Brief regering : Definitieve kaderbrief Wet langdurige zorg (Wlz) 2023
34 104 Langdurige zorg
Nr. 363 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2022
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) stelt de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport voor ieder kalenderjaar het bedrag vast dat in dat kalenderjaar beschikbaar
is voor op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) verzekerde zorg.
In mijn brief van 7 juli 2022 aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)1 heb ik het voorlopige kader voor de Wlz in 2023 bekend gemaakt. Deze voorlopige kaderbrief
Wlz 2023 (hierna: voorlopige kaderbrief) was onder voorbehoud van de politieke besluitvorming
over de begroting 2023 die op Prinsjesdag aan het parlement is gepresenteerd. Met
de voorliggende brief maak ik het definitieve Wlz-kader voor het jaar 2023 bekend
bij de Eerste en Tweede Kamer, en bij de NZa.
Deze brief stuur ik in afschrift naar de NZa.
I Budgettair kader Wlz 2022 en reactie op julibrief NZa
Het Wlz-kader voor 2022, dat ik eerder dit jaar met in totaal € 245 miljoen heb verhoogd2, is volgens de julibrief van de NZa toereikend om voldoende Wlz-zorg te kunnen inzetten
in 2022. Het is daarom niet nodig om de resterende herver-delingsmiddelen ad € 125 miljoen
in te zetten. Daarmee blijft het Wlz-kader voor 2022 gehandhaafd op € 29.926 miljoen,
zoals opgenomen in tabel 1.
Tabel 1: Stand Wlz-kader 2022 (* € 1 miljoen)
II Definitief budgettair kader Wlz 2023
Bij de opstelling van het definitieve kader voor 2023 vormt het budgettair kader Wlz
in 2022 het uitgangspunt. Tabel 2 laat zien hoe het Wlz-kader 2023 ten opzichte van
het kader voor 2022 is opgebouwd.
Tabel 2: Opbouw Wlz-kader 2023 (* € 1 miljoen)1
1 In de tabel kunnen afrondingsverschillen optreden.
1. Wlz-kader 2022, stand definitieve kaderbrief Wlz 2023
Het Wlz-kader van 2022 vormt de basis voor het Wlz-kader van 2023.
Dit bedrag is € 29.926 miljoen (zie tabel 1).
2. Groeiruimte 2023
De groeiruimte voor het Wlz-kader in 2023 bedraagt € 808 miljoen. Ten opzichte van
het Wlz-kader 2022 van € 29.926 miljoen is dit een groei van 2,7%. Hiervan heeft circa
1,3% betrekking op de verwachte demografische ontwikkelingen (circa 390 miljoen) en
betreft circa 1,4% groeiruimte «boven demografie» (circa € 418 miljoen), omdat het
verwachte zorggebruik jaarlijks sneller toeneemt dan de demografische ontwikkelingen.
Van de groeiruimte boven demografie is € 4 miljoen bestemd voor investeringen in duurzaam
vastgoed. De NZa heeft dit bedrag verwerkt in de tarieven voor de normatieve huisvestingscomponent.
Doel is om aan te sluiten bij de geleidelijke aanpassing van de gebouwenvoorraad aan
recente regelgeving in het bouwbesluit voor isolatie en de vervolgstappen die in het
verschiet liggen. Vanaf 2023 zullen zorgkantoren toezien op de benodigde verduurzaming
van vastgoed. Dit staat omschreven in het Inkoopkader langdurige zorg 2021–2023 van
Zorgverzekeraars Nederland4 en is nader uitgewerkt in het regionale beleid.
In 2022 is een start gemaakt met de bekostiging van expertisezorg in expertisecentra
in de Wlz. In 2022 was dit beperkt tot de doelgroep Korsakov. Hiervoor is via het
Wlz-kader 2022 inmiddels € 14,1 miljoen structureel beschikbaar. Vanaf 2023 zal de
expertisezorg in expertisecentra ook voor drie andere doelgroepen worden bekostigd,
te weten: NAH-plus, de ziekte van Huntington en langdurige bewustzijnsstoornis. Voor
deze doelgroepen geldt dat deze een laag volume hebben en hoog complex zijn qua zorg.
Voor deze drie groepen is samen structureel € 14,1 miljoen nodig. De verwachting is
echter dat zij niet op 1 januari, maar op 1 juli van 2023 van start gaan. Om deze
reden is in het jaar 2023 voor deze drie groepen € 7,1 miljoen gereserveerd binnen
de groeiruimte boven demografie. Inclusief de Korsakov-groep is daarmee binnen het
Wlz-kader 2023 een bedrag van € 21,2 miljoen beschikbaar voor de bekostiging van expertisezorg
in expertisecentra.
3. Extra groei ggz-wonen
De NZa heeft in haar julibrief5 aangegeven dat er in 2023 rekening moet worden gehouden met overloopeffecten van
cliënten met een ggz-wonen indicatie die geleidelijk na 1 januari 2022 zijn ingestroomd.
Deze cliënten maken in 2022 slechts gedurende een deel van het jaar gebruik van Wlz-zorg,
maar zullen hier in 2023 gedurende het gehele jaar aanspraak op kunnen maken. Daarmee
zal het budgettaire beslag van deze groep cliënten in 2023 dus ook navenant groter
zijn. Om te voorkomen dat hiermee de groeiruimte voor de instroom van nieuwe Wlz-cliënten
(in de ggz, maar ook in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg) wordt uitgehold, stel
ik een extra bedrag van € 173 miljoen structureel beschikbaar.
4. Persoonlijke Beschermingsmiddelen
In de begroting 2023 is een bedrag opgenomen van € 91 miljoen structureel om de Wlz-tarieven
aan te passen vanwege de meerkosten die voortkomen uit de richtlijnen van het RIVM
voor de inzet van persoonlijke beschermingsmiddelen. Dat bedrag is gebaseerd op gegevens
uit de nacalculatie over 2021. Ik heb de NZa verzocht om dit bedrag te verwerken in
de Wlz-tarieven per 2023.
5. Maatregel valpreventie
Het kabinet investeert in valpreventie bij 65-plussers. Dit leidt tot minder incidenten
en daarmee een lagere instroom in de Wlz. Dit bespaart in 2023 € 20 miljoen.
6. Maatregel Scheiden Wonen en Zorg
Met het oog op een toekomstbestendige ouderenzorg worden wonen en zorg stapsgewijs
gescheiden zodat langer thuis wonen gestimuleerd wordt. Hierbij is expliciete aandacht
voor innovatieve woonvormen en voor de mogelijkheid voor iedereen, ongeacht inkomen,
om betaalbaar langer thuis te blijven wonen met zorg. Zorgkantoren gaan bij de inkoop
sturen op extramurale leveringsvormen (vpt, mpt of pgb) zodat ouderen langer thuis
kunnen wonen en in hun eigen omgeving oud kunnen worden. Omdat extramurale zorg tot
minder Wlz-uitgaven leidt ten opzichte van verblijfszorg leidt dit tot een besparing
op de totale Wlz-uitgaven. Uitgaande van een gelijkblijvend aantal verpleegzorgplekken
met verblijf in 2023 gaat het om een jaarlijkse besparing van € 43 miljoen, zoals
ook vermeld in de Startnota van kabinet Rutte-IV.6
7. Scheiden wonen/zorg (transitiemiddelen)
Zoals hiervoor aangegeven is de inzet om de voorziene groei in het aantal verpleegzorgplaatsen
vanaf 2023 te realiseren via extramurale leveringsvormen en het aantal plekken met
verblijf gelijk te houden. Uit onderzoek van HHM7 is echter naar voren gekomen dat een deel van de oorspronkelijke bouwplannen voor
verblijfszorg al zover is gevorderd dat deze in de komende vier jaar onvermijdelijk
nog in de vorm van verpleeghuizen worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om circa 4.800
geplande uitbreidingsplaatsen. Ik accommodeer met tijdelijke extra middelen in de
periode 2023–2026 dat deze kunnen worden gerealiseerd. In 2023 stel ik hiervoor alvast
een extra bedrag van € 18 miljoen beschikbaar. Dat accommodeert de meerkosten van
de eerste tranche van bouwplannen voor circa 1.400 nieuwbouwplekken in de vorm van
verpleeghuizen in 2023.
8. Loon- en prijsbijstelling 2023
De loon- en prijsbijstelling voor het Wlz-kader 2023 is zoals gebruikelijk gebaseerd
op de ontwikkelingen uit de meest recente Macro-Economische Verkenning (MEV) van het
Centraal Planbureau (CPB). In de MEV 2023 is rekening gehouden met de forse prijsstijgingen
en loonontwikkelingen waar Nederland mee te maken heeft. De loon- en prijsbijstelling
komt op grond hiervan uit op een bedrag van € 1.936 miljoen.
In de tarieven voor 2023 die de NZa eerder dit jaar ten behoeve van de zorginkoop
in juli heeft vastgesteld is rekening gehouden met de loon- en prijsontwikkeling die
het CPB voorzag in het Centraal Economisch Plan (CEP) in maart 2022. Het is duidelijk
dat sindsdien de ramingen van de lonen en prijzen fors opwaarts zijn aangepast. Om
zorgaanbieders financieel te ondersteunen heb ik een specifiek verzoek gedaan aan
de NZa om haar gereguleerde maximumtarieven voor 2023 te actualiseren op basis van
de MEV-cijfers van het CPB (Kamerstukken 29 689 en 34 104, nr. 1168). Ik benadruk dat het hierbij gaat om een eenmalig verzoek samenhangend met de uitzonderlijke
inflatie.
In de inkoopafspraken tussen zorgkantoor en zorgaanbieder worden tariefpercentages
opgenomen ten opzichte van de maximumtarieven van de NZa. Op grond hiervan zullen
de hogere maximumtarieven van de NZa vanzelf leiden tot een hogere prijsafspraak in
euro’s voor de zorgaanbieders. Dit biedt de gewenste extra financiële ruimte bij de
zorgaanbieders om de opgelopen inflatie het hoofd te bieden. Vergelijkbaar met de
NZa-tarieven voor zorg in natura zal ik de tarieven voor pgb in de Wlz op basis van
de MEV-ramingen actualiseren via een wijziging van de Regeling langdurige zorg. Op
die manier worden ook budgethouders gecompenseerd voor de opgelopen loon- en prijsontwikkelingen.
9. Wlz-kader 2023
De optelling van de posten 1 tot en met 8 leidt tot een Wlz-kader voor 2023 van € 32.890 miljoen.
Tabel 3 laat zien hoe dit bedrag verdeeld is over de deelkaders.
Tabel 3: Verdeling Wlz-kader 2023 over deelkaders (* € 1 miljoen)
De contracteerruimte bedraagt bij aanvang van 2023 € 29.092 miljoen. Het pgb-kader
bedraagt bij aanvang van 2023 € 3.548 miljoen. Een bedrag van € 250 miljoen is gereserveerd
voor herverdelingsmiddelen. Deze middelen zijn gereserveerd vanwege de onzekerheid
over de benodigde groeiruimte en de regionale verdeling daarvan.
III Overige zaken
Beleidsregel innovatie voor kleinschalige experimenten
Zoals aangegeven in de voorlopige kaderbrief8, heeft het kabinet ruimte gevonden voor de verhoging van het budget voor de Beleidsregel
innovatie voor kleinschalige experimenten. Daarmee is er in 2022 een budget beschikbaar
van € 17,5 miljoen en vanaf 2023 een budget van € 20 miljoen.
IV Slot
Ik verzoek de NZa mij in februari 2023 te informeren over de ontwikkelingen in het
licht van de toereikendheid van het Wlz-kader en de inzet van de herverdelingsmiddelen
in 2023. Ik verzoek de NZa dit te bezien in relatie tot de ontwikkeling van de indicaties
en de gedeclareerde zorg.
Ook verzoek ik de NZa om hierbij specifiek aandacht te schenken aan de budgettaire
impact van de instroom van ggz-wonen cliënten in de Wlz en mij te informeren over
het beroep dat in 2022 is gedaan op de regelingen om de extra kosten van de COVID-19-pandemie
te kunnen ondervangen.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport