Brief regering : Spreiding van de werkgelegenheid bij de Rijksoverheid 2022-2026
31 490 Vernieuwing van de rijksdienst
Nr. 321
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2022
Inhoud
Met deze brief informeer ik u over de spreiding van de werkgelegenheid bij de rijksoverheid
over het land op 1 januari 2022 en de prognoses voor de ontwikkelingen in de komende
jaren. Aan het eind van de brief ga ik in op de effecten van het hybride werken voor
de spreiding van de rijkswerkgelegenheid.
Aanleiding
Door middel van deze brief kom ik de toezegging na uit februari 2020 om uw Kamer jaarlijks
over de spreiding van de werkgelegenheid bij de rijksoverheid te informeren. Dit gebeurt
altijd voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van BZK.1 Voor de definitie van rijkswerkgelegenheid volg ik de eerder door uw Kamer benoemde
sectoren: alle ministeries, de Nationale Politie, Rechtspraak, Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI), Defensie en het deel van de zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) dat publieke
taken uitvoert. Bij het inventariseren van de werkgelegenheidscijfers is uitgegaan
van de eerder met uw Kamer afgestemde methode van inventariseren.2
Uitkomsten inventarisatie spreiding rijkswerkgelegenheid
De totale omvang van de rijkswerkgelegenheid op 1 januari 2022 bedroeg 321.396 fte.
In vergelijking met 1 januari 2021 is dit een stijging met ruim 10.000 fte (3,2 procent).
De stijging is met name te zien bij de ministeries (een stijging van ruim 5 procent)
en de zbo’s (een stijging van bijna 5 procent). Op grond van de huidige prognoses
neemt de rijkswerkgelegenheid in de komende jaren licht toe. Voor de periode tot 2026
gaat het om een groei van 1.000 fte.
De stijging van de rijkswerkgelegenheid ten opzichte van vorig jaar is zichtbaar in
negen provincies. De mate van stijging varieert. In de provincies Overijssel, Noord-Holland
en Limburg bedraagt de stijging rond 2 procent. De stijging is relatief het grootst
in de provincies Utrecht, Groningen en Zeeland. De stijging in Groningen (7 procent)
is grotendeels toe te schrijven aan groei van de Dienst Uitvoering Onderwijs (afspraken
in het coalitieakkoord rond de studiefinanciering en terugkeer van de basisbeurs),
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Rijksdienst voor het Wegverkeer. De
stijging in Zeeland bedraagt in absolute zin 158 fte (6 procent) en komt voornamelijk
door een stijging van de werkgelegenheid bij Rijkswaterstaat.
Ten opzichte van vorig jaar daalt de rijkswerkgelegenheid in de provincies Fryslân,
Flevoland en Noord-Brabant. De rijkswerkgelegenheid in Fryslân daalt in absolute zin
met 152 fte (2 procent). De daling concentreert zich bij Rijkswaterstaat (99 fte)
en de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO, 95 fte). De afname bij de RSO is slechts administratief
en heeft te maken met een andere wijze van toedelen van de RSO over het cluster Noord.
In de cijfers voor 2021 was Leeuwarden als standplaats aangehouden voor het cluster
Noord; in de cijfers voor 2022 is een verdeling over de provincies Groningen, Fryslân
en Overijssel aangebracht. Bij andere sectoren van de rijkswerkgelegenheid in Fryslân
is er sprake van groei, met name bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
De rijkswerkgelegenheid in Flevoland daalt in absolute zin met 101 fte (2 procent).
De daling is onder meer toe te schrijven aan een daling bij DJI (52 fte). De zbo’s
in Flevoland laten daarentegen een stijging zien (54 fte). De rijkswerkgelegenheid
in Noord-Brabant daalt met 1 procent en neemt in absolute zin met 305 fte af. Het
beeld in Noord-Brabant is een stijging van de werkgelegenheid bij Defensie, DJI en
de Rechtspraak en een daling bij de Nationale Politie, ministeries en zbo’s.
Het overzicht met de prognoses voor de periode tot 2026 laat in de meeste provincies
een kleine stijging van de rijkswerkgelegenheid zien. De provincies Fryslân en Utrecht
vormen hierop een uitzondering. Voor Fryslân is de daling tot 2026 voorzien op 0,6 procent.
Voor Utrecht is deze voorzien op 1 procent.
Jaarlijks informeer ik uw Kamer ook over alle voorgenomen verplaatsingen van rijksdiensten
en zbo’s met een grootte van 50 fte of meer die de provinciegrenzen overschrijden.3 Op het moment van de inventarisatie in het voorjaar van 2022 waren geen substantiële
verplaatsingen bekend die de provinciegrenzen overschrijden en die in de rijkswerkgelegenheidscijfers
voor deze brief kunnen worden meegenomen.
In de kaarten en tabellen in de bijlage bij deze brief is een gedetailleerde uiteenzetting
van de rijkswerkgelegenheidscijfers en de verwachte ontwikkeling opgenomen.
Hybride werken en spreiding rijkswerkgelegenheid
In juni 2021 heeft het kabinet besloten dat hybride werken het uitgangspunt is voor
werken bij het Rijk. In het afgelopen jaar heeft het hybride werken, mede door de
coronapandemie, een hoge vlucht genomen. Hoe het hybride werken zich verder ontwikkelt,
zal op termijn consequenties hebben voor de huisvestingsbehoefte van het Rijk. Naast
vragen over hoe veel panden het Rijk nodig heeft en hoe de panden worden ingericht,
is het ook de vraag waar de panden worden gelokaliseerd. Het is denkbaar dat er een
grotere behoefte aan werkplekken ontstaat dichterbij de woonadressen van rijksambtenaren.
Daarom zet ik onder meer in op het openen van regionale «hubs» verspreid over het
land. Deze ontwikkeling biedt kansen voor de regio’s buiten de Randstad. Daarbij hoort
medegebruik met andere overheden, zoals provincies en gemeenten, tot de mogelijkheid.
In de toekomst zou de standplaats – en de reistijd ernaartoe – minder leidend kunnen
zijn voor de regio waar een rijksambtenaar woont. Maar voordat ik daar meer definitieve
uitspraken over kan doen en conclusies kan trekken, moet er meer ervaring met het
hybride werken worden opgedaan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties