Brief regering : Stand van zaken box 3
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 136
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2022
In de verschillende debatten het afgelopen half jaar heb ik toegezegd uw Kamer op
de hoogte te houden van tijdpaden en nieuwe ontwikkelingen inzake box 3.
Deze zomer heeft volgens planning het rechtsherstel plaatsgevonden voor de burgers
die bezwaar hebben gemaakt tegen hun box 3 aanslag over de jaren 2017–2020. Daarnaast
is er in nauwe samenwerking tussen beleid en uitvoering wetgeving ontworpen voor het
rechtsherstel en de overbrugging tot een nieuw stelsel op basis van werkelijk rendement
kan worden geïmplementeerd. Ten slotte heeft Capgemini een herijking uitgevoerd van
het rapport van november 2021 over de haalbaarheid van de invoering van het stelsel
op basis van werkelijk rendement per 1 januari 2025.
In deze brief ga ik nader in op deze ontwikkelingen.
Stand van zaken herstel
Het rechtsherstel in box 3 is inmiddels in gang gezet. Dit gebeurt volgens de forfaitaire
spaarvariant. In het oude stelsel werd voor de berekening van het inkomen uit box
3 een forfaitaire vermogensmix gehanteerd. Daarin werd ervan uitgegaan dat belastingplichtigen
een mix aan spaargeld en beleggingen hadden, ook als zij uitsluitend spaargeld hadden.
Bij die vermogensmix werd vervolgens met forfaitaire rendementspercentages het inkomen
in box 3 berekend.
Bij de nieuwe berekening van het inkomen in box 3 wordt uitgegaan van het werkelijk
aangehouden spaargeld, beleggingen en schulden. Hierdoor sluit de nieuwe berekening
beter aan bij het werkelijk behaalde rendement. Belastingplichtigen met uitsluitend
spaargeld krijgen hierdoor (vrijwel) de gehele box 3-heffing terug, omdat het rendement
op spaargeld de afgelopen jaren vrijwel nihil was.
Burgers die meededen aan de massaalbezwaarprocedure tegen de box 3-heffing over 2017–2020,
hebben de afgelopen weken een brief van de Belastingdienst ontvangen. De Belastingdienst
stuurde in totaal 225.000 brieven en 130.000 beschikkingen om mensen te informeren
over de uitkomst van de nieuwe berekening van het box 3-inkomen. Zorgde de nieuwe
berekening voor een lager box 3-inkomen, dan volgde een brief en een beschikking waarin
staat hoe groot de teruggave is. Er is ook een groep die geen geld terug krijgt, omdat
de oude methode voor hen het meest gunstig was. Zij kregen een brief met een toelichting.
Een groep van 180 belastingplichtigen krijgt later te horen of en zo ja op welke wijze
zij herstel krijgen, omdat er nog andere belastingzaken afgerond moesten worden. Zij
hebben persoonlijk bericht gehad en krijgen rechtsherstel zodra dit mogelijk is.
Reacties van burgers
In reactie op het geboden rechtsherstel en de verzonden brieven (massaal bezwaar)
zijn tot 24 augustus circa 9000 vragen gesteld en kwamen ruim 4000 verzoeken om ambtshalve
vermindering binnen. Dit valt binnen de geprognosticeerde aantallen. Naast deze burgerreacties
blijven burgers die niet mee hebben gedaan aan de massaalbezwaarprocedure, bezwaren
c.q. verzoeken indienen.
Aanslag inkomstenbelasting 2021
Op 22 augustus is de Belastingdienst gestart met de verzending van de eerste aanslagen
inkomstenbelasting aan mensen die aangifte hebben gedaan van inkomen in box 3 over
het belastingjaar 2021. Deze aanslagen worden gefaseerd verstuurd om een te grote
belasting van de Belastingdienst te voorkomen. Dit betekent dat mensen met inkomen
in box 3 volgens de planning van augustus tot en met half december hun aanslag inkomstenbelasting
over 2021 kunnen verwachten. Zij hoeven hiervoor niets te doen. Met de online rekenhulp op de website van de Belastingdienst kunnen mensen hun box 3 inkomen zelf narekenen.
Op het aanslagbiljet wordt vermeld dat met het arrest van de Hoge Raad rekening is
gehouden en wordt verwezen naar de website.
Mensen met inkomen in box 3 over belastingjaar 2021 die aangifte hebben gedaan, kunnen
hun aangifte 2021 online aanpassen. Hiervoor is een nieuwe versie van het online aangifteprogramma
beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Zo kunnen ze bijvoorbeeld de partnerverdeling
veranderen tot het moment dat de aanslagen van beide partners onherroepelijk zijn,
of als ze toch in aanmerking komen voor aftrek van zorgkosten of giften (als gevolg
van een lager verzamelinkomen door de nieuwe berekening), dit opnemen in de aangifte.
De aanslagen van mensen met inkomen in box 3 over het belastingjaar 2021 worden opgelegd
op basis van de forfaitaire spaarvariant als deze gunstiger is voor de belastingplichtige.
Is dit niet het geval, dan wordt nog het oude box 3 stelsel toegepast.
Verdere planning rechtsherstel
Vanaf medio september wordt volgens de huidige planning gestart met het rechtsherstel
voor de aanslagen over 2017 tot en met 2020 die op 24 december 2021, de dag dat de
Hoge Raad uitspraak deed, nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet zijn vastgesteld.
Op 8 juli jl. heb ik uw Kamer een brief gestuurd met de verschillende scenario’s die
er zijn om mogelijk herstel te bieden aan niet-bezwaarmakers.1 Met Prinsjesdag maakt het kabinet zoals gebruikelijk de uitkomsten van de integrale
besluitvorming over de begroting bekend en geeft daar toelichting op, waaronder ook
over niet-bezwaarmakers in box 3.
Wetgeving
Op 30 juni is het beleidsbesluit voor het rechtsherstel gepubliceerd.2 Dit besluit was nodig om te kunnen starten met het rechtsherstel voor de bezwaarmakers,
zodat zij voor 4 augustus herstel konden ontvangen. Zoals ik in de kamerbrief van
28 april jl. heb aangegeven wordt dit beleidsbesluit in wetgeving omgezet.3 Uw Kamer zal dit wetsvoorstel ontvangen als onderdeel van het pakket Belastingplan
2023.
Tot de invoering van een stelsel op basis van werkelijk rendement is overbruggende
wetgeving voor box 3 ontworpen. Deze wetgeving zal in de tussenliggende periode het
huidige box 3-stelsel vervangen en wordt gebaseerd op de voor het rechtsherstel gekozen
oplossingen, de forfaitaire spaarvariant. Hierdoor zullen spaarders – uitgaande van
de huidige rendementen op spaargeld – ook in de overbruggingswetgeving vrijwel geen
belasting betalen in box 3. Met het wetsvoorstel wordt box 3 met ingang van het belastingjaar
2023 aangepast. De wetswijzigingen worden vormgegeven in een zelfstandig wetsvoorstel
«Overbruggingswet box 3» en zullen ook onderdeel uitmaken van het pakket Belastingplan
2023.
Gezamenlijk met de andere wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan 2023 worden
deze voorstellen op Prinsjesdag 2022 aan uw Kamer aangeboden. Het gehele pakket zal
het gebruikelijke wetgevingstraject doorlopen zodat inwerkingtreding daarvan per 1 januari
2023 mogelijk is.
Openstaande toezeggingen
Toezegging informeren burgers over aanslag 2021
In mijn brief van 28 februari jl.4 heb ik toegezegd dat mensen met inkomen in box 3 worden geïnformeerd dat zij de definitieve
aanslagen waarschijnlijk later dan de gebruikelijke datum van 1 juli opgelegd krijgen.
Belastingplichtigen die vóór 1 mei 2022 aangifte inkomstenbelasting over 2021 hebben
gedaan met inkomen in box 3 zijn inmiddels door de Belastingdienst geïnformeerd dat
zij de definitieve aanslag later dan normaal krijgen omdat de systemen van de Belastingdienst
worden aangepast voor de nieuwe berekening van het inkomen in box 3 in verband met
de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021.
Wel is aan degenen die geld terugkrijgen al een voorlopige aanslag met de oude berekening
van box 3 opgelegd. De Belastingdienst wil hiermee voorkomen dat belastingplichtigen
langer op een belastingteruggave moeten wachten dan normaal. Aan de belastingplichtigen
die in de periode van 1 mei tot 15 juni aangifte met inkomen in box 3 in 2021 hebben
gedaan, is in de eerste helft van augustus ook per brief het streven medegedeeld dat
zij de aanslag inkomstenbelasting 2021 tussen 1 augustus en 31 december 2022 ontvangen.
Als er door ontwikkelingen bij de hersteloperatie voor de belastingplichtigen die
na 15 juni aangifte hebben gedaan niet kan worden voldaan aan het streven om binnen
drie maanden na de aangifte bericht te sturen, dan worden zij daarover in september
geïnformeerd.
Toezegging over exacte budgettaire effect van doorwerking naar inkomensafhankelijke
regelingen.
In het commissiedebat van 12 mei jl. (Kamerstuk 32 140, nr. 109) heb ik de heer Grinwis toegezegd om uw Kamer te informeren zodra er meer gegevens
zijn over het exacte budgettaire effect van doorwerking van de uitspraak van de Hoge
Raad over box 3 naar inkomensafhankelijke regelingen.
Om o.a. privacy redenen kan de Belastingdienst bij de aanlevering van gewijzigde verzamelinkomens
aan andere departementen niet per individueel geval de reden van aanpassing meeleveren.
Het is daarom voor ontvangers van deze gegevens niet vast te stellen waarom het verzamelinkomen
is aangepast, waardoor een exacte vaststelling van de budgettaire effecten niet mogelijk
is.
Bij de Voorjaarsnota is € 200 miljoen cumulatief voor de uitgavenkant gereserveerd,
waarvan een deel voor de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en een deel voor
het effect op de inkomensafhankelijke regelingen. Het is enkel mogelijk om een raming
te maken van de budgettaire effecten op deze regelingen. In totaal wordt € 12,2 miljoen
cumulatief overgeheveld naar departementen die hebben onderbouwd dat het rechtsherstel
van de massaal bezwaarmakers budgettair effect heeft op de inkomensafhankelijke regelingen
waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Toezegging over de interpretatie van begrotingsregels
Bij het debat van 20 april jl. (Kamerstuk 35 927, nr. 130) over de opties voor rechtsherstel box 3, is de toezegging gedaan aan de heer Mulder
om zijn vraag over de interpretatie van begrotingsregels in het kader van het Hoge
Raad arrest voor te leggen aan de Studiegroep Begrotingsruimte. De Studiegroep Begrotingsruimte
brengt alleen in het jaar vóórafgaand aan de Tweede Kamerverkiezingen advies uit over
een passende begrotingsdoelstelling en begrotingssystematiek voor de volgende kabinetsperiode.
Op dit moment is er dus geen mogelijkheid deze vraag voor te leggen. Wel wil ik hem
zelf graag beantwoorden.
Het kabinet heeft in de Startnota (Kamerstuk 35 925, nr. 143) een aantal begrotingsregels afgesproken die ertoe leiden dat we de compensatie naar
aanleiding van het arrest wel als lastenrelevant zien. Zo committeert het kabinet
zich aan een inkomstenkader, waarbij alle budgettaire gevolgen van beleidsaanpassingen
gedurende de kabinetsperiode gecompenseerd moeten worden door andere lastenmaatregelen.
Daardoor wordt de lastendruk via het inkomstenkader beheerst. Schommelingen in ontvangsten
als gevolg van overige oorzaken – met name economische ontwikkelingen – lopen in het
EMU-saldo. Economische tegenwind leidt dus niet tot belastingverhoging. Het inkomstenkader
zorgt daarmee voor automatische stabilisatie: in economisch slechte tijden nemen de
belastingontvangsten af, terwijl zij in goede tijden toenemen. Op deze manier zorgt
het inkomstenkader voor een beheerste ontwikkeling van inkomsten gedurende de kabinetsperiode.
Het gaat hierbij dus niet om het beheersen van de totale inkomsten, maar alleen om
beheersing van beleidsmatige wijzigingen aan de inkomstenkant. In de begrotingsregels
en de Startnota staat het volgende: «De budgettaire veranderingen in het inkomstenkader
dienen zowel in als na de kabinetsperiode als geheel op nul uit te komen, waarbij
in principe ook per jaar de veranderingen tezamen optellen tot een effect van nul.»
Dit betekent dat de derving binnen de kabinetsperiode gedekt moet worden. Op deze
manier is er sprake van een beheerste ontwikkeling van inkomsten gedurende de kabinetsperiode
en wordt voorkomen dat de rekening ongedekt in het EMU-saldo loopt en op die manier
bij toekomstige generaties wordt neergelegd. Het dekken van de budgettaire gevolgen
van arresten is zowel aan de uitgaven- als aan de inkomstenkant de staande praktijk.
Er is immers sprake van een beleidswijziging. Daarnaast sluit dit ook aan bij het
idee dat de wetgever hiermee gebonden is aan het maken van goede wetgeving. Gebeurt
dit niet, dan kan dit leiden tot arresten die vragen om herstel van de wetgeving waarbij
gedekt moet worden voor budgettaire derving, zoals bij box 3 het geval is.
Een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement
In het coalitieakkoord is afgesproken om een stelsel voor de box 3-heffing in te voeren
met ingang van het belastingjaar 2025 waarin op basis van werkelijk rendement wordt
geheven. Het tijdpad om te komen tot invoering van dit stelsel is vóór het arrest
van de Hoge Raad van 24 december 2021 extern getoetst door Capgemini. Het onderzoeksrapport
is op 15 april 2022 als bijlage bij de contourennota aan uw Kamer aangeboden.5 De conclusie luidde destijds dat het tijdpad haalbaar was onder drie randvoorwaarden,
waaronder het uitblijven van aanvullende beleidsinitiatieven. In de technische briefing
van 20 juni 2022 over de contourennota is door ambtenaren aangegeven dat het Kerstarrest
heeft geleid tot een aanzienlijke inslag op de gemaakte planning. In de kamerbrief
van 24 juni 2022 over de planning heb ik aangegeven dat door de werkzaamheden volgend
uit het Kerstarrest het onzeker is geworden of de gewenste inwerkingtreding per 2025
haalbaar is.6 Ik heb Capgemini gevraagd om de in november 2021 afgegeven validatie van de planning
te herijken. In het nadere onderzoek is rekening gehouden met de actuele stand van
alle zaken die van invloed zijn op het tijdpad, zoals het wetgevend traject, de modernisering
van het ICT-landschap van de informatievoorziening (IV) bij de Belastingdienst en
de samenwerking met de ketenpartners, zoals banken en verzekeraars.
Het onderzoeksrapport van Capgemini is als bijlage bij deze brief gevoegd. Uit het
onderzoek volgt dat de al gesignaleerde risico’s uit het rapport van 15 november 2021
zijn toegenomen en dat er aanvullende risico’s zijn geïdentificeerd. Capgemini acht
een succesvolle implementatie van een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement
per belastingjaar 2025 niet realistisch. Het kabinet heeft daarom besloten om te koersen
op de invoering van het nieuwe stelsel met ingang van het belastingjaar 2026. De budgettaire
derving als gevolg hiervan is eenmalig € 385 miljoen. Deze incidentele derving is
meegenomen in de augustusbesluitvorming. De overbruggingswetgeving zal hierdoor een
jaar langer van kracht zijn. Spaarders zullen – net zoals bij het toekomstige stelsel
op basis van werkelijk rendement – tijdens de overbruggingsfase vrijwel geen belasting
in box 3 betalen als het rendement op spaargeld op het huidige lage niveau blijft.
De planning die in de kamerbrief van 24 juni 20227 is afgegeven zal worden aangepast naar aanleiding van de nieuwe gewenste inwerkingtreding
per 1 januari 2026.
In lijn met de toezegging om halfjaarlijks een rapportage te verstrekken over het
tijdpad zal ik deze planning met uw Kamer delen. Bij het verstrekken van de aangepaste
planning zal ik ingaan op de geïdentificeerde risico’s die ook gelden voor de implementatie
per belastingjaar 2026.
Toezeggingen en moties over vormgeving box 3-stelsel
Tijdens het commissiedebat van 29 juni jl. en het tweeminutendebat op 5 juli jl. over
de contourennota box 3-heffing op basis van werkelijk rendement heb ik een aantal
toezeggingen gedaan en zijn diverse moties aangenomen om uw Kamer nader te informeren
over de vormgeving en uitwerking van het stelsel op basis van werkelijk rendement.
In een brief later in september zal ik ingaan op de volgende onderwerpen:
• Systeemvergelijking tussen een vermogensaanwasbelasting en een vermogenswinstbelasting,
waarbij – ondersteund met cijfermatige uitwerkingen en microberekeningen – onder andere
wordt ingegaan op de budgettaire opbrengst, liquiditeitsproblematiek, mogelijke economische
verstoringen en uitvoeringsaspecten vanuit het perspectief van burgers, de Belastingdienst
en ketenpartners;
• Opties om rekening te houden met inflatie;
• Effect van kwijtscheldingswinst op het armoede- en schuldenbeleid;
• Box-arbitrage, ontwijkingsmogelijkheden en het belasten van vermogen in de breedte
(in box 2 en box 3, vermogen in onroerend goed via buitenlandse constructies en andere
relevante constructies);
• Opties om de werkelijke waardeontwikkeling van onroerende zaken al vanaf inwerkingtreding
te belasten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de WOZ-waarde;
• Beoordeling door de inspecteur of kunst hoofdzakelijk ter belegging wordt gehouden;
• Interactie met toeslagen.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën