik heb waardering voor al die mensen
die met hart en ziel hun werk doen om patiënten zo goed mogelijk te helpen.
We willen allemaal dat patiënten de acute zorg krijgen die zij nodig hebben, nu en
in de toekomst. Alle betrokkenen kunnen hun steentje bijdragen aan het realiseren
van dit doel: patiënten, zorgmedewerkers, decentrale overheden, zorgverzekeraars,
bestuurders in de zorg, et cetera. Mede op basis van deze beleidsagenda kunnen we
met zijn allen aan de slag om kwalitatief goede zorg ook in de toekomst voor iedereen
toegankelijk te houden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.