Brief regering : Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 147
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2022
1. Inleiding
Versterking van de leer- en ontwikkelcultuur
Het kabinet wil de leer- en ontwikkelcultuur versterken om zo een bijdrage te leveren
aan een goed werkende, toekomstbestendige arbeidsmarkt waarin het vanzelfsprekend
is dat mensen zich een leven lang blijven ontwikkelen (LLO). LLO draagt bij aan de
duurzame inzetbaarheid en participatie van werkenden en werkzoekenden, het helpt werkloosheid
door veroudering van kennis en vaardigheden te voorkomen of bekorten, het stimuleert
doorgroeien in loopbanen, het geeft meer voldoening en werkplezier en het biedt mogelijkheden
om de inkomenspositie te verbeteren. Voor bedrijven en organisaties is de beschikbaarheid
van voldoende goed opgeleide en ervaren mensen essentieel. Private partijen besteden
gezamenlijk dan ook rond de € 3,9 miljard aan LLO. De maatschappij als geheel vaart
er wel bij naarmate investeringen in LLO toenemen, omdat de arbeidsproductiviteit
en innovatie toenemen als talenten beter worden benut. Dit draagt bovendien bij aan
de versterking van het verdienvermogen van de Nederlandse economie.
Toekomstbestendige arbeidsmarkt
Een toekomstbestendige arbeidsmarkt beweegt mee, werk en vaardigheden zijn eenvoudig
met elkaar te matchen, mensen blijven zich continu ontwikkelen en kunnen bewegen binnen
organisaties, van baan naar baan, binnen sectoren en over sectoren heen. 1Een dergelijke arbeidsmarkt vraagt om een ondernemende, lerende houding van werkenden,
werkzoekenden en werkgevers. De basis daarvoor wordt al vroeg gelegd in het initieel
onderwijs. Werkenden leren met name op de werkvloer. Werkgevers hebben dan ook een stimulerende en faciliterende rol bij het ontwikkelen
van werkenden.
Daarnaast is het kunnen volgen van passende scholing en ontwikkeling essentieel. Dat
vraagt om een divers scholingsaanbod van zowel publieke als private opleiders. Dat
aanbod moet aansluiten bij de actuele behoeften op de arbeidsmarkt en op behoeften en mogelijkheden
van volwassen deelnemers.
Dat vraagt veel aandacht voor praktijkleren («on-the-job») en het kunnen combineren van werk en scholing passend bij elke levensfase van volwassenen.
De urgentie van een toekomstbestendige arbeidsmarkt is groot. In veel sectoren is
een groot tekort aan personeel, zoals in de zorg, het onderwijs, de kinderopvang,
de techniek, ICT en bouw. Tekorten hebben gevolgen voor de hele maatschappij. Grote
transities, zoals de klimaat- en energie- en digitaliseringstransitie, worden niet
gerealiseerd als er gebrek is aan voldoende én goed opgeleide mensen. Ook voor het
realiseren van de groeistrategie, gericht op het behoud van welzijn en welvaart, is
de ontwikkeling van menselijk kapitaal cruciaal.2 Technologische en sociale innovaties die leiden tot groei van de productiviteit en
het BBP komen alleen van de grond als er voldoende mensen zijn die beschikken over
de benodigde kennis om die innovaties te ontwikkelen en te realiseren. Door een tekort
aan adequaat geschoold personeel op alle niveaus in de arbeidsmarkt komt de kenniseconomie
in gevaar.
Een toekomstbestendige arbeidsmarkt heeft er veel baat bij als meer gedacht wordt
in termen van «skills» ofwel vaardigheden3. In Europees verband neemt dat steeds meer een vlucht.4 Zo werkt Nederland samen met andere EU-lidstaten aan de gemeenschappelijke doelen
uit de EU-skills Agenda. Een belangrijk onderdeel daarvan is het zichtbaar maken en
valideren van de vaardigheden die mensen in huis hebben.5 Juist voor mensen die minder scholing hebben gevolgd maar wel veel geleerd hebben
op de werkvloer, kan het zichtbaar maken van eerdere leer- en werkervaring bijdragen
aan hun verdere ontwikkeling en de waardering van wat zij al kunnen. Dit inzicht helpt
werkgevers bovendien om zicht te krijgen op de capaciteiten van (nieuwe en zittende)
werknemers, zodat zij hen gericht kunnen ondersteunen bij hun ontwikkeling.
Het kabinet ondersteunt deze ontwikkeling naar een meer op vaardigheden gerichte arbeidsmarkt.
Uit de onafhankelijke verkenning die SZW, OCW en EZK hebben laten uitvoeren, komt
naar voren dat er veel interessante initiatieven zijn.6 Er is echter nog geen gezamenlijke taal die uitdrukt wat onder specifieke vaardigheden
moet worden verstaan. De maatschappelijke meerwaarde en effectiviteit van initiatieven
zijn nog niet helder. Het denken in termen van de waarde van vaardigheden («skills»)
voor de arbeidsmarkt is nog geen gemeengoed bij werkenden, werkgevers, opleiders en
intermediairs op de arbeidsmarkt. Verderop in deze brief komt aan de orde hoe het
kabinet de ontwikkeling naar een meer op vaardigheden gerichte arbeidsmarkt stimuleert.
Waar staan we nu?
Uit onderzoek van de SER en TNO blijkt dat de leer- en ontwikkelcultuur in Nederland
zich maar beperkt in de politiek en maatschappelijk gewenste richting beweegt.7
Er is nog geen leer- en ontwikkelcultuur gerealiseerd waarin leren en ontwikkelen
vanzelfsprekend is voor iedereen en voor een belangrijk deel is geïntegreerd in dagelijkse
activiteiten.
Weliswaar steken de Nederlandse deelnamecijfers aan LLO internationaal nog goed af,
met een positie direct achter de Scandinavische landen, maar recente cijfers van ROA
laten eveneens een enigszins stagnerende ontwikkeling zien, zowel voor cursusdeelname
als voor informeel leren. Onder werkenden is de cursusdeelname gedaald van 54% naar
51% tussen 2017 en 2020.8 Van alle werkenden geeft 31% aan nooit een cursus te hebben gevolgd. Vooral de kansen
op het gebied van informeel leren (leren door te doen of leren van collega’s) worden
nog onvoldoende benut. Er worden te weinig activiteiten ondernomen om informeel leren
te stimuleren. Dat is zorgwekkend omdat maar liefst 91% van de tijd die volwassenen
besteden aan leren informeel leren betreft.9
Praktisch opgeleiden, mensen met flexcontracten en 55-plussers zijn kwetsbaar, omdat
ze beperktere kansen hebben op het gebied van leven lang ontwikkelen. Zij volgen aanzienlijk
minder cursussen en opleidingen en ze leren minder vaak informeel. Ook hebben praktisch
opgeleiden en flexwerkers beduidend minder gevarieerd werk en minder autonomie in
hun werk. Daarmee lopen zij extra risico op een verslechterde arbeidsmarktpositie.
Werknemers bij grote bedrijven leren meer en worden meer gestimuleerd om te leren
dan werknemers bij kleine bedrijven. Ook lijkt de urgentie van leren en ontwikkelen
meer aanwezig bij werknemers van grote bedrijven. Zzp’ers volgen van oudsher minder
vaak opleidingen en cursussen dan werknemers, maar hoogopgeleide zzp’ers lopen dat
verschil wel in.
Ambitie en beleidslijnen LLO
Nu de urgentie van het blijven leren en ontwikkelen zo groot is, wil het kabinet zich
maximaal inspannen om LLO te versterken door knelpunten en hindernissen zoveel mogelijk
uit de weg te ruimen en door de toegankelijkheid en transparantie van beschikbare
instrumenten voor LLO te vergroten. De ambitie is de leer- en ontwikkelcultuur te
stimuleren en de trend van stagnerende deelname aan scholing en training te keren
en te streven naar een scholingsdeelname van 62 procent van alle volwassenen in Nederland
in 2030.10
Om deze ambitie te realiseren, geeft het kabinet een stevige impuls via drie samenhangende
beleidslijnen om mensen, bedrijven en opleiders te stimuleren in ontwikkeling te blijven
(zie figuur 1).
Om mensen beter te ondersteunen in de eigen ontwikkeling (beleidslijn 1) wordt de
publieke financiering van scholing vereenvoudigd en uitgebreid en is er extra ondersteuning
voor de meest kwetsbare groep door het ontwikkeladvies. Daarnaast zetten we in op
betrouwbare, actuele en zo volledig mogelijke informatie over publieke en private
opleidingen en financieringsmogelijkheden.
Bedrijven worden ondersteund (beleidslijn 2) bij het vormgeven van een leerrijke werkomgeving
en in de opschaling van succesvolle initiatieven.
Om de verschillende vormen van leren en ontwikkelen op de werkvloer te faciliteren
zijn er subsidieregelingen voor de financiering van de begeleiding van praktijkleren,
de scholing van basisvaardigheden en andere vormen van op-, om- en bijscholing.
De opleiders worden gestimuleerd (beleidslijn 3) het aanbod beter te laten aansluiten
op de wensen en behoeften van werkenden en werkzoekenden. Bijvoorbeeld door de ontwikkeling
en opschaling van korte scholingstrajecten en de afstemming van scholing op reeds
opgedane leer- en werkervaring.
Figuur 1 Beleidslijnen voor een sterke leercultuur
Het kabinet kan de ambities met LLO niet alleen realiseren. Om de beleidslijnen te
laten werken roept het werkgevers, werkenden, werkzoekenden, sociale partners, sectoren,
O&O fondsen, publieke en private opleiders, regionale arbeidsmarktpartijen, publieke
uitvoerders en andere betrokkenen op om samen met het kabinet ervoor te zorgen dat
deelname aan LLO voor iedereen vanzelfsprekend wordt.
Om zijn ambities te realiseren faciliteert het kabinet de betrokken partijen via een
historisch grote investering van circa € 1,2 miljard tussen 2022 en 2027, waarvan
€ 500 miljoen via het coalitieakkoord (CA) (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), € 652,5 miljoen via de 2e ronde van het Nationaal Groeifonds (NGF) en bijna € 90 miljoen via de 1e ronde van het NGF.11 Met deze extra middelen is het kabinet in staat de komende jaren grote investeringen
te doen in LLO. Dat is hard nodig gezien de hiervoor geschetste uitdagingen voor een
toekomstbestendige arbeidsmarkt.
– Specifiek op scholing gerichte extra investeringen:
○ € 500 miljoen extra individueel scholingsbudget specifiek voor praktisch opgeleiden
via STAP (vanuit het CA, tussen 2023 en 2027);
○ € 50,5 miljoen specifiek gericht op taal- en beroepsvaardigheden voor laaggeletterden
(via het NGF 2e ronde, tussen 2022 en 2027);
○ € 392 miljoen extra impuls voor relevant scholingsaanbod, ten eerste gericht op de
energietransitie (via het NGF 2e ronde, tussen 2022 en 2027);
○ € 210 miljoen voor versterking publiek/private samenwerking tussen beroepsonderwijs
en mkb (via het NGF 2e ronde, tussen 2022 en 2029).
– Het enkel beschikbaar stellen van budget voor scholing is onvoldoende om te zorgen
dat daadwerkelijk meer werkenden investeren in hun loopbaan en ontwikkeling. Het kabinet
wil daarom met een programmatische aanpak bedrijven en organisaties actief stimuleren
en faciliteren om de leercultuur in hun bedrijf of organisatie te verbeteren. En er
starten pilots met ontwikkeladviezen (NGF 1e ronde, € 45 miljoen).
– Ten slotte investeert het kabinet in de volgende noodzakelijke randvoorwaarden voor
scholing en ontwikkeling:
○ Vaardigheden van de toekomst: door een eenduidige en gemeenschappelijke skillstaal
te ontwikkelen, en eerder opgedane vaardigheden te valideren (€ 25 miljoen via NGF
1e ronde).
○ Transparantie & bundeling: om mensen te helpen bij hun keuzes door informatie over
opleidings- en financieringsmogelijkheden te bundelen en digitaal beschikbaar te stellen
in een Leeroverzicht (start vanaf oktober 2022 en verdere ontwikkeling via het NGF
1e ronde met bijna € 20 miljoen).
○ Door te zorgen voor goede coördinatie en afstemming:
▪ landelijke, sectorale en regionale initiatieven;
▪ tussen LLO beleid en de arbeidsmarktinfrastructuur;
▪ tussen SZW, OCW & EZK beleid.
Regie en coördinatie op LLO
Samenwerking is cruciaal om de leer- en ontwikkelcultuur te versterken. Vanuit de
rijksoverheid zorgen daarom de departementen SZW, OCW en EZK voor regie op en coördinatie
van het LLO-beleid genoemd in deze brief en de samenhang van dat beleid met verwante
beleidsterreinen zoals van werk of geen baan naar werk of laaggeletterdheid. Voor
dit doel gaan de drie departementen intensief samenwerken. Doel is te komen tot een
efficiënte overlegstructuur. Bijzondere aandacht gaat uit naar het meer stroomlijnen
en bundelen van de vele regelingen. We betrekken hierin de sociale partners, de onderwijskoepels
en andere kernpartners. Zodat zij signalen uit de praktijk kunnen afgeven en thema’s
kunnen agenderen. Hiernaast gaan we de bestaande overleggen over LLO met de sociale
partners intensiveren. Ook voor de sturing op de lopende en nog te ontwikkelen programma’s
op het gebied van LLO die vanuit het NGF zijn gefinancierd, gaan we zorgen voor meer
regie en coördinatie. Bij de verdere uitwerking wordt de nog te ontwikkelen governance-
en ondersteuningsstructuur voor de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur in ogenschouw
genomen. Over deze toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur wordt uw Kamer binnenkort
in een aparte kamerbrief geïnformeerd.
Leeswijzer
Na deze inleiding volgt in de paragrafen 1, 2 en 3 een uitwerking van de drie beleidslijnen:
mensen, bedrijven en opleiders in ontwikkeling. In paragraaf 4 wordt nader ingegaan
op de aanpak ter versterking van de leer- en ontwikkelcultuur, die mensen, bedrijven
en opleiders verbindt.
2. Beleidslijn Mensen in ontwikkeling
Wat zijn de uitdagingen?
In de vorige paragraaf is uiteengezet dat nog niet iedereen voldoende in staat wordt
gesteld om zich te ontwikkelen en dat de deelname aan scholing stagneert. Al langere
tijd is het beeld dat werknemers met een flexibel contract, ouderen, praktisch geschoolden
en mensen zonder startkwalificatie minder vaak deelnemen aan scholing en ook minder
informeel leren.12
Oorzaken daarvoor zijn heel verschillend. Het blijkt dat mensen doorgaans wel beseffen
dat het belangrijk is om zich te blijven ontwikkelen; alleen dan kunnen zij persoonlijke
doelen waarmaken, groeien, bijblijven, succesvol zijn, nuttig zijn voor anderen en
waardering krijgen.13 Maar hun aandacht en energie gaat veelal uit naar urgente zaken in het dagelijks
leven. Veel mensen in deze groepen hebben bovendien geen positief beeld van leren
door hun eigen ervaringen met eerder onderwijs. Daarnaast spelen ook praktische factoren
een rol, zoals de benodigde tijd die is gemoeid met scholing, de kosten ervan en de
(on)mogelijkheid om scholing te kunnen combineren met werk en zorgtaken. Andere oorzaken
zijn gelegen in een gebrek aan toegang tot voorzieningen voor scholing op het werk,
zoals voor veel flexwerkers het geval is. In kleine bedrijven ontbreken vaak HR-instrumenten
en is de leer- en ontwikkelcultuur slecht ontwikkeld (zie ook paragraaf 2).
Tot slot draagt onvoldoende transparantie van beschikbare voorzieningen van overheden,
sectoren en regionale publiek-private samenwerkingsverbanden evenmin bij aan een stimulerende
cultuur om te blijven leren en ontwikkelen.
In deze paragraaf worden de lopende en extra maatregelen toegelicht die gericht zijn
op de ontwikkeling van de mensen op de arbeidsmarkt.
Lopende maatregelen en extra inzet (in lichtgroen)
Mensen in ontwikkeling
Financiële ondersteuning van scholing
STAP-budget
Doel: ondersteuning bij de financiering van op-, om- en bijscholing. € 1.000,– subsidie
per persoon per jaar.
Doelgroep: Iedereen tussen 18 jaar en aow-gerechtigde leeftijd met een band met de
arbeidsmarkt.
Structureel. Vanaf 2022.
Jaarlijks € 218 miljoen (inclusief uitvoeringskosten).
Invulling leerrechten (middelen coalitieakkoord)
Doel: extra financiering van scholing voor mensen die minder initiële scholing hebben
genoten.
Doelgroep: mensen met maximaal mbo4-diploma.
Van 2023 t/m 2026.
Jaarlijks € 125 miljoen (inclusief uitvoeringskosten).
NL Leert Door
– met inzet van scholing
– met inzet van sectoraal maatwerk
Doel: Tijdelijke maatregelen uit het aanvullend sociaal pakket voor ondersteuning,
begeleiding en scholing in de overgang naar ander werk.
Doelgroep: Iedereen met een band met de arbeidsmarkt.
NLLD scholing: € 30 miljoen voor tijdvak najaar 2021 tot einde 2022.
NLLD sectoraal maatwerk: € 71 miljoen voor tijdvakken van voorjaar 2021 tot eind 2022.
Levenlanglerenkrediet
Doel: mogelijkheid voor lenen geld voor les-/collegegeld onder gunstige voorwaarden.
Doelgroep: iedereen tot 56 jaar die geen recht meer heeft op studiefinanciering en
een erkende opleiding op het hbo of universiteit wil volgen of mbo-bol.
Structureel.
Jaarlijks € 27 miljoen.
De raming voor de komende jaren loopt op tot zo’n € 40 miljoen in 2027.
Ondersteuning bij leren en ontwikkelen
STAP-ontwikkeladviezen
Doel: ondersteuning en oriëntatie voor de eigen ontwikkeling door middel van kosteloos
ontwikkeladvies.
Doelgroep: Mensen met maximaal mbo2-diploma.
In 2022.
Eenmalig € 10 miljoen beschikbaar.
Pilots ontwikkeladviezen (NGF 1e ronde)
Doel: vergroten van effectiviteit van ontwikkeladvies door inzicht in werkzame elementen.
Doelgroep: Mensen met maximaal mbo2-diploma.
In 2023.
In totaal is € 45 miljoen gereserveerd in de eerste ronde NGF. Middelen moeten nog
definitief worden toegekend.
Leeroverzicht (NGF 1e ronde)
Doel: In oktober 2022 start het digitaal leeroverzicht voor informatie over opleidings-
en financieringsmogelijkheden. Aansluitend wordt dit verder ontwikkeld.
Doelgroep: werkenden en werkzoekenden met een ontwikkelbehoefte.
Binnen het NGF-project uit de 1e ronde, Leeroverzicht en Skills is voor het onderdeel Leeroverzicht bijna € 20 miljoen
beschikbaar. Looptijd (medio) 2022 tot (medio) 2026.
STAP-budget
Met het STAP-budget kan iedereen die 18 jaar of ouder is en een band heeft met de
Nederlandse arbeidsmarkt sinds begin 2022 subsidie aanvragen voor scholing gericht
op de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Het STAP-budget gaat uit van eigen
regie van mensen op de besteding van de middelen (binnen de kaders van de regeling,
alleen arbeidsmarktrelevante scholing is toegelaten tot het scholingsregister waaruit
gekozen wordt). Het zelf kunnen kiezen voor scholing draagt bij aan de motivatie om
te investeren in de eigen ontwikkeling. Het STAP-budget bedraagt per individu maximaal
€ 1.000 per jaar. Structureel is jaarlijks € 218 miljoen voor het STAP-budget beschikbaar,
inclusief uitvoeringskosten. Het vormt een aanvulling op scholingsbudgetten van private
partijen zoals werkgevers, sociale partners en O&O-fondsen.14
Eerste bevindingen STAP-budget
In 2022 zijn tot nu drie tijdvakken geweest, waarin mensen het STAP-budget konden
aanvragen. De beschikbare middelen voor deze tijdvakken waren telkens binnen enkele
dagen uitverkocht. Dat betekent dat er inmiddels 115.000 subsidieverzoeken voor een
STAP-budget zijn toegekend. De eerste resultaten laten een grote spreiding zien van
de aanvragers: in opleidingsniveau (meer dan de helft maximaal een mbo-4 achtergrond),
leeftijd (bijna een kwart is 50 jaar of ouder), werksituatie (aanzienlijk deel flexwerkers,
ZZP’ers en werkzoekenden) en in sectoren.
Het STAP-budget is een lerende regeling, niet alles gaat in één keer goed en de regeling
is nog volop in ontwikkeling. De basis van deze regeling staat nu, maar verdere verbeteringen
en aanpassingen zijn nodig. Het bereik en het gebruik worden daarom nauwgezet gevolgd
met monitoring en evaluatie, zodat de opzet van het STAP-budget waar wenselijk verder
kan worden aangescherpt en gericht. Zo loopt het STAP-budget op dit moment mee in
de pilot voor de invoeringstoets, met de bedoeling om knelpunten in de uitvoering
te signaleren en op te lossen.
Daarnaast is een start gemaakt met de doorontwikkeling van STAP. Doel daarvan is STAP
toegankelijker te maken onder meer door nog meer relevante (vormen van) scholing mogelijk
te maken met het STAP-budget. Prioriteit bij de agenda voor doorontwikkeling van STAP
ligt voor de komende periode bij het verbreden van het scholingsaanbod door: het toevoegen
van EVC-aanbieders, het mogelijk maken van aanvragen voor vervolgjaren van meerjarige
scholing en het toevoegen van andere keurmerken. De eerste andere keurmerken die voldoen
aan de vereisten van het toetsingskader kunnen in het derde kwartaal van 2022 een
aanvraag doen voor het proces van toelating tot STAP. Voor aanvragen voor vervolgjaren
van meerjarige scholing en toelating van EVC-aanbieders zijn de ketenpartners druk
bezig met een analyse voor de implementatie. UWV heeft inmiddels een structurele oplossing
ontwikkeld voor aanvragen van minder digitaal vaardige burgers.15 Deze extra faciliteit is mede op aanbeveling van het Adviescollege ICT-toetsing tot
stand gebracht. In de loop van 2023 kunnen andere onderwerpen worden opgepakt.
Extra middelen voor max. mbo-4 opgeleiden
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) 4 x € 125 miljoen (voor 2023 t/m 2026) uitgetrokken om de deelname aan leven lang
ontwikkelen verder te stimuleren met leerrechten. Leerrechten geven uitdrukking aan
de aanspraak op publiek bekostigd onderwijs. Het kabinet ziet in lijn met de hierboven
gemaakte analyse een grote urgentie bij groepen die nu minder deelnemen en vaak een
kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben. Een lager opleidingsniveau en kleine
banen (minder dan 16 uur) zijn de belangrijkste verklaringen voor het achterblijven
op het gebied van scholing en ontwikkeling.16 De recente deelnamecijfers van ROA die in de vorige paragraaf zijn genoemd, bevestigen
dat met name flexwerkers en mensen zonder startkwalificatie aanzienlijk minder deelnemen
aan LLO-activiteiten.
Daarom wil het kabinet invulling geven aan het principe van leerrechten door meer
scholingsbudget beschikbaar te stellen voor mensen die minder initieel onderwijs hebben
gevolgd.17
Om de uitgetrokken middelen snel voor deze groep beschikbaar te kunnen stellen, wil
het kabinet de uitvoeringsystematiek van het STAP-budget benutten. Zo hoeft geen nieuwe
regeling te worden gemaakt.
Dat scheelt tijd en geld, komt tegemoet aan de wens om regelingen meer te bundelen
om het overzichtelijker te maken voor gebruikers en intermediairs en komt daarmee
ten goede aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de gerichte inzet van middelen.
In 2023 zal het eerste deel van de middelen als compartiment in STAP beschikbaar komen
voor de doelgroep met minder initieel onderwijs, afgebakend tot maximaal een mbo-4
diploma. Hierdoor heeft in 2023 enkel deze groep toegang tot de extra middelen en
daarmee aanzienlijk meer kans om het STAP-budget te ontvangen. Op basis van ervaringen
met het bereiken van de betreffende doelgroep en de eerste uitkomsten van de tussentijdse
evaluatie van het STAP-budget zal in overleg met betrokkenen worden bezien hoe de
middelen nog verder kunnen worden gericht op doelgroepen en/of op doelen vanaf 2024.18
Andere vergoedingen voor scholingskosten
Dit jaar kunnen werkenden en werkzoekenden ook nog gebruik maken van kosteloos scholingsaanbod
van opleiders via de regeling NL leert door met inzet van scholing. Via deze tijdelijke
crisisregeling die in de loop van 2020, in overbrugging naar het uitvoeringssysteem
van STAP, in werking is getreden, zijn al 80.000 scholingstrajecten gevolgd en voor
2022 is € 30 miljoen beschikbaar voor nog eens 54.000 voor deelnemers kosteloze scholingstrajecten.
Dit aanbod is onder meer in te zien via hoewerktnederland.nl en via de opleiders.
Dit najaar ontvangt uw Kamer een eerste tussenrapportage ten behoeve van de eindevaluatie
van deze regeling, de (al afgelopen) regeling NL leert door met inzet van ontwikkeladvies
en de regeling NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk.19
Verder is het mogelijk onder gunstige voorwaarden geld te lenen voor scholingskosten,
via het Levenlanglerenkrediet. Het gaat hier om een lening voor het lesgeld van opleidingen
mbo-bol en het collegegeld van opleidingen in het hbo en wo. Het Levenlanglerenkrediet
is beschikbaar voor mensen die niet-studiefinancieringsgerechtigd zijn. Voor studiefinancieringsgerechtigden
is het collegegeldkrediet beschikbaar. Het bedrag dat geleend kan worden is gelijk
aan de hoogte van het te betalen les-/collegegeld, met een maximum van vijf keer het
wettelijk collegegeld.20 In 2021 hebben bijna 10.000 mensen gebruik gemaakt van het Levenlanglerenkrediet.
Zij leenden in totaal € 27,3 miljoen.
Hoewel géén onderdeel van de LLO-maatregelen is het voor de volledigheid goed om hier
aan te geven dat scholing ook via andere wegen dan via LLO-beleid wordt gefinancierd.
Zo beschikken UWV en gemeenten over middelen en budget voor scholing van uitkeringsgerechtigden.
Voor zelfstandig ondernemers is er de mogelijkheid om bij hun belastingopgave de kosten
die zij maken voor scholing op te voeren als bedrijfskosten en deze in mindering te
brengen op hun winst. Zij betalen dan netto minder belasting.
Tot slot van deze niet uitputtende opsomming loopt er tot in 2023 nog een regeling
REACT-EU met Europese middelen, waarbij voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
via regio’s subsidies zijn verstrekt waarmee onder andere ook scholing, EVC en ontwikkeladvies
kan worden gefinancierd.
STAP-ontwikkeladviezen
Het bieden van onafhankelijk ontwikkeladvies draagt bij aan het laagdrempeliger maken
van LLO, zeker voor groepen die daarin minder actief zijn en niet snel eigen regie
daarop nemen. Daarom is voor praktisch geschoolden met een hoogst genoten opleiding
op mbo-2 niveau het STAP-ontwikkeladvies beschikbaar. Iemand kan zelf een loopbaanadviseur
kiezen, mits die adviseur voldoet aan de kwaliteitseisen in de regeling. Deze adviseurs
kunnen werkzaam zijn bij loopbaanadviesbureaus, maar bijvoorbeeld ook bij vakbonden,
O&O fondsen of Leerwerkloketten. Bij die organisaties zit veel kennis van de doelgroep
en de sectoren. Dit kosteloos ontwikkeladvies kan een opstap zijn voor het aanvragen
van financiering van scholing via het STAP-budget of voor andere activiteiten die
bijdragen aan de ontwikkeling. Vanaf 1 april 2022 is deze mogelijkheid gerealiseerd.
Op dit moment zijn circa 2000 registraties aangevraagd.21 Voor dit jaar zijn in totaal 15.000 adviestrajecten beschikbaar.
Pilots ontwikkeladviezen
In de eerste helft van 2023 gaan naar verwachting de experimentele pilots met ontwikkeladviezen
van start, waarvoor bij het Nationaal Groeifonds (NGF, 1e ronde) een uitgewerkt projectplan wordt ingediend. Na akkoord met dit plan komen
de gereserveerde middelen van € 45 miljoen beschikbaar en kan gestart worden met de
voorbereiding. Doel van de pilots is te onderzoeken wat succesvolle interventies zijn
om de effectiviteit van ontwikkeladviezen te versterken. In de pilots zullen verschillende
typen interventies worden ingezet, bijvoorbeeld hoe specifieke doelgroepen het beste
kunnen worden bereikt, hoe onderdelen van een adviestraject effectiever gemaakt kunnen
worden en hoe het beste opvolging kan worden gegeven aan het gegeven advies. De looptijd
van de pilots is inclusief evaluatie vier jaar en zal aansluiten op de STAP-ontwikkeladviezen.22
Leeroverzicht
In oktober 2022 komt de eerste versie van het digitale leeroverzicht beschikbaar.
Met dit Leeroverzicht (in eerdere Kamerbrieven aangekondigd onder de werktitel Nationaal
Platform Leren en Ontwikkelen) kunnen mensen betrouwbare, actuele en zo volledig mogelijke
informatie vinden over publieke en private opleidingen en financieringsmogelijkheden.
Overheid, sociale partners en (publieke en private) onderwijskoepels dragen samen
verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en implementatie van dit portaal. In oktober
2022 wordt het portaal voor het grote publiek toegankelijk. Vanaf het najaar van 2022
zullen de mogelijkheden van het Leeroverzicht worden uitgebreid. Zo zal de gebruiker
een meer gepersonaliseerd overzicht van scholings- en financieringsmogelijkheden kunnen
ontvangen. Ook zal de gebruiker zicht krijgen op de vaardigheden die men met scholing
ontwikkelt en de gevraagde vaardigheden op de arbeidsmarkt. In totaal is voor de uitwerking
van dit Leeroverzicht via het NGF-voorstel Leeroverzicht en Skills uit de 1e ronde van het NGF bijna € 20 miljoen gereserveerd voor de periode 2022 tot en met
2026.
Een herkenbare en toegankelijke publiek-private arbeidsmarkinfrastructuur voor integrale
arbeidsmarktdienstverlening in de arbeidsmarktregio’s
In het coalitieakkoord is de maatregel uitbreiding arbeidsmarktinfrastructuur opgenomen
om de overgang van werk-naar-werk en van (geen) uitkering-naar-werk te stimuleren.
De ambitie is om toe te werken naar een publiek-private arbeidsmarktinfrastructuur
die werkenden, werkzoekenden en werkgevers toegang biedt tot integrale, herkenbare
en toegankelijke dienstverlening in de 35 arbeidsmarktregio’s. Sociale partners, UWV,
gemeenten en onderwijs werken daarbij samen in een netwerkstructuur om ieder vanuit
hun eigen verantwoordelijkheid een bijdrage te leveren aan integrale dienstverlening
aan (werkende) werkzoekenden en werkgevers, samen met andere publieke en private arbeidsmarktpartijen.
Instrumenten voor om- en bijscholing die de overstap naar tekortberoepen ondersteunen
kunnen worden ingezet als dit nodig is om aan het werk te komen of te blijven. Uw
Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de contouren van de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur.
In die brief wordt ook ingegaan op de rol van de Leerwerkloketten en de evaluatie
die in mei 2022 is verschenen.23
Leerwerkloketten
In elk van de 35 arbeidsmarktregio’s werken roc, gemeenten en UWV samen in een Leerwerkloket.
Zij geven laagdrempelig informatie en advies over leer- en ontwikkelvragen aan werkzoekenden,
werknemers, studenten/ scholieren en werkgevers. Daarnaast zetten zij zich in om als
«spin in het web» de samenwerking tussen partijen in de regio op het gebied van LLO
te bevorderen, zodat zij elkaar versterken. De loketten worden in hun werkzaamheden
ondersteund door het Landelijk Team Leerwerkloketten, dat organisatorisch is ondergebracht
onder UWV. De Leerwerkloketten en het Landelijk Team ontvangen een structurele Rijksfinanciering
van jaarlijks € 4,5 miljoen, waar gemeenten, roc en UWV regionale cofinanciering tegenover
stellen. Ook ontvangen de regio’s Twente, Friesland en Rijnmond en het Landelijk Team
in totaal € 1,4 miljoen in 2022 voor de drie pilots Leerwerkloketten Plus. In 2022
is € 1,5 miljoen beschikbaar voor de flexibele brigade van de Leerwerkloketten.
3. Beleidslijn Bedrijven in ontwikkeling
Wat zijn de uitdagingen?
Voor bedrijven24 ligt er een uitdaging om te kunnen blijven inspelen op de snelle veranderingen op
de arbeidsmarkt. Door grote transities, vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt is
het een grote uitdaging voor bedrijven om aan gekwalificeerd personeel te komen. Om
zittende medewerkers te behouden, maar ook om de productiviteit van zittende medewerkers
te verhogen hebben bedrijven er baat bij om te investeren in een leerrijke werkomgeving
en in scholing. De SER ziet het koesteren van werkenden als een van de kansrijke opties
voor de aanpak van arbeidsmarktknelpunten. Dat vergt goed werkgeverschap en goed management.25
Werkenden aantrekken, motiveren en behouden vraagt om zicht op een mooie loopbaan,
ruimte voor opleiding en ontwikkeling, regelmogelijkheden ten aanzien van het eigen
werk en de werk-privébalans, én een goed salaris. Kortom, goed werkgeverschap loont.
Mensen leren verreweg het meest van en op hun werk door informeel leren en ontwikkelen.26 Hier valt nog veel winst te behalen. Informeel leren hangt nauw samen met de leer-
en ontwikkelcultuur binnen een organisatie, de vraag of er aandacht voor loopbaanontwikkeling
is en of HR-instrumenten beschikbaar zijn en goed worden toegepast. Het gebruik van
HR-instrumenten is tussen 2017 en 2020 echter juist afgenomen, wat deels mogelijk
de afname in scholing verklaart. De SER ziet hier mogelijkheden voor werkgevers, bijvoorbeeld
door het creëren van meer gevarieerde en uitdagende takenpakketten en het delegeren
van bevoegdheden waardoor werkenden meer regelmogelijkheden hebben.27 Een leerrijke werkomgeving moedigt werkenden aan om te blijven leren, zich te ontwikkelen
én om bij te dragen aan het leren van anderen.
Werknemers bij grotere bedrijven leren vaker en meer en worden ook meer gestimuleerd
om te leren.28 Hoe groter het bedrijf, des te vaker hebben werknemers een opleiding of cursus gevolgd.
Ook zijn stimulerende factoren voor informeel leren meer aanwezig, zoals variatie
in het werk en steun van de leidinggevende. Het ligt dus voor de hand om in het beleid
extra aandacht te hebben voor de kleinere bedrijven.29 Ook het Nederlands Comité voor Ondernemerschap ziet een licht dalende trend in deelname
aan leren en ontwikkelen in met name het micro- en kleinbedrijf. Het Comité voorziet
dat een grotere inzet op de ontwikkeling van medewerkers het mkb een interessantere
werkgever kan maken ten opzichte van het grootbedrijf. Dat is nodig, omdat het grootbedrijf
beter in staat lijkt personeel vast te houden.30
In deze paragraaf worden de lopende en extra maatregelen toegelicht die gericht zijn
op de ontwikkeling van bedrijven.
Lopende en extra inzet (licht rood)
Bedrijven in ontwikkeling
Publieke en private investeringen versterken elkaar
Oproep aan sociale partners en O&O fondsen om publieke en private investeringen elkaar
te laten versterken.
Opties voor versterken van publieke en private inzet zijn:
– Arbeidsvoorwaarden beter in praktijk brengen.
– Leerrijke werkomgeving stimuleren in bedrijven en bij werknemers.
– Eigen regie van werknemers versterken
– Succesvolle interventies O&O fondsen versterken.
Financiële ondersteuning mkb voor het versterken van de leer- en ontwikkelcultuur
SLIM-regeling
Doel: investering in een leerrijke werkomgeving stimuleren.
Doelgroep: mkb-bedrijven.
Vanaf 2020.
Jaarlijks is € 48 miljoen beschikbaar.
MKB!DEE
Doel: Ondersteuning innovatieve projecten in het mkb om de ontwikkeling van werknemers
te stimuleren.
Doelgroep: werkgevers in het mkb.
Van 2018 t/m 2024
In totaal € 26,8 miljoen beschikbaar gesteld.
Financiële ondersteuning voor werkgevers
Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek
Doel: om werkgevers te stimuleren nieuwe mensen uit andere sectoren aan te nemen en
hen omscholing aan te bieden kunnen zij € 3.750,– subsidie per instromer aanvragen,
mits zij de helft cofinancieren.
Doelgroep: werknemers buiten de sectoren ICT en techniek.
Van 2021 t/m 2022
In totaal € 20 miljoen beschikbaar.
Tel mee met Taal, voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid
Doel: Subsidieregeling voor werkgevers voor activiteiten gericht op het voorkomen
en verminderen van laaggeletterdheid onder werknemers.
Doelgroep: laaggeletterde werknemers.
Van 2020 t/m 2024. Jaarlijks € 2,9 miljoen.
Fiscaal gunstige behandeling van scholingskosten van werkgevers via de Wet op de loonbelasting
1964
Doel: Werkgevers betalen over een deel van de scholingskosten geen belasting om scholing
aan te moedigen.
Doelgroep: Werkgevers
Subsidieregeling praktijkleren
Doel: beter opgeleid personeel door een tegemoetkoming voor werkgevers in de kosten
van begeleiding van praktijkleren in de mbo-opleidingen bbl en duale en deeltijdse
hbo-opleidingen.
Doelgroep: werknemers die een opleiding volgen.
Structureel.
In 2022 is € 256,3 miljoen beschikbaar voor mbo-trajecten en € 18,6 miljoen voor hbo-trajecten.
In 2023 is dat € 219,6 miljoen voor mbo en € 4 miljoen voor hbo.
Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg
Doel: Tegemoetkoming voor werkgevers in de kosten van de begeleiding van praktijkleren
in de mbo-opleidingen in de derde leerweg, voor max 40 weken.
Doelgroep: werkenden met ontslag bedreigd, werkzoekenden die vallen onder WW en P-wet
en jongeren met een Wajong-uitkering.
Dit betreft een tijdelijke regeling uit het steun- en herstelpakket, het beschikbaar
budget is € 25,5 miljoen.
Kennisontwikkeling leven lang ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid
Expeditieregeling, voor kennisontwikkeling op het gebied van leven lang ontwikkelen
en duurzame inzetbaarheid
Doel: Ontwikkeling van kennis via pilots en experimenten, om tot effectieve interventies
te komen voor leven lang ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid.
Doelgroep: Samenwerkingsverbanden bestaande uit werkgevers- en werknemersorganisaties,
O&O fondsen, branches en een kennisinstituut.
Van 2022 t/m 2025.
In totaal € 32 miljoen.
Stimuleren denken in termen van vaardigheden («skills») met NGF-project 1e ronde Leeroverzicht en Skills, onderdeel Vaardig met vaardigheden, o.a. om informeel
leren te ondersteunen en zichtbaar te maken.
Doel: ontwikkelen van een gemeenschappelijke skillstaal voor arbeidsmarkt en onderwijs
voor een makkelijkere match tussen arbeidsvraag en arbeidsaanbod en een betere aansluiting
tussen arbeidsmarkt en onderwijs,
Doelgroep: werkgevers, opleiders en publieke en private arbeidsbemiddelaars.
Van 2022 t/m 2025.
In totaal € 25 miljoen.
Versterking publieke en private investeringen
Sociale partners vertegenwoordigen een groot deel van werkend Nederland en bereiken
daarmee veel bedrijven en werkenden. Voor scholing en ontwikkeling van werkenden spelen
cao-partijen en O&O-fondsen een belangrijke rol. Sociale partners op het niveau van
bedrijven en sectoren hebben een adviserende en ondersteunende rol om werkenden te
stimuleren zich te (blijven) ontwikkelen. Het kabinet heeft waardering voor hun grote
rol bij LLO en wil zich de komende jaren samen met hen inzetten om LLO in elk bedrijf
en voor alle werknemers meer vanzelfsprekend te maken en een meer leerrijke werkomgeving
te realiseren. Het kabinet zoekt daarbij naar mogelijkheden waarmee publieke en private
investeringen elkaar kunnen versterken en ziet daarvoor diverse opties om met elkaar
verder te verkennen:
– In de arbeidsvoorwaarden is vaker ruimte voor leren en ontwikkelen dan enkele jaren
terug. Via cao-afspraken stimuleren sociale partners de bedrijven om werknemers te
scholen en aan hun verdere ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid te werken. Het kabinet
vraagt de sociale partners in de Stichting van de Arbeid welke mogelijkheden zij zien
om de werkgevers te stimuleren om met concrete plannen te komen voor het vroegtijdig
inzetten op duurzame inzetbaarheid en LLO, in het bijzonder van ouderen en mensen
met flexcontracten.31
– Samen met sociale partners en andere betrokkenen is het kabinet bezig om de leer-
en ontwikkelcultuur in bedrijven, in het bijzonder in het mkb, te stimuleren. Daarbij
kunnen de vakbonden en de O&O fondsen zich in het bijzonder richten op hun constructieve
rol bij de ondersteuning van werkenden met een kwetsbare arbeidsmarktpositie die buiten
bestaande voorzieningen vallen. Over deze rol en de positionering van de vakbonden
daarin wordt ook gesproken in de kamerbrief over de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur.
– Het stimuleren van eigen regie via private individuele ontwikkelbudgetten ziet het
kabinet als een wenselijke ontwikkeling. Echter, nog lang niet alle werknemers hebben
zo’n privaat individueel budget.32
Na ommekomst van een onderzoek dit najaar in opdracht van SZW over de benutting van
dergelijke private individuele ontwikkelbudgetten en de uitkomsten van een pilot van
James Loopbaan bij twee sectoren zal het kabinet bezien of en welke mogelijkheden
er zijn voor het verder stimuleren van private individuele ontwikkelbudgetten. Aandachtspunten
zijn bijvoorbeeld de samenhang met de inzet van het STAP-budget en de succes- en faalfactoren
van de private individuele ontwikkelbudgetten die uit het onderzoek naar voren komen.
Het kabinet zal uw Kamer daarover verder informeren voor de zomer van 2023.
– Verder vormen sociale partners de besturen van de sectoraal georganiseerde O&O-fondsen.
Deze private fondsen bevatten door sectorale werkgevers bij cao afgesproken afdrachten
om te kunnen besteden aan leren en ontwikkelen in de betreffende sector. De drie ministeries
SZW, OCW en EZK laten een monitor uitvoeren die bestedingen, doelgroepen en activiteiten
van deze fondsen in beeld brengt, zodat private en publieke investeringen elkaar kunnen
versterken. Gemiddeld gaat er jaarlijks € 200 tot € 300 miljoen van O&O-fondsen naar
LLO-activiteiten. In totaal besteden private partijen hier samen rond de € 3,9 miljard
aan. De focus van de activiteiten van de fondsen ligt veelal op scholing voor de huidige
functie en in de sector, waardoor zij veel kennis hebben opgebouwd over wat werkt
in specifieke sectoren en voor specifieke groepen werknemers.33 Keerzijde is dat met name intersectoraal scholen en activiteiten die zich richten
op de bredere ontwikkeling minder aandacht krijgen. Het kabinet vraagt de O&O fondsen
de inspirerende initiatieven met eigen regie of met intersectorale scholing verder
te brengen en bij te dragen aan het stimuleren van de leer- en ontwikkelcultuur in
met name het mkb.
Financiële ondersteuning voor het mkb voor versterken leer- en ontwikkelcultuur
Met de SLIM-subsidie kunnen bedrijven of samenwerkingsverbanden in het mkb sinds 2020
een investering doen in een leerrijke werkomgeving. Denk daarbij aan een online leeromgeving
of een bedrijfsschool een doorlichting van de onderneming door een extern adviseur
of ontwikkeladviezen voor werknemers. Doordat ook samenwerkingsverbanden kunnen aanvragen,
zijn meer grootschalige initiatieven mogelijk, zoals bijvoorbeeld het gezamenlijk
oprichten van een bedrijfsschool of het opzetten van een systeem voor periodieke ontwikkelgesprekken.
Het kabinet onderzoekt in hoeverre de SLIM-regeling kan worden gebruikt voor maatschappelijke
opgaven zoals de klimaattransitie.
Voorbeeld leerrijke werkomgeving in mkb
«Met de SLIM-subsidie hebben we een leerrijke werkomgeving voor onze werknemers kunnen
creëren. Zo’n tien medewerkers van IKONS volgen onze driejarige interne opleiding,
de Academy. In die drie jaar worden ze bij zes klanten gedetacheerd. Hier kunnen ze
steeds een maand of zes flink aan de slag en een kijkje in de keuken nemen. Daarnaast
volgen ze vier inhoudelijke leerlijnen. De eerste is generiek en inhoudelijk, gericht
op content & online marketing. Daarna verwerven ze skills op het gebied van projectmanagement;
denk aan communicatie, budgettering en management. In het derde deel gaan ze meer
aan de slag met zichzelf, met hun personal brand. Wie ben je, waar sta je voor, wat
is je expertise? Het laatste deel is ondernemerschap; wat is je commerciële profiel,
hoe ga je succesvol de markt op? Na de driejarige opleiding zijn de medewerkers een
expert op hun gebied. Een aantal zal bij IKONS in dienst blijven, voor de anderen
stopt de arbeidsovereenkomst. Zij kunnen als zelfstandig professional de markt op.
We blijven zakelijk verbonden; een goed netwerk is immers goud waard. Het afgelopen
jaar zijn we zo’n veertig procent gegroeid. Ik denk dat dat alles te maken heeft met
onze keuze; het centraal stellen van expertise, scholing en ontwikkeling. Met de Academy
dus.»
Bron: Katapult voorbeelden SLIM-projecten
Vanaf het eerste tijdvak (maart 2020) tot en met het meest recente tijdvak (maart
2022) hebben ongeveer 2900 individuele mkb-ondernemers een subsidie uit SLIM gekregen.
In diezelfde periode zijn aan samenwerkingsverbanden en grootbedrijven 102 verleningsbeschikkingen
gedaan (89 samenwerkingsverbanden en 13 grootbedrijven). Om werkgevers te faciliteren
bij een succesvolle aanpak, krijgt kennisuitwisseling, het verspreiden van tools en
het bieden van inspiratie, een centrale plek bij deze regeling. Er loopt een evaluatieprogramma
om te onderzoeken of de gesubsidieerde projecten effect hebben op de leer- en ontwikkelcultuur
in bedrijven. In 2023 volgt een tussenevaluatie en 2025 wordt de eindrapportage verwacht.
Daarnaast zal worden bezien of het denken in vaardigheden (skills) in deze regeling
kan worden geëxpliciteerd om partijen te stimuleren in deze termen te denken.34
Naast de SLIM-regeling is MKB!dee opgezet om mkb-ondernemers aan te zetten om belemmeringen
voor het investeren in opleiding en ontwikkeling weg te nemen en zodoende de leer-
en ontwikkelcultuur te bevorderen. Deze subsidieregeling is weliswaar gesloten voor
nieuwe aanvragen, maar de komende jaren lopen of starten nog projecten uit verschillende
tenders. Een belangrijk doel van MKB!dee is dat projecten en ondernemers ook leren
van elkaar. Uiteindelijk gaat het erom dat geleerde lessen uit de MKB!dee-projecten
breder worden gedeeld zodat andere bedrijven ze ook kunnen toepassen. Daartoe wordt
een kennisprogramma verzorgd35.
Financiële ondersteuning van werkgevers voor scholing
Werkgevers in structurele tekortsectoren ict en techniek kunnen in 2022 nog gebruik
maken van de Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek
die in 2021 is gestart in het kader van het steun- en herstelpakket. Voor de regeling
is in totaal € 20 miljoen beschikbaar. Deze regeling is erop gericht om bedrijven
met kans- en tekortberoepen te stimuleren nieuwe mensen uit andere sectoren aan te
nemen en hen omscholing aan te bieden. Doel is om zo intersectorale mobiliteit op
gang te brengen. De werkgever ontvangt maximaal € 3.750,– subsidie per aanvraag, voor
50 procent van de kosten en draagt zelf zorg voor de overige 50 procent uit eigen
middelen of via het O&O-fonds. Met de regeling worden ongeveer 5.500 plekken gecreëerd.
Op het gebied van laaggeletterdheid en basisvaardigheden is er vanuit het programma
Tel mee met Taal tot en met 2024 een subsidieregeling voor werkgevers beschikbaar
(jaarlijks € 2,9 miljoen). Zij kunnen daarmee activiteiten opzetten gericht op het
voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid onder werknemers. In 2021 hebben 637
werkgevers voor 7.848 werknemers subsidie ontvangen voor het aanbieden van cursussen
basisvaardigheden voor hun werknemers. Daarnaast is de website aan-de-slag-met-taal-werkt gelanceerd, een project van stichting Lezen en Schrijven vanuit Tel mee met Taal
om werkgevers te ondersteunen bij het inzetten op basisvaardigheden op de werkvloer.
Verder kunnen scholingskosten die een werknemer maakt of scholing die hij volgt onder
voorwaarden onbelast worden vergoed of verstrekt door de werkgever. Hiertoe zijn in
de Wet op de loonbelasting 1964 twee gerichte fiscale vrijstellingen opgenomen.
De eerste vrijstelling ziet op vergoedingen of verstrekkingen voor onderhoud en verbetering
van kennis en vaardigheden ter vervulling van de dienstbetrekking. De tweede vrijstelling
ziet op vergoedingen of verstrekkingen voor het volgen van een opleiding of studie
met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
Voor werkgevers is voor begeleiding van studenten in de praktijk van het bedrijf een
tegemoetkoming beschikbaar vanuit de Regeling Praktijkleren. Het gaat om een tegemoetkoming
voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van een medewerker of student
die deelneemt aan een bbl-opleiding in het mbo (alle sectoren) of een werkend leren
traject in een duale of deeltijdse hbo-opleiding (alleen sectoren Techniek, Zorg &
Welzijn en Landbouw & Natuurlijke omgeving).36 De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2.700 per medewerker/student per jaar. De regeling
praktijkleren wordt dit jaar geëvalueerd. Mede op basis van de uitkomsten van de evaluatie
beslist de Minister van OCW over eventuele voortzetting van de regeling.
Werkgevers die een erkend leerbedrijf zijn, kunnen in het kader van de maatregelen
in het steun- en herstelpakket in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van kosten
die zij maken voor het in de praktijk begeleiden een student die een mbo-opleiding
in de derde leerweg volgt. Dit betreft alleen kortdurende bij- en omscholing (max
40 weken) van een werkzoekende of een werkende die werkloos dreigt te worden. Voor
de periode 2021 tot en met 2023 is in totaal € 25,5 miljoen beschikbaar voor vijf
aanvraagrondes. Om het tekort aan begeleidingscapaciteit aan te pakken zijn (regionale)
publieke en private samenwerkingen van belang om te komen tot innovatieve vormen van
begeleiding.
Kennisontwikkeling leven lang ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid
In 2022 is de Tijdelijke subsidieregeling Experimenten Duurzame Inzetbaarheid Interventies
(ofwel de Expeditieregeling) gestart, die in samenwerking met de sociale partners
tot stand is gekomen.37 Hiervoor is de komende vier jaar in totaal € 32 miljoen beschikbaar. Deze regeling
is gericht op kennisontwikkeling over leven lang leren en duurzame inzetbaarheid.
Aanvragen kunnen worden gedaan door samenwerkingsverbanden, bestaande uit werkgevers-
en werknemersorganisaties, O&O fondsen, branches en een kennisinstituut.
Met deze regeling kunnen experimenten of pilots worden opgezet, om te kijken welke
interventies op het gebied van leven lang ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid effectief
zijn zodat deze vervolgens kunnen worden doorontwikkeld.
Deze regeling kan een mooie opening zijn voor het vergroten van kennis en de meerwaarde
van initiatieven die zich richten op vaardigheden (skills) of andere vernieuwende
initiatieven voor de arbeidsmarkt.38 In de verkenning is aangegeven dat de effectiviteit van deze initiatieven vergroot
kan worden als zij gepaard gaan met een deugdelijke evaluatieprogramma. De Expeditieregeling
biedt die mogelijkheid.
Om het denken in vaardigheden op de arbeidsmarkt aan te jagen en het valideren van
vaardigheden te faciliteren draagt het kabinet met het NGF-project Vaardig met vaardigheden
(uit het NGF-voorstel Leeroverzicht en Skills) graag bij met de ontwikkeling van een
gemeenschappelijke taal, ofwel een «skills-ontologie», genaamd CompetentNL39.
Competent NL
CompetentNL beschrijft skills en wordt daarom ook wel een skillstaal genoemd. CompetentNL
kan door publieke en private afnemers worden gebruikt om fijnmaziger te beschrijven
wat iemand al kan, wat iemand nodig heeft bij het uitvoeren van een baan en wat iemand
met een bepaalde scholingsinterventie kan leren. CompetentNL wordt open beschikbaar
gesteld aan afnemers als het Leeroverzicht, UWV, gemeenten, intermediairs en private
partijen. Wanneer verschillende afnemers dezelfde taal gebruiken, wordt de verbinding
tussen onderwijs en arbeidsmarkt verstevigd. Het vergemakkelijkt het realiseren van
een match tussen arbeidsaanbod en arbeidsvraag.
Het project start in 2022. Daarbij wordt ook een communicatieplan uitgevoerd om potentiële
gebruikers zoals werkgevers en sectoren te stimuleren van deze gemeenschappelijke
taal gebruik te maken. De gemeenschappelijke taal is in staat met andere skills-talen
en toepassingen te communiceren via een gestandaardiseerde interface, waardoor de
gebruikswaarde van reeds ontwikkelde toepassingen – zoals skills paspoorten – fors
toeneemt. Hiermee geeft het kabinet tevens invulling aan de motie van het lid Tielen.40
4. Beleidslijn Opleiders in ontwikkeling
Wat zijn de uitdagingen?
Voor een sterke leer- en ontwikkelcultuur is naast informeel leren ook de beschikbaarheid
van passende bij-, op- en omscholing van essentieel belang. Dit geldt zeker voor kennisintensieve
opgaven als de energietransitie en de digitale transformatie. Ook bij intersectorale
mobiliteit is een passend omscholingsaanbod van belang. Passende scholing betekent
dat scholing gecombineerd kan worden met werken. Ook moet de scholing goed aansluiten
bij iemands kennis en kunde en de behoefte op de arbeidsmarkt. Specifieke groepen
vragen om een eigen aanpak, zoals mensen die negatieve ervaringen hebben met leren
en mensen die laaggeletterd zijn.
Er is heel veel aanbod van scholing beschikbaar in Nederland. Het grootste deel van
dat aanbod aan cursussen, trainingen en opleidingen voor volwassenen wordt op dit
moment uitgevoerd door private opleiders.41 Daarnaast bieden ook publieke onderwijsinstellingen in mbo42, hbo43 en wo44 cursussen en opleidingen aan voor LLO-doelgroepen.
Naarmate de maatregelen ter versterking van de leer- en ontwikkelcultuur meer effect
hebben, zal niet alleen informeel leren maar ook de vraag naar passende scholing toenemen.
Omgekeerd zal de beschikbaarheid van een laagdrempelig aanbod aan passende scholing
een sterke leer- en ontwikkelcultuur bevorderen. Het kabinet acht daarom de inzet
van zowel publieke als private opleiders van groot belang om de ambities met leven
lang ontwikkelen te kunnen realiseren. Het kabinet moedigt opleiders en werkgevers
aan om met elkaar in gesprek te gaan over de wensen en behoeften van de werkgevers,
werkenden en werkzoekenden. Dat vraagt onder meer om specifiekere kennis over de landelijke,
sectorale en regionale ontwikkelingen in de vereiste kennis en skills op de korte
en langere termijn en de vraag naar scholing die daar uit voortvloeit («vraagarticulatie»).
Dit vormt de basis voor de ontwikkeling en uitvoering van scholing die aansluit op
die vraag.
Toekomstverkenning flexibilisering onderwijs in het kader van LLO
In aanvulling op de concrete LLO-maatregelen voor de komende jaren zal de Minister
van Primair en Voortgezet Onderwijs, die tevens LLO in zijn portefeuille heeft, samen
met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kader van een toekomstverkenning
concrete beleidsvoorstellen ontwikkelen op de flexibilisering van het mbo en hoger
onderwijs. Afspraken hierover zijn gemaakt in het Bestuursakkoord hoger onderwijs45 en de Kaderbrief Werkagenda mbo46. De toekomstverkenning start in het najaar en resulteert in een actieplan voor het
onderwijs waarover ik u begin 2023 zal informeren. Hierin wordt onder andere ingegaan
op vraagstukken die voortvloeien uit de grotere behoefte aan maatwerktrajecten voor
werkenden en werkzoekenden en de vraag naar personalisering van het onderwijs, in
tijd, vorm en inhoud. In hoeverre is een fundamentele herziening van het stelsel wenselijk,
om voldoende ruimte te bieden voor flexibel onderwijs. Dienen deze ontwikkelingen
in of naast het reguliere diplomagerichte onderwijs een plek te krijgen? Wat vraagt
dit van wet- en regelgeving? Wat zijn de mogelijkheden voor bekostiging van flexibel
aanbod? En wat zijn mogelijkheden voor verdere samenwerking tussen publieke en private
opleiders? Tot slot wordt verkend hoe publieke en private aanbieders, ieder vanuit
de eigen rol en verantwoordelijkheid, elkaar kunnen versterken op het gebied van LLO.
Lopende en extra inzet (in lichtblauw)
In onderstaande tabel zijn de lopende en extra maatregelen op dit thema opgenomen.
Onder de tabel worden deze verder toegelicht.
Opleiders in ontwikkeling
Opschaling aanbod korte scholingstrajecten voor werkenden en werkzoekenden
LLO-katalysator (NGF 2e ronde)
Doel: vraaggerichte ontwikkeling van (modulaire) opleidingsprogramma’s in regionale
publiek-private samenwerkingsverbanden van bedrijfsleven, publieke en private opleiders
en overheid. Daarnaast wordt een LLO-Radar ontwikkeld voor de behoefte aan skills.
Doelgroep: werkenden en werkzoekenden.
Van 2022 t/m 2027.
In totaal is er € 392 miljoen gereserveerd, waarvan € 167 miljoen onvoorwaardelijk
toegekend voor de eerste fase (tot medio 2024).
LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden (NGF 2e ronde)
Doel: ontwikkeling van opleidingsprogramma’s om taalvaardigheid op te doen in combinatie
met beroepsvaardigheden. Dit ter versterking van de positie op de arbeidsmarkt.
Doelgroep: laaggeletterden/ mensen met onvoldoende basisvaardigheden.
Van 2022 t/m 2027.
In totaal is er € 50,5 miljoen gereserveerd vanuit het NGF, waarvan € 7,6 miljoen
onvoorwaardelijk is toegekend voor de eerste fase (tot medio 2024).
Tel mee met Taal
Doel: Actieprogramma voor extra scholingsmogelijkheden om de basisvaardigheden (taal,
rekenen en digitale vaardigheden) te verbeteren.
Doelgroep: laaggeletterden.
Van 2020 t/m 2024.
Jaarlijks € 25 miljoen.
Extra geld voor gemeenten voor de aanpak van laaggeletterdheid
Doel: het bieden van meer ruimte voor gemeenten voor de aanpak van laaggeletterdheid.
Doelgroep: laaggeletterden /mensen met onvoldoende basisvaardigheden.
Structureel.
Vanaf 2023 is er € 17 miljoen extra voor de aanpak van laaggeletterdheid.
Microcredentials en mbo-certificaten
Doel: inzet opleiders mbo en hoger onderwijs voor (digitale) certificering van kortdurende
scholingstrajecten.
Doelgroep: werkenden en werkzoekenden die een deel van een erkende opleiding willen
volgen.
Opschaling aanbod opleidingen mbo en ho voor werkenden en werkzoekenden
Vergroten aanbod beroepsopleidingen voor zij-instromers
Doel: opschaling bestaande bbl-opleidingen voor zij-instromers in het mbo. Opschaling
deeltijdse en duale opleidingen voor associate degree en bachelor in hbo.
Uitwerking via het Bestuursakkoord hoger onderwijs en de Werkagenda mbo.
Opschaling van publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs (NGF 2e ronde)
Doel: versterking publiek-private samenwerking tussen beroepsonderwijs en mkb in NGF-project
Opschaling van publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs van Katapult (onder
voorbehoud).
In totaal is er € 210 miljoen voorwaardelijk toegekend.
Subsidieregeling flexibilisering mbo
Doel: publieke en private opleiders werken aan flexibele onderwijsprogramma’s die
aansluiten op de behoeften van werkenden en werkzoekenden.1
Doelgroep: werkenden en werkzoekenden die een opleiding willen volgen in het mbo en
hbo.
Van 2019 t/m 2024.
In totaal € 20 miljoen beschikbaar.
Vergroten wettelijke ruimte voor maatwerkopleidingen voor zij-instromers
Doel: meer ruimte voor maatwerkopleidingen voor zij-instromers.
Wetsvoorstel maatwerk mbo en Wetsvoorstel leeruitkomsten hoger onderwijs.
Doelgroep: zij-instromers.
Streven naar verankering in wetgeving in 2023 (hoger onderwijs) en 2024 (mbo)
Versterken aansluiting bij eerdere leer- en werkervaring
Versterking aansluiting bij eerdere leer- en werkervaring
Doel: Kennisdeling stimuleren voor het valideren van eerder verworven leer- en werkervaring
mbo.
Doelgroep: mbo-instellingen.
Project Kennispunt MBO (2022–2023).
X Noot
1
Flexibel beroepsonderwijs – infographic | Publicatie | Dienst Uitvoering Subsidies
aan Instellingen (dus-i.nl)
Opschaling aanbod korte scholingstrajecten voor werkenden en werkzoekenden
Het kabinet stimuleert met het NGF-project LLO-katalysator vraaggerichte ontwikkeling
van opleidingsprogramma’s voor LLO. Dit gebeurt in regionale publiek-private samenwerkingsverbanden
van bedrijfsleven, publiek en privaat onderwijs (mbo, hbo en wo) en overheid. Zoveel
als mogelijk wordt aangesloten bij bestaande initiatieven, samenwerkingsverbanden
en overlegstructuren. De te ontwikkelen opleidingsprogramma’s worden open-source beschikbaar
gesteld voor uitvoering door zowel publieke en private opleiders. In de eerste fase
(tot 2024) wordt scholingsaanbod ontwikkeld voor de energie- en grondstoffentransitie.
Via een lerende aanpak zal de aanpak in de periode 2024–2027 ook ingezet worden voor
andere (krapte)sectoren. Succesvolle regionale oplossingen worden versneld landelijk
beschikbaar gesteld.
Een ander belangrijk onderdeel van de LLO-Katalysator is de ontwikkeling van een LLO-Radar.
Dit is een instrument waarmee continu de (toekomstige) behoefte aan skills op de arbeidsmarkt
in beeld kan worden gebracht. Voor dit project is in totaal € 392 miljoen beschikbaar,
waarvan € 167 miljoen onvoorwaardelijk is toegekend voor realiseren eerste fase. Het
resterend bedrag van € 225 miljoen is voorwaardelijk toegekend.
Specifiek voor laaggeletterden worden in het NGF project LLO Collectief Laagopgeleiden
en Laaggeletterden opleidingsprogramma’s ontwikkeld waarin het verwerven van taalvaardigheid
wordt gecombineerd met het verwerven van beroepsvaardigheden. Doel is dat praktisch
geschoolden en laaggeletterde inwoners hiermee kunnen doorstromen naar het beroepsonderwijs
en een betere positie krijgen op de arbeidsmarkt. Voor dit project is in totaal € 50,5
miljoen beschikbaar voor de periode 2022–2027, waarvan € 7,6 miljoen onvoorwaardelijk
is toegekend voor de eerste fase tot in 2024. Het resterend bedrag van € 42,9 miljoen
is voorwaardelijk toegekend.
Dit NGF-project is een aanvulling op het al langer lopende interdepartementale actieprogramma
Tel mee met Taal (looptijd 2020–2024) voor extra scholingsmogelijkheden op het gebied
van basisvaardigheden (taal, rekenen en digitale vaardigheden).
Scholen, werkgevers, bibliotheken en andere organisaties kunnen met de subsidieregeling
subsidie aanvragen voor het verminderen en voorkomen van laaggeletterdheid. Gedurende
de looptijd is jaarlijks ca. € 25 miljoen beschikbaar.
Daarnaast wordt het structurele budget voor volwasseneneducatie dat via een specifieke
uitkering jaarlijks naar gemeenten gaat, opgehoogd met maximaal € 17 miljoen vanaf
2023 waardoor dit op € 80 miljoen uitkomt.47 Hiervoor zullen we in 2023 met de VNG en gemeenten nieuwe bestuursafspraken maken.
Verder faciliteert het kabinet de ontwikkeling naar een landelijke aanpak van certificering
van kortdurende scholingstrajecten. Zo wordt in het mbo het systeem van (door OCW
erkende) mbo-certificaten voor onderdelen van mbo-opleidingen verder uitgebreid. In
het hoger onderwijs wordt, via SURF, door 22 hogescholen en 10 universiteiten samengewerkt
in de pilots microcredentials.
Microcredentials zijn digitale certificaten voor zelfstandig af te ronden onderwijseenheden
met een grootte van 3 tot 30 studiepunten. Uitgangspunt is dat microcredentials een
kwaliteitskeurmerk en een erkende waarde voor de doelgroep professionals hebben. Microcredentials
geven een zelfstandige waarde aan kleinere onderwijseenheden en maken het voor professionals
mogelijk aan te tonen wat ze hebben geleerd. Dit stimuleert flexibilisering van het
onderwijs en geeft herkenbare waarde aan het LLO-aanbod van instellingen.
De mbo instellingen kunnen aanbod ontwikkelen van arbeidsmarktrelevante onderdelen
van mbo-opleidingen, zoals het mbo-certificaat of de praktijkverklaring. In aanvulling
hierop worden, in het kader van het NGF-project LLO-Katalysator, extra mogelijkheden
verkend voor het verstrekken van mbo-certificaten en/of microcredentials op basis
van het in dit project ontwikkeld modulair aanbod.
Voorbeelden ontwikkeling kortdurende scholing in het mbo
– In de zorg zijn leertrajecten ontwikkeld om mensen met en zonder ervaring in de
zorg inzetbaar te maken met behulp van mbo-certificaten48. Zowel publieke als private erkende mbo-instellingen hebben de leertrajecten uitgevoerd.
– In regionale samenwerkingsverbanden van o.a. gemeente, UWV, mbo-scholen en werkgevers
is ervaring opgedaan met Praktijkleren met de praktijkverklaring49. Dit is kortdurende scholing voor eenvoudige werkzaamheden, die de medewerker volledig
op de werkvloer kan aanleren. Deze leerbaan is bedoeld voor mensen voor wie het behalen
van een mbo-diploma of mbo-certificaat (vooralsnog) niet haalbaar is. De medewerker
ontvangt een praktijkverklaring voor de geleerde werkprocessen. Mbo-scholen verstrekken
die als onderdeel van een mbo-verklaring.
Voor het private aanbod zijn er mogelijkheden om kwalificaties die niet door de overheid
worden gereguleerd in te laten schalen in het Nederlands kwalificatieraamwerk. Deze
inschaling gebeurt door het Nationaal Coördinatiepunt NLQF.50 Met het wetsvoorstel NLQF dat na de zomer voor internetconsultatie wordt aangeboden,
wordt beoogd deze voorziening structureel te maken.
Opschaling aanbod opleidingen mbo en hoger onderwijs voor werkenden en werkzoekenden
Het kabinet gaat de opschaling van scholingsaanbod verder stimuleren voor zowel volwassenen
met een mbo, hbo- of wo-achtergrond als voor volwassenen zonder startkwalificatie,
met speciale aandacht voor kraptesectoren. Afspraken hierover (inclusief indicatoren)
worden uitgewerkt in het kader van het Bestuursakkoord hoger onderwijs51 en de in het najaar te publiceren Werkagenda mbo52. Het gaat bijvoorbeeld om opleidingen voor zij-instromers waarin werken en leren
kunnen worden gecombineerd, zoals een verkorte beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in
het mbo of een Fast-Switch opleiding in het ho. Daarnaast kan het scholingsaanbod
verder worden versterkt door het voorwaardelijk toegekende NGF-project Opschaling
van publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs. De focus in dit project
is gericht op het realiseren van voldoende goed geschoolde vakmensen in het mkb. Dit
project van Katapult heeft € 210 miljoen voorwaardelijk toegekend gekregen.
Voorbeelden aanbod opleidingen voor zij-instromers in hoger onderwijs
Flexibilisering deeltijdse en duale opleidingen
In het experiment leeruitkomsten werken 21 publieke en private hbo-instellingen gedurende
vijf jaar aan flexibilisering van ruim 400 opleidingen deeltijdse en duale opleidingen
voor associate degree en bachelor. De eindevaluatie was positief 53 Op basis van dit experiment is o.a. het concept FastSwitch54 ontwikkeld waarin zij-instromers, in het bezit van een bachelor diploma of hoger,
versneld en op maat omgeschoold worden naar een betaalde baan in een van de kraptesectoren.
Programma mkb-route in het hbo
Het MKB-Nederland, de Vereniging Hogescholen en de ministeries van EZK en OCW werken
samen aan pilots waarin mkb-bedrijven en hogescholen werkend leren trajecten realiseren
in duale en deeltijdse hbo-opleidingen, gericht op het behalen van een diploma associate
degree of bachelor degree.55 De pilots worden in diverse sectoren uitgevoerd, van bouw tot logistiek, ICT en retail.
In 2022 en 2023 wordt het aantal pilots verder uitgebreid. Het programma is gestart
in 2018 en loopt door tot 2024, in totaal is circa € 1 miljoen beschikbaar gesteld.
Duale route zij-instroom leraren opleiding
Specifiek voor het lerarentekort is door publieke en private ho-instellingen het publiek-private
omscholingstraject «zij-instroom in beroep» opgesteld. Zij-instroom in beroep is een
duale route van contractonderwijs (privaat bekostigd) en een baan als leraar. Het
is een combinatie van maximaal twee jaar begeleid werken op een school en scholing
door een lerarenopleiding. De route levert geen bachelor- of master op, maar een getuigschrift
zij-instroom waarmee de zij-instromer als leraar kan werken. Schoolbesturen kunnen
een tegemoetkoming in de kosten aanvragen via de regeling subsidie zij-instroom.56
Daarnaast wordt met het wetsvoorstel leeruitkomsten de wettelijke ruimte vergroot
voor een flexibel opleidingsaanbod, onder meer voor zij-instromers.57
Als het wetsvoorstel wordt goedgekeurd gaat de wet voor het hoger onderwijs meer ruimte
bieden voor zij-instromers die opleidingen op maat volgen die aansluiten op al aanwezige
kennis en kunde en waarin werken en leren worden gecombineerd. Het streven is het
wetsvoorstel in 2023 in werking te later treden laten. Ook in het mbo wordt een wetsvoorstel
voorbereid dat onder andere is gericht op het vergroten van mogelijkheden voor maatwerk
dat aansluit bij eerdere leer- en werkervaringen. In het wetsvoorstel wordt tevens
de wettelijke basis verduidelijkt voor het aanbieden van afzonderlijke onderdelen
van opleidingen in het niet-bekostigd onderwijs. In het najaar start de internetconsultatie
over dit wetsvoorstel. Het streven is dat dit wetsvoorstel in 2024 in de WEB is verankerd.
Versterking aansluiting bij eerdere leer- en werkervaring
De laatste jaren zijn steeds meer initiatieven ontstaan met als doel het in kaart
brengen van al verworven kennis, vaardigheden en competenties. Hiermee lijkt het denken
over eerder verworven competenties in de vorm van EVC-procedures zich te verbreden
naar het belang van een op vaardigheden («skills») ingerichte arbeidsmarkt. Verdere
kennisopbouw over vernieuwende initiatieven die bijdragen aan LLO en duurzame inzetbaarheid
wordt met de Expeditieregeling aangemoedigd (zie ook paragraaf 2). Dit laat onverlet
dat EVC-procedures van waarde zijn voor specifieke doelen in de loopbaanontwikkeling.
EVC-procedures onderscheiden zich van andere valideringsinstrumenten door het gebruik
van meetstandaarden. Ook wordt de kwaliteit van de validering geborgd. Daarmee nemen
EVC-procedures een plek in aan de kant van «meest objectief» binnen het spectrum van
validering. Daarom kunnen mensen voor het volgen van een EVC-procedure een STAP-budget
aanvragen, zodra de huidige technische belemmeringen door de uitvoerder zijn opgelost.
Zo lang dit nog niet kan via STAP is de bedoeling tijdelijk een mogelijkheid te creëren
via een andere regeling (met de middelen van het STAP-budget).58
We stimuleren dat scholingstrajecten goed aansluiten op de kennis en kunde die mensen
via informeel leren op de werkvloer al hebben opgedaan.
Zo start het Kennispunt mbo een project voor leden van examencommissies, gericht op
de versteviging van de kennisbasis over verzilvering van bewijsstukken van eerdere
werk- en leerervaring. Hierbij worden instrumenten en voorbeelden uitgewerkt gericht
op bewijsstukken van eerdere werkervaring, eerder gevolgde (branche)opleidingen en
bewijsstukken van EVC-procedures en skillspaspoorten. Het project start in de zomer
van 2022 en wordt afgerond in 2023.
Valideren van vaardigheden («skills»)
Scholingsprogramma’s kunnen naadloos aansluiten op eerdere leer- en werkervaring door
vaardigheden («skills») in beeld te brengen. Voor het valideren van iemands vaardigheden
voor een nieuwe taak of functie zijn werkgever, opleider en de kandidaat zelf aan
zet. Via bewijsstukken, portfolio opbouw en of (ontwikkel) assessments kan een kandidaat
zijn vaardigheden laten valideren. Indien er sprake is van een leemte tussen wat een
functie aan vaardigheden vraagt en wat een kandidaat aan vaardigheden meebrengt, kan
er een passend scholingstraject uitgestippeld worden dat recht doet aan iemands kennis
en kunde.
Daarnaast kunnen publieke en private opleiders op termijn gebruik maken van de al
eerder genoemde gemeenschappelijke taal CompetentNL die publiek beschikbaar wordt
gesteld. CompetentNL wordt, in het kader van het NGF-project Vaardig met vaardigheden,
gekoppeld aan enerzijds de beroepenbeschrijvingen van het UWV en anderzijds de voor
het mbo beschreven kwalificaties. Ook wordt verkend hoe dergelijke koppelingen gelegd
kunnen worden met het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs. Met deze koppelingen
worden doelen van opleidingen zichtbaar gemaakt in termen van vaardigheden. Dit maakt
het eenvoudiger om tot een passend scholingsaanbod te komen dat aansluit op de vaardigheden
die iemand al beheerst.
5. Naar een sterke leer- en ontwikkelcultuur
Een sterke en ambitieuze leer- en ontwikkelcultuur in Nederland, daar werken we met
deze beleidslijnen naar toe. Een toekomstbestendige arbeidsmarkt kan simpelweg niet
zonder. Bij de beoogde cultuurverandering gaat het erom leren en ontwikkelen vanzelfsprekend
te maken en zoveel mogelijk te integreren in dagelijkse activiteiten.59 Daarvoor is nodig dat drempels worden weggenomen, dat instrumenten makkelijk voorhanden
en vindbaar zijn, en dat er motivatie en urgentie gevoeld wordt waardoor werknemers,
werkgevers en zelfstandigen in beweging komen.
Voor de werkgeversorganisaties, de vakbonden, branches en O&O fondsen ziet het kabinet
een grote rol weggelegd. Zij hebben kennis van en ervaring met de werkgevers en de
werkenden in de bedrijven en hebben veel ervaring met het stimuleren van leren en
ontwikkelen. Landelijk zal met sociale partners in de Stichting van de Arbeid nauw
overleg gevoerd worden over de invulling van het beleid voor leven lang ontwikkelen,
waarbij sociale partners in het SER MLT-advies hebben aangegeven initiatief en regie
te willen nemen en ook een actieve, stevige en uitvoerende rol te zien voor zichzelf.60
De aanpak van het versterken van de leer- en ontwikkelcultuur pakken we langs twee
lijnen op.
1. Instrumenten voorhanden en vindbaar
Uit het voorgaande blijkt dat er al tal van instrumenten en maatregelen beschikbaar
zijn om leren en ontwikkelen aan te moedigen bij werkenden, werkzoekenden en werkgevers.
Door de veelheid aan regelingen dreigt het zicht op wat beschikbaar is voor specifieke
mensen of bedrijven verloren te gaan. Goede communicatie op zowel landelijk, sectoraal
als regionaal niveau kan bijdragen aan het vergroten van de transparantie. Dit jaar
is al stevig ingezet op communicatie rondom onder meer STAP, SLIM en Nederland Leert
Door. Deze communicatie wordt de komende jaren verbreed. Dat krijgt vorm door het
verder ontwikkelen van een overkoepelende communicatiestrategie en -campagne vanuit
de drie LLO departementen om een leer- en ontwikkelbeweging in gang te zetten samen
met alle betrokkenen. De website hoewerktnederland.nl speelt daarbij een verbindende en informerende rol.
Doel is in samenwerking met betrokken partijen te komen tot een integrale communicatiestrategie,
die mensen, bedrijven en de professionals die ermee werken helpt laagdrempelig toegang
te krijgen tot de beschikbare instrumenten. Dit vergt samenwerking tussen SZW, OCW
en EZK – maar ook met andere departementen zoals VWS – en partijen in het LLO-domein
die nauw in contact staan met werkenden, werkzoekenden en werkgevers.
Om bedrijven te faciliteren bij een succesvolle aanpak, in het bijzonder om informeel
leren te stimuleren en leerrijke werkomgevingen te creëren, heeft kennisuitwisseling
een centrale plek in de aanpak voor het versterken van de leer- en ontwikkelcultuur.
Door te zorgen voor een podium voor effectieve interventies en maatregelen kunnen
deze binnen het netwerk verder worden bekendgemaakt en verspreid. Waardoor ook andere
werkgevers concrete handvatten krijgen. De hiervoor al genoemde Expeditie-regeling
speelt hierin een belangrijke rol. Deze regeling geeft ruimte voor pilots en experimenten,
om bestaande wetenschappelijke of praktijk kennis breder toepasbaar te maken en inzicht
te krijgen in succesfactoren en effectiviteit. Met als doel dat meer bedrijven en
organisaties tijdig inzetten op (vernieuwende) maatregelen op het gebied van Duurzame
Inzetbaarheid en LLO.
2. Versterking motivatie en urgentie
Mensen en bedrijven komen vooral in beweging als er voldoende motivatie en urgentie
gevoeld wordt. Het besef dat leren en ontwikkelen op deze arbeidsmarkt geen «nice
to have» is maar een cruciale investering moet nog verder doordringen bij mensen en
bedrijven. Ook hier speelt de hierboven al genoemde gemeenschappelijke communicatiestrategie
een belangrijke rol.
Hierbij worden bedrijven en personen betrokken die als boegbeeld en als ambassadeur
kunnen en willen fungeren. Boegbeelden zijn bekende Nederlanders die met gezag en
enthousiasme op inspirerende wijze de boodschap van de sterke leer- en ontwikkelcultuur
willen uitdragen bij allerlei gelegenheden. De boegbeelden kunnen afkomstig zijn uit
diverse kringen, afhankelijk van de groep waarop zij zich richten. Ambassadeurs zijn
werkgevers of collega’s die al een stapje verder zijn met leren en ontwikkelen. Stel
dat iedere werkgever die een leerrijke werkomgeving heeft opgezet, minstens twee andere
bedrijven weet te motiveren dat ook te doen, en die twee doen dat vervolgens ook weer,
enzovoorts, dan ontstaat een exponentiële groeicurve.
Ook erkende leerbedrijven en de praktijkopleiders die daar mensen begeleiden om zich
te ontwikkelen, kunnen bijdragen aan het versterken van de leer- en ontwikkelcultuur
in andere bedrijven. Collega’s onder elkaar kunnen ook de rol van ambassadeur vervullen.
Voor werkenden is er door de vakbonden ervaring opgedaan met leerambassadeur projecten.
Daarnaast kunnen medezeggenschapsraden een rol spelen om collega’s in hun organisatie
te laten zien wat leren en ontwikkelen kan opleveren.
Voor de verdere uitwerking van acties zoeken we aansluiting bij staande praktijken
en lopende acties en initiatieven. Door bundeling van krachten kan eenduidigheid en
meerwaarde worden bereikt. Daarbij wil het kabinet ook bestaande netwerken en initiatieven
uitnodigen bij te dragen aan de versterking van de leer- en ontwikkelcultuur, zoals
de Stichting Buitenboordmotor en Techniekpact.
De SER kan hierbij een belangrijke rol vervullen op het gebied van informatie-uitwisseling,
het bijeen brengen van inzichten in wat werkt en kennisontwikkeling met het oog op
een positieve en vanzelfsprekende leer- en ontwikkelcultuur. Door gebruik te maken
van het netwerk dat afgelopen jaren is opgebouwd, kan de SER praktijk, onderzoek en
beleid aan elkaar verbinden.
6. Tot slot
Met de in de verschillende beleidslijnen beschreven LLO-maatregelen wil het kabinet
bijdragen aan een sterke en actieve leer- en ontwikkelcultuur waarin mensen, bedrijven
en opleiders in ontwikkeling blijven. Goed opgeleid talent zorgt voor innovatie en
vooruitgang. Maar bovenal geeft het mensen de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen,
meer plezier en voldoening te halen uit hun werk, hun baan te behouden of een nieuwe
baan te krijgen. We geven als kabinet graag samen met sociale partners, onderwijspartijen
en alle andere betrokkenen gezamenlijk uitwerking aan deze beleidslijnen die bijdragen
aan een meer toekomstbestendige arbeidsmarkt waar iedereen kansen krijgt.
Mede namens de Minister van EZK en de Minister van OCW,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs