Brief regering : Interbestuurlijk toezicht onder de Wet digitale overheid (Wdo)
35 868 Wijziging van het voorstel van wet houdende algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid)
Nr. 16
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2022
Op 7 juni 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 88, item 19) heeft de Tweede Kamer de wetswijziging Wet digitale overheid (novelle) (Kamerstuk
                  35 868) aangenomen. In het wetsvoorstel worden eisen aan publieke dienstverleners en aan
                  private uitgevers van inlogmiddelen gesteld. Toezicht en controle daarop is nodig
                  om te zorgen voor veilig en ordentelijk gebruik van de toegang tot de digitale overheid.
               
De verplichtingen in de Wdo voor overheden hebben betrekking op de naleving van het
                  gebruik van open standaarden, de acceptatieplicht van toegelaten eID-middelen, het hanteren van
                     de juiste betrouwbaarheidsniveaus voor dienstverlening en het beperken van het gebruik
                     van DigiD tot het publieke domein. Voor de naleving daarvan is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij gebruikelijke
                  wijzen van invulling van toezicht en ministeriële verantwoordelijkheid.
               
Voor centrale overheden geldt dan ook dat de betrokken vakministers zorgdragen voor
                  de naleving door hun eigen uitvoeringsorganisaties. De vakminister moet in dat verband
                  toezichthoudende ambtenaren aanwijzen. Voor decentrale overheden geldt (terughoudend)
                  interbestuurlijk toezicht, waarbij de verantwoordelijkheid voor de naleving primair
                  bij de decentrale overheden zelf blijft. Hier geldt het toezicht zoals geregeld in
                  de Gemeente- en Provinciewet.
               
Naar aanleiding van het verzoek van de Commissie Digitale Zaken in oktober 2021 tot
                  het leveren van een schriftelijke inbreng op deze novelle, zijn door het Interprovinciaal
                  Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) position papers ingediend
                  waarin vragen worden gesteld over de toezichthoudende rol van de provincies.
               
Uw Kamer heeft naar aanleiding hiervan in het verslag een vraag gesteld over de uitvoerbaarheid
                     van de toezichthoudende taak door de provincies. Mijn ambtsvoorganger heeft hierop
                     geantwoord in gesprek te zijn met de provincies over de exacte invulling van de toezichthoudende
                     taak in relatie tot de Wet digitale overheid (Kamerstuk 35 868, nr. 6).
                  
Hierbij informeer ik u over de uitkomsten van de gesprekken die ik ambtelijk heb gevoerd
                     met vertegenwoordigers van het IPO en de VNG en die door beide organisaties bestuurlijk
                     worden gesteund.
                  
In de gesprekken die zijn gevoerd is geconcludeerd dat de naleving van de meeste verplichtingen
                  onder de Wdo op het moment van aansluiting aangetoond kan worden en zodoende een meer
                  centraal karakter krijgt. Het gaat in dit geval om het naleven van de acceptatieverplichting
                  van toegelaten inlogmiddelen, het classificeren van de betrouwbaarheidsniveaus van
                  de dienstverlening en het gebruik van DigiD binnen het publieke domein. Hier zal ik
                  op het moment van aansluiten op controleren. Op deze manier is dit voor de korte termijn
                  geborgd. Over de verdere structurele inrichting van het toezicht op deze verplichtingen
                  ben ik nog in gesprek met de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen. Na aansluiten
                  kan gedacht worden aan een periodieke herhalingsrapportage, waarbij aangesloten kan
                  worden bij de al bestaande jaarlijkse verantwoordingscyclus. Zo maakt de nu in de
                  Baseline Informatiebeveiliging Overheid verplicht gestelde standaard voor de beveiliging
                  van websiteverkeer («het slotje») al deel uit van de reguliere verantwoordingscyclus
                  inzake informatiebeveiliging. Het verplichte gebruik van standaarden inzake digitale
                  toegankelijkheid wordt nu gemonitord via de afgifte van verklaringen.
               
Deze alternatieven voor het in de Wdo opgenomen toezicht van provincies op gemeenten
                  zijn naar oordeel van de VNG en het IPO vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid te
                  verkiezen boven de regeling die was voorzien. Over de concrete invulling van de gewenste
                  centrale vorm van toezicht en de manier waarop ik het horizontale toezicht kan ondersteunen,
                  maak ik nadere afspraken met de VNG, het IPO en ook met de Unie van Waterschappen.
                  Ik ben hiermee al gestart door het opstellen van een stappenplan om de naleving van
                  de toegankelijkheidsstandaard te verbeteren.1 Hiermee wordt het toezicht voor de eerstkomende periode adequaat ingericht. Bij de
                  eerstvolgende wijziging van de Wdo zal ik de bepalingen over interbestuurlijk toezicht
                  in lijn brengen met de ingeslagen oplossingsrichting.
               
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  A.C. van Huffelen
Indieners
- 
              
                  Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties