Brief regering : Kabinetsappreciatie Rechtsstaatsrapport 2022 van de Europese Commissie
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 2534
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN BINNENLANDSE
ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2022
Op 13 juli jl. presenteerde de Europese Commissie (de Commissie) haar Rechtsstaatsrapport
2022, waarin zij verslag doet van de rechtsstatelijke situatie in de Europese Unie
(EU) als geheel en in de lidstaten afzonderlijk, aan de hand van vier pijlers; justitieel
stelsel, corruptiebestrijding, pluriformiteit en vrijheid van de media en andere institutionele
kwesties die verband houden met checks and balances.
Respect voor de rechtsstaat is het fundament van de Europese samenwerking. Voor die
samenwerking is het immers van het grootste belang dat het Unierecht uniform wordt
toegepast en nageleefd en dat de lidstaten elkaar onderling vertrouwen. Zoals ook
benoemd door de Commissie is het de gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten
en de EU-instellingen om onze democratische instellingen en waarden, waaronder de
rechtsstaat, te beschermen en te handhaven. Het rechtsstaatsrapport is een belangrijk
preventief instrument om de staat van de Europese rechtsstaat structureel te monitoren
en eventuele problemen in een vroeg stadium te signaleren, te bespreken en gezamenlijk
naar oplossingen te zoeken.
Het rapport biedt een waardevolle basis voor debatten over de rechtsstaat, zowel op
nationaal als Europees niveau. De jaarlijkse rechtsstaatsdialoog, op basis van het
horizontale deel van het rapport, staat geagendeerd op de Raad van Algemene Zaken
van 20 september a.s., gevolgd door de bespreking van de landenhoofdstukken van Zweden,
Roemenië, Polen, Portugal en Slovenië later in het najaar. Daarnaast komen bij de
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken thematische onderwerpen uit het rapport aan de
orde. Deze dialogen zetten het belang van de rechtsstaat prominent op de Europese
agenda, bieden de mogelijkheid om van elkaar te leren, best practices uit te wisselen en (gezamenlijke) uitdagingen te bespreken.
Het rechtsstaatsrapport 2022 is het resultaat van een intensieve dialoog van de Commissie
met nationale autoriteiten en belanghebbenden, het maatschappelijk middenveld en organisaties
binnen de justitiële sector. Ook heeft de Commissie bijdragen ontvangen van het EU-grondrechtenagentschap,
de Raad van Europa, en de VN.1 Op 28 januari jl. ontvingen beide kamers de input van de Nederlandse regering.2 De Commissie beoordeelt de belangrijke ontwikkelingen sinds de publicatie van de
twee voorgaande rechtsstaatsrapporten.3
Het jaarlijkse rechtsstaatsrapport moet worden bezien in samenhang met het overige
EU-rechtsstaatsinstrumentarium.4 Het structureel monitoren van de rechtsstaatsituatie draagt bij aan het effectief
gebruik van de overige politieke, juridische en financiële rechtsstaatsinstrumenten.
Net als voorgaande jaren wijst het rapport ook dit jaar op aanhoudende en ernstige
rechtsstaatsproblematiek in een aantal lidstaten. Daar waar lidstaten de rechtsstatelijke
beginselen die in de Verdragen zijn neergelegd, schenden, is handhavend optreden geboden.
Het kabinet steunt de Commissie dan ook in haar rol als hoedster van de Verdragen
en blijft de Commissie oproepen deze daadkrachtig en consequent te vervullen om toe
te zien op de naleving van de beginselen van de rechtsstaat in de EU.
In lijn met de Nederlandse inzet, heeft de Commissie dit jaar voor het eerst concrete
aanbevelingen opgenomen in de landenhoofdstukken. Het kabinet steunt het doel van
de Commissie om hiermee de lidstaten nog gerichter te ondersteunen bij het versterken
van de rechtsstaat en waar nodig systematische gebreken aan te kaarten. De aanbevelingen
zijn niet bindend, maar bieden handvatten om het rapport meer relevantie en betekenis
te geven, concreter met lidstaten in gesprek te gaan en beter te waarborgen dat het
rapport passend wordt opgevolgd. De Commissie kondigt aan in toekomstige rapporten
te beoordelen welk gevolg de lidstaten aan de aanbevelingen hebben gegeven. De Commissie
heeft bij het opstellen van de aanbevelingen rekening gehouden met lopende processen,
waaronder het Europese Semester, de MFK-rechtsstaatsverordening en de herstelplannen,
en waar toepasbaar getracht deze op elkaar aan te laten sluiten.
Het kabinet verwelkomt de aan Nederland gerichte aanbevelingen en ziet deze als steun
van de Commissie om de reeds ingezette koers voort te zetten. In deze kabinetsreactie
wordt nader toegelicht hoe Nederland van plan is hier opvolging aan te geven. Het
kabinet moedigt andere lidstaten aan om eveneens met een reactie op de aanbevelingen
te komen.
Aanbevelingen
1. Vervolg de inzet om het niveau van digitalisering van het rechtsstelsel te verbeteren,
in het bijzonder met betrekking tot de publicatie van vonnissen en digitale oplossingen
voor gerechtelijke procedures.
2. Stel een gedragscode vast voor Ministers en Staatssecretarissen, die onder meer voorziet
in regels inzake giften, nevenactiviteiten en lobbyactiviteiten, alsook in doeltreffende
monitoring en sancties.
3. Rond de herziening van de regels af inzake draaideurpraktijken waarbij voormalige
Ministers en Staatssecretarissen betrokken zijn, met inbegrip van een afkoelingsperiode
van twee jaar en beperkingen op betaalde activiteiten.
4. Zet de inspanningen voor een volledige follow-up van de kinderopvangtoeslagaffaire
voort met het oog op het aanpakken van de eventuele structurele problemen, met betrokkenheid
van alle relevante overheidsinstanties.
In deze schriftelijke appreciatie van het jaarlijkse rechtsstaatrapport zal het kabinet
eerst ingaan op de bredere, horizontale ontwikkelingen op het terrein van rechtsstatelijkheid
in de Unie zoals die in het algemene deel van het rapport geschetst worden. Vervolgens
zal het kabinet ingaan op het Nederlandse landenhoofdstuk langs de vier genoemde pijlers
en daarbij ook de aanbevelingen adresseren. De tiende editie van het European Justice Scoreboard (EJS) is ook dit jaar een belangrijke bron voor met name pijler 1 van de het EU rechtsstaatrapport.
Vanwege de grote verwevenheid acht het kabinet het opportuun om beide rapporten gelijktijdig
aan uw Kamer aan te bieden.5
Reactie op de horizontale rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Unie
Justitieel stelsel
De Commissie wijst op het cruciale belang van doeltreffende justitiële stelsels voor
de toepassing en handhaving van het EU-recht en de bescherming van de rechtsstaat,
waarbij de onafhankelijkheid, de kwaliteit en de efficiëntie van het justitieel stelsel
centraal staan. Er wordt een aantal positieve ontwikkelingen genoemd. In meerdere
lidstaten hervormen bijvoorbeeld de raden voor de rechtspraak om de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht te versterken. Ook zet een aantal lidstaten stappen om de
kwaliteit en efficiëntie van het justitiële stelsel te verbeteren, onder andere door
te investeren in personele middelen en digitalisering. De lidstaten maken hierbij
veelal gebruik van de ervaringen opgedaan tijdens de coronapandemie en in een aantal
gevallen van gerichte investeringen vanuit het Europees herstelfonds. Over een aantal
lidstaten bestaan echter nog zorgen, bijvoorbeeld ten aanzien van benoemingsprocedures
voor (hoge) justitiële functies en tekorten aan financiële middelen voor het justitiële
stelsel. De technische ondersteuning van de Commissie en het onderling uitwisselen
van ervaringen en best practices kunnen een belangrijke rol spelen bij het adequaat adresseren van deze uitdagingen.
De Commissie constateert dat de structurele, systematische problemen rondom de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht in Polen en Hongarije nog altijd niet zijn aangepakt. Het
betreft onder meer de problematiek rondom de Poolse nationale raad voor de rechtspraak
en het tuchtregime voor rechters, beiden aan de orde gesteld in arresten van het Europese
Hof van Justitie (het EU Hof) en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).6 Ten aanzien van Hongarije wijst de Commissie op aanhoudende tekortkomingen ten aanzien
van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, zoals de discretionaire bevoegdheden
van de Minister van Justitie inzake rechterlijke benoemingen en bevorderingen.
Het kabinet deelt de zorgen van de Commissie. Het is voor de bescherming van de Europese
rechtsorde essentieel dat lidstaten de eisen die het EU-recht stelt aan de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht, de relevante jurisprudentie en de uitspraken van het Hof
en het EHRM respecteren en nakomen. Het gehele rechtsstaatsinstrumentarium, waaronder
inbreukzaken, de artikel 7-procedure, de MFK-rechtsstaatsverordening, en de mogelijkheden die de RRF-verordening biedt bij de beoordeling van
herstelplannen7, dient ten volle te worden benut om de problematiek in beide landen aan te pakken.
Nederland levert zowel in Luxemburg als in Straatsburg een actieve bijdrage aan juridische
procedures over rechtsstatelijke kwesties, om de inzet op rechtsstatelijkheid in de
Unie ook op die manier te ondersteunen.
Corruptiebestrijding
De EU-landen behoren wereldwijd tot de best presterende landen op het vlak van corruptiebestrijding:
maar liefst tien lidstaten – waaronder Nederland – staan in de top twintig van landen
die als minst corrupt worden beschouwd.8Uit de Eurobarometer voor corruptie volgt dat EU-burgers en -ondernemingen zich desalniettemin
zorgen maken over corruptie. Zo geloven bijna zeven op de tien Europese burgers dat
corruptie wijdverspreid is binnen hun land. Veel EU-lidstaten hebben een anti-corruptiestrategie
die regelmatig wordt geëvalueerd en herzien. Diverse lidstaten hebben maatregelen
getroffen om wettelijke lacunes te verhelpen en/of de nationale wetgeving in lijn
te brengen met internationale anti-corruptiestandaarden. Ook zijn in verschillende
EU-lidstaten de kaders voor corruptiepreventie en integriteit versterkt, onder andere
door ethische normen te actualiseren, interne controlemechanismes te versterken en
lobbywerk en draaideurconstructies te reguleren. Toch blijven op dit terrein ook uitdagingen
bestaan. In verschillende EU-lidstaten zijn daarom maatregelen getroffen om de capaciteit
van anti-corruptieautoriteiten en/of het Openbaar Ministerie (OM) te vergroten. De
Commissie constateert echter dat in veel lidstaten nog sprake is van een capaciteitstekort
of tekort aan middelen om het anti-corruptieraamwerk effectief te implementeren. Ook
zijn er zorgen over de doeltreffendheid van het onderzoeken, vervolgen en berechten
van corruptie op hoog niveau.
De EU kan nog meer optreden om in de hele EU tot effectieve anti-corruptiebestrijding
te komen. Het rapport onderschrijft dit. Dit werk is cruciaal, aangezien corruptie
de rechtsstaat aantast en het vertrouwen in de overheid ondermijnt. Ook de begroting
van de Unie dient effectief te worden beschermd tegen fraude, corruptie en fundamentele
tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat. Sinds 1 januari 2021 is de MFK-rechtsstaatsverordening
van kracht, waarmee voor het eerst een directie koppeling wordt gelegd tussen de ontvangst
van middelen uit de EU-begroting en de eerbieding van de beginselen van de rechtsstaat.
Het is daarnaast onder meer van belang dat instanties als het Europees Openbaar Ministerie
(EOM) en het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) over voldoende middelen
beschikken om hun taken goed te kunnen blijven vervullen. Hier blijft Nederland op
toe zien. Ook blijft Nederland de lidstaten die zich niet hebben aangesloten bij het
EOM, oproepen dit alsnog te doen, in lijn met de motie van het lid Sjoerdsma.9.
Mediapluriformiteit en mediavrijheid
Mediavrijheid, zowel online als offline, is essentieel voor het bevorderen en behouden
van democratie, voor het beschermen van vrijheid van meningsuiting en toegang tot
betrouwbare informatie. De monitor voor de pluriformiteit van de media (MPM) laat
dit jaar weinig verandering zien ten opzichte van 2021. Zo blijft het risiconiveau
wat betreft de concentratie van nieuwsmedia zeer hoog en middelhoog op het gebied
van politieke onafhankelijkheid. Voor zeven lidstaten beschouwt de MPM het algemene
risiconiveau hoog; dit geldt niet voor Nederland. De Commissie wijst ook op de aanzienlijke
toenamen van signaleringen van geweld tegen journalisten in 2021, vastgesteld door
het platform van de Raad van Europa en het platform «Mapping Media Freedom».
10 Ondanks meerdere lidstaten maatregelen hebben genomen om de veiligheid van journalisten
te verbeteren, blijft dit – evenals de toename van strategische rechtszaken tegen
publieke participatie (SLAPP’s), op Europees niveau een serieus punt van zorg. De
Commissie besteedt dit jaar voor het eerst ook systematisch aandacht aan de waarborging
van de onafhankelijkheid van de publieke media.
Het kabinet verwelkomt de initiatieven van de Commissie om mediavrijheid en de pluriformiteit
in de Europese Unie te bevorderen. In 2021 publiceerde de Commissie al aanbevelingen
over het waarborgen van de veiligheid van journalisten en het kabinet kijkt uit naar
wetsvoorstel inzake mediavrijheid (European Media Freedom Act), waarvan de publicatie in het derde kwartaal van 2022 wordt verwacht. Dit voorstel
kan een belangrijke bijdrage leveren aan het beschermen van media en journalisten.
Om het fenomeen van SLAPP’s aan te pakken heeft de Commissie recent voorstellen voor
een richtlijn en aanbeveling gepubliceerd waarover de Kamer op 3 juni 2022 een BNC-fiche
ontving.11
Overige zaken met betrekking tot checks and balances
In lijn met de reeds ingezette trend heeft een aantal lidstaten verdere stappen gezet
om de kwaliteit van wetgevingsprocessen te verbeteren, onder andere door het publiek
meer inspraak te bieden in beleidsvorming. Voor andere lidstaten blijft de inclusiviteit
van het wetgevingsproces een punt van zorg. De meeste lidstaten hebben de Covid-gerelateerde
noodtoestand geleidelijk afgeschaft en een aantal lidstaten werkt aan herziening van
de juridische kaders ter voorbereiding op toekomstige crises. De invasie van Oekraïne
heeft echter in een paar lidstaten geleid tot de voortzetting van het gebruik van
noodbevoegdheden. In meerdere lidstaten zijn stappen gezet om de situatie van maatschappelijke
organisaties te verbeteren, maar de Commissie constateert ook dat in Polen en Hongarije
de ruimte van het maatschappelijk middenveld nog verder is ingeperkt. Er wordt tevens
gewezen op de zorgwekkende trend van het illegaal gebruik van spyware en surveillance software tegen journalisten, advocaten, politici en andere kwetsbare groepen. De Commissie
onderstreept dat er bij het gebruik van dergelijke instrumenten sprake moet zijn van
voldoende nationale controles en waarborgen en dat het relevante EU-recht, met inbegrip
van de grondrechten, volledig moet worden gerespecteerd. Ook uit de Commissie haar
zorgen over lidstaten die het fundamentele uitgangspunt van de voorrang van het EU-recht
in twijfel trekken. Op 22 december 2021 startte de Commissie een inbreukprocedure
tegen Polen naar aanleiding van uitspraken van het Poolse Grondwettelijk Hof dat essentiële
onderdelen van het Unierecht opzij zette met een beroep op de Poolse Grondwet.
In een gezonde democratische rechtsstaat is het van groot belang dat de checks and balances goed kunnen functioneren, dat het maatschappelijk middenveld de ruimte en middelen
heeft om zijn kritische rol te vervullen, en dat grondrechten worden beschermd. De
EU-initiatieven op dit terrein, waaronder het Actieplan voor Europese Democratie en
het daaruit volgende pakket over versterking van de democratie en integriteit van
verkiezingen dienen hiertoe ten volle worden benut en toegepast. Voorts blijft het
kabinet zich actief inzetten om de toetreding van de EU tot het EVRM te bewerkstelligen,
een belangrijk instrument voor de bescherming van grondrechten.
Reactie op het landenhoofdstuk over Nederland
Het kabinet spant zich samen met gelijkgezinde lidstaten onverminderd in voor een
goed functionerende rechtsstaat in de Unie. Het rechtsstaatrapport en de aanbevelingen
helpen om ook kritisch naar onze eigen rechtsstaat te blijven kijken. Het algemene
beeld van het landenhoofdstuk is dat Nederland een goed functionerende rechtsstaat
kent. Hieronder gaat het kabinet in op een aantal tekortkomingen en verbeterpunten
waar de Commissie op wijst en die het kabinet zal meenemen in de verdere versterking
van de Nederlandse rechtsstaat. Hieronder reageert het kabinet tevens op de bevindingen
uit de tiende editie van het European Justice Scoreboard (EJS) 2022.
Pijler I – Justitieel stelsel
Het EJS biedt een overzicht van vergelijkende gegevens over de efficiëntie, kwaliteit
en onafhankelijkheid van de rechtsstelsels in de EU-lidstaten. Lidstaten kunnen het
EJS gebruiken bij het constateren van tekortkomingen van hun rechtsstelsel, inclusief
mogelijkheden tot verbetering, en voor het herkennen van best practices in andere lidstaten. Voor het eerst dit jaar laat het EJS ook gegevens zien over
de gevolgen van de Covid-19 pandemie voor de efficiëntie van de rechtsstelsels en
over de toegankelijkheid van justitie voor personen met een handicap. Bij de bespreking
van dit onderdeel van het EU Rechtsstaatrapport worden dan ook, indien relevant, eveneens
de bevindingen van het EJS betrokken.
Nederland wordt in beide rapporten ook dit jaar positief beoordeeld met een hoge gepercipieerde
rechterlijke onafhankelijkheid door burgers en bedrijfsleven, een efficiënt werkend
rechtssysteem, en bijzondere aandacht voor het verbeteren van de kwaliteit van het
rechtssysteem door innovatieve projecten.
Onafhankelijkheid
Op basis van het EJS 2022 merkt de Commissie op dat in Nederland ook dit jaar de onafhankelijkheid
van rechters hoog gewaardeerd wordt. Het EJS laat bij burgers een overwegend stabiel
vertrouwen in de rechtspraak zien waarbij 77% aangeeft dat in Nederland de onafhankelijkheid
van rechters goed tot erg goed is, een relatief hoge score. Van het bedrijfsleven
percipieert 72% de onafhankelijkheid van rechters goed tot erg goed, wat een daling
is ten opzichte van vorig jaar. Het kabinet gaat hierover graag in gesprek met het
bedrijfsleven.
Ten aanzien van structurele onafhankelijkheid van de rechtspraak benoemt de Commissie
specifiek dat Nederland met de toevoeging van een vijfde lid aan de Raad voor de rechtspraak
gehoor geeft aan de aanbevelingen van de Raad van Europa12. Halverwege juli heeft de Raad voor de rechtspraak bekend gemaakt dat de positie
van dit vijfde lid per september dit jaar ingevuld zal worden.13
Kwaliteit
Aanbeveling 1: Vervolg de inzet om het niveau van digitalisering van het rechtsstelsel
te verbeteren, in het bijzonder met betrekking tot de publicatie van vonnissen en
digitale oplossingen voor gerechtelijke procedures.
De Commissie constateert dat er nog ruimte is voor verbetering van de digitale mogelijkheden
om een rechtszaak te starten, te procederen en te volgen. Ze beschrijft de initiatieven
om de digitalisering van de rechtspraak te verbeteren waarna ze tot bovenstaande aanbeveling
komt om die voort te zetten. Het EJS 2022 besteedt ook aandacht aan digitalisering.14 Hieruit blijkt dat Nederland relatief hoog scoort op het gebied van informatievoorziening
aan burgers over het rechtsstelsel.15 Ook procedurele regelgeving over het gebruik van digitale technologie in civiele
en handelszaken en in bestuursrechtelijke en strafzaken is goed op orde, net als de
beschikbaarheid van veilige elektronische communicatiemiddelen in de Rechtspraak en
bij het OM.16
Het kabinet onderschrijft het belang van digitale toegankelijkheid van de Rechtspraak.
De komende jaren wordt structureel 155 miljoen euro extra uitgetrokken voor de Rechtspraak.
Deze additionele middelen zijn onder meer bedoeld voor investeringen in digitalisering
en innovatie, om de Rechtspraak digitaal toegankelijker te maken en de online dienstverlening
te verbeteren.17 De inspanningen van de Rechtspraak, onder meer in het kader van het programma Digitale
Toegang, worden voortgezet. Zoals bij uw Kamer reeds bekend is, kunnen advocaten bijvoorbeeld
sinds november 2021 bij alle rechtbanken digitaal beslagrekesten indienen en digitaal
stukken uitwisselen met rechtbanken.18 Het streven is om in pilots voor steeds meer zaakstromen digitale toegang mogelijk
te maken.
In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken om het publiceren van rechterlijke uitspraken te bevorderen. De beslissing
om rechterlijke uitspraken al dan niet te publiceren is aan de Rechtspraak zelf. Uw
Kamer is eerder geïnformeerd over de wijze waarop in overleg met de Raad voor de rechtspraak
aan deze ambitie uitvoering wordt gegeven.19 Daarbij komt onder meer aan de orde of een wettelijke regeling wenselijk is. Het
kabinet streeft uw Kamer hierover nog dit najaar nader te informeren.
De Commissie gaat ook in op de toegang tot het recht. Daarbij noemt de Commissie het
personeelstekort bij de rechtspraak een uitdaging. De Raad voor de rechtspraak investeert
onder andere in een uitbreiding van de opleidingscapaciteit. Jaarlijks zullen 130
nieuwe rechters worden aangetrokken en opgeleid, momenteel zijn dat er 80. Er wordt
daarnaast geïnvesteerd in meer juridisch medewerkers, IT-ondersteuning en de inzet
van niet-rechters als projectleiders en/of teamvoorzitters. Onder het programma Tijdige
rechtspraak wordt gewerkt aan de verbetering van het roosteren en plannen om effectief
om te gaan met de capaciteit.
Efficiëntie
Het Nederlands rechtsstelsel kent volgens de Commissie een hoge mate van efficiëntie
met voornamelijk korte doorlooptijden. Bij bestuursrechtelijke zaken ziet de Commissie
een lichte daling in efficiëntie waardoor er een kans op achterstanden ontstaat.20 Hierbij is relevant dat deze constatering is gebaseerd op het EJS 2022 dat de doorlooptijden
uit 2020 weergeeft, het eerste jaar van de Covid-19 pandemie. Om achterstanden in
te lopen en doorlooptijden te verlagen heeft de Rechtspraak in 2020 besloten om prioriteit
te geven aan tijdige en voorspelbare rechtspraak.21 In 2020 is het programma Tijdige Rechtspraak opgezet en in 2021 zijn verschillende
«inloopteams» voor bestuursrecht, familierecht en civiel recht van start gegaan. Deze
inloopteams hebben in 2021 ruim 3.000 zaken voor verschillende gerechten afgehandeld
en 30 nieuwe juridisch medewerkers opgeleid.22
De Commissie ziet ook dat de speciale aanpak om de door de Covid-19 pandemie veroorzaakte
achterstanden op gebied van strafrecht weg te werken, succes heeft. Dit wordt vanaf
volgend jaar zichtbaar in het EJS.
Wel uit de Commissie haar zorgen over het afdoen van strafzaken door het OM, en verwijst
daarbij naar adviezen van de Nationale ombudsman.23 over het verbeteren van de informatievoorziening. Het kabinet onderschrijft het belang
van een goede informatievoorziening over strafbeschikkingen, sepotbeslissingen en
de mogelijkheden om in beroep te gaan aan burgers, slachtoffers en verdachten. De
Nationale ombudsman constateert in haar onderzoek dat betrokken overheidsinstanties
dit ook erkennen en projecten uitvoeren om de informatieverstrekking te verbeteren.
In de reactie op het jaarverslag van de Nationale ombudsman over het jaar 2020 heeft
het kabinet toegelicht hoe strafbeschikkingen inmiddels zijn verbeterd.24
Ook uit de Commissie de zorg dat niet voor iedereen die te maken krijgt met een strafbeschikking
een gratis consult met een advocaat beschikbaar is. Wel merkt zij op dat het kabinet
heeft toegezegd gratis rechtsbijstand beschikbaar te stellen.25 Sinds april 2021 kunnen alle (aangehouden en ontboden) verdachten die een strafbeschikking
van het OM krijgen, of waarvan het OM de strafzaak wil afdoen met een geldboete, gebruik
maken van de van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand en, desgewenst, een advocaat
om hen te begeleiden of om tegen de beschikking in verzet te komen.26
Pijler II – anti-corruptiekader
De Commissie stelt in lijn met voorgaande jaren vast dat Nederland diverse instanties
kent die zich actief mengen in de strijd tegen corruptie en benoemt in dit kader dat
de bestaande goede samenwerking tussen gespecialiseerde anti-corruptie en inlichtingenteams
hierbij is voortgezet. Het beeld onder experts en leidinggevenden uit het bedrijfsleven
is dat Nederland één van de minst corrupte landen in zowel de EU als de wereld is.
Nederland behoort met een achtste plaats nog steeds tot tien landen die volgens Transparency International als minst corrupt worden beschouwd.
De Commissie stelt verder vast dat Nederland geen overkoepelende anti-corruptiestrategie
kent, maar streeft naar coördinatie van het anti-corruptiebeleid via diverse platforms.
In dit kader merkt de Commissie op dat het Platform Corruptiebestrijding, dat bij
dit streven een rol zou kunnen spelen, vanwege de Covid-19 pandemie de afgelopen tweeënhalf
jaar heeft stilgelegen. De preventie en bestrijding van corruptie vergt een brede
en integrale benadering, waarbij binnen de overheid nauw wordt samengewerkt en waar
mogelijk samen wordt opgetrokken met de private sector en het maatschappelijk middenveld.
Het kabinet meent dat de rechtshandhavingsinstanties die zijn betrokken bij de bestrijding
van corruptie op dit moment al goed met elkaar samenwerken en elkaar weten te vinden.
Mede vanwege herprioritering, ingegeven door de Covid-19 pandemie, heeft een evaluatie
over de eventuele noodzaak tot verdere coördinatie nog niet plaatsgevonden. Het kabinet
zal dit daarom het komende jaar samen met belanghebbende partijen onderzoeken en hierbij
bezien of en hoe het Platform Corruptiebestrijding nieuw leven kan worden ingeblazen.
De Commissie benoemt in dat kader ook het Netwerk Weerbaar Bestuur dat ondersteuning
en advies biedt bij het tegengaan van subversieve elementen, bijvoorbeeld bij bedreigingen
tegen gemeenteambtenaren. Per 2022 is voor de weerbaarheid van het openbaar bestuur
structureel 10 miljoen euro beschikbaar vanuit de brede aanpak ondermijning onder
coördinatie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV). Het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zet hiermee samen met het Netwerk
Weerbaar Bestuur de komende tijd extra in op de bewustwording en preventieve beveiliging
van politieke ambtsdragers, meldingsbereidheid en kwetsbare processen. Ook heeft het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een app ontwikkeld voor de
Gedragscode Integriteit Rijk (GIR), waarin integriteitsregels snel zijn op te zoeken
en integriteitsdilemma’s en handelingsadvies zijn opgenomen.
De Commissie wijst verder op de toegenomen aandacht voor ondermijnende georganiseerde
criminaliteit. De Commissie noemt onder andere de extra middelen die het kabinet,
in lijn met het coalitieakkoord, beschikbaar wil stellen om te onderzoeken of juridische
en operationele veranderingen naar het voorbeeld van de Italiaanse antimaffia-aanpak
kunnen bijdragen aan de Nederlandse aanpak van de georganiseerde misdaad. In opdracht
van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) zal de Rijksuniversiteit
Groningen een verkennend onderzoek verrichten naar de Italiaanse strafrechtelijke
en strafvorderlijke wet- en regelgeving specifiek gericht op de bestrijding van maffiacriminaliteit.
De resultaten worden in maart 2023 verwacht. 27
De Commissie stelt ook vast dat Nederland geen expliciete strafbaarstelling van ongeoorloofde
beïnvloeding (trading in influence) kent. Dit is juist: het kabinet is van mening de bepalingen inzake actieve en passieve
omkoping voldoende bescherming bieden tegen ongeoorloofde en daadwerkelijke uitoefening
van invloed en dat geen afzonderlijk misdrijf hoeft te worden vastgesteld om dit strafbaar
te stellen. Nederland heeft hierover bij het Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding
van corruptie dan ook een voorbehoud gemaakt.28
De Commissie noemt twee projecten om corruptie op logistieke knooppunten tegen te
gaan, namelijk «Combiteam Havens» en «Sterke Luchthaven». Zoals in de brief van 1 mei
jl. is aangekondigd, presenteert de Minister van JenV komend najaar het integrale
plan voor de aanpak van drugssmokkel via logistieke knooppunten, waarin de aanpak
van corruptie een belangrijke pijler is.29 Voorts heeft het kabinet uw Kamer reeds geïnformeerd over het WODC-onderzoek naar
de risico’s van en weerbaarheid tegen ondermijnende criminaliteit en ambtelijke en
niet-ambtelijke corruptie op de mainports.30 De resultaten worden naar verwachting begin 2023 opgeleverd.
De Commissie noemt daarnaast in dit kader de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende
Criminaliteit dat naar verwachting voor het einde van 2022 volledig operationeel is.31 De Commissie stelt vast dat de opsporing en vervolging van corruptie binnen Nederland
in algemene zin effectief is, het kabinet zal zich hiervoor uiteraard blijven inzetten.
Naast deze positieve bevinding, benoemt de Commissie enkele moeilijkheden bij de opsporing
en vervolging van complexe buitenlandse omkopingszaken. Deze punten zijn eveneens
onderwerp van een aanbeveling van de OESO Working Group on Bribery (OESO WGB). Voor een toelichting hoe het kabinet opvolging geeft aan deze aanbevelingen
verwijst het naar de Kamerbrief van 17 juni jl.32 De Commissie is positief over de wijziging van de Aanwijzing opsporing en vervolging
buitenlandse corruptie in 2020, waardoor kleine faciliterende betalingen niet langer
zijn uitgezonderd van vervolging. Verder zijn betrokkenen volgens de Commissie positief
over de wijziging van de Aanwijzing hoge transacties (een specifieke manier van buitengerechtelijke
afdoening). De Minister van JenV is nu niet langer betrokken bij het sluiten van hoge
transacties en de beoogde nieuwe wetgeving zal voorzien in een definitieve oplossing
waarin niet een commissie, zoals nu tijdelijk het geval is, maar het bevoegde gerechtshof
voorgenomen hoge transacties in de sfeer van rechtspersonen toetst.
Verder gaat de Commissie in op het zelf melden van (vermoedens van) buitenlandse omkoping
en het onderzoek dat de Vrije Universiteit doet in opdracht van het WODC naar onder
meer zelfmelding door bedrijven in geval van financieel-economische criminaliteit.33 De Commissie noemt voorts de moeilijkheden bij het gebruik van grote datasets in
opsporingsonderzoeken waardoor de looptijd van sommige buitenlandse omkopingsonderzoeken
vertraging oploopt. Dit als gevolg van een beroep op het verschoningsrecht ten aanzien
van (gedeeltes van) dergelijke data sets en de toetsing ervan.34 Tot slot wijst de Commissie op de gebruikelijke moeilijkheden in buitenlandse omkopingszaken,
zoals het contact met derde landen in het kader van internationale rechtshulpverzoeken.
Nederland zal in oktober 2022 aan de OESO WGB rapporteren. Het hierna vast te stellen
evaluatierapport zal aan uw Kamer worden toegezonden.
De Commissie geeft in het rapport aan dat integriteit binnen de politie bijzondere
aandacht krijgt, onder andere door de aanstelling van een portefeuillehouder Integriteit
en aanpak corruptie belast met de verbetering van het integriteitsstelsel en het proces
van intern onderzoek binnen de politie. Ook wordt een centrale organisatie ingericht
om complexe interne onderzoeken uit te voeren en om de preventie en bestrijding van
corruptie zichtbaar te verbeteren. Door de komst van de nieuwe Wet Screening wordt
het screeningsinstrumentarium verbreed, waarmee (integriteits)risico's in een vroeg
stadium kunnen worden gesignaleerd. Het kabinet betreurt de vertraging die het wetsvoorstel
heeft opgelopen en zet zich in voor een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding. Op
dit moment worden de resultaten van de internetconsultatie en het advies van de Autoriteit
Persoonsgegevens bekeken en verwerkt in het wetsvoorstel dat aan de Raad van State
wordt aangeboden. De verwachting is dat het wetsvoorstel op 1 januari 2023 – een half
jaar eerder dan vermeld in het rapport – in werking zal treden.
De Commissie schrijft dat het wetsvoorstel bevorderen integriteit en functioneren
decentraal bestuur nog steeds aanhangig is in het parlement. Dit wetsvoorstel regelt
onder meer de verplichting voor kandidaat-bestuurders om een Verklaring Omtrent het
Gedrag (VOG) te kunnen overleggen en een verduidelijking van de bepalingen omtrent
belangenverstrengeling. Daarnaast is een nieuw wetsvoorstel in voorbereiding waarin
de risicoanalyse integriteit voor kandidaat-bestuurders van decentrale overheden wordt
verankerd. Vooruitlopend hierop is de gemeenten gevraagd bij de benoeming van nieuwe
wethouders op vrijwillige basis een risicoanalyse integriteit uit te voeren.
Integriteitsbeleid voor bewindspersonen
Aanbeveling II: Stel een gedragscode vast voor Ministers en Staatssecretarissen, die
onder meer voorziet in regels inzake giften, nevenactiviteiten en lobbyactiviteiten,
alsook in doeltreffende monitoring en sancties.
Volgens de Commissie bestaat er enige reden tot zorg met betrekking tot het niet-bindende
karakter van het integriteitskader voor bewindspersonen. De Commissie verwijst daarbij
naar diens eerdere rechtsstaatrapporten uit 2020 en 2021, en het nalevingsverslag
voor Nederland van de vijfde evaluatieronde uit juli 2021 van de Groep van Staten
tegen Corruptie (GRECO), waarin soortgelijke zorgen zijn geuit.35
Allereerst is in Nederland een sterke integriteitscultuur het uitgangspunt van het
integriteitsbeleid voor de centrale overheid. Preventie, vertrouwen, bewustwording
en eigen verantwoordelijkheid zijn de belangrijkste principes die gelden voor het
integriteitsbeleid van Ministers en Staatssecretarissen. Die aanpak past ook geheel
in de staatsrechtelijke verhoudingen, waarbij de ministeriële verantwoordelijkheid
centraal staat. Om (de ontwikkeling van) een integer, transparant en weerbaar bestuur
te bestendigen werkt het kabinet aan een aanpak met meer balans tussen cultuur- en
structuurgerichte maatregelen, zoals een gedragscode voor bewindspersonen. De verschillende
maatregelen worden hieronder toegelicht.
Het kabinet werkt momenteel aan de ontwikkeling van een gedragscode met integriteitsregels
voor bewindspersonen, waarvoor gesprekken plaatsvinden met verschillende experts,
waaronder wetenschappers en integriteitsadviseurs uit verschillende lagen van de overheid.
Zo zal in de gedragscode bijvoorbeeld worden vastgelegd dat regelmatig een gesprek
over integriteit in de ministerraad zal worden gehouden. Dit is nodig om het integriteitsbesef
en de gedragscode levend te houden en waar nodig te actualiseren. Handhaving en sanctionering
door een externe toezichthouder wringt met het beginsel van de ministeriële verantwoordelijkheid.
In Nederland leggen bewindspersonen verantwoording af aan de Staten-Generaal op grond
van de ministeriële verantwoordelijkheid en is het aan de Staten-Generaal om daar
consequenties aan te verbinden. In het licht van deze complexiteit heeft de Minister
van BZK de Afdeling advisering van de Raad van State recent om voorlichting gevraagd,
welke dit najaar wordt verwacht, over de mogelijkheden om een gedragscode minder vrijblijvend
te maken en om binnen de grenzen van de ministeriële verantwoordelijkheid een intern
of extern toezichts- en sanctiemechanisme in te stellen.36 Het kabinet verwacht dit najaar de gedragscode vast te stellen waarin ook de uitkomsten
van deze voorlichting worden meegenomen.
Daarnaast hebben de leden Dassen en Omtzigt onlangs een initiatiefnota gepubliceerd
met voorstellen voor de implementatie van de GRECO aanbevelingen.37 Het kabinet heeft hierop zijn reactie gegeven en aangekondigd dat het zal voorzien
in de benoeming van een onafhankelijk adviseur integriteit bewindspersonen, die individuele
bewindspersonen vertrouwelijk kan adviseren bij integriteitsvragen. De vorm waarin
dit zijn beslag zal krijgen, wordt nog nader bezien.38 Het uitgangspunt is dat het voorkómen van integriteitsschendingen de voorkeur heeft
boven het sanctioneren van bewindspersonen. Daarom zet het kabinet in op begeleiding
van bewindspersonen gedurende het ambt. Ook nu kan een bewindspersoon voor advies
terecht bij de secretaris-generaal van het ministerie, mede-bewindspersonen, in het
bijzonder de Minister-President, en de secretaris van de ministerraad.
Zoals ook genoemd door de Commissie is er een self-assessment risico-analyse geïntroduceerd voor kandidaat-bewindspersonen om mogelijke kwetsbaarheden
te identificeren. Naar aanleiding van een motie van het lid Sneller39 is recent aan het beleid toegevoegd dat bewindspersonen die gedurende het ambt vakantiewoningen
of relevante financiële of zakelijke belangen verwerven, dit moeten opgeven aan de
Kamer.40 Het kabinet is van mening dat hiermee tevens een GRECO-aanbeveling is uitgevoerd.41 Het kabinet heeft daarnaast recent een hoogleraar met expertise op het gebied van
belangenbehartiging en politieke besluitvorming gevraagd om advies over een lobbyregister,
en zal hier dit najaar over berichten. Uitgangspunt bij deze adviesaanvraag is dat
een lobbyregister ten aanzien van bewindspersonen wordt ingevoerd, zoals ook is verzocht
in de gewijzigde motie van het lid Dassen.42Het voornemen bestaat om begin 2023 een samenhangende visie op integriteit aan de
Tweede Kamer te sturen, waarin het zowel gaat om integriteit op bestuurlijk (nationaal
en decentraal) als op ambtelijk niveau.
Aanbeveling III: Rond de herziening van de regels af inzake draaideurpraktijken waarbij
voormalige Ministers en Staatssecretarissen betrokken zijn, met inbegrip van een afkoelingsperiode
van twee jaar en beperkingen op betaalde activiteiten.
De Commissie constateert dat er een aantal maatregelen is aangekondigd ter versterking
van het integriteitsbeleid voor gewezen bewindspersonen, maar dat deze vooralsnog
nog niet zijn omgezet in wetgeving.
Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel waarin de aangekondigde maatregelen worden
verankerd. Dit betreft onder andere het bestaande lobbyverbod. Het lobbyverbod geldt
voor de duur van twee jaar voor het eigen beleidsterrein en aanpalende beleidsterreinen.
Voorts is het voornemen om met dit wetsvoorstel gewezen bewindspersonen te verplichten
om gedurende een afkoelperiode van twee jaar na het ontslag niet in dienst te treden
bij het voormalige ministerie, geen commerciële opdrachten daar te aanvaarden en onafhankelijk
advies te vragen over de toelaatbaarheid van een vervolgfunctie in de private of semipublieke
sector. Het kabinet is van plan het wetsvoorstel binnenkort in consultatie te geven
en daarna zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer in te dienen.
Overige initiatieven versterking integriteitsbeleid
De Commissie noemt dat het wetsvoorstel Evaluatiewet Wet financiering politieke partijen
wordt besproken in het parlement. Dit wetsvoorstel heeft tot doel zowel duidelijkere
regels inzake buitenlandse giften als transparantie- en rapportageverplichtingen voor
giften aan politieke partijen in te voeren. De plenaire behandeling in de Eerste Kamer
is geagendeerd in het najaar. Indien de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanneemt, is
het voornemen om het wetsvoorstel met ingang van 1 januari 2023 in werking te laten
treden.
De Commissie merkt op dat er zorgen zijn geuit over de complexiteit van het wetsvoorstel
ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn en de snelheid van het geplande
goedkeuringsproces, met name over de complexiteit van de voorgestelde meldkanalen.
De Minister van BZK heeft deze kritiek ter harte genomen en verschillende voorstellen
gedaan via een nota van wijziging om hieraan tegemoet te komen.43Op 29 juni jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over een tweede nota van wijziging,
mede naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Omtzigt.44 De Commissie merkt op dat het Huis voor klokkenluiders geen volledig «one-stop-shop»
is, waardoor klokkenluiders geconfronteerd zouden kunnen worden met complexe en langdurige
verwijzings- en meldingsprocedures. Het Huis voor klokkenluiders doet onderzoek naar
vermoedens van misstanden waarbij een maatschappelijk belang in het geding is en waarvoor
geen andere autoriteit bevoegd is. Daarnaast is het Huis de instantie die onderzoek
doet naar de wijze waarop de werkgever met de melder is omgegaan (bejegeningsonderzoek)
en die melders advies geeft over de te ondernemen stappen bij vermoedens van misstanden.
Indien een andere autoriteit bevoegd is tot het onderzoeken van een bepaalde misstand
verwijst het Huis door naar die autoriteit.
Verder schrijft de Commissie net als in 2021 dat corruptierisico’s gerelateerd aan
de COVID-19 pandemie aanwezig blijven, hoewel in de praktijk niet veel zaken zijn
gedetecteerd. Politie, FIOD en het OM hebben in ad-hoc verband samengewerkt en daarbij
weliswaar corruptierisico’s onderkend, maar dit heeft niet geresulteerd in corruptieonderzoeken.
Er is wel sprake van andere COVID-19-gerelateerde fraudezaken, uitgevoerd door de
FIOD en de andere opsporingsdiensten, zoals valsheid in geschrifte en oplichting.
Tot slot stipt de Commissie aan dat door de COVID-19 pandemie de mogelijkheden om
onderzoek te doen naar mogelijke gevallen van buitenlandse omkoping, onder andere
door reisbeperkingen, beperkt waren.
Pijler III – mediapluriformiteit
Grondwettelijke en wettelijke waarborgen blijven volgens de Commissie een hoge mate
van mediavrijheid in Nederland ondersteunen, onder meer dankzij het functioneel onafhankelijke
Commissariaat voor de Media en de grote bestuurlijke en financiële onafhankelijkheid
van de publieke media.
De Commissie merkt op dat de eerder vastgestelde uitdagingen met betrekking tot de
transparantie van mediaeigendom en marktconcentratie nog steeds actueel zijn. Waarbij
gewaarschuwd wordt dat de voorgenomen fusie tussen RTL en Talpa gevolgen zal hebben
voor deze marktconcentratie van de nieuwsmarkt. Via het Commissariaat voor de Media
wordt vinger aan de pols gehouden met het oog op mogelijke effecten van de toegenomen
concentratie in de nieuwsmarkt op onafhankelijkheid en pluriformiteit van het nieuwsaanbod.
De Autoriteit Consument en Markt onderzoekt momenteel de voorgenomen fusie tussen
RTL en Talpa.
De onafhankelijkheid van het bestuur en de financiering van de publieke media is gewaarborgd
volgens de Commissie. Dankzij het kader voor benoemingsprocedures voor management-
en bestuursfuncties in de Mediawet 2008 is de publieke omroep onafhankelijk van de
regering en van andere politieke invloed.
De Commissie merkt over de toegang tot overheidsinformatie op dat sinds 1 mei 2022
de Wet open overheid (Woo) in werking is getreden. De Commissie wijst op een aantal
wijzigingen in het wettelijke kader voor de toegang tot overheidsinformatie, zoals
een uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet, de toevoeging van informatiecategorieën
die verplicht actief openbaar gemaakt moeten worden en de kortere termijnen voor de
afhandeling van informatieverzoeken. Tegelijkertijd merkt de Commissie op dat maatschappelijke
organisaties eerder geuite zorgen hebben herhaald met betrekking tot een tijdige afhandeling
van informatieverzoeken en het verstrekken van onvolledige antwoorden. Tot slot geeft
de Commissie aan dat belanghebbenden betwijfelen of de regering een transparantere
houding zal aannemen onder het nieuwe wettelijke kader.
Het kabinet benadrukt het belang van openheid en de toegang tot overheidsinformatie
en wil onderstrepen dat er, onder andere met de inwerkingtreding van de Woo, belangrijke
stappen worden gezet naar een opener overheid. Tegelijkertijd onderkent het kabinet
de uitdagingen op dit gebied, onder andere waar het gaat om een tijdige afhandeling
van informatieverzoeken. Het kabinet neemt dan ook verschillende maatregelen om de
situatie te verbeteren.45 Het betreft echter een complex probleem met verschillende oorzaken, zoals de hoeveelheid
uitgebreide en complexe informatieverzoeken die een grote hoeveelheid documenten omvatten
en de huidige staat van de informatiehuishouding bij de rijksoverheid.
Het kabinet realiseert zich dat deze problematiek niet van vandaag op morgen is opgelost.
Om van andere landen te leren worden verschillende internationale werkbezoeken afgelegd
en wordt er in opdracht van de Minister van BZK een rechtsvergelijkend onderzoek in
zes lidstaten uitgevoerd naar de vraag hoe geborgd wordt dat overheidsinformatie openbaar
wordt gemaakt en hoe deze wetgeving in de praktijk wordt uitgevoerd. Verder wordt
bij het verzenden van stukken door de regering aan het parlement sinds 1 juli 2021
aanvullende informatie meegezonden. Hiermee wordt beoogd meer openheid te geven over
de afwegingen die ten grondslag liggen aan het beleid. Deze werkwijze wordt met ingang
van 20 september 2022 verder uitgebreid. Het kabinet zal zich met behulp van het nieuwe
wettelijke kader blijven inzetten om de toegang tot overheidsinformatie te verbeteren.
Bedreigingen en fysiek geweld tegen journalisten blijven een punt van zorg ondanks
de aanhoudende inspanningen van de overheid om dit fenomeen tegen te gaan. Het platform
voor de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten van de
Raad van Europa heeft voor Nederland drie waarschuwingsberichten gepubliceerd. Op
het platform Mapping Media Freedom zijn verdere aanvallen en intimidaties gemeld. De Commissie merkt op dat de overheid
de veiligheid van individuele journalisten op vastberaden wijze is blijven aanpakken.
Op 29 juni jl. stuurden de Minister van JenV en de Staatssecretaris van Cultuur en
Media een plan van aanpak persvrijheid en persveiligheid naar de Tweede Kamer.46 Deze brief stelt dat de financiële steun aan PersVeilig in ieder geval tot en met
2024 wordt voortgezet. Voor de periode hierna volgt het kabinet nauwlettend de gesprekken
van PersVeilig met de sector over het streven van PersVeilig om op termijn door de
journalistieke sector zelf gefinancierd te worden en blijft het kabinet PersVeilig
steunen. Ook benoemt de Commissie het Flexibel Beschermingspakket Freelancers dat
steun en financiering van de overheid ontvangt. Dit pakket heeft een looptijd tot
en met 2023. Het kabinet gaat in gesprek met de sector over de voortzetting van het
pakket na 2023.
De Commissie schrijft dat, hoewel de autoriteiten erop wijzen dat journalisten uit
hoofde van de desbetreffende wetgeving aanvullende garanties genieten ter bescherming
van hun bronnen, er nog steeds zorgen bestaan over het werk van de inlichtingendiensten:
het monitoren en aftappen van digitale activiteiten in een bepaalde wijk zou journalistieke
bronnen kunnen onthullen. De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen
echter enkel op basis van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017, in
het kader van de aan hen opgedragen taken, bevoegdheden inzetten. De AIVD en MIVD
zetten onderzoeksopdrachtgerichte interceptie op de kabel niet in om wijken of regio’s
in Nederland af te tappen.
De Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) beoordeelt iedere aanvraag voor de
inzet van de bevoegdheid tot kabelinterceptie vooraf. Daarbij is vereist dat de inzet
van deze bevoegdheid noodzakelijk, proportioneel, subsidiair en zo gericht mogelijk
is. Voor journalisten en advocaten biedt de Wiv 2017 extra bescherming. De inzet van
bijzondere bevoegdheden jegens advocaten en journalisten waarbij de inzet is gericht
op het verkrijgen van gegevens omtrent vertrouwelijke communicatie tussen een advocaat
en diens client resp. gegevens inzake een journalistieke bron, kan namelijk alleen
als de rechtbank Den Haag daarvoor toestemming heeft verleend.
Pijler IV – overige zaken m.b.t. checks and balances
Aanbeveling IV: Zet de inspanningen voor een volledige follow-up van de kinderopvangtoeslagaffaire
voort met het oog op het aanpakken van de eventuele structurele problemen, met betrokkenheid
van alle relevante overheidsinstanties.
De Commissie schrijft, net als vorig jaar, dat uit de verschillende initiatieven die
Nederland heeft genomen als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire blijkt dat
het stelsel van checks and balances werkt.
Naar aanleiding van het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie zijn een
aantal hervormingen en initiatieven gestart om er allereerst voor te zorgen dat gedupeerden
worden gecompenseerd. Naast bestaande regelingen, is onlangs het wetsvoorstel «Wet
hersteloperatie toeslagen» ingediend bij de Tweede Kamer, dat de vergoedingen, ondersteuning
door gemeenten en het uitstel of kwijtschelding van schulden voor de burgers die verstrikt
zijn geraakt in de toeslagenaffaire regelt.47 Daarnaast wordt er hard aan gewerkt om ervoor te zorgen dat soortgelijke situaties
worden voorkomen en het vertrouwen in de overheid wordt hersteld. In het coalitieakkoord
is opgenomen dat gewerkt wordt aan een overheid die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij
en rechtvaardig is. Wetten en regels moeten worden beoordeeld op eenvoud, menselijke
maat en uitvoerbaarheid. Het kabinet bevordert de menselijke maat in en bij de toepassing
van wetten en regels langs verschillende lijnen die nauw met elkaar samenhangen.48 Een aantal van de acties wordt hierna toegelicht.
Bevorderen kwaliteit wetten en regels
Het kabinet heeft voortgang gemaakt met de maatregelen uit de Kamerbrief van 25 juni
2021 over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving.49 Zo wordt het bestaande instrument voor een goede beleidsvorming, het Integraal Afwegingskader
voor beleid en regelgeving (IAK), herzien en gebruiksvriendelijker gemaakt. In samenhang
met de overheidsbrede werkagenda voor de publieke dienstverlening50 wordt gewerkt aan meer en betere samenwerking tussen beleid, wetgeving en uitvoering.
Zo komt in een vroeg stadium alle relevante informatie in beeld om weloverwogen keuzes
te maken over nieuw beleid of wetgeving. Deze gezamenlijke inspanning moet ervoor
zorgen dat het belang van beleid- en wetgevingskwaliteit meer centraal komt te staan
in de ambtelijke en politieke besluitvorming. Verder wordt de verantwoordelijke entiteit
voor wetgevingstoetsing in een vroeg stadium betrokken bij complexe wetgeving met
mogelijk grote maatschappelijke gevolgen. Dit draagt bij aan de drie prioriteiten
van de wetgevingstoets: het zeker stellen dat wetgeving voldoende uitvoerbaar is,
oog heeft voor de «menselijke maat» en «doenlijk» is voor de burger.
Inventarisatie naar hardvochtige effecten van wetten en regels
Het kabinet geeft uitvoering aan de motie van de leden Ploumen en Jetten51 die de regering oproept wetten en regels door te lichten op hardvochtige effecten
voor mensen en deze waar nodig aan te passen. In aanvulling op de inventarisaties
van de departementen is een rijksbrede uitvraag georganiseerd, waarbij eenieder voorbeelden
kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.
Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen
signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen. Aan de uitvraag
is brede bekendheid gegeven door middel van verspreiding via sociale media en directe
benadering van meer dan 30 maatschappelijke organisaties. Via de website www.internetconsultatie.nl/knellendewettenenregels zijn 403 reacties binnengekomen.52 Naast de rijksbrede uitvraag is een gesprek georganiseerd met het Platform voor Inclusief
Nederland. De uitkomsten van de rijksbrede uitvraag en het gesprek worden meegenomen
door de departementen. Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige
effecten wordt onderzocht en waar mogelijk opgelost.53
Een meer mensgerichte Algemene wet bestuursrecht
Het kabinet werkt aan een aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met als
doel deze meer mensgericht te maken. Een meer mensgerichte Awb versterkt de rechtsbescherming
en de waarborgfunctie van de Awb voor burgers in hun relatie met de overheid. Het
kabinet is voornemens om in het wetsvoorstel onder meer de volgende aanpassingen op
te nemen:54
– Voor de gevallen waarin burgers getroffen worden door een onevenredig besluit dat
niet binnen het kader van de sectorwet kan worden gecorrigeerd, wordt een aanpassing
van de Awb bezien waardoor bij een gebonden bevoegdheid in een formele wet, door bestuur
en in laatste instantie de rechter een evenredigheidstoets kan worden gedaan. Het
gaat om een mogelijkheid af te wijken, als de uitkomst van de wetstoepassing onevenredig
is in het licht van de bedoeling van de wet.
– Bij de mogelijkheden voor mensen om in verweer te komen tegen een besluit wordt meer
rekening gehouden met het «doenvermogen» van mensen. Gestreefd wordt naar een verlenging
van de bezwaar- en beroepstermijn in bepaalde gevallen en beoogd wordt om bestuursorganen
en bestuursrechters meer ruimte te geven om een te laat ingediend bezwaar- of beroepschrift
inhoudelijk te behandelen.
– De regeling over bestuursrechtelijke geldschulden zal zodanig worden gewijzigd dat
deze meer rekening houdt met doenvermogen en de soms grote gevolgen van geldschulden
voor mensen, onder meer door het stimuleren van betalingsregelingen.
– De motiveringsplicht van bestuursorganen bij besluiten zal worden uitgebreid, teneinde
het voor mensen meer begrijpelijk te maken waar het besluit over gaat en welke afwegingen
hieraan ten grondslag liggen.
– Mensen krijgen een aanspraak op het herstel van kennelijke schrijffouten, rekenfouten
of andere kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen.
De Commissie verwijst in de context van de kinderopvangtoeslagenaffaire ook naar de
kabinetsreactie op het rapport van de Venetiëcommissie over de rechtsstaat in Nederland.55 Tijdens het notaoverleg waarin deze kabinetsreactie besproken is, is toegezegd dat
het kabinet na een jaar opnieuw zal rapporteren over de opvolging van de aanbevelingen
uit dit rapport die het kabinet aangaan.56 Deze evaluatie zal vervolgens ook gedeeld worden met de Venetiëcommissie voor verdere
feedback.
In het rechtsstaatrapport gaat de Commissie ook nader in op de Staatscommissie rechtsstaat.
Nadat de Tweede Kamer op 26 januari 2021 met de aanvaarding van de motie van de leden
Omtzigt en Van Dam57 de wens om deze staatscommissie in het leven te roepen heeft ingestemd, heeft het
toenmalige kabinet een conceptopdracht voor de staatscommissie opgesteld en aan beide
Kamers aangeboden.58 Inmiddels is door de Minister van BZK en de Minister voor Rechtsbescherming een tripartite
overleg met vertegenwoordigers uit beide Kamers en van de rechterlijke instellingen
gestart. Het kabinet hecht zeer aan dit tripartite overleg: de oorspronkelijke aanleiding
die heeft geleid tot de wens voor deze staatscommissie was immers de constatering
van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag dat elk van de staatsmachten
een verantwoordelijkheid had waar het de schending van de beginselen van de rechtsstaat
betrof. Een samenwerking tussen de staatsmachten is hier dan zeker op zijn plaats,
uiteraard zonder op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de scheiding der machten.
Door dit tripartite overleg neemt elk van de staatsmachten verantwoordelijkheid voor
de instelling van deze staatscommissie en mag de staatscommissie er op rekenen dat
elk van de staatsmachten te zijner tijd rekenschap neemt van haar eindrapport. De
staatscommissie zal naar verwachting najaar 2022 definitief worden ingesteld.
Overige ontwikkelingen op het terrein van de rechtsstaat
De Commissie haalt aan dat in het coalitieakkoord staat dat het kabinet de uitwerking
van constitutionele toetsing ter hand zal nemen. Voor een toelichting hoe het kabinet
hier invulling aan geeft wordt verwezen naar de hoofdlijnenbrief constitutionele toetsing
die recent naar de Tweede en Eerste Kamer is gestuurd.59
De Commissie verwijst ook naar de aanpak van discriminatie in Nederland. Het kabinet
heeft sinds 2021 stappen gezet om tot komen tot een effectievere aanpak van discriminatie.
Dit is bevestigd in het coalitieakkoord en verder uitgewerkt. Het gaat zowel om de
aanpak van specifieke vormen van discriminatie en de aanpak in domeinen, zoals het
onderwijs, als om generieke maatregelen. In het kader van de generieke maatregelen
is in 2021 de eerste Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) benoemd.
De NCDR heeft als taak om een Nationaal Programma op te stellen. Daarnaast is de Staatscommissie
tegen Discriminatie en Racisme in het voorjaar van 2022 ingesteld. Deze Staatscommissie
gaat meerjarig onderzoek doen naar discriminatie in Nederland. In het kader van de
intensivering heeft ook het College voor de Rechten van de Mens extra middelen ontvangen
waarmee extra trainingen aan uitvoeringsorganisaties en onderzoek wordt gefinancierd.
Door de parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving
van de Eerste Kamer zijn meerdere aanbevelingen gedaan om te komen tot betere wetgeving
die bijdraagt aan het voorkomen van discriminatie.60
De Commissie schrijft dat op 1 januari jl. nog acht uitspraken van het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens (EHRM) moeten worden uitgevoerd. Hoewel inderdaad acht
zaken, met inbegrip van een groepszaak, geregistreerd staan waarvan de uitvoering
van de uitspraak van het EHRM nog onder toezicht staat van het Comité van Ministers
van de Raad van Europa, betekent dit echter niet in alle gevallen dat de uitspraak
nog niet is uitgevoerd. Over de uitvoering wordt gerapporteerd aan het Comité van
Ministers en de behandeling van de rapportage neemt vaak veel tijd in beslag. In drie
zaken wordt verwacht dat sluiting van het toezicht nog in 2022 zal plaatsvinden.
Het kabinet treft voorbereidingen om te voorzien in een permanente rechtsgrondslag
voor de vaststelling van crisismaatregelen. Met het wetsvoorstel Eerste tranche aanpassing
Wet publieke gezondheid (Wpg) wordt beoogd een structureel wettelijk kader te creëren
voor de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A161, of een directe dreiging daarvan. Het advies van de Raad van State is ontvangen en
er wordt naar gestreefd dit wetsvoorstel in september bij de Tweede Kamer in te dienen.
Los van dit wetsvoorstel wordt gewerkt aan een modernisering van het (staats)noodrecht
en crisisrecht. Het kabinet heeft een appreciatie gegeven op de bevindingen van de
Onderzoeksraad voor Veiligheid en maakt werk van de aanbevelingen.62
Maatschappelijk middenveld
De Commissie stelt dat Nederland een open landschap biedt voor maatschappelijke organisaties,
maar dat zorgen blijven bestaan over de Wet transparantie maatschappelijke organisaties
(Wtmo) en de Wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming
van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen. In aanvulling op de toelichting
in de kabinetsreactie op het rechtsstaatrapport 202163 kan naar aanleiding van de ontwikkelingen van het afgelopen jaar worden toegevoegd
dat bij het opstellen van de Wtmo en bij de nota van wijziging bij de Wtmo gebruik
is gemaakt van een (internet)consultatie. In de toelichting van het wetsvoorstel en
in de uiteindelijke nota van wijziging wordt ingegaan op de consultatiereacties die
onder meer vanuit verschillende maatschappelijke organisaties afkomstig zijn. De nota
van wijziging is na consultatie aan de Raad van State voor advies aangeboden. Het
nader rapport en de bijgewerkte nota van wijziging worden naar verwachting voor het
einde van het jaar samen met de nota naar aanleiding van het verslag aan uw Kamer
aangeboden. De Commissie verwijst tevens naar de wet tot wijziging van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen.
Deze wijziging is met waarborgen omkleed, waarbij de bevoegdheid tot het verbieden
en ontbinden van rechtspersonen nog steeds is belegd bij de rechter. De wetswijziging
is, na behandeling in het parlement, op 1 januari 2022 in werking getreden.64
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid