Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 13 september 2022, over zijn uitspraken in Nieuwsuur dat ouders en kinderen juridisch bijgestaan zullen worden bij uithuisplaatsingen (Nos.nl, 7 september 2022), een reactie op het rapport ‘Eindevaluatie Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen’ en het verzoek aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de uitstaande vragen van het debat van woensdag over de jeugdwet voor het debat over het systeem van de jeugdbeschermingsketen te beantwoorden
31 839 Jeugdzorg
Nr. 877 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2022
Hierbij zend ik u mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
                  Sport (VWS) de reactie op het verzoek van het lid Omtzigt tijdens de regeling van
                  werkzaamheden van 13 september 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 107, Regeling van
                  Werkzaamheden). Dit betreft zijn verzoek om de antwoorden op de openstaande vragen
                  van de leden Omtzigt (onafhankelijk) en Van Haga (Groep Van Haga) die aan de Staatssecretaris
                  van VWS zijn gesteld op 7 september 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 105, debat over
                  de wijziging van de Jeugdwet en enkele andere wetten) tijdens de behandeling van het
                  wetsvoorstel Wijziging van de Jeugdwet en enkele andere wetten in verband met de verlenging
                  van de duur van pleegzorg en het vervallen van de verleningsbeschikking bij machtigingen
                  tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp (Kamerstuk 35 833). De Staatssecretaris van VWS heeft die vragen aan mij doorgeleid ter beantwoording.
               
Ook beantwoord ik met deze brief nog enkele aanvullende vragen van het lid Omtzigt
                  die zijn gesteld tijdens de regeling van werkzaamheden van 13 september 2022.
               
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Beantwoording vragen van het lid Van Haga (Groep van Haga)
Vraag
Kan de Staatssecretaris inmiddels duidelijkheid geven over de verdwenen kinderen uit
                     het toeslagenschandaal?
                     Hoe staat het met het onderzoek naar de uithuisplaatsingen van deze kinderen? Welke
                     voortgang is er geboekt met het herenigen van deze kinderen met hun ouders?
Antwoord
Het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) naar de doorwerking
                  van de toeslagenaffaire in de jeugdbescherming is reeds begin dit jaar gestart. Het
                  eerste deelonderzoek verwacht ik in de loop van oktober. Verder is de instelling van
                  een onderzoekscommissie in voorbereiding, ik verwacht u daarover op korte termijn
                  verder te kunnen informeren.
               
Zoals in de op 13 september 2022 (Kamerstuk 31 066, nr. 1108) verstuurde «Beantwoording vragen schriftelijk overleg voortgang aanpak uithuisplaatsingen
                  kinderopvangtoeslag» is opgenomen, zien we dat tot nu toe 202 gedupeerde ouders1 die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing van hun kind(eren) de weg naar het
                  Ondersteuningsteam hebben weten te vinden. Bij deze ouders zijn 429 kinderen2 betrokken. In de voortgangsrapportages van het Ondersteuningsteam3 wordt gewezen op een breed scala aan positieve resultaten voor gedupeerde gezinnen,
                  onder andere gevoelens van erkenning en herstel, beweging in processen die waren vastgelopen
                  en stappen naar een gewenste oplossing voor ouders en kinderen. Voorbeelden van dat
                  laatste zijn het tot stand brengen of aanpassen van een bezoekregeling, contactherstel
                  met kinderen of het indienen van een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing.
                  Er wordt door het Ondersteuningsteam, de ouders en alle betrokkenen rondom de kinderen
                  dagelijks gewerkt aan verschillende vormen van contactherstel. Sinds de inzet van
                  het Ondersteuningsteam zijn, voor zover bij hen bekend, zes kinderen4 terug naar huis gegaan. Via een voortgangsbrief in oktober informeer ik uw Kamer
                  verder over de resultaten van de inzet van het Ondersteuningsteam.
               
Vraag
Is de Staatssecretaris op de hoogte van het feit dat het onderzoek van de Rijksuniversiteit
                     Groningen naar de toedracht van de uithuisplaatsingen van deze kinderen wordt geblokkeerd
                     door nota bene de Raad voor de rechtspraak? Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom
                     onafhankelijk onderzoek actief wordt tegengewerkt door een organisatie die gelieerd
                     is aan de Nederlandse overheid?
Antwoord
Van belemmering van onafhankelijk onderzoek naar de uithuisplaatsingen onder gedupeerden
                  is geen sprake. De rechtspraak heeft zelf een toelichting gegeven op hun beslissing
                  om geen vervolg te geven aan verkennende gesprekken met de Rijksuniversiteit Groningen.5 Ik verwijs verder naar mijn antwoorden van 14 september 2022 op de Kamervragen die
                  hierover door verschillende fracties zijn gesteld.
               
Vraag
Ik wil graag van de Staatssecretaris weten wat hij vindt van het onderzoek dat de
                     Universiteit Leiden vandaag heeft gepubliceerd. Hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning
                     stelt dat «de jeugdbescherming onvoldoende kwaliteit kan garanderen» en dat de vraag
                     gesteld kan worden «of het nog wel legitiem is als de overheid ingrijpt in het gezinsleven.»
                     Graag een reactie van de Staatssecretaris op dit vernietigende rapport.
Antwoord
Met deze vraag legt u een groot dilemma bloot. Er zijn helaas situaties waarin kinderen
                  ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd of onveilig zijn. Ingrijpen met een jeugdbeschermingsmaatregel
                  is dan legitiem. Daar beslist een kinderrechter over die afweegt of een uithuisplaatsing
                  echt noodzakelijk is. Belangrijk is dan dat er een jeugdbeschermer in het gezin komt
                  en dat er zicht komt op de veiligheid van het kind. Zoals de Staatssecretaris van
                  VWS en ik in de brief van 14 september inzake de verbeteringen in de jeugdbeschermingsketen
                  (Kamerstuk 31 839, nr,. 876) uiteen hebben gezet treffen we verschillende maatregelen
                  om ervoor te zorgen dat er adequate jeugdbescherming geboden wordt en deze kinderen
                  tijdige en passende zorg krijgen. Hier wordt hard aan gewerkt, met afspraken over
                  caseloadverlaging in de jeugdbescherming en het verminderen van de instroom bij de
                  GI’s, met regionale expertteams en bovenregionale expertisecentra. We ontwikkelen
                  wachtlijstaanpakken en extra middelen voor de jeugd-ggz. De Staatssecretaris van VWS
                  werkt hier ook aan met de Hervormingsagenda en het wetsvoorstel Wet verbetering beschikbaarheid
                  zorg voor jeugdigen. En op dit moment ondersteunen we extra met het vereenvoudigen
                  van de verwijsstromen en het afwegingskader voor urgentie.
               
Beantwoording vragen van het lid Omtzigt (onafhankelijk)
Vraag
Wanneer heeft de regering het rapport van het onderzoek door de Universiteit Leiden,
                     onder leiding van professor Mariëlle Bruning, gezien?
Antwoord
Op 27 juli heeft het WODC de eindevaluatie aangeboden aan DGSenB. De Minister heeft
                  de eersteweeksmelding en aanbiedingsbrief op 29 augustus geparafeerd. Op 1 september
                  heeft Mariëlle Bruning in een persoonlijk gesprek de Minister meegenomen in de belangrijkste
                  conclusies en aanbevelingen. De Staatssecretaris van VWS heeft het rapport en de aanbiedingsbrief
                  op de dag van publicatie (7 september) gezien.
               
Vraag
Is het in de ogen van de regering met dit rapport in de hand nog verantwoord om zonder
                     nadere beschermingsmaatregelen – zoals het onmiddellijk toewijzen van een advocaat
                     aan zowel het kind dat met uithuisplaatsing gedreigd wordt als de ouders – verantwoord
                     om kinderen op de huidige manier uit huis te plaatsen? Dan heb ik het nog niet eens
                     over de traumatische ervaringen die wij allemaal zien wanneer daar politie bij betrokken
                     is. Het is niet te filmen wat er dan gebeurt. Daar wil ik vandaag graag antwoord op
                     hebben, want dat antwoord is veel belangrijker dan het wetsvoorstel dat hier voorligt.
                     Kunnen deze jeugdigen wel rekenen op verantwoorde hulp en begeleiding volgens de onlangs
                     naar buiten gebrachte rapporten?
Antwoord
Met deze vraag legt u een groot dilemma bloot. Er zijn helaas situaties waarin kinderen
                  ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd of onveilig zijn. Ingrijpen met een jeugdbeschermingsmaatregel
                  is dan legitiem. Daar beslist een kinderrechter over die afweegt of een uithuisplaatsing
                  echt noodzakelijk is. Belangrijk is dan dat er een jeugdbeschermer in het gezin komt
                  en dat er zicht komt op de veiligheid van het kind. Zoals de Staatssecretaris van
                  VWS en ik in de brief van 14 september inzake de verbeteringen in de jeugdbeschermingsketen
                  uiteen hebben gezet treffen we verschillende maatregelen om ervoor te zorgen dat er
                  adequate jeugdbescherming geboden wordt en deze kinderen tijdige en passende zorg
                  krijgen. Hier wordt hard aan gewerkt, met afspraken over caseloadverlaging in de jeugdbescherming
                  en het verminderen van de instroom bij de GI’s, met regionale expertteams en bovenregionale
                  expertisecentra. We ontwikkelen wachtlijstaanpakken en extra middelen voor de jeugd-ggz.
                  De Staatssecretaris van VWS werkt hier ook aan met de Hervormingsagenda en het wetsvoorstel
                  Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen. En op dit moment ondersteunen
                  we extra met het vereenvoudigen van de verwijsstromen en het afwegingskader voor urgentie.
               
Vraag
Naar aanleiding van het Inspectierapport over het feitenonderzoek: In 45 van de 45 gevallen
                     die zijn onderzocht, bleken er tekortkomingen bij het feitenonderzoek. Hoeveel van
                     deze gevallen zijn gemeld aan de toezichthouder, het Keurmerkinstituut? Wilt u onderzoek
                     laten doen of de tekortkomingen zodanig zijn dat zij in twijfel trekken of uithuisplaatsing
                     wel het juiste middel was in deze zaken? Heeft u überhaupt gedacht: als het nergens
                     op orde is, zijn de verkeerde kinderen dan uit huis geplaatst? Waarom horen we daar
                     niks over? Waarom worden onze Kamervragen daarover niet beantwoord?
Antwoord
Het toezicht op de kwaliteit van het feitenonderzoek is belegd bij de inspectie en
                  niet bij het Keurmerkinstituut (KMI). Het KMI is verantwoordelijk voor de certificering,
                  ofwel de vergunning van GI’s. Dit gaat om algemene kwaliteitsnormen zoals opleidings-
                  en registratievereisten voor professionals en het gebruik van wetenschappelijk onderbouwde
                  methodiek en niet om de behandeling van individuele zaken. Dit om overlap te voorkomen
                  met de inspectie, die wel toezicht uitvoert op casuïstiek. Het is ook niet wenselijk
                  om inhoudelijk kwaliteitstoezicht bij meer dan één toezichthouder te beleggen. De
                  inspecties en het KMI informeren elkaar wel zodat beiden een goed beeld hebben van
                  de context bij de uitvoering van hun eigen toezichtwerkzaamheden, maar niet omdat
                  het KMI daar in het kader van bijvoorbeeld het feitenonderzoek een rol in heeft.
               
Ik ga geen nader onderzoek laten doen in deze 45 zaken. Het inspectieonderzoek was
                  gericht op het in beeld brengen van wat er goed gaat en wat aandachts- en verbeterpunten
                  zijn in de kwaliteit van het feitenonderzoek, en niet op de vraag of uithuisplaatsing
                  wel het juiste middel was in deze zaken. De inspecties benoemen weliswaar stevige
                  verbeterpunten – met name in het beter en meer betrekken van ouders en kinderen en
                  het beter onderbouwen van de adviezen tot uithuisplaatsing – maar zetten geen vraagtekens
                  bij de legitimiteit van de uithuisplaatsingen.
               
Vraag
Nu vast is komen te staan dat bij deze aselecte steekproef van de inspectie geen enkele
                     rapportage van de gecertificeerde instelling voldoende blijkt te zijn, stel ik de
                     vraag toch. Het Keurmerkinstituut, waar dit allemaal gemeld wordt, voert ingevolge
                     de Jeugdwet tweejaarlijkse audits uit bij die gecertificeerde instellingen. Het kan
                     niet anders dan dat het Keurmerkinstituut bij die audits ook de gecertificeerde instellingen
                     heeft bezocht waarvan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconstateerd dat
                     zij de zaken niet op orde hebben. Concreet: heeft het Keurmerkinstituut het überhaupt
                     zelf wel vastgesteld? Werkt onze manier van decentraal toezicht houden wel?
Antwoord
Het KMI is verantwoordelijk voor de certificering, ofwel de vergunning van GI’s. Zij
                  hanteert daarbij algemene kwaliteitsnormen en toetst geen casuïstiek.
               
Vraag
Er is een overeenkomst tussen de IGJ, JenV en het Keurmerkinstituut. Onderdeel van
                     deze overeenkomst is dat geconstateerde tekortkomingen met andere partijen worden
                     gedeeld, zoals de IGJ nu gedaan heeft. Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken,
                     hier of binnen een week in een brief, welke tekortkomingen het Keurmerkinstituut de
                     afgelopen tijd heeft geconstateerd en bij welke gecertificeerde instellingen? Kan
                     de Staatssecretaris aangeven of de geconstateerde gebreken met alle partijen zijn
                     gedeeld? En welke opvolging hebben die concreet gehad?
Antwoord
Het KMI heeft geen rol in deze specifieke 45 zaken. Het onderzoek naar de kwaliteit
                  van het feitenonderzoek is belegd bij de inspectie en niet bij het keurmerkinstituut.
                  Zie verder mijn antwoord op bovenstaande vragen over de rol van het KMI. Het is niet
                  wenselijk om toezicht op een bepaald thema bij meer dan een toezichthouder te beleggen.
                  Het werk van het Keurmerkinstituut is dan ook aanvullend op dat van de inspecties,
                  elk met een eigen focus.
               
Vraag
De Raad voor de rechtspraak lijkt zich bemoeid te hebben met onafhankelijk wetenschappelijk
                     onderzoek. Klopt dat? Is dit bewust geblokkeerd? En is dat alleen bij dit onderzoek
                     gebeurd, of konden ook andere onderzoeken niet doorgaan omdat er onvoldoende medewerking
                     was?
Antwoord
De Raad voor de Rechtspraak heeft aangegeven geen vervolg te geven aan de verkennende
                  gesprekken met de Rijksuniversiteit Groningen. De rechtspraak heeft zelf een toelichting
                  gegeven op hun beslissing.6 Ik heb geen weet van andere onderzoeken naar uithuisplaatsingen onder gedupeerden
                  die geen doorgang hebben gevonden wegens onvoldoende medewerking bij organisaties
                  in de jeugdbeschermingsketen. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden van 14 september
                  2022 op de Kamervragen die hierover door verschillende fracties zijn gesteld (Kamerstuk
                  31 066, nr. 1108).
               
Vraag
Ik heb onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek hoog in het vaandel staan. Wanneer
                     het over de combinatie gaat van het kinderopvangtoeslagschandaal met uithuisplaatsingen,
                     dan passeert het in ieder geval de grens dat het maatschappelijk zeer relevant is
                     dat het onderzoek wordt uitgevoerd. Ik zou hier graag een duidelijke uitspraak over
                     willen hebben, ook over de onwenselijkheid dat onderzoek zomaar wordt tegengehouden.
Antwoord
Ik onderschrijf het belang van onafhankelijk onderzoek naar de uithuisplaatsingen
                  onder gedupeerden. Dit is nodig voor inzicht en erkenning en krijgt vorm via het inspectieonderzoek
                  en een onderzoekscommissie. Het inspectieonderzoek is reeds in november 2021 door
                  de IJenV geïnitieerd en is begin dit jaar van start gegaan7. Het onderzoek van de Inspectie is onafhankelijk. Daarnaast heb ik reeds aan uw Kamer
                  gemeld te werken aan de instelling van een onderzoekscommissie die aanvullend onderzoek
                  zal doen naar het verband tussen de toeslagenaffaire en uithuisplaatsingen8. Van belemmering van onafhankelijk onderzoek naar de uithuisplaatsingen onder gedupeerden
                  is geen sprake. Verder verwijs ik naar mijn antwoorden van 14 september 2022 op de
                  Kamervragen die hierover door verschillende fracties zijn gesteld.
               
Vraag
Ik verzoek de regering om aan te geven op welke wijze zij het probleem en het grote
                     onrecht dat aan kinderen wordt gedaan, denkt op te lossen.
Antwoord
Uw kamer is onder andere bij brieven van 26 november 20219 en 31 maart 202210 geïnformeerd over de aanpak die is ontwikkeld om gedupeerde ouders en hun kinderen
                  die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing extra hulp en ondersteuning te bieden.
                  Uw kamer wordt in oktober geïnformeerd over de voortgang daarvan.
               
Beantwoording van aanvullende vragen naar aanleiding van regeling van werkzaamheden
                     van 13 september 2022
Vraag
Het tweede verzoek is aan de regering zelf. Wat stelt zij nu voor? Vanaf wanneer krijgen
                     de ouders die bijstand? Krijgen we dan ook een héle reactie op het rapport Eindevaluatie
                     Wet herziening kindbeschermingsmaatregelen? Want het was nu een leeg briefje en dat
                     rapport is er al zes weken.
Antwoord
Als de Staat ingrijpt in het gezin dan moet dit zorgvuldig gebeuren en met waarborgen
                  omkleed. Uit de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving en het signalement
                  van de Inspecties van 13 september blijkt dat de rechtsbescherming beter moet. Ik
                  trek mij de conclusies aan en geef aan dit onderwerp absolute prioriteit. Zoals aangekondigd
                  zal ik concrete stappen zetten om de rechtsbescherming te verbeteren. Ik ga mij daarbij
                  ook inzetten om de juridische ondersteuning – in situaties waar een gezin voor de
                  rechter en tegenover de Raad voor de Kinderbescherming of GI staat – te bevorderen.
                  Voor de zomer is Significant gestart te onderzoeken hoe we de rechtsbijstand kunnen
                  bevorderen en wat dit betekent voor de uitvoering. Ik vind het belangrijk om het onderzoek
                  van Significant af te wachten, dat in oktober verschijnt. Met deze werkwijze streef
                  ik naar een zorgvuldige, doordachte én uitvoerbare aanpak. Ik zal uw Kamer in november
                  informeren over het plan van aanpak Rechtsbescherming en daarbij vanzelfsprekend ook
                  ingaan op de vele aanbevelingen uit de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving.
               
Vraag
De inspecties hebben gezegd dat de Staat niet meer in staat is om zorg voor kwetsbare
                     kinderen te leveren en dat de inspecties daar dus geen toezicht meer op kunnen houden,
                     omdat de Staat er toch niets mee doet. Ik herhaal: het is het failliet van de rechtsstaat
                     als een toezichthouder zegt dat zorg niet geleverd kan worden en dat die daar al jaren
                     voor waarschuwt, maar er niks gebeurt.
Ook daarvoor dient voor morgenavond een reactie te liggen met de consequenties die
                     de regering hieraan verbindt.
Antwoord
Onze zorgen over de jeugdbescherming worden nogmaals bevestigd in de signaalbrief
                  van de inspecties. Ook wij maken ons ook zorgen over de kwaliteit en continuïteit
                  van de jeugdbescherming. In onze brief van 14 september gaan we in op de maatregelen
                  die we treffen om de situatie te verbeteren.
               
De constatering van de inspecties dat hun instrumentarium niet langer toereikend is,
                  vinden we zorgelijk. Wij zijn hierover in gesprek met de inspecties. De inspecties
                  blijven toezicht houden op de jeugdbeschermingsketen. Zij stellen daarbij niet op
                  te treden indien de oorzaken van het niet naleven van wet- en regelgeving liggen in
                  het onvoldoende realiseren van een toereikend aanbod van jeugdbescherming en jeugdhulp.
               
De signalen van de inspecties zijn de afgelopen tijd van grote waarde geweest en via
                  het door hen uitgevoerde verscherpt toezicht is in regio’s veel gebeurd. Wij vinden
                  het dan ook belangrijk dat de inspecties blijven toezien op de kwaliteit van de jeugdbescherming
                  en hun instrumentarium om te interveniëren blijven inzetten.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming