Brief regering : Aanvullende reactie op het WODC-rapport “Van beroep in bezwaar – Werkwijze en verdienmodel ‘no cure no pay’ bedrijven WOZ en BPM”
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 734
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2022
Burgers en bedrijven hebben te maken met verschillende (lokale) belastingen. Ook ontvangt
een deel van hen jaarlijks een WOZ-beschikking. Voornamelijk op het gebied van de
WOZ (waarde van onroerende zaken) en de BPM (belasting van personenauto’s en motorrijwielen)
wordt door belanghebbenden veel geprocedeerd, veelal met behulp van bedrijven die
op basis van «no cure, no pay» (ncnp-bedrijven) juridische ondersteuning aanbieden.
Ncnp-bedrijven bieden hun diensten veelal kosteloos aan, waarbij wordt verdiend aan
de uitgekeerde proceskostenvergoeding uit het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Het kabinet is zich er hierbij van bewust dat de grote hoeveelheid af te handelen
bezwaren ingediend namens burgers en bedrijven door ncnp-bedrijven tegen WOZ-beschikkingen
en in BPM-zaken, een groot beslag leggen op de (gemeentelijke) uitvoering.
De werkwijze en het verdienmodel van dergelijke ncnp-bedrijven zijn mede daarom onderwerp
geweest van het onderzoek en het in februari 2021 gepubliceerde rapport van het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) getiteld: «Van beroep in bezwaar – Werkwijze en verdienmodel «no cure no pay» bedrijven WOZ
en BPM». Naar aanleiding van het WODC-rapport zijn op beide beleidsterreinen diverse stappen
gezet op het gebied van uitvoering en wetgeving.
In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Rechtsbescherming, over enkele van de genomen
stappen. Verder vult deze brief de kabinetsreactie aan die tezamen met de aanbieding
van het WODC-rapport met de brief van 12 februari 2021 aan uw Kamer is toegezonden.1 Hierbij merk ik op dat het terugbrengen van het aantal (gehonoreerde) juridische
procedures tegen WOZ-beschikkingen en in BPM-zaken niet alleen aandacht vraagt in
de uitvoering, maar ook in de wet- en regelgeving op beide beleidsterreinen. Daarnaast
vraagt het aandacht in de regelgeving op het terrein van de vergoeding van proceskosten
in het bestuursrecht. Onderhavige brief bestaat daarom uit drie onderdelen:
• Onderdeel I ziet op de WOZ. Dit onderdeel bevat de inhoudelijke reactie op het WOZ-gedeelte
van het rapport die is toegezegd in de Kamerbrief van 12 februari 2021. Tevens wordt
in dit onderdeel aandacht besteed aan het traject dat in nauwe samenwerking met een
aantal relevante stakeholders, waaronder de gemeenten als medeoverheid, is gestart
om te bezien hoe het WOZ-proces verbeterd kan worden en wordt ingegaan op drie verbeterpunten
binnen het WOZ-proces bij de waardering van woningen voor uitvoering van de Wet waardering
onroerende zaken (Wet WOZ). In het verlengde daarvan wordt aangegeven dat het kabinet
kijkt naar mogelijke aanpassing van wet- en regelgeving op het terrein van de WOZ.
Het kabinet maakt tot slot van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren
over de opvolging van een toezegging van mijn ambtsvoorganger aan het lid Raven van
de fractie van OSF tijdens de behandeling van het Pakket Belastingplan 2022 (Kamerstuk
35 927) in de Eerste Kamer.2 Gezien het feit dat de toezegging is gedaan aan (een lid van) de Eerste Kamer der
Staten-Generaal, wordt een afschrift van deze brief aan de voorzitter van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal gezonden.
• Onderdeel II ziet op de vergoeding van proceskosten in het bestuursrecht. In dit onderdeel
wordt een nader onderzoek aangekondigd naar het oneigenlijk gebruik van procedures
in relatie tot het Besluit proceskosten bestuursrecht en wordt stilgestaan bij de
(met ingang van 1 juli 2021) aangehouden verhoging van de vergoeding van proceskosten
in (hoger) beroep bij WOZ-beschikkingen en in BPM-zaken.
• Tot slot ziet onderdeel III op de BPM. Voor de BPM wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt
om een onderzoeksrapport van Stichting NIVRE aan uw Kamer aan te bieden. Dit rapport
bevat aanknopingspunten voor de omgang met schade binnen de BPM en is opgesteld naar
aanleiding van de inhoudelijke reactie op het deel van het rapport dat ziet op BPM-zaken
in genoemde brief van 12 februari 2021.
Onderdeel I – WOZ
Conclusie WODC-rapport
De conclusie die in het WODC-rapport wordt getrokken ten aanzien van de WOZ-beschikkingen,
luidt dat «er niet gesproken kan worden van «een» handelwijze van ncnp-bedrijven (noch van gemeenten),
maar dat er sterke verschillen bestaan tussen de bedrijven. Er is anekdotisch bewijs
gevonden voor handelingen die gericht lijken op «profiteren» van bestaande wet- en
regelgeving, maar de algehele indruk is dat dit bij de WOZ niet kenmerkend is voor
het grootste deel van de ncnp-bedrijven.»
Bij de conclusie in het WODC-rapport valt op te merken dat deze voor een belangrijk
deel gebaseerd lijkt te zijn op de ervaringen van de rechters die aan het onderzoek
hebben deelgenomen. Dit terwijl in het rapport ook wordt gesteld dat in WOZ-zaken
met name door ncnp-bedrijven wordt verdiend aan bezwaarprocedures en minder aan beroepsprocedures.
Beroep wordt ook relatief weinig ingesteld, zeker in vergelijking met de BPM. De vraag
is daarom of bovengenoemde algemene conclusie in dezelfde mate opgaat voor bezwaarprocedures
tegen WOZ-beschikkingen.
Het WODC constateert dat de waardebepaling de kern van het probleem is. In het rapport
is daarover opgenomen: «Bij woningen vindt waardering plaats met een modelmatige waardebepaling, waarbij sprake
is van een systematische vergelijking tussen woningen waarvoor de kenmerken van grote
aantallen woningen met elkaar worden vergeleken. Het is dan niet bijzonder dat er
zich problemen voordoen wanneer er massaal wordt gewaardeerd en vervolgens in bezwaar
en beroep naar de individuele woning wordt gekeken.»
Naar de mening van het kabinet zit het kernprobleem niet zozeer in het modelwaardig
waarderen, maar met name in het feit dat bij de waardevaststelling één (exacte) waarde
aan de orde is, terwijl sprake is van een schatting bij de waardebepaling en de waarde
dus altijd binnen een bepaalde bandbreedte zal vallen. Het doeleinde waarvoor de WOZ-waarde
van oudsher wordt gebruikt door bestuursorganen, namelijk belastingheffing, verlangt
namelijk dat de waarde wordt vastgesteld op één waarde, zoals bijvoorbeeld bij het
gebruik van de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen (OZB).
Het kabinet ziet dat de wettelijke systematiek één van de factoren is die bijdraagt
aan de vele (gehonoreerde) juridische procedures en is daarom aan het kijken naar
de mogelijkheden om de beschreven problematiek met betrekking tot de waardebepaling
en waardevaststelling aan te pakken. Hiervoor wordt gekeken naar aanpassing van wet-
en regelgeving binnen de huidige systematiek van de Wet WOZ, alvorens wordt gekeken
naar eventuele aanpassing van de huidige systematiek.
In bijlage 1 bij onderhavige brief wordt dieper ingegaan op de bevindingen en de conclusies
van het WODC en de reacties hierop vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG), de Waarderingskamer en de Vereniging voor Rechtsbescherming Lokale Belastingen
(VRLB).3
Vervolgtraject door betrokken ministeries samen met betrokken stakeholders
De Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Financiën en van
Justitie en Veiligheid zijn in mei 2021 met betrokken stakeholders een vervolgtraject
gestart.4 Doel was om te bezien hoe het WOZ-proces verbeterd kan worden en wat ieders rol daarin
is, om vervolgens samen tot passende oplossingen te komen.5 Daarbij zijn eerst door de ministeries een-op-een-gesprekken gevoerd met verschillende
stakeholders. Daarna zijn twee (gezamenlijke) stakeholderbijeenkomsten georganiseerd.
Uit de beide stakeholderbijeenkomsten kwamen het gemeenschappelijke belang en de bereidheid
van de verschillende betrokken stakeholders naar voren om (het proces rondom) de WOZ-uitvoering
te verbeteren, zodat burgers en bedrijven kunnen vertrouwen op de juistheid van de
WOZ-waarde. Tevens werd door alle aanwezigen het belang onderstreept van het waarborgen
van de rechtsbescherming.
Het kabinet wil zijn dank uitspreken aan de stakeholders die input hebben geleverd
tijdens onder meer de bijeenkomsten en die elk vanuit hun eigen rol hun bijdrage hebben
geleverd, leveren en ook in de toekomst zullen blijven leveren aan de uitvoering van
de Wet WOZ.
Geconstateerde verbeterpunten in het WOZ-proces bij de waardering van woningen
Naar aanleiding van het WODC-rapport en de bijeenkomsten met de stakeholders wordt
een tweesporenbeleid gevolgd, bestaande uit het aanpakken van de verbeterpunten in
het WOZ-proces bij de waardering van woningen en het onderzoeken van mogelijke aanpassingen
in de wet- en regelgeving op het terrein van de WOZ. In lijn met het kabinetsbeleid
wordt hierbij gewerkt aan een transparante, betrouwbare en bereikbare overheid.
Het vervolgtraject heeft de volgende verbeterpunten in het WOZ-proces opgeleverd:
a) Werken aan transparantie en vertrouwen door burgers te betrekken in de totstandkoming
van de WOZ-waarde van woningen.
b) Bieden van informeel contact met burgers bij een (mogelijk) onjuiste WOZ-waarde.
c) Ondersteunen van gemeenten bij de afhandeling van bezwaren.
Per verbeterpunt wordt hieronder kort ingegaan op de concrete acties waaraan reeds
wordt gewerkt door gemeenten en andere stakeholders binnen het huidige wettelijke
kader. Zowel verbeterpunt a als verbeterpunt b past bij de beoogde ontwikkeling burgers
in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het actueel houden en controleren van
de objectkenmerken van de woning, en sluit daarmee aan bij de bredere wens van het
kabinet om de burger meer «regie op de eigen gegevens» te geven.
a) Werken aan transparantie en vertrouwen door burgers te betrekken in de totstandkoming
van de WOZ-waarde van woningen
Door de Waarderingskamer en gemeenten wordt reeds gewerkt aan een proces om burgers
meer te betrekken bij de totstandkoming van de WOZ-waarde en niet pas op het moment
dat de waarde is vastgesteld (WOZ-beschikking) en bezwaar wordt aangetekend. Voor
het bieden van meer inzicht in de waardebepaling en objectkenmerken loopt via de Waarderingskamer,
in samenwerking met enkele gemeenten, een pilot voor een vernieuwd en meer uitgebreid
taxatieverslag voor woningen. Het kabinet is verheugd met de door de Waarderingskamer
en gemeenten ingeslagen weg en is benieuwd naar de uitkomsten van deze pilot, die
begin 2023 worden verwacht. Ingeval de uitkomsten van deze pilot leiden tot de wens
nieuwe elementen in het taxatieverslag verplicht te stellen, zal het kabinet zich
inspannen om de regelgeving daarvoor tijdig aan te passen.
Als extra onderdeel van transparantie rondom de WOZ-waarde werkt de Waarderingskamer
met gemeenten aan een verantwoordingsdocument over de jaarlijks uitgevoerde herwaardering.
Dit verantwoordingsdocument betreft een beschrijving van de werkwijze van de betreffende
gemeente en wordt naar verwachting bij de beschikkingsronde van 2023 voor het publiek
beschikbaar gesteld door gemeenten. Er zijn echter gemeenten die een dergelijk document
al voor de afgelopen beschikkingsronde gebruikt en gepubliceerd hebben.
b) Bieden van informeel contact met burgers bij een (mogelijk) onjuiste WOZ-waarde
Gebleken is dat het merendeel van de bezwaargronden in bezwaarschriften ziet op een
onjuiste registratie van de objectkenmerken van een woning die in de waardebepaling
zijn meegenomen of op een fout in de taxatie. Dit blijkt ook uit het onderzoek van
de Waarderingskamer.6 Gemeenten werken hard om laagdrempelig onvolkomenheden te herstellen. Zo zijn er
bijvoorbeeld op dit moment al gemeenten die gebruik maken van een voormelding van
de WOZ-waarde, zodat de burger de WOZ-waarde kan controleren voordat deze wordt vastgesteld.
Door het kabinet is bij het wetsvoorstel over de verruiming van de openbaarheid van
de WOZ-waarden in 2012 gezocht naar mogelijkheden om tot een meer informele wijze
van bezwaarafhandeling te komen en deze op te nemen in een wettelijke regeling.7 Voorstellen hiertoe hebben het destijds niet gehaald.
Inmiddels wijzen veel gemeenten in hun communicatie richting burgers op de mogelijkheid
tot informeel contact alvorens bezwaar aan te tekenen. Door dit informele contact
(«informele wijze van bezwaarafhandeling») kunnen fouten in de waardering of onderliggende
gegevens vaak eenvoudig hersteld worden. Tevens kan daardoor worden voorkomen dat
een formeel bezwaartraject moet worden doorlopen. De wens tot een meer informele wijze
van bezwaarafhandeling wordt breder gedeeld, zo is uit het vervolgtraject gebleken.
Of hiervoor een wettelijke basis moet worden opgenomen, zoals in 2012 is voorgesteld,
wordt de komende periode door het kabinet verder verkend.
c) Gemeenten en de bezwaarafhandeling
De grote hoeveelheid af te handelen bezwaren ingediend door ncnp-bedrijven legt een
groot beslag op de gemeentelijk uitvoering vanwege de formele procedures die dienen
te worden doorlopen. Hierdoor komt niet alleen de tijdigheid van het afhandelen van
bezwaarschriften in het geding, maar eveneens het tijdig bekend maken van de WOZ-waarden
in de daaropvolgende beschikkingsronde. Een deel van de gemeenten heeft aangegeven
dat door de massaliteit aan gestandaardiseerde bezwaarschriften en de afhandeling
daarvan, de grenzen van de uitvoering spoedig worden bereikt. Hierbij wordt door gemeenten
met name de inzet van voldoende (gekwalificeerde) menskracht als zorg geuit.
Gemeenten hebben al verscheidene eigen initiatieven lopen om de afhandeling van de
bezwaarschriften te stroomlijnen. Aangezien gemeenten hebben aangegeven dat de grenzen
van de uitvoering worden bereikt, wordt in samenwerking met de VNG bij de gemeentelijke
uitvoerders geïnventariseerd of met de lopende en voorgestelde initiatieven (op het
gebied van de uitvoering en wet- en regelgeving) voldoende perspectief wordt geboden
aan gemeenten. Hiertoe wordt een aparte bijeenkomst met de gemeentelijke uitvoering
georganiseerd.
Uit recente cijfers van de Waarderingskamer (april 2022) blijkt dat het aantal ingediende
bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen voor woningen op een gelijk niveau gebleven
is ten opzichte van het voorgaande jaar en zelfs licht is gedaald, maar dat het relatieve
aandeel bezwaren ingediend door ncnp-bedrijven is toegenomen. Daarom werkt een deel
van de ncnp-bedrijven (de Vereniging voor Rechtsbescherming Lokale Belastingen, VRLB)
en een deel van de gemeenten (de Landelijke Vereniging voor Lokale Belastingen, LVLB)
op dit moment samen aan een modelconvenant waarin werkafspraken tussen individuele
gemeenten en professionele gemachtigden worden vastgelegd. Het kabinet spreekt zijn
waardering uit voor dit initiatief.
Toezegging aan het lid Raven van de fractie van OSF van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Op deze plek kom ik terug op de door mijn ambtsvoorganger gedane toezegging aan het
lid Raven van de fractie van OSF tijdens de behandeling van het pakket Belastingplan
2022. De toezegging houdt in dat de door gemeenten ervaren ncnp-problematiek bij de
waardering van woningen op grond van de Wet WOZ bij de ambtsopvolger van de Staatssecretaris
van Financiën onder de aandacht wordt gebracht. Deze toezegging is gestand gedaan.
Tijdens de behandeling van het Pakket Belastingplan 2022 kwamen ook de kosten voor
gemeenten ter sprake en een mogelijke vergoeding van een deel van de kosten. Hierover
merkt het kabinet op dat sinds de inwerkingtreding van de Wet WOZ (in 1995) het Rijk,
gemeenten en waterschappen delen in de WOZ-uitvoeringskosten, waarvan de proceskostenvergoeding
deel uitmaakt. De verdeling van de kosten is gebaseerd op de verhouding in de belastinginkomsten
van het Rijk, de gemeenten en de waterschappen.
Onderdeel II – Vergoeding proceskosten bestuursrecht
Nader onderzoek naar oneigenlijk gebruik van procedures
Rechtsbescherming is een essentieel onderdeel van het besluitvormingsproces bij de
WOZ en BPM. Een professioneel gemachtigde, waaronder een ncnp-bedrijf, kan bijdragen
aan het bieden van laagdrempelige rechtsbescherming. Het Besluit proceskosten bestuursrecht
heeft binnen dit kader ten doel de burger, die een professioneel gemachtigde inschakelt
voor het verlenen van juridische ondersteuning, een tegemoetkoming in de kosten te
geven. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vergoed
op basis van een forfaitair tarief. Daarbij mag worden verwacht dat de vergoeding
voor rechtsbescherming in verhouding staat tot de geleverde inspanning.
Inzicht in de verhouding tussen de vergoeding die op grond van het Besluit proceskosten
bestuursrecht wordt verstrekt en de daarvoor geleverde inspanning is er echter onvoldoende.
Dat geldt in het bijzonder binnen beleidsvelden waar veelvuldig ncnp-bedrijven als
professioneel gemachtigde optreden.
Voor de WOZ heeft het WODC de kosten van de professionele gemachtigden niet in beeld
kunnen brengen. De opvattingen van gemeenten en ncnp-bedrijven hierover liggen ver
uit elkaar. Ook het nader onderzoek van het Centrum voor de Economie van de lokale
overheden (COELO) dat, in opdracht van de VNG, onderzoek heeft verricht naar de hoogte
en de structuur van de kostenvergoeding, kan geen inzicht bieden in de daadwerkelijke
hoogte van de kosten.8 Bij procedures tegen WOZ-beschikkingen waarbij de hoogte van de waarde in het geding
is, is daarnaast een bijzonderheid dat de kern van de geschilpunten met name in de
waarderingswerkzaamheden ligt. Deze waarderingswerkzaamheden worden verricht door
een deskundige (meestal een taxateur) en komen op basis van het Besluit proceskosten
bestuursrecht apart voor vergoeding in aanmerking. Bij complexe waarderingsdiscussies
kan een integrale deskundigenvergoeding worden toegewezen.
Het kabinet heeft daarom besloten een nader onderzoek te starten naar het oneigenlijk
gebruik van procedures (mede in relatie tot het Besluit proceskosten bestuursrecht)
op een aantal bestuursrechtelijke terreinen. Met dit onderzoek wordt beoogd om inzicht
te krijgen in concrete instrumenten in en/of mogelijke aanpassingen van het Besluit
proceskosten bestuursrecht om oneigenlijk gebruik van procedures te voorkomen. Daarbij
zal ook de verhouding tussen de werkzaamheden van professioneel gemachtigden, waaronder
ncnp-bedrijven, in relatie tot de hoogte van de proceskostenvergoeding aan bod komen.
Aangehouden verhoging van de vergoeding van proceskosten in (hoger) beroep
De per 1 juli 2021 ingevoerde verhoging van het forfaitaire tarief in (hoger) beroepszaken
is voor de WOZ en de BPM aangehouden in afwachting van de inhoudelijke kabinetsreactie
op het WOZ-gedeelte van het WODC-rapport en de te nemen vervolgstappen bij BPM-zaken.
Op 27 mei 2022 heeft de Hoge Raad evenwel arrest gewezen in een BPM-zaak.9 De Hoge Raad heeft ambtshalve geoordeeld dat het per 1 juli 2021 ontstane onderscheid
in het Besluit proceskosten bestuursrecht in strijd is met het discriminatieverbod
van artikel 1 van de Grondwet. Een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het
onderscheid ontbreekt, aldus de Hoge Raad. Dat betekent dat het hogere tarief dat
per 1 juli geldt in beroep en hoger beroep ook voor WOZ- en BPM-zaken vergoed moet
worden.
Op de effecten van de hogere vergoeding voor beroep en hoger beroep wordt binnenkort
een invoeringstoets uitgevoerd.
Onderdeel III – BPM
Aanbieding onderzoeksrapport van de Stichting NIVRE
In genoemde brief van 12 februari 2021 heeft het kabinet aangekondigd onderzoek te
doen naar heldere en eenvoudige kaders voor het omgaan met schade in de BPM. De Stichting
NIVRE heeft daarvoor, in opdracht van het Ministerie van Financiën, onderzoek gedaan
naar een richtlijn voor de berekening van de waardevermindering van een gebruikt motorrijtuig
op basis van een taxatierapport. Bijgevoegd treft u het onderzoeksrapport van de Stichting
NIVRE aan (bijlage 2). De Stichting NIVRE presenteert in zijn onderzoeksrapport twee
methodes waarmee de waardevermindering op gestandaardiseerde wijze kan worden bepaald.
De eerste methode is een nauwkeurige benadering. De berekeningswijze is gedifferentieerd
op basis van verschillende zones van het motorrijtuig, wegingsfactoren, gebruikerscoëfficiënten
en beschadiging factoren. De tweede methode is een vereenvoudigde toepassing van de
taxatiemethodiek, waarbij forfaitair een schadebedrag wordt toegekend aan bepaalde
schade.
Het kabinet is voornemens de onderzoeksresultaten van de Stichting NIVRE te betrekken
bij de verdere beleidsontwikkeling over de parallelimport. Daarbij wil het kabinet
bezien of, en zo ja op welke wijze, het normenkader een bijdrage kan leveren aan het
versterken van het toezicht op de parallelimport.10
Tot slot
Door de betrokken ministeries wordt voor de WOZ een derde stakeholdersbijeenkomst
georganiseerd om met elkaar in gesprek te blijven en gezamenlijk te werken aan de
(voorgenomen) verbeteringen van het WOZ-proces zoals in deze brief beschreven. Deze
bijeenkomst zal naar verwachting in oktober van dit jaar plaatsvinden.
Ik ben verheugd dat er in gezamenlijkheid stappen worden gezet om het (uitvoerings)proces
in de WOZ te verbeteren en daarbij de rechtsbescherming te waarborgen.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Indieners
-
Indiener
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.