Brief regering : Ongeldig verklaarde en niet-ingeleverde rijbewijzen
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 1020 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2022
Tijdens het Commissiedebat Verkeersveiligheid op 20 april jl. (Kamerstuk 29 398, nr. 1002) hebben wij uw Kamer toegezegd een brief te sturen over de oorzaken van het feit
                  dat zoveel mensen hun ongeldig verklaarde rijbewijs niet inleveren, toch gaan rijden
                  zonder geldig rijbewijs en de aanpak hiervan. Hierbij doen wij deze toezegging gestand
                  aan de leden Van der Molen, De Hoop, Stoffer en Van Ginneken.
               
Aanleiding voor de vragen hierover tijdens het debat was de berichtgeving van de NOS1 dat veel bestuurders hun ongeldig verklaarde rijbewijs niet inleveren bij het Centraal
                  Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De RDW meldde dat in 2021 ruim 10.000 rijbewijzen
                  ongeldig zijn verklaard door het CBR. Daarvan werden 4.240 rijbewijzen niet ingeleverd
                  bij het CBR. Het is echter mogelijk dat een deel van deze rijbewijzen vanwege een
                  eerder opgelegde sanctie al is ingeleverd bij het Openbaar Ministerie (OM) of de RDW
                  (zie ook verderop in deze brief) en dat het daadwerkelijke aantal niet ingeleverde
                  rijbewijzen daarom lager ligt.
               
Zoals we ook in het debat hebben aangegeven is het van belang dat ongeldige rijbewijzen
                  worden ingeleverd. Duidelijk moet zijn dat er niet meer gereden mag worden. Vanuit
                  het oogpunt van verkeersveiligheid is het nog belangrijker dat bestuurders die toch
                  de weg op gaan, hard worden aangepakt. En die inzet levert resultaat op: steeds meer
                  bestuurders die rijden zonder geldig rijbewijs worden aangehouden en bestraft. Waar
                  het volgens cijfers van de politie in 2017 nog om zo’n 3.000 gevallen per jaar ging,
                  is dit in de afgelopen jaren opgelopen tot bijna 5.000 staandehoudingen van bestuurders
                  met een ongeldig verklaard rijbewijs in 2021. Het gaat hierbij om bestuurders met
                  een door het CBR (tijdelijk) ongeldig verklaard rijbewijs. Daarnaast worden er in
                  totaal jaarlijks ook ongeveer 2.600 bestuurders staande gehouden die om andere redenen
                  een ongeldig rijbewijs hebben, zoals een ontzegging van de rijbevoegdheid, een tijdelijk
                  rijverbod en bestuurders waarvan het rijbewijs is ingevorderd. Daarbij gaat het zowel
                  om bestuurders die het ongeldige rijbewijs niet hebben ingeleverd als om bestuurders
                  die dit wel hebben gedaan maar nog steeds de weg op gaan. De politie controleert bij
                  een staandehouding altijd in het rijbewijzenregister of het rijbewijs geldig is. Hierdoor
                  kunnen ook personen die een ongeldig rijbewijs hebben en dit nog niet hebben ingeleverd,
                  worden bekeurd voor het rijden met een ongeldig rijbewijs.
               
Redenen voor ongeldigverklaring van het rijbewijs
Bestuursrecht
Het CBR kan om meerdere redenen het rijbewijs ongeldig verklaren: vanwege gebleken
                  (medische) rijongeschiktheid (waaronder ook alcohol- en drugsmisbruik), gebleken niet-rijvaardigheid
                  (zoals onveilig rijgedrag of onvoldoende beheersing van het voertuig) of het niet
                  meewerken aan een opgelegde maatregel (bijvoorbeeld het niet betalen van een CBR-maatregel
                  of niet verschijnen bij een educatieve maatregel). Uit cijfers van het CBR en de RDW
                  komt naar voren dat in 20212 90% van het totaal aantal ongeldigverklaringen (medische) rijongeschiktheid betrof
                  (ongeveer 7.710 keer) en 10% niet-rijvaardigheid (ongeveer 500 keer). Bijna tweederde
                  van de ongeldig verklaarde rijbewijzen werd ingeleverd. Bestuurders die niet rijvaardig
                  werden beoordeeld leverden minder vaak hun ongeldig verklaarde rijbewijs in (50%)
                  dan bestuurders die rijongeschikt werden geacht (65%). In beide categorieën leverden
                  ongeveer 70% van de vrouwen het rijbewijs in. Onder niet rijvaardige mannen werd slechts
                  47% van de rijbewijzen ingeleverd, tegenover 66% van de (medisch) rijongeschikten.
               
In gevallen waarin het CBR het rijbewijs ongeldig heeft verklaard, registreert het
                  CBR de ongeldigverklaring en of het rijbewijs is ingeleverd of niet. Via dit CBR-systeem
                  komen deze gegevens direct terecht in het rijbewijzenregister van de RDW. In dit rijbewijzenregister
                  wordt bij de ongeldigverklaring de inleverdatum geregistreerd, of dat de persoon het
                  rijbewijs niet kan inleveren in verband met vermissing van het rijbewijs. Het rijbewijzenregister
                  is door het CBR, de RDW, de politie, het OM en gemeenten te raadplegen.
               
In het CBR-besluit tot ongeldigverklaring staat dat de geadresseerde zijn rijbewijs
                  dient in te leveren bij het CBR. Op het niet inleveren van het rijbewijs staat een
                  geldboete van 250 euro. Naar aanleiding van het afgelopen Commissiedebat Verkeersveiligheid
                  wordt sinds deze zomer deze consequentie van het niet inleveren van het rijbewijs
                  vermeld in de CBR-brief. Dit moet bijdragen aan het besef dat het niet inleveren van
                  het ongeldig verklaarde rijbewijs strafbaar is en ervoor zorgen dat meer bestuurders
                  waarvan het rijbewijs ongeldig is verklaard hun rijbewijs inleveren. Zodra het CBR
                  een besluit tot ongeldigverklaring heeft genomen, wordt dit besluit zowel aangetekend
                  als onaangetekend verzonden aan de betrokkene.
               
Strafrecht
Ook op grond van het strafrecht kan het rijbewijs ongeldig worden. Indien iemand binnen
                  vijf jaar voor de tweede keer onherroepelijk wordt veroordeeld voor een ernstige verkeersovertreding
                  wordt het rijbewijs automatisch van rechtswege ongeldig op grond van de recidiveregeling
                  ernstige verkeersdelicten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om rijden onder invloed van
                  alcohol. Daarnaast kan in het strafrecht een ontzegging van de rijbevoegdheid worden
                  opgelegd. Het rijbewijs is dan tijdelijk niet geldig. In deze gevallen moet het rijbewijs
                  worden ingeleverd bij het OM. Daarnaast kan het rijbewijs door de politie in bepaalde
                  gevallen worden ingevorderd. Bijvoorbeeld bij rijden onder invloed (vanaf 1,3 promille)
                  en indien er 50 km/u of meer te hard wordt gereden. Het rijbewijs wordt dan door de
                  politie naar de officier van justitie gestuurd. Deze beslist binnen 10 dagen of het
                  rijbewijs teruggegeven wordt of langer wordt ingehouden. Tot slot kan er een tijdelijk
                  rijverbod van kracht zijn, bijvoorbeeld een rijverbod van 24 uur na een positieve
                  uitslag van een speekseltest.
               
Bestuursrechtelijke aanpak rijden zonder geldig rijbewijs
Tijdens het Commissiedebat Verkeersveiligheid van 20 april jl. is gevraagd naar de
                  redenen waarom zoveel bestuurders hun door het CBR ongeldig verklaarde rijbewijs niet
                  inleveren. Het OM geeft aan dat het bij een deel van de personen dat wordt aangehouden
                  voor het rijden met een ongeldig verklaard of geschorst rijbewijs gaat om bestuurders
                  die aangeven niet op de hoogte te zijn van het feit dat ze niet meer mochten rijden
                  en dus hun rijbewijs moesten inleveren. Deze zaken eindigen helaas vaak in een sepot
                  of vrijspraak. Om iemand te kunnen veroordelen voor het rijden met een ongeldig verklaard
                  rijbewijs, is het van belang dat met wettig en overtuigend bewijs vast komt te staan
                  dat men wist dat het rijbewijs ongeldig is verklaard en dat er niet meer gereden mocht
                  worden. Het verzenden van een aangetekende brief is daarvoor in het strafrecht niet
                  voldoende omdat niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat de ontvanger ook kennis
                  heeft genomen van de inhoud van de brief.
               
Op 1 september 2022 is de toegezegde proefperiode van twee jaar gestart waarin CBR-besluiten
                  niet enkel aangetekend worden verzonden, maar ook in persoon worden betekend. Het
                  Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bekostigt deze proef. In de Kamerbrief3 Maatregelen verkeersveiligheid van 15 april jl., is al aangegeven dat de geadresseerde
                  het CBR-besluit persoonlijk overhandigd krijgt door een ambtenaar van de Interdepartementale
                  Post- en Koeriersdienst (IPKD) en daarvoor direct een ontvangstbewijs moet ondertekenen.
                  Naar verwachting verbetert deze wijze van bekendmaking de strafrechtelijke handhaving
                  van het doorrijden met een ongeldig verklaard of geschorst rijbewijs. Zo kan vermoedelijk
                  tijdens een strafzaak succesvol de wetenschap van de bestuurder dat deze niet meer
                  mocht rijden worden bewezen middels een schriftelijk bewijsstuk. Door deze wijze van
                  bekendmaking zullen naar verwachting ook meer betrokkenen zich houden aan het verbod
                  om zonder geldig rijbewijs te rijden en het gebod het rijbewijs na ongeldigverklaring
                  in te leveren. De effectiviteit van de bekendmaking middels betekenen wordt gemonitord
                  en geëvalueerd. Ook zal tijdens deze evaluatie de mogelijkheid tot het direct meegeven
                  van het rijbewijs aan de IPKD-ambtenaar ter inlevering bij het CBR worden onderzocht.
                  Uw Kamer zal over deze evaluatie nader worden geïnformeerd.
               
Strafrechtelijke aanpak rijden zonder geldig rijbewijs
Uit de cijfers van de politie blijkt dat steeds meer bestuurders met een ongeldig
                  verklaard rijbewijs staande worden gehouden. De handhavende partijen geven aan dat
                  geen betrouwbare uitspraken over de redenen hiervan kunnen worden gedaan. De politie
                  hanteert een risicogestuurde aanpak die succesvol blijkt. De politie zet hiervoor
                  onder andere de Automatic Number Plate Recognition (ANPR)-camera’s in. Personen met
                  een ongeldig verklaard rijbewijs die een voertuig op hun naam hebben staan, kunnen
                  met behulp van deze camera’s snel gelokaliseerd worden. ANPR-camera’s kunnen kentekens
                  automatisch lezen en deze vervolgens vergelijken met lijsten van kentekens waarmee
                  iets aan de hand is. Indien door de ANPR-camera’s een kenteken van een voertuig van
                  iemand met een ongeldig verklaard rijbewijs wordt herkend, krijgen alle politieauto’s
                  die zich in de buurt bevinden een melding en kan de politie het voertuig staande te
                  houden. Daarbij controleert de politie via het rijbewijsregister of de bestuurder
                  van het voertuig over een geldig rijbewijs beschikt. De eigenaar van het voertuig
                  van wie het rijbewijs ongeldig is verklaard, kan immers zijn voertuig ook hebben uitgeleend
                  aan of laten besturen door iemand die wel over een geldig rijbewijs beschikt. Door
                  het rijbewijsregister te raadplegen kunnen ook personen die hun ongeldige rijbewijs
                  niet hebben ingeleverd worden bekeurd voor het rijden met een ongeldig rijbewijs.
                  De ANPR-camera’s zijn bedoeld om personen die de wet overtreden op te sporen, waaronder
                  personen die zonder geldig rijbewijs de weg op gaan.
               
Op het niet inleveren van het rijbewijs dat op grond van een CBR-besluit ongeldig
                  is verklaard of van rechtswege ongeldig is geworden staat een geldboete van 250 euro.
                  Indien het rijbewijs bij een ontzegging van de rijbevoegdheid niet wordt ingeleverd,
                  volgt er geen boete maar wordt de ontzegging verlengd met de periode dat het rijbewijs
                  niet is ingeleverd. Het OM kan hiervoor een strafbeschikking opleggen.
               
Op het rijden zonder geldig rijbewijs staan hoge straffen: de maximale straf hiervoor
                  is op 1 januari 2020 verhoogd van 3 maanden naar een jaar gevangenisstraf en een maximale
                  boete van 9.000 euro. Het ongeldige rijbewijs wordt door de politie, indien de bestuurder
                  het bij zich draagt, bij een staandehouding ingenomen. Omdat de straf voor het rijden
                  met een ongeldig rijbewijs vele malen hoger is dan voor het niet inleveren van het
                  ongeldig verklaarde rijbewijs, worden bestuurders veelal voor dit zwaardere delict
                  bestraft. Het niet inleveren van het ongeldig verklaarde rijbewijs komt in de meeste
                  gevallen aan het licht als deze personen toch de weg op gaan. Het komt daarom minder
                  vaak voor dat iemand voor alleen het niet inleveren van het rijbewijs gestraft wordt.
                  Dit kan bijvoorbeeld wel voorkomen als iemand zich op straat met zijn ongeldig verklaarde
                  rijbewijs legitimeert. Omdat het rijden zonder geldig rijbewijs daadwerkelijk gevaar
                  op kan leveren (het is immers niet voor niets ongeldig verklaard) wordt ervoor gekozen
                  met name hierop de beperkte opsporingscapaciteit in te zetten. Het inleveren van het
                  rijbewijs belet de bestuurders die toch aan het verkeer willen deelnemen ook niet
                  om weer te gaan rijden.
               
Registervergelijking
Het lid Geurts heeft tijdens het tweeminutendebat Verkeersveiligheid op 22 juni jl.
                  (Handelingen II 2021/22, nr. 95, item 12) een motie ingediend om het niet inleveren van ongeldig verklaarde rijbewijzen steviger
                  te beboeten (Kamerstuk 29 398, nr. 1008). Deze motie is in afwachting van de onderhavige Kamerbrief aangehouden. Zoals hierboven
                  reeds is toegelicht wordt er in de praktijk veelal voor het zwaardere delict rijden
                  zonder geldig rijbewijs gestraft en ligt daar ook de focus op in de handhaving. Naar
                  aanleiding van deze motie is bekeken of de handhaving op het niet inleveren geïntensiveerd
                  kan worden door hiervoor geautomatiseerd boetes op te gaan leggen. Een aantal jaar
                  geleden is de mogelijkheid om een registervergelijking in te voeren en zo personen
                  die hun ongeldig verklaarde rijbewijs niet binnen een bepaalde periode inleveren automatisch
                  te beboeten echter al door het OM, het CBR en de RDW onderzocht. De conclusie was
                  dat dit naar verwachting geen effectief middel is om het probleem van het rijden zonder
                  geldig rijbewijs aan te pakken omdat als het ongeldige rijbewijs wel wordt ingeleverd,
                  bestuurders die dat willen nog steeds de weg op kunnen gaan. Voorts is het maar zeer
                  de vraag of het automatisch beboeten via een registervergelijking tot een succesvolle
                  sanctionering zal leiden. Het rijbewijs kan namelijk op verschillende plekken worden
                  ingeleverd waardoor het niet altijd duidelijk zal zijn of het al is ingeleverd en
                  er mogelijk onterecht boetes opgelegd worden. Zo moet het rijbewijs worden ingeleverd
                  bij het CBR als het gaat om ongeldigverklaring door het CBR, bij het OM als het gaat
                  om een ontzegging van de rijbevoegdheid of bij de RDW bij ongeldigheid van rechtswege.
                  Ook kan het voor de betrokkene onmogelijk zijn om het rijbewijs in te leveren. Een
                  voorbeeld daarvan is dat het rijbewijs al bij het OM is ingeleverd in verband met
                  een ontzegging van de rijbevoegdheid. Het kan dan niet meer bij het CBR worden ingeleverd
                  als er ook vanuit het bestuursrecht een ongeldigverklaring volgt. Andere mogelijkheden
                  zijn dat het rijbewijs kwijt of gestolen is. Er moet dan bij de gemeente of RDW een
                  verklaring worden ingevuld dat het rijbewijs kwijt of gestolen is en in deze gevallen
                  moet voorkomen worden dat automatisch een boete wordt opgelegd. Dit maakt een eventuele
                  registervergelijking extra complex en foutgevoelig.
               
Zoals tijdens het Commissiedebat Verkeersveiligheid op 20 april jl. is aangegeven,
                  is het voor de handhaving op het rijden zonder geldig rijbewijs niet nodig dat het
                  rijbewijs daadwerkelijk is ingeleverd. Bij een staandehouding wordt de geldigheid
                  van het rijbewijs namelijk altijd in het rijbewijzenregister gecontroleerd.
               
Gezien de hoeveelheid rijbewijzen die niet worden ingeleverd, het arbeidsintensieve
                  proces dat nodig zal zijn om te voorkomen dat er onterecht boetes worden opgelegd
                  aan personen die hun rijbewijs al elders ingeleverd hebben of kwijt zijn en de moeilijke
                  bewijsbaarheid, lijkt dit middel niet efficiënt en effectief. Het voorkomt immers
                  ook niet dat personen alsnog de weg op gaan. Omdat er weinig mogelijkheden zijn om
                  de handhaving op het niet inleveren van ongeldige rijbewijzen te intensiveren, is
                  de afgelopen jaren vooral ingezet op effectievere handhaving op het rijden met een
                  ongeldig rijbewijs. Onder andere door de eerder genoemde verhoging van de maximumstraf,
                  de aanpak met behulp van ANPR-camera’s en het betekenen van de besluiten tot ongeldigverklaring.
                  Om daarnaast mensen te stimuleren hun ongeldige rijbewijs toch in te leveren wordt,
                  zoals eerder gemeld, sinds deze zomer de consequentie vermeld op de CBR-brief. Ook
                  zal tijdens de proef van het in persoon betekenen van CBR-besluiten onderzocht worden
                  of het rijbewijs direct meegegeven kan worden aan de IPKD-ambtenaar. Dit moet er toe
                  leiden dat meer ongeldige rijbewijzen worden ingeleverd.
               
Informatie-uitwisseling
Tijdens het Commissiedebat Verkeersveiligheid op 20 april jl. is ook gevraagd naar
                  de mogelijkheid om een juridische grondslag te creëren zodat gegevens over ongeldig
                  verklaarde rijbewijzen ook met de reclassering gedeeld kunnen worden en de reclassering
                  er op toe kan zien dat iemand niet toch de weg op gaat (bijvoorbeeld als betrokkende
                  met een motorvoertuig naar de afspraak zou komen). Zowel voor de partij die de gegevens
                  zou gaan verstrekken (RDW) als de partij die de gegevens zou gaan verwerken (reclassering)
                  moet een juridische grondslag gecreëerd worden. Dit is alleen mogelijk als gegevensverstrekking
                  noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van een wettelijke taak. De reclassering
                  mag echter alleen controleren op de voorwaarden voor het toezicht. Indien iemand met
                  een ongeldig verklaard rijbewijs toch gaat rijden en de reclassering over gegevens
                  moet kunnen beschikken om dit te kunnen constateren, is er feitelijk sprake van de
                  opsporing van een nieuw delict. Dit past niet binnen de wettelijke taak van de reclassering.
                  Om deze reden is het niet haalbaar een juridische grondslag voor deze gegevensverstrekking
                  en verwerking te creëren.
               
Door de verslavingsreclassering en het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie
                  wordt momenteel wel bekeken hoe de samenwerking verbeterd kan worden, specifiek bij
                  personen die onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen hebben deelgenomen
                  aan het verkeer (en waarbij het rijbewijs dus ook ongeldig kan worden verklaard naar
                  aanleiding van een eventueel geschiktheidsonderzoek door het CBR). Binnenkort start
                  een pilot in Oost-Nederland waarin onderzocht wordt welke cliënten die voor rijden
                  onder invloed voor de rechter komen terwijl ze al een ongeldig verklaard rijbewijs
                  hadden, inzet vanuit de reclassering nodig hebben. Het doel van de pilot is een beter
                  beeld te krijgen bij welke cliënten er een reclasseringsadvies moet worden aangevraagd,
                  gericht te adviseren voor deze doelgroep en ook een passend reclasseringstoezicht
                  te bieden waar dit nodig is om zo recidive te voorkomen. Omdat de pilot nog moet starten
                  is nu nog niets te zeggen over de verwachte effecten op de aanpak van het rijden zonder
                  geldig rijbewijs.
               
Ongeldig verklaarde rijbewijzen moeten worden ingeleverd. Daar zal vanuit alle betrokken
                  partijen ook op gewezen en ingezet blijven worden. De prioriteit in de handhaving
                  ligt echter op de aanpak van rijden zonder geldig rijbewijs en niet op het niet inleveren
                  van het ongeldige rijbewijs. Daar zijn de afgelopen jaren ook al de nodige stappen
                  in gezet om deze aanpak te intensiveren. Zoals aan het aantal aangehouden bestuurders
                  kan worden gezien, heeft die aanpak succes. Steeds meer bestuurders worden betrapt.
                  De komende periode moeten de in deze brief geschetste aanvullende maatregelen tot
                  een verdere verbetering van de aanpak gaan leiden. Uiteraard zullen we de resultaten
                  daarvan monitoren en wanneer daar aanleiding toe is, uw Kamer hierover informeren.
               
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
- 
              
                  Indiener
 M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Medeindiener
 D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
