Brief regering : Beleidsregel export laagwaardige benzine en diesel naar West-Afrika
31 209 Schoon en zuinig
26 485
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 238
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2022
Op 15 augustus jl. heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport de «Beleidsregel handhaving kwaliteit van benzine en diesel bestemd voor de export naar
lage- en middeninkomenslanden buiten de EU, in het bijzonder ECOWAS-landen, 2022» (hierna: beleidsregel) gepubliceerd in de Staatscourant1. De beleidsregel geeft invulling aan het toezicht en de handhaving door de ILT van
de zorgplicht zoals deze is opgenomen in artikel 9.2.1.2 Wet milieubeheer. In deze
beleidsregel worden specificaties opgenomen voor benzine en diesel die in Nederland
worden geproduceerd en naar met name West-Afrikaanse landen worden geëxporteerd, in
het bijzonder naar de ECOWAS-landen. Hiermee wordt duidelijkheid gegeven aan brandstofproducenten,
– handelaren en -terminals die deze benzine en diesel produceren (onder meer samenstellen)
en exporteren.
Deze beleidsregel volgt uit meerdere onderzoeken van TNO2, NGO Public Eye3 en de ILT.4 Deze onderzoeken tonen aan dat gehalten zwavel, benzeen en mangaan in brandstoffen
bedoeld voor export naar voornamelijk West-Afrika vele malen hoger liggen dan in Europese
benzine en diesel is toegestaan. Deze laagwaardige autobrandstoffen worden door Nederlandse
en andere Europese bedrijven geëxporteerd en zijn schadelijk voor mens en milieu.
Zo leiden de hogere zwavelgehaltes van deze brandstoffen tot verhoogde emissies van
zwaveloxiden en schadelijk sulfaathoudend fijnstof. Deze emissies hebben tevens een
schadelijk effect op de werking van de katalysator van het voertuig, waardoor ook
andere luchtverontreinigende stoffen in hogere mate worden uitgestoten.
Zorgplicht uit de Wet milieubeheer
De ILT heeft de resultaten van verschillende onderzoeken vanaf 2018 met de bedrijven
en brancheorganisaties in de brandstofsector gedeeld en besproken. De ILT heeft naar
aanleiding van het genoemde TNO-rapport naar de vanuit Nederland opererende oliemaatschappijen,
raffinaderijen en handelaren op 24 juni 2021 gecommuniceerd dat de export van deze
brandstoffen in strijd is met de Wet milieubeheer5. De ILT heeft daarbij deze bedrijven aangesproken op hun zorgplicht uit artikel 9.2.1.2
van de Wet milieubeheer. De bevoegdheid van ILT om hierop te handhaven volgt uit artikel
18.2b Wet milieubeheer en het aan de ILT verstrekte mandaat.
Deze zorgplicht roept bedrijven op «maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hen
kunnen worden gevergd» om gezondheidsschade en milieuverontreiniging te voorkomen.
Dit heeft echter niet geleid tot de gewenste verbetering van de kwaliteit van geëxporteerde
brandstoffen. Daarom grijpt de ILT nu in door een beleidsregel op te stellen. De Beleidsregel handhaving kwaliteit van benzine en diesel bestemd voor de export naar
lage- en middeninkomenslanden buiten de EU, in het bijzonder ECOWAS-landen, 2022 is een nadere invulling van dit zorgplichtsartikel en dient ter verduidelijking van
de bestaande wet- en regelgeving, waarbij met name de beoogde inzet op het gebied
van handhaving en toezicht wordt toegelicht.
Beleidsregel: kwaliteitsspecificaties
Voor de kwaliteit van benzine en diesel is aansluiting gezocht bij de internationaal
algemeen aanvaarde specificaties. Uit onder meer het TNO-rapport blijkt dat brandstoffen
met een maximaal zwavelgehalte aan 50 ppm acceptabel zijn om schade aan katalysatoren
en roetfilters in oudere voertuigen tegen te gaan. Dit heeft de ILT overgenomen in
haar beleidsregel.
Ook wat betreft benzeen- en mangaanadditieven in benzine is aansluiting gezocht bij
de Europees geldende standaarden. Europese benzine mag sinds 2000 maximaal 1% (v/v)
benzeen bevatten. Het actief toevoegen van mangaan in benzine is in Europa zelfs verboden.
Om Nederlandse brandstofproducenten, -handelaren en -terminals in de gelegenheid te
stellen hun (raffinage)processen aan te passen aan de brandstofspecificaties voortkomend
uit deze beleidsregel, hanteert de ILT voor haar handhaving een overgangsspecificatie
tot 1 april 2023. De grootste vanuit Nederland op de West-Afrikaanse markt opererende
bedrijven zijn tijdens een rondetafel-bijeenkomst op 16 december 2021 op de hoogte
gesteld van het voornemen van de ILT om een beleidsregel te publiceren. Een conceptversie
van de beleidsregel is dit voorjaar ter consultatie voorgelegd aan deze bedrijven
en de Nederlandse brancheorganisaties (Votob en VNPI).
Driesporenbeleid
Handhavend optreden door de ILT is één van de drie sporen om de kwaliteit van de brandstoffen
die naar West-Afrika geëxporteerd worden, te verbeteren. Aanvullend zet het kabinet
zich in voor het maken van (internationale) afspraken over de export van deze laagwaardige
brandstoffen, bijvoorbeeld in Benelux-verband, en het maken van afspraken met de importerende
landen over hun brandstofstandaarden. Deze drieslag is van groot belang om een wereldwijd
gelijk speelveld te realiseren, en zo een waterbedeffect te voorkomen. De ILT heeft
als toezichthouder alleen bevoegdheden om binnen Nederland te handhaven.
In het kader van deze twee andere sporen werkt de Nederlandse overheid nauw samen
met UNEP. Het UNEP Partnership for Clean Fuels en Vehicles (PCFV) streeft mondiaal
naar een maximaal zwavelgehalte van 50 ppm in zowel benzine als diesel. Eind dit jaar
organiseren het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en UNEP gezamenlijk een
brandstoffentafel, waar op hoog ambtelijk niveau met West-Afrikaanse landen zal worden
geprobeerd tot afspraken te komen over de verdere verbetering van de brandstofkwaliteit.
Ook tijdens de COP27 in Egypte dit najaar zal ik de export van laagwaardige brandstoffen
actief agenderen. Ik zal u na afloop van beide bijeenkomsten over de uitkomsten informeren.
Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)
Naast het driesporenbeleid is ook het IMVO beleid relevant. Het kabinet verwacht van
bedrijven met internationale waardeketens dat zij gepaste zorgvuldigheid in lijn met
de OESO-richtlijnen multinationale ondernemingen toepassen. Dit betekent dat bedrijven,
waaronder brandstofproducenten, de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen
in kaart moeten brengen en dat zij deze risico’s moeten aanpakken en voorkomen. Het
kabinet bevordert in de EU IMVO-wetgeving en voert nationale IMVO-wetgeving in die
rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie
van mogelijke EU-regelgeving. In een Kamerbrief van 27 mei 2022 (Kamerstuk 26 485, nr. 398) heeft het kabinet een stand van zaken inzake de ontwikkeling van nationale IMVO-wetgeving
met uw Kamer gedeeld. En in een Kamerbrief van 4 juli 2022 (Kamerstuk 26 485, nr. 400) is uw Kamer geïnformeerd over Europese IMVO-wetgeving.
Zoals ook mijn voorganger eerder deelde met uw Kamer, houdt de zorg voor mens en milieu
niet op bij de Nederlandse grens6.
Ik onderschrijf daarom het belang van het handhavend optreden van de ILT via deze
beleidsregel evenals het belang van het toepassen van IMVO-standaarden door Nederlandse
bedrijven, ook brandstofproducenten.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat