Brief regering : Voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
28 345 Aanpak huiselijk geweld
31 015 Kindermishandeling
Nr. 259 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER
VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2022
Met deze brief informeert het kabinet uw Kamer over de voortgang van de aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling. Het kabinet zal dit jaarlijks doen, zoals
toegezegd door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In
deze brief wordt ingegaan op de volgende ontwikkelingen:
1. De vervlechting van het programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) met het programma
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming;
2. Wacht- en doorlooptijden Veilig Thuis;
3. Monitoring en onderzoek;
4. Moties en toezeggingen.
In de aansluitende bijlage wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang op de volgende
thema’s, gebaseerd op de drie actielijnen van het programma GHNT:
1. Eerder en beter in beeld;
2. Stoppen en duurzaam oplossen;
3. Specifieke doelgroepen.
1. Vervlechting Geweld hoort nergens thuis – Toekomstscenario
Huiselijk geweld en kindermishandeling werkt door generaties heen, is lastig duurzaam
te stoppen en heeft grote maatschappelijke impact. De aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
vraagt continue aandacht en verbetering. Daarom blijft het kabinet huiselijk geweld
en kindermishandeling bestrijden en bouwen we voort op de inzet van het vorige kabinet
om de regionale aanpak te versterken. Het jaar 2022 is een overgangsjaar. Het programma
Geweld hoort nergens thuis (GHNT) had een looptijd van april 2018 tot en met december
2021. Het programma is voor een aantal onderdelen met een jaar verlengd en is vanaf
juni 2022 opgegaan in het nieuwe programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
Dit staat beschreven in het Toekomstscenario1 dat op 31 maart 2021 naar de Kamer is gestuurd. Binnen dit programma wordt gewerkt
aan het verbeteren van de hulp aan en bescherming van gezinnen waar sprake is van
onveiligheid of een ontwikkelingsbedreiging van het kind. De basis die vanuit het
programma GHNT is gelegd met de zogenoemde prioritaire thema’s wordt verder uitgebouwd.
Het gaat om: het werken volgens de visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid, sterke
lokale (wijk)teams, MDA++ en de integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling.
In het programma Toekomstscenario wordt ingezet op vereenvoudiging van de huidige
jeugdbeschermingsketen en krijgen lokale teams een belangrijke constante rol in het
helpen en bijstaan van het gezin zodat beter en sneller passende hulp ingezet kan
worden. Ook wordt ingezet op het verbeteren van de rechtsbescherming en cliëntondersteuning,
het implementeren en versterken van het systeemgericht werken (gericht op alle leden
van het gezin/huishouden), het inrichten van een lerend stelsel en het beproeven van
een mogelijke stelselwijziging. In september heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd
over het stappenplan voor dit programma.
Versterken regionale aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in 2022
Met het programma GHNT is een forse impuls gegeven aan de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling en is de regionale aanpak versterkt. De inzet is er daarom op
gericht in het jaar 2022 de belangrijkste werkzame elementen uit het programma te
blijven ondersteunen en verder uit te bouwen en te bestendigen. Hiervoor zijn door
het vorige kabinet middelen (5 miljoen euro) beschikbaar gesteld. Eén van de werkzame
elementen van het programma GHNT was het aanstellen van regionale projectleiders.
Deze projectleiders geven in 2022 op regionaal niveau uitvoering aan de aanpak huiselijk
geweld en kindermishandeling. De regionaal projectleider werkt niet alleen voor gemeenten
in de regio, maar heeft ook de opdracht de regionale samenwerking tussen gemeenten
en andere partners te ondersteunen en te verbeteren. De projectleider vervult daarmee
een onafhankelijke rol voor alle betrokken partijen. De 35 centrumgemeenten vrouwenopvang
ontvangen voor de regionale projectleiders in 2022 een eenmalig bedrag van 75.000
euro. De specifieke uitkering voor de regionale projectleiders is op 15 juli 2022
gepubliceerd in de Staatscourant.
Raakvlak met aanpak seksueel geweld en mensenhandel
Seksueel geweld en seksuele uitbuiting (mensenhandel) raken nauw aan de aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling als het gaat om samenhang in problematiek en
de inzet van maatregelen om deze fenomenen te bestrijden. Naast het programma Toekomstscenario
zijn nog twee grootschalige trajecten die bijdragen aan het bestrijden van huiselijk
geweld en kindermishandeling, namelijk het nationaal actieplan Seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld en het te herijken programma Samen tegen mensenhandel. De
contouren van het nationaal actieplan Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel
geweld zijn reeds bekend gemaakt2. Momenteel wordt dit plan in samenwerking met het veld verder uitgewerkt en dit najaar
stuurt het kabinet het actieplan naar de Kamer. Het kabinet werkt hierbij nauw samen
met regeringscommissaris Mariëtte Hamer. Het programma Samen tegen mensenhandel raakt
op onderdelen de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. Omdat het programma
Samen tegen mensenhandel aan het einde van dit jaar afloopt, wordt nu ingezet op het
herijken van dit programma waarin onder andere het voorkomen en bestrijden van uitbuiting
bij (kwetsbare) jongeren wordt meegenomen. Ook voor de herijking van dit programma
geldt dat deze in samenwerking met het veld wordt uitgewerkt dit najaar. De Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid heeft op 4 juli 2022 een brief naar uw Kamer gestuurd over
de laatste ontwikkelingen op het dossier mensenhandel.3
Naast deze twee trajecten wordt ook gewerkt aan een aanpak gender gerelateerd geweld,
daar wordt later in deze brief op in gegaan.
2. Wacht- en doorlooptijden Veilig Thuis
Voor de zomer jl. is de factsheet van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV)4 over wachttijden en doorlooptijden in de jeugdbescherming met uw Kamer gedeeld. In
de begeleidende Kamerbrief is uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen gericht op
het terugdringen van de wacht- en doorlooptijden in de jeugdbeschermingsketen.5 Op 14 september jl. heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen ter
verbetering van deze jeugdbeschermingsketen.6 In deze brief wordt nog specifiek ingegaan op de wacht- en doorlooptijden bij de
26 Veilig Thuis-organisaties.
Er zijn bij Veilig Thuis wachttijden en langere doorlooptijden bij zowel triage als
onderzoek na een melding, al zijn er grote verschillen tussen de Veilig Thuis-organisaties.
De inspectie concludeert dat het totaalbeeld zorgelijk is. Hier is niet één algemeen
onderliggend knelpunt; Veilig Thuis-organisaties geven diverse redenen voor het niet
halen van de wettelijke termijnen, zoals arbeidsmarktproblematiek (waaronder het aantal
vacatures voor bijvoorbeeld VT-medewerkers en vertrouwensartsen), het toegenomen aantal
complexe (gezins-) situaties, ziekteverzuim door bijvoorbeeld corona, en moeilijke
bereikbaarheid van directbetrokkenen en ketenpartners in deze periode. Verder komt
het voor dat Veilig Thuis casussen niet kan overdragen vanwege wachtlijsten bij ketenpartners.
Om de veiligheid te borgen houdt Veilig Thuis de casussen dan langer onder zich.
Veilig Thuis-organisaties proberen momenteel de doorlooptijden te verkorten door onder
meer werkprocessen aan te passen, medewerkers flexibel in te zetten en extra personeel
in te huren. Daarnaast zetten zij in op wachtlijstbeheer zodat crisissituaties altijd
voorrang krijgen. Dit betekent concreet dat Veilig Thuis verantwoordelijk is voor
de veiligheid vanaf het moment dat een melding binnenkomt. Dan wordt de inschatting
gemaakt of sprake is van een acuut onveilige situatie. In dat geval onderneemt Veilig
Thuis direct actie en komt de casus niet op de wachtlijst. Wanneer wachtlijsten ontstaan
blijft Veilig Thuis deze screenen door bijvoorbeeld directbetrokkenen te bellen met
de vraag of de situatie veranderd is. Daarnaast wordt aan directbetrokkenen ook gevraagd
zelf contact op te nemen als de situatie verslechtert. Zo kunnen casussen alsnog met
voorrang worden opgepakt. Het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) werkt aan een
aanpak voor de arbeidsmarktproblematiek, waar mogelijk in verbinding met de samenwerkingspartners.
Dit najaar wordt ook getoetst hoe het handelingsprotocol van de Veilig Thuis-organisaties
in de praktijk werkt, samen met de ketenpartners, met doorlooptijden als specifiek
aandachtspunt. Waar nodig wordt het protocol vervolgens aangepast.
De constateringen van de inspecties zijn aanleiding tot gesprek tussen Veilig Thuis
en gemeenten als opdrachtgevers, ook vanwege de rol van Veilig Thuis richting ketenpartners.
De te lange doorlooptijden zijn immers een probleem van de hele keten en behoeven
de ketenbrede aanpak die in de Kamerbrief van 14 september jl. beschreven staat.
Wij ondersteunen samen met gemeenten de doorontwikkeling van de werkwijze van Veilig
Thuis-organisaties in het kader van de meerjarenagenda LNVT (waarover meer in de bijlage
onderaan deze brief). Landelijk zal het kabinet samen met de VNG en het LNVT de vinger
aan de pols houden omtrent de aanpak van wacht- en doorlooptijden. Op landelijk niveau
zet het LNVT zich in door het onderzoeken van de mogelijkheden voor een meer efficiënte
inrichting van de systemen en meer eenduidige en uniforme werkprocessen. In het programma
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt gewerkt aan de versterking en vereenvoudiging
van de keten. Dit najaar informeert het kabinet uw Kamer hier verder over. Voor verdere
ontwikkelingen bij Veilig Thuis, waaronder de cijfers over adviesvragen en meldingen,
zie bijlage.
3. Monitoring en onderzoek
Inzicht in gegevens over huiselijk geweld en kindermishandeling is belangrijk voor
regio’s, gemeenten en rijk om de aanpak te verbeteren. Twee keer per jaar actualiseert
het CBS het dashboard van de Impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.7 De monitor biedt inzicht in relevante data voor het beleid omtrent de aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling. In het afgelopen half jaar is in een aantal
regio’s ondersteuning geboden hoe de beschikbare data te benutten voor beleid en uitvoering.
Vanuit dit traject met de regio’s is tevens feedback gekomen hoe de impactmonitor
te verbeteren en gebruikersvriendelijker te maken. Komend half jaar wordt de impactmonitor
aangepast aan deze aanbevelingen. Daarnaast zijn instrumenten ontwikkeld voor gemeenten
hoe gebruik gemaakt kan worden van de impactmonitor bij beleidsontwikkeling en uitvoering.
Het onderzoeksprogramma Veilig Opgroeien van ZonMw wordt in 2022 formeel afgerond
en de tot nu toe gerapporteerde resultaten zijn gebundeld8. Het meerjarig onderzoeksprogramma GHNT is nog in volle gang en de laatste projecten
lopen door tot in 2024. Een voorbeeld van een onderzoeksproject in dit programma is
de signalering van kindermishandeling op de spoedeisende-hulpafdelingen te verbeteren.
Daartoe wordt het recent ontwikkelde Nationaal Signaleringsinstrument Kindermishandeling
(NSK) geïmplementeerd en gekoppeld aan de 5 stappen van de KNMG-meldcode kindermishandeling.
Zowel het (verplichte) NSK en de 5 stappen zijn in het elektronisch patiëntendossier
geïncorporeerd. Het project is gerealiseerd in 10 Nederlandse ziekenhuizen en het
gehele proces van implementatie is geëvalueerd door middel van focusinterviews en
de zogenaamde MIDI-tool, de resultaten van deze evaluatie worden vastgelegd in een
blauwdruk voor nationale implementatie. Met behulp van een verspreidings- en implementatie
impuls is inmiddels een begin gemaakt met de uitbreiding van het aantal ziekenhuizen.
Het streven is dat in 2022 in totaal 25 ziekenhuizen zullen werken met het NSK en
het handelingsprotocol.
Dit jaar zijn de kennisinstituten die betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling, het NJI, Movisie en CCV gestart met het intensiveren van de
samenwerking op dit onderwerp. Dit heeft in het voorjaar geresulteerd in een serie
gezamenlijk georganiseerde experttafels over diverse thema’s die als basis zullen
dienen voor het vormgeven van de verdere samenwerking om er uiteindelijk voor te zorgen
dat kennis ook meer integraal aangeboden wordt en dat dit de samenwerking die in de
praktijk nodig is tussen de zorg- en veiligheidsdomeinen ondersteunt.
Onderzoek nadere analyse fenomenen seksueel geweld
In 2020 voerde het CBS voor het eerst de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel
Geweld uit in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC) om inzicht te krijgen in aard en omvang van slachtofferschap van huiselijk
geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld onder de Nederlandse bevolking van
16 jaar en ouder. De monitor bevat jaarprevalentiecijfers van drie vormen van seksueel
geweld: niet-fysieke seksuele intimidatie, fysiek seksueel geweld en online seksuele
intimidatie. Wat aan de monitor ontbrak waren inhoudelijke analyses van verschillende
vormen van seksueel geweld en hoe kenmerken aan elkaar gerelateerd werden.
Op eigen initiatief van het WODC is Rutgers gevraagd om deze nadere analyses wel te
maken. Bijgaand treft u het onderzoek «Fenomenen van seksueel geweld in Nederland;
secundaire analyses op data van de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel
Geweld 2020» aan. Dit onderzoek had als doel door verdiepende analyse meer inzicht
te krijgen in een aantal fenomenen van seksueel geweld en in het profiel van slachtoffers.
Vormen van seksueel geweld zijn gecombineerd met informatie over de pleger(s) en er
is gekeken naar de relatie tussen slachtofferprofielen en de gevolgen van en het praten
over ervaringen met seksueel geweld.
Het onderzoek laat zien dat vrouwen veel vaker slachtoffer van seksuele grensoverschrijding
zijn dan mannen. Vooral biseksuele vrouwen en jongere vrouwen (van 16 tot 24 jaar)
zijn slachtoffer van seksuele grensoverschrijding. Homomannen zijn het vaakst slachtoffer
van online seksuele intimidatie van alle slachtoffergroepen. Er zijn geen grote verschillen
tussen herkomstgroepen en opleidingsniveau binnen de verschillende slachtoffergroepen.
Thuiswonende kinderen en personen in de laagste inkomensklassen zijn vaker slachtoffer
van seksuele grensoverschrijding. Vrienden, partners of familieleden zijn de belangrijkste
gesprekspartner om ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag te delen. De
pleger van seksuele grensoverschrijding is meestal een bekende van het slachtoffer.
De uitkomsten van dit onderzoek sluiten aan bij wat in de wetenschappelijke literatuur
bekend is over slachtoffers en plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De
kennis kan worden benut bij de verdere uitwerking van het beleid dat in het kader
van het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
tot stand zal komen. De resultaten geven beter zicht op de specifieke risicogroepen
en zijn van belang voor de ontwikkeling van zowel het beleid als de communicatie voor
deze risicogroepen.
Onderzoek signaleren seksueel geweld
In het Algemeen Overleg Zeden d.d. 18 december 2019 (Kamerstuk 32 843, nr. 40) heeft de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van de motie van de leden
Buitenweg9 toegezegd onderzoeksresultaten met betrekking tot (vroeg)signalering van seksueel
geweld eind 2020 te delen met uw Kamer. In het in 2019 opgestarte onderzoeksprogramma
GHNT van ZonMw was één van de onderzoekslijnen gericht op goede aanpakken voor (vroeg)signalering.
In de beleidsreactie op de «Slachtoffermonitor Seksueel geweld tegen kinderen 2017–2018»
is door de toenmalige Minister van VWS uw Kamer geïnformeerd dat de resultaten uit
deze onderzoekslijn van ZonMw naar verwachting in 2022 zouden verschijnen.10 Een van de onderzoeken in dit onderzoeksprogramma richt zich op (vroeg)signalering
van kindermishandeling in de jeugdgezondheidszorg. Bij de honorering van dit onderzoek
is de onderzoekers gevraagd expliciet aandacht te schenken aan seksueel misbruik en
de wijze waarop de expertise om signalen en verhalen van kinderen goed te duiden het
best verder ontwikkeld kan worden binnen de jeugdgezondheidszorg. Desondanks hebben
de onderzoekers tussentijds gerapporteerd dat dit in de dataverzameling niet mogelijk
is gebleken. Reden hiervoor is dat in de beschikbare data geen onderscheid bestaat
tussen de verschillende vormen van kindermishandeling. Hierdoor is het vooralsnog
niet mogelijk gebleken invulling te geven aan bovengenoemde motie en toezegging aan
uw Kamer. Momenteel wordt verkend of en op welke wijze een onderzoek naar signalering
van seksueel misbruik onderdeel kan uitmaken van het onderzoeksprogramma van het nationaal
actieplan Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.
4. Moties en toezeggingen
Verwijsindex Risicojongeren
Uit het verdiepende onderzoek, De VIR in beeld, dat is uitgevoerd in 2021 is gebleken dat sprake is van enig doelbereik van de VIR.
In eerdere evaluatieonderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd naar de VIR
is echter niet duidelijk gebleken dat de VIR heeft bijgedragen aan betere hulp, zorg
en bijsturing voor de jeugdigen. Het succes van de VIR staat of valt bij het gebruik
binnen alle gemeenten. Dit is nu niet het geval. Er is nog geen sprake is van een
beoogde landelijke dekking. Het verdiepende onderzoek laat verder zien dat er behoefte
is aan duidelijkheid over de koers van de VIR.
In december 2021 is de motie van de leden Westerveld (GL) en Peters (CDA) (Kamerstuk
35 925 XVI, nr. 128) aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 31, item 6). Hierin wordt verzocht om de VIR als wettelijke verplichting uit de Jeugdwet te
schrappen en indien gemeenten of regio’s er nog wel gebruik van maken de privacy van
de jeugdige bij het gebruik wettelijk te waarborgen.
Na verschillende gesprekken met gemeenten, professionals, cliëntorganisaties en andere
stakeholders te hebben gevoerd, neemt de Staatssecretaris van VWS de uitvoering van
de motie verder ter hand, waarmee de Verwijsindex risicojongeren (VIR) als wettelijke
verplichting uit de Jeugdwet wordt geschrapt.
Zoals in de Jeugdbrief van 13 mei 2022 (Kamerstuk 31 839, nr. 853) is aangegeven onderschrijft het kabinet de doelstellingen waarvoor de VIR destijds
in het leven is geroepen. Het schrappen van de wettelijke verplichting én het in stand
houden van een wettelijke mogelijkheid voor regio’s die nog wel gebruik maken van
de VIR is echter niet mogelijk.
Op dit moment werkt de Staatssecretaris van VWS aan een plan van aanpak gericht op
het schrappen van de wettelijke verplichting zoals verzocht in de motie. Dit plan
van aanpak bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
– Activiteiten voor het afschaffen van de wettelijke verplichting.
Onderdeel hiervan zijn het wetgevingstraject, activiteiten gericht op het verwijderen
van gegevens uit de huidige systemen, de afbouw van de systemen en het beëindigen
van (raam)contracten met softwareleveranciers.
– Activiteiten gericht op de overgangsperiode tot de wettelijke verplichting is afgeschaft.
Het is op dit moment nog niet mogelijk om op het schrappen van de wettelijke verplichting
vooruit te lopen. Het is voor gemeenten en andere stakeholders wel van belang dat
zij zich tijdig kunnen voorbereiden op de wetswijziging. Daarom zal optimaal duidelijkheid
geboden moeten worden aan alle betrokken partijen over rechten en plichten tijdens
deze overgangsperiode.
– Activiteiten gericht op de uitwerking van methoden en maatregelen die bijdragen aan
de doelstellingen van de VIR.
Onderdeel is het inventariseren van methoden die in de praktijk een bijdrage leveren
aan het versterken van het netwerk van professionals die bij problematiek van jongeren
betrokken zijn zodat professionals elkaar weten te vinden.
Ander onderdeel is het inventariseren van de juridische mogelijkheden voor het uitwisselen
van gegevens tussen professionals.
Bij de opzet van dit plan van aanpak worden de VNG, IGJ, AP, individuele gemeenten,
professionals, jeugdigen en uitvoeringsorganisaties betrokken.
In de Jeugdbrief van dit najaar informeert de Staatssecretaris van VWS uw Kamer nader
over de uitwerking van het plan van aanpak.
Hulpverlening voor LHBTI+ personen die slachtoffer worden van huiselijk geweld en
seksueel geweld
Op basis van de aangenomen motie van de leden Van den Hul en Bergkamp11 heeft de Staatssecretaris van VWS in afstemming met de Minister van OCW een onderzoek
uitgevoerd naar risicofactoren voor LHBTI+ personen om slachtoffer te worden van huiselijk
geweld en seksueel geweld en naar de mate waarin preventie en hulpverlening gericht
is op LHBTI+. Het eindrapport van dit onderzoek bied ik uw Kamer met deze brief aan.
Het rapport geeft aanleiding voor het kabinet om te kijken bij welke bestaande programma’s
op het gebied van preventie en hulpverlening bij seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend
gedrag expliciet aandacht kan worden gegeven aan LHBTI+ personen en bi+, trans- en
intersekse personen in het bijzonder.
Onderzoek laagdrempelig melden
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief eind 2021 bij de eindrapportage van GHNT wordt
een onderzoek uitgevoerd naar laagdrempelige hulp- en meldpunten voor slachtoffers
en plegers van verschillende vormen van geweld12. Met dit onderzoek wordt onder meer de vindbaarheid en toegankelijkheid van deze
hulpdiensten voor slachtoffers en plegers nader onderzocht. Dit onderzoek heeft vertraging
opgelopen vanwege de moeilijke bereikbaarheid van respondenten en verwachten wij nu
eind 2022. Het kabinet deelt de resultaten van het onderzoek met uw Kamer zodra deze
beschikbaar zijn.
Onderzoek naar de voor- en nadelen van strafbaarstelling van psychisch geweld
Op 3 juni jl. heeft uw Kamer het rapport «Naar een aparte strafbaarstelling van psychisch
geweld? Voor- en tegenargumenten» ontvangen.13 Het kabinet verwacht dit najaar een beleidsreactie op dit rapport naar uw Kamer te
sturen.
Ten slotte
Het kabinet versterkt samen met professionals en gemeenten de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling, zowel landelijk als regionaal, zodat we gezamenlijk
de cirkel van geweld door generaties heen kunnen doorbreken en problemen duurzaam
oplossen. Naast de toegezegde brieven op verschillende thema’s die bijdragen aan de
aanpak, rapporteert het kabinet volgend jaar weer over de voortgang op de aanpak huiselijk
geweld en kindermishandeling.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Bijlage
In deze bijlage wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van verschillende activiteiten
in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, ingedeeld in de drie actielijnen
van het programma GHNT:
1. Eerder en beter in beeld;
2. Stoppen en duurzaam oplossen;
3. Specifieke doelgroepen.
1. Eerder en beter in beeld
De volgende acties worden uitgevoerd om huiselijk geweld en kindermishandeling eerder
en beter in beeld te krijgen: het traject gericht op het gebruik van de meldcode en
kindcheck, doorontwikkeling van het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT), de opleiding
vertrouwensartsen en de reizende expositie.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
In de afgelopen jaren is veel ingezet op scholing van professionals in het werken
met de meldcode, onder andere door de inzet van de meldcodetour. Als vervolg op de
ervaringen die hierin zijn opgedaan wordt dit jaar tot april 2023 met een nieuw traject
de focus gelegd op reflectie en leren vanuit de praktijk. Op basis van ingebrachte
diverse casuïstiek door professionals wordt in reflectiebijeenkomsten zowel op het
niveau van het handelen van professionals als op specifieke problematiek die een casus
met zich meebrengt, geleerd en gereflecteerd met ketenpartners, ervaringsdeskundigen
en experts: wat werkt of heeft zin, en wat niet.
Hiermee worden voorbeelden en lessen verzameld om tijdige en passende hulp te organiseren
voor kinderen, ouders, partners en ouderen bij (risico’s op) onveiligheid in afhankelijkheidsrelaties.
Deze voorbeelden en lessen worden vervolgens op creatieve wijze onder de professionals
en beroepsgroepen die met de meldcode werken verspreid. Daarnaast wordt een interactieve
gesprekshandreiking ontwikkeld om professionals en organisaties die met de meldcode
werken, te ondersteunen bij de reflectie en het gesprek over de aanpak van kindermishandeling
en huiselijk geweld in de eigen organisatie en met ketenpartners. In een aparte brief
over de voortgang aanpak schadelijke praktijken wordt ingegaan op de meldplicht schadelijke
praktijken die beschreven staat in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77).
Scholen spelen een belangrijke rol in het signaleren van en handelen bij vermoedens
van huiselijk geweld en kindermishandeling. Op 27 juni 2022 heeft met steun van de
Ministeries van VWS en OCW het symposium «Kindermishandeling: de handelingsverlegenheid
voorbij in het onderwijs» plaatsgevonden als afronding van het implementatietraject
van het «Handelingskader kindermishandeling en huiselijk geweld». Met het Handelingskader
beogen de Algemene Vereniging voor Schoolleiders, PO-raad en VO-raad de randvoorwaarden
voor signalering en aanpak van kindermishandeling in het onderwijs te verhelderen.
Daarnaast is een toolkit gelanceerd waarin materiaal is verzameld voor onderwijsprofessionals
om praktische handvatten te geven over hoe te handelen bij een vermoeden van kindermishandeling
of huiselijk geweld.14 Met het implementatietraject is een impuls gegeven aan de toepassing van de meldcode
door de (onderwijs)-partijen en de professionals.
In 2021 is gestart met een meerjarige implementatie-impuls voor het toepassen van
de kindcheck in de forensische sector en door het Leger des Heils. De implementatie-impuls
heeft als doel om professionals werkzaam in deze sectoren te ondersteunen bij het
werken met de kindcheck en de meldcode in de dagelijkse praktijk. Inmiddels is de
eindmeting van start, eind september 2022 zijn de uiteindelijke resultaten en aanbevelingen
van de implementatie-impuls bekend. De focus ligt bij de eindmeting op de samenwerking
met Veilig Thuis en het handelingsperspectief van deze professionals (Top-3 methodiek),
zodat de professionals zelf met de cliënt nadenken over de doelen voor directe én
langdurige veiligheid en herstel. Het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) is betrokken
bij de implementatie impuls. Betrokkenen geven aan tevreden te zijn over de impuls
en waarderen dat zij zich op deze manier gehoord voelen in het zoeken naar oplossingen
voor de gesignaleerde knelpunten.
Doorontwikkeling Veilig Thuis
In 2022 werkt het LNVT aan de doorontwikkeling van zijn landelijke aanpak, zoals deskundigheidsbevordering,
als onderdeel van zijn ambities in de meerjarenagenda LNVT van 2022 tot 2024. Dit
wordt ondersteund door middel van een subsidie in gezamenlijk opdrachtgeverschap van
de Ministeries van VWS en JenV in afstemming met de VNG en gemeenten als opdrachtgevers
van Veilig Thuis. Dit jaar wordt met name benut om met gemeenten als opdrachtgevers
van Veilig Thuis en partners in de keten de meerjarenagenda van het LNVT verder vorm
te geven en te implementeren.
De meerjarenagenda richt zich op de doorontwikkeling van de functionaliteiten van
Veilig Thuisorganisaties, zodat deze (makkelijker) meegenomen kunnen worden in het
Toekomstscenario. De voorgenomen actielijnen zijn: (1) doorontwikkeling advies- en
meldpunt 24/7 inclusief crisisfunctie 0–100 jaar; (2) kwaliteit veiligheids- en beschermingsonderzoek;
(3) kennis-en expertisenetwerk, (waarbij het bijvoorbeeld gaat om expertise op het
gebied van Pediatric Condition Falsification (PCF), eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling)
en (4) het versterken van de samenwerking in het netwerk (politie, gemeenten, zorg-
en justitieorganisaties). Scholing, vertrouwensartsen, de arbeidsmarkt zijn thema’s
die in de meerjarenagenda aan de orde komen. Tot slot wordt ook de landelijke ondersteuning
verstevigd, om de kracht van het netwerk («van, door en voor elkaar») nog beter te
benutten.
Samen met het LNVT en CBS monitoren we halfjaarlijks onder meer hoeveel adviesvragen
en meldingen Veilig Thuis ontvangt. In het jaar 2021 zijn bij alle Veilig Thuis-organisaties
in totaal 133.645 adviesvragen ontvangen en 119.190 meldingen. Dit zijn 8000 minder
meldingen dan in 2020 terwijl er een toename van bijna 12.000 adviesvragen is. De
exacte oorzaak hiervan is moeilijk precies te duiden. Het is in elk geval goed dat
professionals, omstanders en betrokkenen Veilig Thuis in toenemende mate weten te
vinden voor advies (en indien nodig voor het doen van een melding) bij vermoedens
van onveiligheid. Zo zijn betrokkenen eerder en beter in beeld, en kan het geweld
gestopt en duurzaam opgelost worden. We moedigen regio’s en gemeenten aan om hierover
in gesprek te blijven met hun Veilig Thuis-organisatie om deze cijfers nader te duiden.
Zoals verderop in deze brief wordt aangegeven doet het kabinet dit onder andere door
regio’s te ondersteunen bij het benutten van deze cijfers en die van de Impactmonitor
aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in beleid.
Opleiding vertrouwensartsen
Bij Veilig Thuis beoordelen vertrouwensartsen de medische aspecten van meldingen van
huiselijk geweld of kindermishandeling. Bovendien kunnen andere artsen bij de vertrouwensartsen
terecht voor advies bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld en het
volgen van de stappen van de KNMG-meldcode. Het tekort aan vertrouwensartsen blijft
een punt van zorg. Aan de onlangs gestarte nieuwe opleiding tot vertrouwensarts zijn
negen artsen begonnen. Vier van hen waren al als vertrouwensarts werkzaam bij Veilig
Thuis. Het is mooi dat er nieuwe aanwas is, tegelijkertijd is een veel grotere instroom
nodig. In maart 2023 begint een nieuwe lichting artsen aan de opleiding. De urgentie
om het tekort aan vertrouwensartsen op te vangen en terug te dringen is onverminderd
hoog. Zowel het LNVT als de vereniging van vertrouwensartsen (VVAK) besteden hier
aandacht aan. Het thema maakt ook deel uit van de meerjarenagenda van LNVT.
Resultaten Wij...doorbreken de cirkel van geweld
De reizende binnen- en buitenexpositie «Wij...doorbreken de cirkel van geweld» is
van november 2020 tot en met december 2021 door veel regio’s ingezet om op een laagdrempelige
manier huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar te maken. De buitententoonstelling
bestaande uit foto’s en ervaringsverhalen reisde langs 29 locaties. De binnententoonstelling
heeft 15 locaties bezocht. Stichting Open Mind geeft aan ruim 30 miljoen contactmomenten
te hebben gerealiseerd met de expositie. De expositie reist ook dit jaar nog door
Nederland.
2. Stoppen en duurzaam oplossen
Als huiselijk geweld en kindermishandeling in beeld zijn, is het van belang dat dit
snel en structureel wordt gestopt. Hier wordt op verschillende manieren aan gewerkt.
Hieronder worden specifieke trajecten voor de vrouwenopvang toegelicht: Sneller Thuis,
aanpak knelpunten vrouwenopvang en intiem terreur. Daarna wordt ingegaan op de acties
rondom gender. Vervolgens komt aan de orde wat het kabinet momenteel inzet om MDA++
en de samenwerking tussen zorg en straf te versterken.
Project Sneller Thuis
Slachtoffers van huiselijk geweld hebben recht op bescherming en veilige opvang. Dit
is vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015) en in internationale
verdragen. In situaties van huiselijk geweld waarin de veiligheid dusdanig ernstig
in het geding is dat mensen hun huis moeten verlaten, biedt de opvang een veilige
en beschermde omgeving waarin slachtoffers tot rust kunnen komen en kunnen werken
aan hun weerbaarheid en herstel, samen met hun kinderen. Het is van belang dat de
periode in de opvang niet langer duurt dan nodig en dat wanneer de situatie weer voldoende
veilig is, zij kunnen doorstromen naar een woning.
Het project «Sneller Thuis» is eerder uitgevoerd in de regio’s Arnhem-Achterhoek,
Gelderland-Zuid, West-Veluwe Vallei en Noord- en Oost-Gelderland. Vanwege het succes
van het project is het nu ook beschikbaar gesteld voor andere vrouwenopvang-organisaties.
Met «Sneller Thuis» hebben vrouwenopvang instellingen tools in handen om de verblijfduur
van cliënten in de opvang te verkorten. Instellingen krijgen via de handreiking15 en de checklist doorstroom16 inzicht in het proces, succesbepalende factoren, kansen tot verbetering en terugkerende
knelpunten op drie niveaus: het interne proces, het administratieve proces en de uitstroomketen.
Een praatplaat17 biedt concrete aanknopingspunten voor vrouwenopvang-organisaties om met samenwerkingspartners
in de regio in gesprek te gaan over optimale samenwerking. Tot slot is er een online platform18 waar informatie over woonruimteverdeling en urgentie per regio eenvoudig bereikbaar
is. Sneller Thuis is tot stand gekomen door bijdragen van Moviera en het programma
GHNT. Bij Moviera heeft het aantoonbaar geleid tot gemiddeld zes weken korter verblijf
in de opvang. Bij de andere organisaties is het lastiger om concrete termijnen aan
het project te verbinden omdat er ook andere invloeden zijn op de duur van verblijf.
Voortgang aanpak knelpunten vrouwenopvang
Jaarlijks maken ongeveer 12.000 vrouwen gebruik van de vrouwenopvang, deels door daadwerkelijke
opvang van vrouwen (5–6% zijn man) en hun eventuele kinderen, en deels door ambulante
ondersteuning en training/ behandeling in de thuissituatie. De Nationale ombudsman,
het Toezicht Sociaal Domein en de commissie Lenferink constateerden in 2017 dat op
verschillende punten verbetering van de opvang aan deze kwetsbare doelgroep moet plaatsvinden19. Zoals in de eindrapportage van het programma GHNT is beschreven, heeft de VNG samen
met gemeenten en instellingen voor vrouwenopvang een handreiking opgesteld voor het
oplossen van financiële knelpunten20. Aan de hand van de handreiking zijn gesprekken gevoerd met gemeenten en opvanginstellingen
waarna de handreiking is geactualiseerd. Er wordt nu ingezet op verdere implementatie
van de handreiking.
Er zijn de afgelopen jaren in de vrouwenopvang, in nauwe samenwerking met gemeenten
en de partners, veel ontwikkelingen in gang gezet in het traject voor, tijdens en
na de opvang. Valente en de VNG willen nu komen tot een ontwikkelagenda: een continu
proces van kwaliteitsontwikkeling en -borging, waarbij gezamenlijk ambitie en prioritering
wordt bepaald. Dit waarborgt stabiliteit in kwaliteitsniveau, -ontwikkeling en -borging
en in financiering hiervan, terwijl de inzet behapbaar blijft voor alle betrokkenen.
Ook gaat de inzet aan het eind van het project niet verloren door tevoren te kijken
naar de organisatorische en financiële haalbaarheid en door afspraken te maken over
borging. De Staatssecretaris van VWS is enthousiast over dit initiatief en ondersteunt
het inrichten van de ontwikkelagenda financieel. Het doel van de ontwikkelagenda is
dat deze vanaf 2024 een gezamenlijke structuur biedt voor landelijke kwaliteitsontwikkeling
bij vrouwenopvang-organisaties. De volgende thema’s zullen onderdeel zijn van de ontwikkelagenda
van Valente en de VNG:
– Actualiseren beleidskader in- door- uitstroom vrouwenopvang;
– Actualiseren en completeren risicotaxatie vrouwenopvang;
– Ontwikkeling en borging landelijke ontwikkelagenda vrouwenopvang;
– Opzetten landelijke monitor vrouwenopvang;
– Een vervolg op de aanpak van knelpunten zoals gerapporteerd door de ombudsman;
– Het verbeteren van de aanpak stalking bij huiselijk geweld.
Een taai knelpunt voor de vrouwenopvang is het gebrek aan betaalbare woningen, waardoor
de uitstroom stagneert. Onlangs heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening het programma «Een thuis voor iedereen» gepresenteerd.21 Dit programma heeft als doel te zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor alle
aandachtsgroepen met een evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg,
ondersteuning en begeleiding. Om dit doel te realiseren maken de rijksoverheid, provincies,
gemeenten en woningcorporaties afspraken over bouw, toewijzing en ondersteuning. De
uitstroom van mensen uit een intramurale instelling is als aandachtsgroep benoemd.
Vrouwen en kinderen die gebruik maken van een opvangplek in de vrouwenopvang behoren
tot deze aandachtsgroep.
Onderzoek naar relatie gender en geweld tegen vrouwen
In de motie Wörsdörfer en Bergkamp22 wordt het kabinet verzocht te stimuleren dat onderzocht wordt of gender een rol heeft
gespeeld bij geweld tegen en moord op vrouwen en dat mee te nemen in de Impactmonitor
aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling om gendergerelateerd geweld effectiever
aan te kunnen pakken. Dit is onderzocht en met deze brief biedt het kabinet u het
rapport in de bijlage aan. Uit de analyses blijkt dat vrouwen iets vaker slachtoffer
zijn van huiselijk geweld en van (ex-)partnergeweld dan mannen. Mannen worden iets
vaker genoemd als pleger. Wanneer wordt ingezoomd op ernstig en structureel geweld
worden deze verschillen groter: dan blijkt dat vrouwen veel vaker slachtoffer zijn
en mannen veel vaker genoemd worden als pleger. Ook lopen vrouwen een veel groter
risico vermoord te worden door hun (ex-)partner. Ditzelfde geldt als specifiek wordt
gekeken naar seksueel geweld: hierbij zijn vrouwen veel vaker slachtoffer en worden
mannen veel vaker als pleger genoemd. Deze patronen komen overeen met wat verwacht
wordt op basis van onderzoeksliteratuur over de rol van gender bij geweld: de oververtegenwoordiging
van vrouwen als slachtoffer en mannen als pleger neemt toe waar macht en controle
een grotere rol spelen. Dit omdat de verschillende maatschappelijke verwachtingen
en normen over rollen en gedrag van mannen en vrouwen doorwerken in de verdeling van
macht, gelijkheid en afhankelijkheid. Zodoende kan gender een belangrijke rol spelen
bij huiselijk en seksueel geweld. Dit kan juist ook spelen in partnerrelaties, omdat
mensen in deze intieme relaties veel invloed op elkaar kunnen hebben.
Uit het onderzoek blijkt dat niet alle patronen rondom gendergerelateerd geweld naar
voren komen vanuit bestaande data. Deels komt dit doordat data oorspronkelijk is verzameld
met een ander doel dan om de rol van gender bij geweld zichtbaar te maken en deels
komt het doordat andere (kwalitatieve) onderzoeksmethoden zich er beter voor lenen
om patronen en percepties van geweld, dreiging en controle in beeld te krijgen. In
het onderzoeksrapport worden suggesties gedaan voor data en andere informatie die
toegevoegd zou kunnen worden aan de Impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
om met dit instrument meer inzicht te bieden in de rol van gender bij geweld. Dit
jaar wordt verkend of en hoe deze suggesties meegenomen kunnen worden in de Impactmonitor.
De uitkomsten van het onderzoek worden ook meegenomen in de aanpak van gendergerelateerd
geweld waaraan samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gewerkt wordt. De focus
in deze aanpak ligt op vormen van geweld waarbij een bepaalde sekse onevenredig vaak
wordt getroffen en/of waar gender23 invloed heeft op de geweldsdynamiek. Deze aanpak is aangekondigd in het coalitieakkoord
als de aanpak van geweld tegen vrouwen en houdt rekening met de aanbevelingen van
GREVIO. Ook bouwt het voort op de richtlijnen en acties ten aanzien van aandacht voor
gender in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld die eind 2021 zijn
geformuleerd door de Minister van OCW, de Staatssecretaris van SZW, de Minister voor
Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van VWS en gedeeld met uw Kamer in de vorige
voortgangsrapportage.24
De afgelopen jaren is vanuit verschillende ministeries, programma’s en gemeenten gewerkt
aan de aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling, schadelijke praktijken en
seksueel geweld. Hierdoor is een stevige basis gelegd voor de aanpak van gendergerelateerd
geweld. Met deze basis als vertrekpunt, wordt ingezet op het gendersensitief en -transformatief
maken van de bestaande aanpakken25. De aanpak zal worden ontwikkeld in afstemming en samenwerking met relevante ketenpartners,
waarbij rekening wordt gehouden met de inzet die zij doen op de andere lopende programma’s
en de inhoudelijke samenhang daarmee.
Het starten van de Leergang Actieonderzoek MDA++
MDA++ (multidisciplinaire aanpak) richt zich op het stoppen en duurzaam oplossen van
onveiligheid in gezinnen met de meest complexe problematiek op het gebied van huiselijk
geweld en kindermishandeling door middel van een multidisciplinaire specialistische
aanpak. Eind 2021 werd in zestien regio’s een pilot uitgevoerd en in zeven regio’s
was MDA++ structureel gerealiseerd. De implementatie van MDA++ in de regio krijgt
in 2022 een verdere impuls door vier tot zes regio’s de gelegenheid te bieden deel
te nemen aan een leergang Actieonderzoek.
Intensieve systeemgerichte samenwerking tussen «zorg en straf»
Een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder relationeel
geweld en (ex-)partnerstalking heeft als doel dat het geweld blijvend stopt. Hiervoor
is vervolging van de verdachte en het opleggen van een straf (vaak) niet voldoende
en volstaat de inzet van alleen hulp aan slachtoffers meestal ook niet. Onderzoek,
hulp, zorg en eventuele justitiële interventies moeten daarom in samenhang zijn, gericht
op alle direct betrokkenen (systeemgericht). Om de juiste (combinatie van) interventies
in te zetten is het van belang om inzicht te krijgen in de gedragspatronen en de risicofactoren
die leiden tot de onveiligheid. Daarom is de afgelopen vier jaar met de Ontwikkelagenda
«Veiligheid voorop!» 2018–2022, die verbonden was aan het programma GHNT, geïnvesteerd
in het intensief en vroegtijdig samenwerken inclusief het delen van informatie tussen
de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming
en Veilig Thuis (samen het Landelijk Netwerk zorg-straf). Die inzet op de intensieve
samenwerking is cruciaal omdat in het verleden te vaak verschillende acties door en
langs elkaar liepen of de betrokken organisaties elkaar niet goed informeerden.
De samenwerking die de afgelopen jaren is ontwikkeld, heeft ervoor gezorgd dat medewerkers
van deze organisaties elkaar beter en sneller weten te vinden. Verschillende afstemmingsmomenten
hebben in verschillende regio’s vorm gekregen en worden verder ontwikkeld, zoals in
geval van crisissituaties («Samen op in acuut») en vroegtijdige afstemming («Actie-overleg»).
Er wordt tevens door betrokken partijen gewerkt met de handleiding Samenwerken bij
strafbare kindermishandeling en bij een aangehouden verdachte van huiselijk geweld
is er een gezamenlijke aanpak door Veilig Thuis en de ZSM-tafel. De gegevensuitwisseling
tussen politie en Veilig Thuis is verbeterd. Een belangrijke vooruitgang in de aanpak
van (ex)partnerstalking, is het gebruik van het risicotaxatie-instrument Screening
Assessment for Stalking and Harassment (SASH) en de trainingen van de politie die
helpen om snel de situatie te kunnen inschatten en passende maatregelen te treffen.
Momenteel wordt gewerkt aan een belangrijke randvoorwaarde voor de samenwerking: de
verduidelijking van de wettelijke grondslag voor informatiedeling door Veilig Thuis
met het OM, de reclassering en Slachtofferhulp Nederland. Daartoe is een wetswijziging
in voorbereiding en hebben de betrokken organisaties gezamenlijk afspraken gemaakt
over het delen van informatie in de tussenliggende periode totdat de wetswijziging
is doorgevoerd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de contact- en locatieverboden,
zodat deze beter handhaafbaar zijn door de politie. De informatie over contact- en
locatieverboden moeten hiermee juist en volledig inzichtelijk worden voor alle politiemedewerkers
op straat. Dit is voor het handhaven van deze verboden en dus voor de veiligheid van
slachtoffers van onder meer stalking zeer belangrijk. Daarnaast financiert de Minister
van Justitie en Veiligheid een pilot waarbij de enkelband van de dader wordt verbonden
met een slachtoffer device met GPS. Zo kan rechtstreeks worden gemonitord of de dader
met enkelband te dicht in de buurt van het slachtoffer komt. Dit maakt het mogelijk
om snel te kunnen optreden en het slachtoffer te beschermen. De Inspectie JenV start
met een vervolgonderzoek naar de aanpak van ex-partnerstalking. Dit onderzoek loopt
door in 2023. Zoals eerder toegezegd zal de Minister van Justitie en Veiligheid uw
Kamer hier te zijner tijd over informeren.
Het blijvend stoppen van huiselijk geweld en kindermishandeling vergt een lange adem.
Daarom werken de betrokken organisaties de komende jaren door aan het duurzaam bestendigen
van hun intensieve samenwerking in de regio’s. Daarbij zal ook aandacht zijn voor
de bredere samenwerking met gemeenten, jeugdhulp, GGZ en andere partners in het sociaal
domein. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij relevante ontwikkelingen zoals het
programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, en de Meerjarenagenda van de
Zorg- en Veiligheidshuizen.
3. Specifieke doelgroepen
Schadelijke praktijken
Ook na afloop van het inmiddels afgeronde programma GHNT blijft het tegengaan van
schadelijke praktijken een belangrijk doel van dit kabinet. Zoals aangegeven in de
antwoorden op Kamervragen van het lid Becker over de afspraken in het coalitieakkoord
ontvangt uw Kamer een interdepartementale brief over inzet op schadelijke praktijken.26 In deze brief zullen wij, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
ingaan op de ontwikkelingen van de afgelopen tijd en uw Kamer informeren over de voortgang
van de maatregelen in het coalitieakkoord, evenals de lopende activiteiten onder de
actieagenda schadelijke praktijken.
Ouderenmishandeling
Om gemeenten te ondersteunen bij de verdere ontwikkeling van een sluitende aanpak
voor het tegengaan van ouderenmishandeling, heeft Regioplan in opdracht van het Ministerie
van VWS een expertpool ouderenmishandeling opgericht. (Centrum)gemeenten kunnen zich
sinds mei inschrijven voor ondersteuning door deze expertpool.
Doel van de expertpool is het beschikbaar stellen van experts met verschillende soorten
expertise, relevant voor de (lokale) aanpak van ouderenmishandeling, en praktische
ondersteuning te bieden, op maat, die goed aansluit op lokale behoeften. Via deze
expertpool kunnen (centrum)gemeenten stappen zetten in het ontwikkelen van een lokale
aanpak om ouderenmishandeling tegen te gaan. Na de eerste oproep in mei hebben 14
gemeenten zich gemeld voor ondersteuning.
Daarnaast is aandacht besteed aan de Internationale Dag tegen Ouderenmishandeling:
tijdens de conferentie «Een nieuwe generatie ouderen, langer thuis» op 15 juni richtte
een deelsessie zich op het tegengaan van financieel misbruik, inclusief ervaringsverhalen
en tips aan ouderen en professionals. Ook is in het kader van de Internationale Dag
een social media toolkit gedeeld met gemeenten en partners om online aandacht te vragen
voor dit probleem. Veel andere organisaties hebben ook aandacht aan deze dag besteed.
Tot slot blijven ouderen en betrokken organisaties in grote getalen de informatiebox
«financieel veilig ouder worden» bestellen, waarmee zij tips krijgen voor het veilig
regelen van hun geldzaken.
Seksueel geweld
Via de eindrapportage van het programma GHNT zijn met uw Kamer twee rapporten gedeeld,
namelijk: het onderzoek naar de pilot vergoeding eigen risico na hulp van het Centrum
Seksueel Geweld (CSG) en een onderzoek naar de governance van het CSG.
In de pilot is via een tijdelijke regeling van één jaar mogelijk gemaakt dat slachtoffers
van seksueel geweld die (binnen zeven dagen na het gepleegde geweld) hulp zoeken bij
een CSG het wettelijke eigen risico ingevolge de Zorgverzekeringswet vergoed konden
krijgen. Het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR)
onderzocht tijdens de pilot welke barrières slachtoffers van seksueel geweld ervaren
in de afweging om hulp te zoeken én of de pilot hielp om de mogelijke financiële drempel
voor slachtoffers te verlagen of weg te nemen.
Het tweede rapport betrof een onderzoek naar de governance (bestuurlijke en organisatorische
inbedding) van het CSG. Dit laatste onderzoek moet in samenhang worden bezien met
een eerder onderzoek uit 2020 naar de financiën van het CSG. Naar aanleiding van deze
rapporten volgt najaar 2022 een geïntegreerde beleidsreactie aan uw Kamer waarin wordt
opgenomen welke vervolgstappen op basis van de bevindingen worden genomen.
Regionale aanpak seksueel geweld
Om het vormgeven van een aanpak seksueel geweld op regionaal niveau te ondersteunen
zijn in 2021 via een pilot vijf regio’s gefaciliteerd om hun regionale aanpak door
te ontwikkelen met hulp van een projectleider. Op basis van de informatie en ervaringen
uit de pilot-regio’s zijn zgn. concept bouwstenen ontwikkeld ten behoeve van de inrichting
van een effectieve, regionale aanpak voor gemeenten en regio’s. Deze bouwstenen worden
dit jaar verder uitgewerkt tot een definitieve versie. Ook is – in de desbetreffende
regio’s – een instrument ontwikkeld dat zicht geeft in de aard en omvang van de problematiek
op regionaal niveau. Dit instrument is voor en door de pilot-regio’s ontwikkeld.
Op dit moment worden verkennende gesprekken gevoerd met de pilot-regio’s hoe hun ervaringen
uit de ondersteuning en het instrument kunnen bijdragen aan een vervolgstap in het
door ontwikkelen van de regionale aanpak seksueel geweld in de komende periode.
Indieners
-
Indiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming